GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

donderdag 26 augustus 2010

Overleven is een kunst 14.

Jeugdrechter Streger wacht geduldig af wie de spits zal afbijten. Decoster, die gewoon is het hoogste woord te voeren, moet nu lijdzaam toezien. Wat een bende slapjanussen, denkt hij.
" Mogen wij eventjes overleg plegen? Want u overvalt ons wel met uw vragen. Meestal bereiden wij een vergadering grondig voor, zodat wij de nodige dossierkennis bezitten…"antwoordt directeur Vandenwoestyne.
Zo…de kogel is door de kerk, in dit geval de vergaderzaal. 't Zou gaan tijd worden, denkt de jeugdrechter. Overleggen? Wat valt er te overleggen? Moeten ze hun antwoorden afstemmen op hetgene hij graag wil horen? Het getuigt van teamspirit als ze allemaal op één lijn zitten. De pot zal bij deze zeker de ketel niet verwijten dat hij zwart ziet. ..
" Waarom zou u moeten overleggen? Ik denk dat m'n vragen toch duidelijk genoeg zijn? Of niet soms?"
De directeur haalt z'n schouders op, weet het ook niet meer. Heeft het nooit geweten. Was vroeger directeur van een Lagere School. Als rechtgeaarde katholiek heeft hij zich kandidaat gesteld om directeur te worden van dit gesticht. Wist hij veel waar hij terecht zou komen. Is zoals de meesten hier van de oude stempel. Z'n eerste daad als directeur is een groot bord laten schilderen waarop te lezen staat in Gotische letters: " Orde en tucht moet er heersen." Hij laat het ophangen aan de ingang van de turnzaal, tevens feestzaal. Iedere morgen laat hij verzamelen blazen op de grote binnenkoer. Iedere morgen roepen honderden kinderen die spreuk uit volle borst. Waarna ze samen naar de kapel gaan. In geordende rijen. Een voorproefje voor het leger, zoals hij met de glimlach zei. Bij de meesten is het de enige uitweg die geboden wordt. 't Is het leger of hier blijven zitten tot je meerderjarig bent. En als je weet dat men toen pas meerderjarig was op eenentwintig jaar, dan is de keuze vlug gemaakt.

Pater Siegfried steekt z'n hand op. Nu komt het, eindelijk iemand die de waarheid zal zeggen. Die de vermoedens van jeugdrechter Streger zullen bevestigen. Iemand die zal zeggen dat lijfstraffen hier toegelaten zijn, iemand die het voor de kinderen zal opnemen. Die de schuldigen zal aanwijzen. En de jeugdrechter is niet van plan het hierbij te laten. Lijfstraffen worden alleen nog toegepast in Engeland. Maar daar leven ze nog in de Middeleeuwen. Dit is België. Met z'n vooruitstrevende ideeën. Nee toch?
" Zeg het maar, eerwaarde pater. Moge God u begeleiden in uw antwoorden…" sneert de jeugdrechter.
Het is er uit voor hij het wist, maar hij kan het niet laten.
" Euh, ik sluit me aan bij de directeur, ik denk dat het beter is dat we eerst overleggen…"
Een zucht van opluchting ontsnapt aan de lippen van Decoster. Als ze kunnen overleggen, kan hij de touwtjes terug in handen nemen. Pater Fernandus kijkt naar z'n confrater, wat bezielt pater Siegfried ineens? De kans van z'n leven om schoon schip te maken, laat hij zomaar voorbijgaan. De confrontatie met de overste moet serieus geweest zijn. Maar wie is hij om pater Siegfried te veroordelen. Decoster heeft moeite om zich te bedwingen, wil de boel forceren.
" Wie overleg wil plegen, steekt z'n hand op…"zegt hij met kordate stem.
Ze steken één voor één hun hand op, ook Peggy.
" Zo, meneer de jeugdrechter, dat is dus op democratische wijze geregeld. De meerderheid heeft beslist…"voegt hij er aan toe.

Jeugdrechter Streger heeft z'n tegenstander duidelijk onderschat. Dokter Decoster is niet voor niets psycholoog. Maakt handig gebruik van het gebrek aan tijd dat Streger heeft. Een overleg zal uren kosten, die tijd heeft hij helemaal niet. Dokter Decoster hoopt dat jeugdrechter Streger zal afhaken. Streger z'n hersens werken op volle toeren. Hij kan niets doen, voorlopig toch niet. Moet zich neerleggen bij hun beslissing. Als een ganse directie weigert mee te werken, is er weinig aan te doen.
" Inderdaad, Decoster, een democratische beslissing. Ik leg me erbij neer. Jullie kunnen overleg plegen. Maar ik zal telefonisch laten weten wanneer ik terugkom, jullie kunnen gerust zijn dat het niet te lang zal duren. Laten we zeggen binnen een weekje?"
Tijd brengt raad, denkt Decoster. Op een week kan veel gebeuren. Op een week kunnen we onze stellingen in staat van verdediging brengen. Een telefoontje naar de juiste personen die aan de macht zijn en jeugdrechterke Streger kan de rest van z'n carrière poltoden slijpen op de griffie van de jeugdrechtbank. Decoster grijnslacht, ziet het zo gebeuren…

Einde Eerste deel.

©GoNo

woensdag 25 augustus 2010

waar jij stond

- zie de zeven berken
er groeien zwarte tongen
de dood sprak zijn verleiding uit

't was alles wat jou overbleef -

de dagen veranderen
ik stap naar buiten
kijk terug en naar de verte

stilte opent
vogels tegen de achtergrond van poëzie
en ik geef me over
aan dat wat niet vervuld werd

aanvaard woorden
die hun plekje nooit vonden, weggleden

langs de vastgeroeste weide
en achter de bomenrij

het water
waarop jij je ogen rusten liet

als teken naar het onbekende
nog groter dan de diepte en de afgevallen bladeren
die je elk een naam gaf, verward

omdat ze geen antwoord gaven
en je mond meer en meer smaakte
naar aarde

tot steen verweerd, afgesloten
van de jaren rondom de berken

en het zichzelf verlaten

- zie de zeven dagen
er groeien witte nevels
langs hun gevels –

© kerima_ellouise

Overleven is een kunst 13.





Psycholoog Decoster is in z’n nopjes, hij glundert. Een streep door de rekening van jeugdrechter Streger. Wat denkt die wel. Decoster z’n vermoedens worden bevestigd, die jongen is gewoon een rotkereltje zoals de rest. Niet meer en niet minder. Het pak slaag heeft hem, zo te zien, goed gedaan. De methode van de harde hand begint nu al vruchten af te werpen. Nu nog de nodige medicatie en de jongen wordt zo mak als een lammetje.
Jeugdrechter Streger kijkt in de ogen van de jongen, ziet de hulpeloze blik. Z’n ogen spreken een ander verhaal dan z’n mond. Begint zich af te vragen waarom hij naar sectie D moet. Die jongen is helemaal geen zwaar geval. Streger besluit om de stier bij de horens te vatten, frontaal in de aanval te gaan. Hij begint er stilletjesaan genoeg van te krijgen. Pater Siegfried heeft er al lang genoeg van, maar moet zwijgen van z’n overste. Doe uw job als begeleider en meer moet dat niet zijn. Zelfs al komen de kinderen hun geheimen vertellen in de biechtstoel, dan ben je nog gebonden aan het biechtgeheim. Begrepen, waarde confrater? Daarmee is de kous af voor de eerwaarde overste, die knielt op z’n kerkstoel om te bidden tot de Heer. Die hem waarschijnlijk de H.Geest zal sturen in de vorm van een witte duif. ..Van Verlichting gesproken.
“ Ik kom straks nog eventjes langs, rust nu nog maar wat…”zegt jeugdrechter Streger.
De jongen is dankbaar dat ze hem gerust laten. Voorlopig toch. Zo krijgt hij de tijd om na te denken wat de beste strategie is om hier te overleven. Tegen de stroom inroeien of zich laten meedrijven…

Ze zitten in de grote vergaderzaal, Jezus kijkt vanop z’n kruis alsof Hij hen in de gaten moet houden. De zaal ruikt naar boenwas. Op een lange eikenhouten kast branden twee kaarsen voor een Mariabeeld. Jeugdrechter Streger denkt er het zijne van. Hij is tegen al die symbolen van het katholiek geloof. Vindt dat een gesticht onpartijdig moet zijn. Maar met een meederheid van katholieken in de regering zal er weinig of niets veranderen.
Op de lange tafel staat geurende koffie met zelfgemaakte boterkoekjes. Jeugdrechter Streger steekt een sigaret op. Vandewoestyne, de directeur, is nu ook aanwezig.samen met z’n secretaresse Peggy. Hoofdopvoeder Maurice zit naast dokter Decoster. Maurice trekt het zich allemaal niet veel meer aan, nog zes maanden en dan kan hij genieten van een welverdiend pensioen. Z’n taak bestaat erin om het werk van de opvoeders in goede banen te leiden. Opvoeder Marcel is de gedoodverfde opvolger van hem. Hij is er vierkant tegen, maar legt zich neer bij de beslissing van de directie. De procedure, die een examen voorschrijft wordt netjes omzeild, want mensen met meer dan vijf jaar ervaring in het opvoeden van kinderen hoeven geen examen te doen. Die wet zou moeten veranderen, maar voorlopig blijft alles bij het oude.
“ Zo, mijne heren en mevrouw, laten we beginnen met deze vergadering. U bent vrij om mij vragen te stellen. Vragen die betrekking hebben op de sociale dienst van de jeugdrechtbank, vragen over de toekomst van het jeugdbeleid. Maar laat ik me eerst eens voorstellen, ik ben jeugrechter Streger. Licenciaat criminologie, afgestudeerd op het proefschrift socio-psychologische theorieën. Hoewel ik nog jong ben, verdiep ik mij al jaren in deze materie…”
’t Is plotseling stil in de vergaderzaal. Decoster verslikt zich bijna in z’n kopje koffie. Begint aan een complot te denken. Negen kansen op tien dat die jeugdrechter er ene is van de socialistische strekking. Ze zitten overal tegenwoordig. Decoster weet dat hij moet oppassen met het verkondigen van z’n theorieën, die kerel kent er waarschijnlijk evenveel van als hij.
“ Geen vragen? Iedereen schijnt hier alles te weten? Goed zo. Kunnen we overgaan tot de essentie van deze vergadering. Want in tegenstelling tot jullie, heb ik wel enkele vragen…”
Zijn dat zweetdruppels die plots verschijnen bij Decoster? De paters schuiven van de ene bil op de andere, zitten er ongemakkelijk bij. Peggy wordt rood, waarom weet ze zelf niet. Het lijkt hier wel de Inquisitie, straks verbranden ze haar nog als heks. Waar een mens allemaal niet aan denkt hé?
“ M’n eerste vraag is de volgende: wie is opvoeder Marcel? Ik bedoel wat is z’n staat van dienst hier? Ik heb stellig de indruk dat die man spanningen veroorzaakt. Geef me eens een beschrijving van de opvoedkundige waarde van die man. Welk diploma heeft hij, hoeveel jaren dienst en hoe het komt dat hij hoofdopvoeder wordt? Wie gaat mij inlichten? U, meneer de directeur? Of misschien de hoofdopvoeder? Of pater Siegfried? Nee, Decoster, netjes uw beurt afwachten hé? Spreken als het u gevraagd wordt.” Decoster wordt fijntjes op z’n plaats gezet, krijgt de kans niet om het spel naar z’n hand te zetten. Voelt zich plots een kind dat z’n speelgoed afgepakt wordt.
Daarmee is de toon gezet en het bewijs geleverd dat jeugdrechter Streger helemaal niet een onnozele rechtertje is, die men met een kluitje in het riet kan sturen…

©GoNo

dinsdag 24 augustus 2010

Overleven is een kunst…

Kon ik maar voor heel even
mooie herinneringen herbeleven
de slechte aan de kant vegen
zodat ze niet verder op me wegen

kon ik alles maar eventjes overdoen
’t zou meer waard zijn dan een miljoen
om alle fouten gemaakt in ’t verleden
uit te kunnen wissen in ’t heden

maar gedane zaken nemen geen keer
de toekomst wijst het uit, telkens weer
leven in een hel is blijkbaar een gunst
daarom is overleven voor mij een kunst…

©GoNo

Overleven is een kunst 12.

“ Heb je nog niet genoeg schade aangericht?”vraagt pater Siegfried. Hij kan amper z’n woede beheersen. Jezus kan wel zeggen dat je je naaste moet liefhebben, maar de duivel heeft men ook niet lief. De pater staat nu recht tegenover opvoeder Marcel. Het lijkt wel op een revolverduel in de ondergaande zon. Alleen de muziek van Ennio Morricone ontbreekt. Beiden vergeten dat er hoog bezoek aanwezig is. Jeugdrechter Streger bekijkt het tafereeltje van op afstand. Wat een vertoning. Twee volwassenen die elkaars bloed kunnen drinken. Hier moet meer aan de hand zijn. Als de kinderen een voorbeeld moeten nemen aan die twee heren, dan zal er ongetwijfeld nog veel werk aan de winkel zijn om hen terug op het rechte pad te brengen.
Dokter Decoster doet nu ook z’n intrede. De grote psycholoog overziet in één oogopslag de situatie. Ziet dat opvoeder Marcel waarschijnlijk het onderspit zal delven. Dit mag niet uitlopen op een handgemeen, hij heeft opvoeder Marcel nodig. Als een volleerde diplomaat gaat hij tussen beide heren staan.
“ Wat is het probleem?”vraagt hij met sussende stem.
“ Het probleem is dat Marcel hier niets te zoeken heeft. Bij mijn weten is dat hier de ziekenzaal en niet sectie D. Ik denk dat er duidelijke afspraken gemaakt zijn omtrent zieke kinderen. Hier stopt de opvoeding en begint de verpleging.”zegt pater Siegfried, die z’n kalmte herwonnen heeft.
“ Ik ben verantwoordelijk dat opvoeder Marcel hier is. Ik heb hem gestuurd om een verkennend gesprek met die jongen te doen. Gezien de jongen z’n ziekenbed toch niet kan verlaten, waar ik dik m’n twijfels over heb, want volgens z’n dossier is hij een geboren manipulator.” Dokter Decoster zegt het op een toon die geen tegenspraak duldt. Wie zou het wagen om z’n autoriteit in twijfel te trekken?
“ Zo, nu dokter Decoster hier is, is m’n aanwezgheid zeker overbodig?” Opvoeder Marcel doet moeite om z’n satanisch lachje te onderdrukken. Kijkt naar pater Siefried met een air van “ zie je wel, ik win altijd”. Pater Siegfried doet een schietgebedje, maar ’t helpt niet veel…

“ Boeiend, heel boeiend, moet ik zeggen…jullie zouden er beter aan doen jullie meningsverschillen uit te vechten op de dagelijkse vergadering…”zegt jeugdrechter Streger met kwade stem. Terwijl hij naar dokter Decoster kijkt. Decoster voelt zich geviseerd. Weer zulk een jong jeugdrechtertje die de wereld gaat veranderen. Vanachter een bureau. Wat weet die nu hoe de realiteit in elkaar zit? De realiteit is dat hier kinderen zitten die hun ouders vermoord hebben, kinderen die des duivels zijn, kinderen die verslaafd zijn aan drugs. Decoster wil en kan geen onderscheid maken. Dat jeugdrechtertje moet toch weten welk vlees hij in de kuip heeft? Z’n voorganger heeft die kinderen toch niet voor niets hier geplaatst?
Jeugdrechter Streger begint pater Siegfried te begrijpen. Hij voelt nu ook een zekere spanning opkomen. Hij neemt zich voor om later eens een deftig gesprek te hebben met die pater. Om een beetje inzicht te krijgen in de interne keuken van dit gesticht. Hij draait zich om en gaat naar het ziekenbed van de jongen. Decoster staat achter de jeugdrechter, kijkt pal in de ogen van de jongen alsof hij een slangenbezweerder is. Is nu al een verdediging aan het opbouwen.
“ Deze jongen hier lijdt aan hallucinaties, waarbij hij zichzelve verwondingen toebrengt. Die gaan van tegen de muur bonken met z’n hoofd tot het zich expres laten vallen van trappen…’k weet het ’t is erg, maar in samenspraak met de dokter zal er een begeleidingsplan met gepaste medicatie op punt gezet worden…” zegt dokter Decoster alsof hij een medisch verslag aan het opzeggen is.
Pater Siegfried kijkt verbaasd op, pater Fernandus loopt rood aan. Beiden weten wel beter. Die verwondingen zijn niet aangebracht door de jongen, die zijn er gekomen door ene opvoeder Marcel. Maar met zulke uitleg door Decoster is de weg vrij naar nog meer kindermishandeling. Die twee dekken elkaar in, zoveel is duidelijk.
“ Kan je spreken? Ik ben jeugdrechter Streger, je nieuwe jeugdrechter. Vertel me eens wat er gebeurd is?”vraagt jeugdrechter Streger aan de jongen.
“ Ik ben gevallen…..meneer de jeugdrechter.”

©GoNo

maandag 23 augustus 2010

Overleven is een kunst 11.



Jeugdrechter Streger heeft gemengde gevoelens bij deze instelling. Totaal voorbijgestreefd is z’n conclusie. Hier kweekt men geen toekomstige modelburgers. Kinderen horen op te groeien in een sfeer van geborgenheid, warmte en een luisterend oor voor hun problemen. In een luchtige omgeving met veel licht, niet zoals hier waar alles naar de middeleeuwen ruikt. In plaats van al dat geld in verbouwingen te steken, zou men er beter aan doen nieuwe instellingen uit de grond te stampen. ’t Zou een pak goedkoper zijn.
De keuken is pas vernieuwd, is nu een moderne industriele grootkeuken. Vandaag staat er stoofvlees met frietjes op ’t menu. Of jeugdrechter Streger even wil proeven? Natuurlijk. ’t Moet gezegd het eten is voortreffelijk. Toch nog een lichtpuntje in het, voor de rest, saaie bestaan van de kinderen. Jeugdrechter Streger komt in tijdsnood, vraagt om een punt achter de rondleiding te zetten. Wil z’n kinderen spreken, daarvoor is hij gekomen. Opvoeder Marcel heeft er geen goed oog in, niet dat hij zich schuldig voelt, maar er zijn hier een paar kinderen die z’n carrière en z’n promotie in de weg kunnen staan. Van de twee oudsten van z’n sectie moet hij niet bang zijn. Die zijn zeventien en achttien. Charlie ( feitelijk heet gewoon Charel ) vertrekt binnen een paar maanden naar het leger. De enige manier om hier buiten te geraken. Anders blijft men hier zitten tot z’n eenentwintig jaar. Zo men al niet voor de rest van z’n leven in de psychiatrie belandt. Bij sommigen ligt hun loopbaan nu al vast. Van gesticht naar gesticht, naar pleeggezinnen, naar homes, naar de gevangenis. Een viscieuze cirkel. Die raar of zelden doorbroken wordt.
Opvoeder Marcel denkt aan de jongen in de ziekenboeg. Hij is er zeker van dat die z’n grote muil niet zal kunnen dichthouden, die jongen is hier twee dagen en is nu al de nagel in z’n doodskist. Instinctief voelt opvoeder Marcel aan, dat die jongen z’n wil zomaar niet gebroken kan worden. Hij moet uit een ander vaatje tappen, maar dialoog is z’n sterkste punt niet. Geweld daarentegen…
Opvoeder Marcel rept zich naar de ziekenzaal, wacht het moment af dat de non van dienst zich verwijdert. De kinderen zien hem met angst in hun hart binnenkomen. Doen hun ogen dicht, proberen hun ademhaling onder controle te krijgen. Hij moet met z’n vieze poten van hun lichaam blijven. Maar Marcel heeft geen oog voor de andere kinderen. Hij komt voor één welbepaalde persoon.
“ Voel je je al wat beter?”
De jongen zegt niets, tegen lucht spreekt men niet.
“ Sorry dat ik me zo laten gaan heb, ’t was niet m’n bedoeling je zo hard aan te pakken. Maar geef toe dat je het zelf een beetje gezocht hebt hé?”
De knaap doet er nog steeds het zwijgen toe, kijkt hem recht in de ogen, ziet de schijnheiligheid in opvoeder Marcel z’n ogen. Marcel voelt er zich ongemakkelijk bij, die ogen die constant van kleur veranderen kijken dwars door hem heen. Misschien moet hij hem nu al promoveren tot sectie-oudste? Als voorlopige helper van Charlie? Die jongen gaat gegarandeerd voor heibel zorgen op z’n sectie, dat weet hij nu al zeker.
“ Kunnen we geen vrienden worden?”vraagt hij in een laatste poging om de jongen aan z’n kant te krijgen. Een flauwe glimlach verschijnt op de jongen z’n gelaat. Natuurlijk gaan we vrienden worden, denkt de jongen, overleven is een kunst en daar is hij goed in.
“ Zeg, het kan zijn dat de jeugdrechter straks langs komt, je weet toch wat je moet zeggen hé? Geef de goede antwoorden aan de jeugdrechter en ik zorg er voor dat je hier de tijd van je leven zult doormaken. Je kunt zelfs sectiehelper worden en dat, m’n vriend, heeft zo z’n voordelen. Ik denk niet dat je achterlijk bent. En iemand met jouw verstand kan het ver schoppen in ’t leven. Hebben we een deal?”
Nog voor de jongen kan antwoorden gaat de deur open en staan pater Siegfried, pater Fernandus en de jeugdrechter in de ziekenzaal. Opvoeder Marcel voelt zich betrapt, heeft geen enkele reden om hier te zijn. Hier mogen alleen opvoeders komen met toelating van de dokter. Veel rusten maakt deel uit van het genezingsproces. En het is de dokter opgevallen dat telkens opvoeder Marcel verschijnt, er spanning in de lucht hangt…

©GoNo

zondag 22 augustus 2010

Overleven is een kunst 10.

Een beetje uitleg…

Dokter Mulders doet alle dagen een vluchtige ronde, bijgestaan door één van de jonge nonnen, die hier schijnbaar stage lopen. ’t Is een vriendelijke dokter, die zich aan het specialiseren is in het behandelen van kinderziekten. Z’n vervanger is er één van de oude stempel, die werkt alleen volgens het boekje. Vandaag moet de jongen bij de jeugdrechter verschijnen. Een pasbenoemde jeugdrechter. Jeugdrechter Streger maakt er een punt van om zoveel mogelijk de onder zijn hoede vallende kinderen persoonlijk een bezoekje te brengen. Als nieuwe jeugdrechter krijgt hij al onmiddellijk zo een tweehonderdtal dossiers te verwerken. Jeugdrechter Streger mag dan wel nog jong zijn, maar heeft wel een klare kijk op hoe een jeugdrechtbank met al wat erbij hoort, zou moeten werken. Hij zit nog boordevol idealen, die met het ouder worden beetje bij beetje zullen afbrokkelen…

De jeugdrechter wordt bijna met de rode loper binnen gehaald. ’t Zal wel iets te maken hebben met het binnenhalen van subsidies. Voor de paters vertegenwoordigt ieder kind een som geld. Dus op het hoofd van een kind staat een prijs. Hoe meer kinderen, hoe meer subsidies. Het enige dat de regering wil, is dat er aan heropvoeding gedaan wordt. In de ruimste betekenis van het woord. Ieder kind, de gerechtskinderen zoals ze overal genoemd worden, valt onder verschillende ministeries. Het Ministerie van Justitie, het Ministerie van Welzijn & Sport, het Ministerie van Onderwijs. De Regie der Gebouwen hebben ook nog een vinger in de pap, want die staan in voor het onderhoud en de accommodatie. Al die excellenties willen hun eigen stempel drukken op het beleid. Beslissingen worden niet altijd genomen in het voordeel van de geplaatste kinderen. De administratieve molen draait zij het langzaam. Het kan gemakkelijk drie tot zes maanden duren eer een beslissing doorgevoerd kan worden. Om dan tot de conclusie te komen dat de eerdere genomen beslissing niet meer werkbaar is wegens voorbijgestreefd. Dus roeit men met de riemen die men heeft en blijft alles dode letter. De instellingen vullen naar eigen goeddunken hun programma’s in. Projecten met ronkende namen worden op stapel gezet. Leerprogramma’s met moderne dictatische middelen, kunst-en cultuurprogramma’s, tot zelfs brei-en naaiprogramma’s. Want jongens moeten dat ook kunnen.

Er zitten hier momenteel meer dan honderd kinderen, verdeeld over veschillende secties. Met een aparte sectie voor de zware gevallen. Iedere sectie heeft een sectieoverste, bijgestaan door een hoofdopvoeder en verschillende opvoeders. Meestal is een pater sectieoverste, maar daar komt binnenkort verandering in. De regering heeft op haar ministerraad beslist om zelf competente medewerkers te benoemen. Met de juiste partijkaart, welteverstaan hé. De paters zijn er tegen. Maar kerk en staat zijn gescheiden. En uit wiens hand men eet, z’n taal men spreekt. De reden dat pater Sigfried geen sectieoverste kan worden, blijft vaststeken in z’n rol als leerlingenbegeleider. Da’s z’n werk hier. Leerlingen begeleiden met leerachterstand. Geloof me vrij, hier lopen er nogal wat analfabeten rond. Ongelooflijk en dat in de 20ste eeuw.

Jeugdrechter Streger krijgt een rondleiding door het immense gebouw met z’n vele donkere gangen. ’t Is hier niet bepaald een gesticht waar het zonnetje alle dagen schijnt. Dat heb je met die oude kloosters, denkt hij. De kelderverdieping wordt vermeden. De twee jongens die er nog zaten zijn overgeplaatst naar een andere sectie. Na bijna een maand in complete afzondering zijn ze zo mak als een lammetje. Een bewijs dat de aanpak in de instelling vruchten afwerpt. Decoster en Verbraeken halen zo hun slag thuis. Schrijven er zelfs heel geleerde boeken over.
De jeugdrechter wordt voorgesteld aan de verschillende sectieoversten. Opvoeder Marcel vertelt hoe zijn sectie werkt. Die van de “ zware gevallen”. De jongens zijn aanwezig en geven gedisciplineerd antwoord op de korte vragen van jeugdrechter Streger. Het valt de jeugdrechter op dat er hier wel veel rondlopen met blauwe plekken. Maar aan sport doen kan soms gevolgen hebben. En ’t zijn niet allemaal brave heiligen. De jeugdrechter is ook niet van gisteren, voelt dat er iets niet klopt. Maar wat? Hij weet niet dat men beloofd heeft aan de zware gevallen dat ze een extra pakje sigaretten krijgen en ’s zondags naar een filmvoorstelling mogen in de turnzaal, die tevens dienst doet als feestzaal. Voor de kinderen is het een verademing, een tijdelijke onderbreking van de dagelijkse sleur. Opvoeder Marcel weet nu al dat hij ze gaat straffen met het afnemen van die gunst. De oudsten, die mee de tucht bewaren, zullen mogen genieten van die gunstmaatregel. Wat zal leiden tot nog meer opgekropte woede. Die vroeg of laat tot een uitbarsting moet komen…

©GoNo

zaterdag 21 augustus 2010

’t Wordt tijd…

Dozen met vergeelde foto’s
met slingers en kerstballen
een doos met oude gedichten
en kinderlijk geschreven verhalen
m’n fantasie is aan ‘t afdwalen

’t wordt tijd dat ik grote kuis ga doen

dozen met halfvergane rekeningen
waar muizen een feestmaal aan hadden
m’n kinderen hun schooltekeningen
hun talent hadden ze van hun papa
zo te zien weinig of niets van hun mama

’t wordt tijd dat ik grote kuis ga doen

kapotte biljartkeu en vogelpik
een tas met m’n beeltenis, zonder oor
gekregen omdat ik papa nr één was
’t staat er duidelijk op te lezen hoor
god, wat voelde ‘k me toen in m’n sas

’t wordt tijd dat ik grote kuis ga doen

herinneringen aan wie we zijn of waren
maar m’n bootje moet nu naar de einder varen
‘k heb al zoveel storm en wind doorstaan
’t wordt tijd dat ik m’n eigen gangetje zal gaan…

©GoNo

Voor ik zal bezwijken…

Voor ik zal bezwijken
onder de immense druk van ’t leven
zal ik eventjes kijken
of ik alles aan iedereen heb gegeven

misschien zijn er nog dromen
die iemand graag hebben wil
ze zijn toch nooit uitgekomen
ze waren een beetje te muisstil

laat ik m’n subliem geschreven gedichten
je triestig leven wat opbeuren
’t kan de winter van je leven wat oplichten
met gratis geuren en kleuren

voor ik zal bezwijken
onder de immense druk van ’t leven
zal ik eventjes kijken
naar hetgene wat mij heeft gedreven…

©GoNo

de vijver

de droom vannacht
kon ik niet sussen

tussen zwarte waterplanten
dwong hij mij om gebaren
over te nemen

aldoor voelde ik de pijn
van ieder bewegend blad, verward
en opzij gedraaid

klokken lagen verspreid
op iedere begaanbare
rimpel

haalden mij
terug

naar de diepe grond
waar lakens lagen, dicht
bij elkaar

met vlekken als donkere ogen, als een koud weerzien
die rond kinderballonnen krioelden
en alle kleuren hoonden
nergens heen

ik verzonk in doorzichtige lijfjes
toen het watervlak
brak

moeizaam
boven het blauwe leven

©kerima_ellouise

De Duiker & de Kleine Reuzin

Overleven is een kunst 9.




Wegens gevaar voor een infectie heeft de verpleegster besloten de jongen over te laten brengen naar de ziekenzaal. Z’n kapotgebeten lip is opnieuw genaaid onder plaatselijke verdoving. Decoster is razend, maar kan niets doen. Hij kan onmogelijk in de clinch gaan met dokter Mulders, die op de koop toe consultaties doet in het St-Janhospitaal. Dokter Mulders vraagt bij herhaling vanwaar die blauwe plekken en kneuzingen komen. Hij kan niet optreden als er geen klachten zijn. Maar iedere jongen die ze hier binnen brengen, vertelt hetzelfde verhaaltje. Gevallen van de trap, uitgegleden, tegen een kastdeur gelopen, vechtpartij met een andere jongen. En telkens duikt de naam van opvoeder Marcel op. Toch wel heel toevallig, denkt de dokter…

Pater Siegfried en pater Fernandus staan aan het ziekenbed van de jongen. De jongen doet alsof hij slaapt. In het bed naast hem ligt een knaap die al voor de tweede keer zelfmoord probeerde te plegen. Hij ligt vastgebonden op het bed met riemen. Ze zijn nu op zoek naar een psychiatrische instelling die hem wil opnemen. Maar de plaatsen zijn beperkt, er is meer vraag dan aanbod. De jeugdrechter is akkoord, maar jeugdrechters in die tijd waren schijnbaar met alles akkoord. Lezen zelfs de verslagen niet meer, geen tijd, teveel werk. Ze plaatsen kinderen daar waar er plaats is. De kinderen moeten wel op ’t matje verschijnen, maar hebben geen enkel recht. Zo komt het dat alles en iedereen over dezelfde kam geschoren wordt. Zo komt het ook dat kinderen uitgroeien tot potentiële moordenaars. Als men opgroeit tussen kleine crimineeltjes, moet men achteraf niet verwonderd zijn dat ze later het pad van de misdaad bewandelen. Een studie van een professor aan de KUL wees uit dat meer dan 82% van de geplaatste kinderen later voor de correctionele rechtbank moest verschijnen wegens feiten gepleegd die ontegensprekelijk verband hielden met hun jeugd. De regering haar antwoord is: strenger optreden, iedere vorm van rebellie in de kiem smoren.

Wat moeten we morgen de jeugdrechter vertellen? Hoort de jongen pater Fernandus vragen. Gewoon de waarheid, zegt pater Siegfried. Gewoon de waarheid. De waarheid kent vele meesters. Als men lang genoeg leugens herhaalt worden ze ook waarheid. ’t Is maar hoe je het bekijkt. Kijk maar naar de reclameboodschappen.

De jongen zit rechtop in bed. Kijkt naar de witte gordijnen die dichtgeschoven zijn. Het geeft een beetje privacy, een zekere geborgenheid. Hij hoort de andere zieken maar ziet ze niet. De verpleegster, een jonge non, is vriendelijk en meelevend. Maar de jongen is op z’n hoede. Zwijgt als een graf. De non probeert uit te vissen wat er juist gebeurd is. Z’n antwoord is steevast dat hij gevallen is. Het gordijn wordt opzij geschoven, de grijnzende kop van opvoeder Marcel zal zeker niet bijdragen tot het helingsproces.
“ Wel vriendje, je hebt het mooi voor elkaar gekregen hé? Maar ik heb goed nieuws voor je, je hoeft niet meer in afzondering. Goed hé? En ik heb nog beter nieuws voor je. Je komt op mijn sectie terecht. Ik verheug me er al op…”
Eventjes al dat goede nieuws laten doordringen, denkt opvoeder Marcel.
De sectie van opvoeder Marcel is die van de zware gevallen, van moordenaars en geweldplegers. Zeker niet de sectie waar een jongen als hij thuis hoort. Daar krijgen ze sigaretten als beloning, daar hanteert men het principe van de wet van de jungle. De sterkste overleeft. Van opvoeder Marcel zijn ze bang, die heeft z’n eigen wetten. Die laat soms de oudsten van de sectie beslissen over de straffen. Die ze dan zelf mogen uitvoeren. De meeste valpartijen gebeuren op die sectie.
“ Je bent er stil van geworden, zie ik, een mens kan soms laag vallen hé?” zegt opvoeder Marcel met de nadruk op “vallen”.
De jongen z’n hart bonst tot in z’n keel. Hij mag niet antwoorden, geen aanleiding geven tot nog meer haatgevoelens. Want dat opvoeder Marcel hem haat staat als een paal boven water. Voorlopig zit hij hier nog veilig. Zolang de dokter hem niet laat gaan. Maar er komt een dag dat…

©GoNo

vrijdag 20 augustus 2010

Overleven is een kunst 8.

Opvoeder Marcel brengt de jongen weg. De weg loopt deze keer niet naar boven, maar recht naar beneden. Hij steekt het licht aan op de keldertrap, het ruikt er muf en een rat loopt schichtig voor z’n voeten weg. Het zijn de oude gewelven die vroeger dienst deden als cachot. Ten tijde van Napoleon, die het klooster nog gebruikt heeft als kazerne. Er is niets veranderd, alleen is er nu elektriciteit in plaats van olielampen en kaarsen. Het stinkt er naar ontsmettingsmiddelen, die de muffe geur niet kunnen verbergen. Opvoeder Marcel neemt een sleutelbos van een haak, doet de celdeur open, duwt de jongen hardhandig naar binnen.
“ Zo vriendje, nu zijn we alleen. Ga je nu nog zo een grote muil opzetten? Ik ben Decoster niet. Bij mij zal je leren luisteren hoor…”
De opvoeder trekt de jongen naar zich toe, het kwijl loopt uit z’n verwrongen mond. De jongen is niet opgewassen tegen de brute kracht van opvoeder Marcel. Hij stompt de jongen hard in z’n maag. Zo hard dat z’n pasopgegeten lunchpakketje er terug uitkomt. Op de kledij van opvoeder Marcel. Wat hem nog meer woedend maakt. Maar z’n razernij is er ene van het berekende soort.
“ Vuile vetzak, ik zal je leren…”bijt hij de jongen toe.
De knaap verbijt z’n pijn, heeft al zoveel harde slagen moeten incasseren van een dronken vader die hem gebruikte als punchbal. Probeert terug te vechten, maar ’t heeft geen zin. Opvoeder Marcel slaat hem waar hij goesting heeft. Er wel voor zorgende dat hij de jongen niet raakt op z’n gezicht. Want morgen komt de jeugdrechter. De jongen ligt te kronkelen op de grond van de pijn, heeft z’n lip kapotgebeten, het bloed vloeit over z’n kin. Opvoeder Marcel ziet het niet eens. Schopt de jongen in z’n rug…
“ Als men je iets vraagt, dan ben je gevallen…begrepen?”

Hij hoort opvoeder Marcel weggaan. Blijft liggen waar hij ligt. Hoort de voetstappen wegsterven in de gang. Plots is het stil. Hemels stil. Een klein peertje geeft een zwak licht af in z’n cel. Er staat alleen een brits van beton. Met één deken. In de hoek een plastic emmer met deksel en een rolletje wc-papier bovenop. Het is er vochtig. De jongen huilt zachtjes. Klagend jankend als een gewond dier. Hij probeert op te staan, maar gans z’n lichaam doet pijn. Ik zou willen slapen en nooit meer wakker worden, denkt de jongen. Waar is pater Siegfried nu hij hem nodig heeft? Waarom hebben ze hem niet in het Observatiecentrum gelaten? Ze hebben toch beloofd dat hij na drie maanden naar huis mocht? Waarom houden grote mensen nooit hun woord?

De jongen weet niet hoe lang hij hier al ligt. Heeft gedroomd van z’n familie. Maar z’n droom eindigde met de behaarde klauw van z’n vader die hem de zoveelste pandoering gaf. Z’n moeder verdedigde hem niet, zal het wel verdiend hebben, hoorde hij haar zeggen. Hij heeft geen tijd om er verder over na te denken want een luikje in de deur wordt opengeschoven.
“ Eten komen halen…”Kort en bondig.
De jongen probeert recht te komen, maar het gaat niet.
“ Ik kan niet rechtstaan. Help me alstublieft…”
De deur gaat open, langzaam, je weet maar nooit. Er staat een pater in de gang. Een dikke weldoorvoede pater. Pater Fernandus is verantwoordelijk voor de kelderverdieping, de “ catacomben “ zoals hij het meesmuilend placht te noemen.
“ Wat is er hier gebeurd?”
“ Ik ben gevallen…”
Pater Fernandus gelooft er niets van. Hij zet de schotel op de grond. Helpt de jongen beetje bij beetje recht. Draagt hem naar de brits. De jongen heeft verzorging nodig, zoveel is duidelijk. Hij zet de schotel op de brits, lepelt hem wat soep op.
“ Ik zal de verpleegster bellen, niet weglopen hé?” De pater wordt gewaar dat hij een kemel van formaat schiet. De jongen kan amper op z’n benen staan. En naar waar zou hij lopen? Spijts alle pijn komt er een glimlach op de jongen z’n gelaat. Daar verschiet pater Fernandus van. Hij moet plotseling denken aan Jezus Christus op z’n kruis, die z’n beulen vergaf…

©GoNo

donderdag 19 augustus 2010

Boven het duin




ik kijk al dagen naar de lucht
en de indruk om aanwezig te zijn
wijkt verder terug
wanneer de ene wolk
de andere wordt, op weg naar
het westen

het is duidelijk, zeg ik
met droefheid in mijn stem

op het moment
dat mijn lange wapperende sjaal
de wind verliest

dat als straks de horizon komt
ik zal verdwijnen in het vergeten

en als dan ook het vergeten verdwijnt
ik niet meer zal weten waar ik ben

laat me daarom nog één keer fluisteren
mijn lief

ik heb hier, zover je ziet
tijloos
op je gewacht

©kerima_ellouise

Overleven is een kunst 7.

De dagen worden aanééngerijgd als parels aan een ketting. Met het enige verschil dat parels glanzen, op de jongen z’n dagen zit weinig glans. Het is nu al drie dagen geleden dat hij kennis gemaakt heeft met Decoster. Stipt om drie uur werd hij het bureel binnengeduwd door opvoeder Marcel. Opvoeder Marcel is in alles de tegenpool van pater Siegfried. Staat op het punt om hoofdopvoeder te worden. Is gevreesd bij de kinderen wegens z’n losse handjes. Deinst er niet voor terug om een kind tegen een muur te plakken. De jongen zou het vlug genoeg ondervinden, maar weet het nu nog niet…

Decoster kijkt naar de jongen die voor hem staat. Zoekt naar een spoortje van onderdanigheid, een teken van bevreesdheid. Niets van dit alles te vinden in de ogen van de knaap. Z’n lichaamstaal spreekt boekdelen. Hij staat voor hem met een zekere trots. Een trots die vraagt om gebroken te worden. Daar ben ik goed in, denkt Decoster. Afbreken tot op de grond en op nieuwe fundamenten bouwen. Een karakter kan opnieuw gevormd worden. ’t Is kwestie van tijd en tijd hebben ze hier genoeg.
Opvoeder Marcel blijft achter de jongen staan. Als bewaker. Sedert er een gastje van zestien de pedalen verloor bij Decoster en de briefopener als mes wilde gebruiken, zijn de regels strenger geworden. Decoster mag dan wel een grote muil hebben, maar hij is z’n leven nog niet beu. Deze jongen ziet er niet gevaarlijk uit en toch is hij op z’n hoede. Stille waters kunnen diepe gronden hebben.
Hij verdiept zich in het dossier van de knaap, murmelt ‘zozo’, kijkt over z’n brilletje, meet zich een air van belangerijkheid aan. Kruist z’n armen, speelt met z’n bic. Klik, klik…klik, klik.
“ Zozo…je bent goed op weg om een loopbaan te beginnen in de misdaad, zie ik. Geld gestolen uit moeder haar portemonnee, geld gestolen uit de clubkas van de scouts, poging tot brandstichting, constant spijbelen, niet luisteren naar het ouderlijk gezag. Liegen en bedriegen is schijnbaar uw tweede natuur hé?”
Misschien wou de jongen alleen maar aandacht vragen. Misschien was het een noodkreet. In plaats van al die testen te doen, hadden ze misschien beter eens gezocht naar de oorzaak van al die ellende. Proberen te bewijzen dat de jongen een ziekelijke geest heeft, is niet zo moeilijk. Alles wat een beetje afwijkt van het normale is ziekelijk. Ook volgens Decoster, die vastgeroest zit in z’n vooroordelen. Decoster wacht op een antwoord. De jongen doet er het zwijgen toe. Kijkt met onbevangen ogen naar het potsierlijke heerschap dat voor hem zit. Moet hij daar respect voor hebben? Waarom zijn al die zogenaamde psychologen zo doordrongen van hun kennis van het menselijk brein? Wat weten die nu wat er zich afspeelt in z’n brein? De jongen weet dat Decoster op z’n antwoord wacht, weet ook dat hij een volgende aanval mag verwachten. Maar hij is niet bang, laat maar komen. Z’n zorgvuldig opgebouwde muurtje zal hem beschermen. Geen tranen meer in ’t bijzijn van personen die hem willen kwetsen.
“ Wel? Wat is je antwoord hierop?”vraagt Decoster met snijdende stem.
Opvoeder Marcel geeft de jongen een duwtje in de rug. Een vingerwijzing naar wat er zou kunnen gebeuren als hij niet vlug een antwoord geeft. Laat me vijf minuten alleen met die jongen en hij geeft alle antwoorden die je maar wilt.
“ Wat zou ik moeten antwoorden? Of ik nu zeg dat de helft gelogen is of niet, wie zal er mij geloven? Het enige dat ik wil, is naar huis gaan. M’n mama heeft beloofd dat het maar voor drie maanden zou zijn…”
Opvoeder Marcel en Decoster horen het plots in Keulen donderen. Wat een vranke smoel heeft dat kereltje. Decoster loopt rood aan. Dit is niet het antwoord dat hij wilde krijgen. Hij is gewoon dat ze schuld bekennen, de eerste stap naar een terugkeer op ’t goede spoor. Opvoeder Marcel geeft de knaap een tik tegen z’n vlaskop. Niet te hard, niet te zacht. Maar wel voelbaar. M’n vader sloeg harder, denkt de jongen.
“ We beginnen opnieuw, wat is je antwoord hierop?”
“ Dat m’n vader harder sloeg…”antwoordt de knaap.

Decoster is nu helemaal het noorden kwijt. Begint meer en meer te denken dat de jongen door de duivel bezeten is. Hij zal hem kraken al moest hij de rest van z’n leven doorbrengen in de psychiatrie. Eens zien wie er aan ’t kortste eindje zal trekken.
“ Breng hem weg en zet hem in complete afzondering, kan hij nadenken over z’n miserabel leventje…”

©GoNo

woensdag 18 augustus 2010

Overleven is een kunst 6.

De jongen zit terug op z’n kamertje. Zo noemen ze dat hier. Een kamertje van twee op drie meter. Z’n lip doet pijn, de verdoving is bijna uitgewerkt. Hij mag van pater Siegfried op z’n bed gaan liggen. De deur blijft openstaan. Tegen de regels van deze sectie. De jongen is moe, valt in slaap in foetushouding. Pater Siegfried dekt hem toe. Normaal moest er deze middag een gesprek zijn met de psycholoog. Een intake-gesprek. De psycholoog staat er op dat iedereen die pas binnenkomt langs hem passeert. Als rechterhand van prof Verbraeken maakt hij het eerste verslag op. Alle voorgaande testen zullen opnieuw overgedaan worden. Het circus moet blijven draaien…

Pater Siegfried stapt het bureel binnen van psycholoog Decoster. Zonder kloppen. De deur staat toch op een kier, waarom zou hij dan kloppen hé? Hij doet het ook om Decoster een beetje op stang te jagen. Hij loopt niet hoog op met zieleknijpers die denken dat ze uit een Amerikaans feuilleton komen. Decoster zit achter z’n bureau, met een stapel dossiers voor z’n neus. Er zijn twee mogelijkheden, denkt pater Siegfried, of de man verzuipt in z’n werk of de man steekt geen reet uit. Hij opteert voor het tweede, gezien psycholoog Decoster maar drie dagen in de week komt. Zie hem daar zitten, met z’n streepjespak en z’n vlinderdasje. Hij mankeert nog een bolhoed en een paraplu. Bijna schiet hij in een lach als hij spontaan denkt aan die detectives uit Kuifje. Hoe heten die nu ook alweer?
Psycholoog Decoster kijkt over z’n John Lennonbrilletje. Moesten z’n ogen kogels zijn, dan was er van pater Siegfried geen sprake meer. Hij haat die pater, die met alle elementaire regels z’n voeten veegt. Hoe kan men in godsnaam tucht en orde leren aan die verdorven schepsels die allemaal zonder uitzondering op het verkeerde spoor terecht gekomen zijn, als die pater niet wil meewerken? ’t Wordt tijd dat ze hem terug naar de brousse sturen. Daar zit hij op z’n plaats. Negertjes bekeren. Dat is toch z’n roeping?
“ Moet er niet meer geklopt worden?”vraagt hij op venijnige toon.
“ De deur stond open…”is het antwoord van de pater, terwijl hij erover nadenkt of hij misschien alsnog zal kloppen, maar dan op die scheve tronie van de psycholoog. M’n God, vergeef me m’n gedachten..
“ Ja en dan? Een beetje beleefdheid zou u niet misstaan. Als de kinderen een voorbeeld moeten nemen aan u, zijn we met onze patatjes nog niet thuis…”sneert Decoster. Goed gevonden van die patatjes, denkt Decoster voldaan.
Pater Siegfried negeert die opmerking. Heeft andere zorgen. Komt hier om te praten over een jongen die pas binnengekomen is. Licht het geval toe, z’n woordenstroom is niet stuiten. Decoster luistert met grote ogen en een verbeten trek rond z’n mond. Hij weet nu al dat hij geen afwijking zal toestaan. Reglement is reglement. Pater Siegfried was erbij toen het nieuwe huishoudelijke reglement werd gestemd. Er is maar één uitzondering en da’s de ziekenboeg. Of de jongen kan praten of niet, maakt hem geen moer uit. Hij hoeft alleen maar ja of neen te knikken. En schrijven kan hij ook nog, daar heeft hij z’n mond niet voor nodig.
Met die vent valt niet te praten, God bestaat echt en hij zit recht voor mij. Is de pater z’n conclusie. Hoeveel kapotgemaakte kinderdromen zou Decoster op z’n geweten hebben? Zou hij het zelf wel weten?
Pater Siegfried dringt niet langer aan, ’t haalt toch niets uit.
“ Ik wil die jongen zien… stipt om 15 uur en geen minuut later…”
“ Tot uw orders, Herr Decoster…” Bijna gooide hij er een “ Sieg Heil “ achterna.
Hij draait zich om, gooit de deur met een daverende knal dicht. Misschien is hij helemaal niet geschikt voor dit werk. Misschien moet hij maar z’n overplaatsing vragen. Terug naar de brousse. Weg van de aasgieren die hem omringen. Weg van al dat kinderleed. Maar wie gaat het dan nog voor hen opnemen? Er lopen hier kinderen rond, die niet eens hun naam meer weten. Kinderen vergeten en uitgespuwd door de maatschappij. Kinderen die nooit bezoek krijgen van hun ouders. Kinderen die zelfs niet meer kunnen huilen…

©GoNo

dinsdag 17 augustus 2010

Na het weten en wat volgt

in de ochtend
lig je rustig naast me;
de terugkeer naar waarheid
waarop wit gesteven lakens
jou niet anders zien dan je bent

ook in wat je nimmer hebt gezegd
of in dat wat mijn ogen nooit zagen
en zich nu tot namen wuiven
als waterdruppels in steeds
weer andere vormen van leugens

ik wilde jou dromen
mijn stem laten horen vanuit de kamer
en de eerste dagen, langer
dan de boterbloemen die groeiden
tegen het glas

maar ik ben te klein
voor de uitgewreven woorden
die ik uit het toeval van jouw spiegelbeeld red
_______________________________________________

Einder
_______________________________________________
doodstil
heb ik me vanochtend
door je woorden gesleept

en er lag niemand
in mijn armen

voorzichtig
vouwde ik je brief
tot een witte schelp

maar zelfs de zee
was van karton

en op het strand
waar ik bellen blies
winterde een bladstroom
mijn huid ijzig wit

neerwaarts naar de kale takken
afgesneden van het middaglicht

ik heb je voetstappen
in wierook geblazen
doodstil
boven het spiegelvlak

geen golf deint nu nog
in mijn armen

©kerima_ellouise

Overleven is een kunst 5.

De non van dienst, tevens verpleegster, zegt dat de lip genaaid moet worden. Het zal geen litteken nalaten. Een fluitje van een cent, probeert ze de jongen gerust te stellen. Ze lopen door de tuin, dat aan het St-Janhospitaal grenst. Het complex vormt één geheel, enkel gescheiden door een hoge muur. Met daarin een zware eikenhouten deur. Twee aparte werelden die toch bij elkaar horen. In de ene de vrijheid, in de andere de vrijheidheidsberoving door middel van een kleine cel en hoge muren.
Het naaien duurt amper een kwartiertje, de pijn valt nogal mee. De jongen is hard aan het worden, iedere dag een beetje meer. Op de vraag of het pijn doet, antwoord hij als een grote: “ Alleen als ik lach…”. De dokter moet er zelf om lachen, de meesten van z’n kleine patienten huilen de straatstenen uit de grond. Met de raad om voorzichtig te eten en voorlopig niet veel te lachen, wordt hij terug naar het wachtlokaaltje gebracht. Hij is er alleen. Er liggen oude versleten Suske & Wiske-verhalen op de vensterbank. Hij neemt er eentje, probeert de tijd te doden met lezen, maar kan z’n gedachten er niet bijhouden. Zou de deur op slot zijn? Hij staat op, slentert naar de deur. Voelt stil en voorzichtig aan de klink. De deur is niet slotvast, waarom zou het ook hé?
Hij speelt met de gedachte om de vrijheid te kiezen. Gewoon terug naar huis te gaan. Naar z’n mama, broers en zusjes. Z’n mama zou hem met open armen ontvangen, zou zeggen dat het allemaal een misverstand is. Hij zou beloven z’n best te doen, luisteren en doen wat van hem gevraagd wordt. Eén ding zou hij nooit doen. Vertellen wat hem overkomen is. Later misschien, veel later…
Hij staat in de gang, weet niet welke richting te gaan. Waarom ruiken die gangen overal hetzelfde? Hij hoort geluiden, gaat er op goed geluk op af. Hij komt verpleegsters, dokters en patienten tegen. Niemand die enige aandacht aan hem schenkt. Hij volgt de bordjes die de uitgang wijzen. Nog enkele tientallen meters naar de vrijheid. De spanning stijgt. Hij moet gaan plassen. Waar is hier ergens een wc? Hij vraagt het aan een vriendelijke verpleegster, ze wijst hem de weg.
Hij staat te plassen, bedenkt hoe hij naar Gent kan geraken. Autostop, ligt het meeste voor de hand. Dat kan toch zo moeilijk niet zijn. Maar hij weet niet dat hij in ’t hartje Brugge zit…
Er komt iemand naast hem staan, ook om te plassen. Die geur van goedkope deodorant komt hem bekend voor. Hij kijkt schichtig zijdelings. Pater Siegfried doet waarvoor hij gekomen is. Plassen dus.
“ Wou je gaan lopen?”vraagt hij plotseling.
De jongen wordt bloedrood. Hij voelt het schaamrood. Betrapt. Hoe moet hij zich hier uit redden? De waarheid zeggen kan consequenties hebben, zo slim is hij ook wel. Maar langs de andere kant zit er ook een rebel in hem. Wie denkt die pater wel dat hij is?
“ Euh, ja, maar ‘k moest eerst gaan pissen…”
Zo, ’t is er uit. De knaap verschiet van z’n eigen vranke woorden. De pater ook. Kom maar mee, zegt hij, je reisje is er eentje van korte duur. De jongen denkt erover om het op een lopen te zetten. Pater Siegfried kan hem onmogelijk inhalen.
“ Als je wilt gaan lopen, is het nu het moment…”zegt de pater, alsof hij gedachten kan lezen.
Hij vraagt erom. De twijfel sluipt in het hart van de jongen. Zou hij het wagen? De sprong naar de vrijheid is maar een gang lang. Pater Siegfried ziet de twijfel in de jongensogen. Rekent op z’n inschatting van de situatie en ook op z’n ervaring.
“ Denk je dat je welkom bent bij je mama? Waarom is je mama al maanden niet meer op bezoek geweest?”zegt hij zonder z’n stem te verheffen.
De jongen wordt gestopt door een onzichtbare hand. De woorden dringen tot hem door. Harde woorden voor een knaap van twaalf jaar. Pater Siegfried leidt de jongen zachtjes naar een bank in de tuin. De Tuin der Vrijheid. Gescheiden door een hoge muur. De jongen zit stilletjes te wenen, al z’n hoop op een normaal gezinsleven de grond ingeboord. Van het ene moment op het andere. Pater Siegfried is niet tevreden. Verwijt zichzelf dat hij de verkeerde woorden gebruikt heeft. Misschien moet hij wel eens met die moeder praten? Een brief schrijven met de vraag of ze haar kind wil komen bezoeken. En nu moet hij dat kleine hoopje ellende nog opsluiten ook…

©GoNo

maandag 16 augustus 2010

Vaarwel Kitty, het ga je goed…


Ze is weg, m’n nieuwe huisgenote, voorgoed. Ik mocht even in haar leven komen. Een beetje de toerist spelen in Kattenland. Ze is, na haar bijna vierdaagse vakantie ten huize GoNo, opgehaald door haar rechtmatige baasje. Met pijn in m’n hart heb ik haar afgestaan, ‘t !s zo’n beetje alsof je je eigen kind moet afstaan. Verdomme, dat een mens zo rap gehecht kan zijn aan een schepsel Gods.
Het beestje werd door mij vertroeteld als een prinsesje. Gaf mij vanaf de eerste dag vriendschap. Een vriendschap die ik bij weinige mensen heb ervaren. Het was duidelijk dat ze mij vertrouwde. Als ik m’n boodschappen deed, zat ze op de vensterbank voor het raam. Ik keek naar boven, zwaaide met m’n hand. Ze keek naar mij alsof ze wou zeggen, blijf niet te lang weg. Ze is nu één dag weg en ik mis haar. M’n woonst lijkt terug leeg, m’n gesprekspartner antwoord niet meer. Ze ligt niet meer op m’n plaats, haar plaatsje op ’t balkon is eveneens leeg.
De onderbuurman is blij dat hij z’n kat terug heeft. Hij was al vier dagen op zoek , had de hoop al opgegeven. Zegt dat z’n kat niet Kitty heet, maar Bonkers. Wat een naam voor een kat. Bonkers? Het lijkt wel een merk van schoenen, denk ik. Het rare is dat ze reageert op “Kitty” en “ Bonkers” laat voor wat het waard is. Hij zegt ook dat het een kater is. Tja, laten we wel wezen, ik denk dat het een travestiet is. Zo hebben we allebei gelijk. Diplomatie staat hoog in m’n vaandel. Op de vraag hoe het komt dat ze al twee dagen in de gang zat te janken is het antwoord simpel. Ze jankt altijd om naar buiten te mogen. Via het afdak van het onderliggende appartement kiest ze het ruime sop en even ruime vrijheid.
Alvorens mij te verlaten heeft ze de juist propergemaakte kattenbak een flinke beurt gegeven. Als afscheidscadeautje, voor de bewezen diensten en zorgen. Nog eventjes bij-eten en dat was het dan.
Hij heeft haar of hem meegenomen, ik heb haar een kusje gegeven. ’t Komt misschien een beetje belachelijk over, maar ik kon amper m’n emotie de baas. Afscheid nemen kan pijn doen hé?

Een uurtje later ga ik op m’n balkonnetje een sigaretje roken. Ik hoor Kitty of Bonkers mauwen. Ze zit op het afdak, is terug vrij. Ik roep haar naam. Ze spitst haar oren, kijkt me aan alsof ze wil zeggen: “ je hebt een plaatsje in m’n kattenhart…”
Misschien ben ik te voortvarend geweest, hechtte ik me te vlug aan dit bijzondere schepsel. Misschien moet je een kat niet proberen op te sluiten. Ach, misschien is er helemaal geen god hé?

©GoNo

zaterdag 14 augustus 2010

Overleven is een kunst 4




Pater Siegfried houdt de knaap nauwlettend in ’t oog. Hij weet uit ondervinding dat de eerste dagen de moeilijkste zijn. Hij is tegen het beleid van afzondering, het druist in tegen z’n principes. Hij mag dan wel een pater zijn, maar hij is pedagogisch geschoold, heeft meerdere diploma’s in de opvoedkunde. Doch het beleid wordt niet door hem bepaald, ’t is de bureaucratie in Brussel die de lakens uitdeelt. De minister van Geestelijke Gezondheid & Welzijn benoemt de leidinggevende ambtenaren. Met op kop ene professor Verbraeken J. die in zowat alle gestichten wel een vinger in de pap heeft. Benoemd voor het leven door de CVP is hij zeker om tot aan z’n pensioen en nog langer een riante vergoeding op te strijken. Hij waant zich meer en meer een god, beslist over de toekomst van de hem toegewezen kinderen, zonder dat hij rekenschap moet geven aan wie dan ook…
Pater Siegfried is streng maar rechtvaardig, voelt voor sommige van z’n pappenheimers een zekere affectie. Probeert hen te helpen zoveel hij kan, maar wordt gedwarsboomd door z’n eigen bestuur. Hij wordt meerdere malen op ’t matje geroepen bij de directie. Z’n sterke handen jeuken. Hij moet zich bedwingen om niet op het zelfvoldane gezicht van die snertpsycholoog te timmeren. Kinderpsychologie moet men op het veld leren en niet uit de boekskes. Pater Siegfried weet wat het betekent om alleen te zijn, verstoken van nestwarmte. Hij komt zelf uit een verscheurd gezin, is op zeker moment zelfs blij dat hij z’n studies kan aanvatten onder de vleugels van de Jezuieten. Z’n vader, heiliger dan de paus, is tevreden. Eindelijk komt z’n zoon goed terecht. Hij moest eens weten dat z’n vrouw een affaire heeft met de dominee van de Gereformeerde Kerk. Maar hij heeft geen poot om op te staan, daar hij zelf de katjes in ’t donker knijpt…

De jongen vraagt zich af hoe laat het is. Hij wordt op z’n wenken bediend. Ergens ver weg hoort hij een klok slaan. Hij telt de slagen mee. Tien slagen, tien uur dus. Hij staat op en loopt naar het raampje, dat hoog tot tegen het plafond reikt. Telt het aantal passen tot tegen de muur en terug. De vrijheid ligt achter dat raampje, zo stelt hij zich voor. Nu tellen in de breedte. Moet hij hier de rest van z’n leven doorbrengen? Nee dus, want in het groene boekje staat één maand. Maar een maand kan lang duren als men opgesloten zit. Hij schuift de stoel tot tegen de muur, klimt er op, hijst zich verder tot z’n neus juist boven de vensterbank komt. Het enige dat hij ziet is de blauwe lucht. Het enige dat hij hoort is het geroezemoes van spelende kinderen ergens beneden.
Hij weet niet dat pater Siegfried hem gadeslaat door het spionnetje. Normaal moet de jongen nu gestraft worden want er staat duidelijk in het groene boekje dat men geen meubels mag verplaatsen. De jongen is zo bezig met krampachtig vasthouden aan de smalle vensterbank dat hij niet hoort dat de sleutel omgedraaid wordt in het slot.
“ Wat krijgen we nu?”
De knaap verschiet, laat de vensterbank los, schuift weg met de stoel en komt met een doffe knal op de chauffage terecht. Resultaat een gekloven lip en een afgebroken tand. Pater Siegfried heeft dat ook niet verwacht en z’n boosheid smelt weg als sneeuw voor de zon.
“ Godverdomme toch, godzijgeloofd, da’s de reden waarom er geen meubels mogen verplaatst worden en stoelen horen daar ook bij…”
De jongen zit verdwaasd en versuft op de grond. Hij proeft z’n eigen bloed, wist niet dat een lip zo hard kan bloeden. Pater Siegfried trekt hem voorzichtig recht, neemt de handdoek en drukt die tegen de gekloven lip. Vasthouden, zegt hij. Hij tilt hem op alsof hij een pluimpje is. ’t Komt wel goed, zegt hij zachtjes, ’t komt wel goed…

©GoNo

10-jarige zingt als volwassene...



Ge moet het maar doen hé?

Executie

De klok tikt de uren weg
de doodsangst neemt plaats
op ’t voeteneinde van z’n brits
twaalf uur nadert met rasse schreden
nog één uur om te leven in ’t verleden

niet langer opgesloten z’n frustraties
omdat hij de wereld wilde verbeteren

de klok tikt de minuten weg
de berusting neemt plaats
op ’t hoofdeinde van z’n brits
twaalf uur nadert met rasse schreden
nog enkele minuten om te leven in ’t heden

niet langer opgesloten z’n frustraties
hij kon deze wereld niet verbeteren

’t wordt geen eervolle dood
op het slagveld van de vrede
het ultimatum is al lang verstreken
z’n afgesneden hoofd wordt als trofee gezet
in de geschreven pers en op het internet

niet langer opgesloten z’n frustraties
hij heeft deze schijnwereld niet verbeterd…

©GoNo

vrijdag 13 augustus 2010

STILTE !!

Haal de zeilen neer
zodat ik kan dobberen
op een stille oceaan
eventjes alleen met m’n gedachten
om nadien terug als een
rots in de branding te staan…

©GoNo

donderdag 12 augustus 2010

Kitty is haar naam…



Jezus is deftig met m’n voeten aan ’t spelen. Al dagenlang bid ik op m’n blote knietjes, daarbij heel devoot kijkend tot ik er bijna scheel van zie. Ik vraag niet veel. Een beetje rijkdom en een mooie vrouw aan m’n zij. Meer moet dat niet zijn want een kinderhand is gauw gevuld hé? Geloof me of niet, er is ergens een communicatiestoornis opgetreden. Ik denk erover na om Belgacom een proces aan broek en andere kledingstukken te smeren. Als ze zelfs niet in staat zijn om een lijn naar Jezus behoorlijk te laten werken…
Dus zoals ik al zei en herhaal, vraag ik wat rijkdom ( de grote pot winnen in de lotto bvb.) en een mooie, liefhebbende vrouw. Het ene sluit het andere niet uit. Ik kan me perfect voorstellen dat als je multimiljonair bent, je niet lang zult moeten zoeken om een mooie vrouw te vinden. En hij leefde nog lang en gelukkig tot z’n centen op waren. M’n knieën zien rood-blauw van te bidden. Ze lijken meer en meer op een regeringscoalitie. Spontaan denk ik aan Elio di Poepo, die gisteren z’n loverboy een dreun verkocht met z’n nieuwe sacoche van Coccinelle. De reden? Elio z’n ossobucco was een beetje aangebrand en de couscous was ook al niet te vreten. Dat heb je met die ramadan hé? Voor je geloof moet je kunnen afzien. Elio is goed op weg om de eerste echte socialistische moslim te worden. De scheiding tussen kerk en staat zal een pak kleiner worden als hij ooit premier wordt. Ze zijn nu al bezig om het parlement in ’t roze te zetten, maar dat kan louter toevallig zijn. Bartje ’t Weverke zegt dat hij afstand neemt, letterlijk en figuurlijk. Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig hé?
’t Staat allemaal te lezen in het onovertroffen weekblad “ Dag Iedereen”. ’t Kan ook zijn dat het er nog in moet komen, maar dan lees je nu al een primeur.
’s Avonds zit ik terug op m’n knieën om m’n dagelijkse smeekbede tot Jezus te richten. M’n geloof staat op een laag pitje, ik moet oppassen dat ik niet tegen Jezus z’n goddelijke kar rijd. Dus in ootmoedige devotie bid ik tot hem. Met de onderliggende gedachte dat er rapper een nieuwe regering zal zijn dan dat m’n smeekbede verhoord zal worden.

Ik hoor het klagende gejank van een kat in de gang. Is al een uur bezig. Om gek van te worden, ware het niet dat ik al gek ben. Ik doe m’n deur open, roep dat het gedaan moet zijn. Er komt een kat naar boven, het licht in de gang gaat uit. Ik hoor niets meer, schijnbaar luistert die jankende kat. Zo, deurtje dicht en genieten van m’n vers uitgeschonken bakkie troost. Ik schrik me een pleuris en ook een lumbago. Een borstvliesontsteking en spit in de lendenstreek. Terzelfdertijd. Dat gaat me geld kosten aan dokters, m’n eerste en laatste gedachte, alvorens ik alweer aan iets anders denk. Die kat zit binnen, schurkt tegen m’n been. Kijkt me aan alsof ze door Jezus gezonden is. Wat nu geblazen zei de kikker? Dat beestje is zo mager als de zoon van Pietje de Dood, maar da’s een familietrekje weet ik uit goeie bron. Ik besluit om m’n goed hart te laten zien, wie de dieren liefheeft komt ook in de hemel dixit de H. Franciscus van Assissi. Maar die was toen nog niet heilig, da’s pas later gekomen op voorspraak van de bond van de duivenmelkers en aanverwante gevogelte.
Ik geef dat beestje kalkoenworst van de Aldi. Misschien is die kat wel foie gras gewoon met als toetje kaviaar. En een drinkbakje gevuld met champagne. Ze vreet alsof het een laatste avondmaal is. Moet ik ze nu terug buiten zetten? Het regent pijpenstelen, de pijpenkoppen volgen in een later stadium. Ik kan het niet over m’n hart krijgen. Ze gaat, na haar zelfgekozen rondleiding, op de zetel liggen. Kijkt me aan of ze thuis gekomen is. Strekt zich uit en spint. Op mijn plaats dan nog. In principe mag daar niemand zitten. Want zetel heeft zich aangepast aan m’n welgevormde achterste. Maar ze kijkt me zo vertederend aan dat ik wijn bij m’n water doe. Ik kruip dan maar aan de andere kant, streel haar voorzichtig. Ze legt haar kopje op m’n arm, ik neem haar pootje…

Jezus heeft dus inderdaad m’n gebeden verhoord. Hij zond mij een kat, een vrouwtje zou prins Philippe van België zeggen. Iemand heeft mij ooit gezegd dat rijkdom van binnen zit, wie goed doet, goed ontmoet. Waarschijnlijk zit Jezus zich nu een kriek te lachen, wat mij er doet aan denken dat m’n volgende smeekbede een vat Kriek zal zijn. Ge weet maar nooit dat er een vat Kriek binnengewandeld komt. Of een vat Chateau Neuf du Pape, om een beetje in de goddelijke sfeer te blijven hé?
Ze heeft al een naam. Kitty. Op aanraden van m’n jongste dochter, die ook in de hemel zal komen wegens haar liefde voor katten. ’t Schijnt dat het ook een merk is, dus dat zit wel goed met m’n nieuwe huisgenote.

©GoNo

Overleven is een kunst 3.

Hij zit aan het tafeltje, probeert over z’n leven te schrijven. In de beslotenheid van z’n cel laat hij z’n hele leven de revue passeren. Hij zit nu terug in z’n ivoren toren, met dikke muren die hem moeten beschermen. Aan de andere kant van de deur kijkt pater Siegfried door het spionnetje. De jongen staart naar het kruisbeeld, lijkt met de Christusfiguur te spreken. Pater Siegfried kan hem niet verstaan. ’t Is meer een geprevel, dat veel weg heeft van een stil gebed. Er is nog toekomst voor die knaap, denkt pater Siegfried. Eventjes laten gaarkoken in de stilte en de eenzaamheid van z’n cel. ’t Maakt allemaal onderdeel uit van de therapie die ze hier gebruiken. Bezinning noemen ze dat hier.
De boterhammen liggen onaangeroerd op de tafel. De jongen doet z’n eerste pogingen om iets op papier te zetten. De punt van het potlood breekt af. Hij neemt het potlood, probeert de punt er terug op te krijgen. Kijkt naar de deur, verwacht elk moment de pater, verwacht elk moment door elkaar geschud te worden. Bij ieder geluid dat hij hoort krimpt hij onbewust in elkaar. Hij hoort hoe een sleutel omgedraaid wordt. De deur zwaait open, pater Siegfried staat met een kannetje koffie in de cel. Uit het kastje dat in de hoek aan de muur hangt, neemt hij een plastic kommetje. In het kastje liggen ook een vork, mes en lepel, een plat en een diep bord. Alles gemaakt uit plastic. Groene plastic. De knaap had niet eens gezien dat er een kastje in z’n cel hing.
En jongen, schiet je levensverhaal wat op? Vraagt de pater op zachte toon. Geen spoor van bijtend geblaf meer. Euh, m’n potloodje is kapot, de punt is afgebroken…De knaap verwacht van nu op z’n donder te krijgen, zet zich schrap voor hetgeen komen zal. Pater Siegfried zet zich op het bed en kijkt de jongen met z’n kortgeknipte blonde haren aan. Coupe Casserole. Duidelijk het werk van de nonnen van het Observatiecentrum. Ik zal je een bic brengen, maar eerst moet je eten hé? Hij staat op, legt eventjes z’n sterke hand op de schouder van de jongen. Deze keer voelt het aan als een bemoediging. Ik kom zo terug, belooft pater Siegfried. De deur valt in het slot, de jongen is weer alleen. Die pater Siegfried is toch zo slecht nog niet, denkt hij. Hoewel z’n vertrouwen niet van die aard is om direct alles aan hem te vertellen…
Hij doet het lunchpakketje open. Een boterhammetje met kaas en ééntje met hesp. Hij bijt in de boterham met kaas. De kaas smaakt naar belegen papier. Doet de boterham open. Er zit inderdaad een papiertje tussen. Hij vouwt het open en leest: “ Ik denk aan je…en zal voor je bidden…” De jongen kijkt met verbaasde ogen naar het papiertje. Vouwt het papiertje met de weinige woorden op, steekt het als een schat in z’n broekzak. Toch iemand die aan hem denkt. Hij kijkt naar Christus. Bedankt, prevelt hij. Bedankt dat je me geholpen hebt. Hij ziet terug z’n eerste dagen in het Observatiecentrum. De totale hulploosheid, de totale afhankelijkheid van vreemde mensen. De dokters en verpleegsters die hem behandelen alsof hij een zoveelste proefkonijn is. De testen die hij willens nillens moet ondergaan. Alle dagen opnieuw. Geen eten want nuchter blijven wegens bloed moeten laten trekken. Juist op frietjesdag. De zuster levert hem af in de witgetegelde gang waar de misselijkmakende geur van ether en andere klinische producten hangt. Met klein bang hartje wacht de jongen tot ze hem komen halen. Een verpleegster zegt met een stem, die geen tegenspraak duldt, dat hij moet meekomen en een beetje opschieten. Hij is niet de enige patient vandaag hé? Patient? Is hij dan ziek? Hij mankeert toch niets, is zo gezond als een visje. Zwijgen en doen wat er gezegd wordt. Ge zijt hier niet thuis hé…
Hij wordt in een hokje geduwd. Uitkleden, onderbroekje aanhouden en wachten. Altijd maar wachten. Maar hij is gewoon om te wachten, moest hij thuis ook doen. Wachten op een teken van liefde, wachten op een beetje geborgenheid, een beetje warmte, een beetje tederheid…

©GoNo

woensdag 11 augustus 2010

Vrije gedachten

Je kunt me van alles beroven
me vastzetten in een donk’re cel
me de hemel op aarde beloven
m’n leven veranderen in een hel

maar één ding zal je nooit krijgen
de kracht van m’n vrije gedachten
moet ik nu en dan voorlopig zwijgen
ik kan wel eventjes op ze wachten

omdat ik weet dat het toch maar tijdelijk is
dit stoffelijke omhulsel waarin ik leef
m’n geest is oneindig, als ‘k me niet vergis
de brandstof waarmee ik alles schreef

dus geef me geen nietszeggende raad
laat me m’n ding doen in eer en geweten
‘k heb niets aan een wolf z’n geblaat
die daarna het lammetje zit op te vreten…

©GoNo

dinsdag 10 augustus 2010

Kwam even goedendag zeggen



Heb ze eten gegeven, een propere kattenbak en krijg ze nu niet meer buiten. Hoe zou dat komen?

Overleven is een kunst 2.

De knaap is in paniek, kan geen stap meer verzetten, voelt instinctief aan dat dit van een grotere orde is dan hetgene hij al meegemaakt heeft. Hij onderdrukt z’n tranen, staat er verloren bij, probeert het te begrijpen. Is dat dan het heropvoedingsgesticht waar ze steeds mee dreigden? Het lijkt er wel op, zo te zien.
De lange, naar boenwas ruikende, gang met al die donkere schilderijen aan de witgeverfde muren, boezemen hem angst in. Voor de monumentale trap staat een levensgroot Mariabeeld, ze kijkt met devote en vertederende blik naar het kleintje op haar schoot. Er branden twee kaarsjes voor haar beeltenis. Een glasraam laat speels zonnestralen op haar vallen, wat haar in de ogen van de knaap verheft tot een bovennatuurlijke verschijning. De eerste echte kennismaking met het verschijnsel ‘ geloof’?
De jongen is er zich niet van bewust dat de pater teruggekeerd is op z’n stappen. Plots voelt hij de hand van de pater op z’n schouder. Een hand als een klauw. Een klauw waar zoveel kracht inzit, dat hij bijna in z’n broek doet. De pater schudt hem door elkaar, brengt hem terug met beide voeten op de grond.
“ Zo vriendje, met tegendraadse snotneuzen weten we hier wel de weg, als ik zeg ‘volgen’ bedoel ik ook volgen hé?”
Blaffende honden bijten niet, heeft hij op school geleerd. Maar deze hond zou hem met plezier verscheuren. Hij kijkt naar de hoog boven hem torende pater, geen greintje medelijden te zien in z’n bruine ogen. Waarom blijft die pater hem schudden bij ieder woord dat hij uitspreekt? Hij heeft het wel begrepen hoor. De knaap laat de doos die hij omklemde vallen. De doos met z’n laatste bezittingen. Het beetje houvast in z’n jeugdige bestaan ligt verspreid over de wit-zwart geplaveide gang. De pater laat hem los, zegt zachtjes dat hij alles moet oprapen. Vanwaar die ommekeer? Waarom is hij niet bars, hardvochtig, geeft hij hem geen rammeling? Een rammeling meer of minder maakt voor de jongen niets uit. Hij kreeg meer rammel dan eten van z’n vader, met de riem op z’n blote gat, zodat hij dagen nadien niet kon zitten. Het voedde de haat, die hij koesterde, voor later. Later als hij groot en sterk zou zijn. Dan zou z’n vader zien welk monster hij gekweekt had.
Hij volgt de pater gedwee als een lammetje naar de slachtbank. De pater zegt geen woord meer, het lijkt wel of hij gebeden aan het prevelen is. In een onbegrijpelijke taal. Ze gaan de trap op. De jongen is nu op ooghoogte met de madonna. Ze kijkt hem aan alsof ze wil zeggen dat alles in orde zal komen. Een sfeer van berusting daalt over de knaap, wat komen moet zal komen. De weg die hij moet gaan is een lange weg. Een weg om te leren overleven in de grote-mensen-jungle. Een weg die eindeloos kronkelt naar de horizon. De zon schijnt voor iedereen, waarom dan niet voor hem? Vraagt hij zich af.
De pater stopt voor een deur, een bruine deur zoals alle deuren in de gang. Hij doet de deur open, gebaart met z’n hand dat de jongen binnen moet gaan. Geef die doos maar hier, zegt de pater. Die heb je hier niet nodig. Weer ontstaat er paniek. Z’n schriftjes met z’n gedichtjes, z’n tekeningen, z’n kleurpotloden, het simpele kruisje dat hij gekregen heeft van de vriendelijke non. Alles wordt hem afgenomen…
De cel is twee meter op drie groot. Er staat een bed, een tafeltje met stoel en een gele emmer. Met deksel. Een pis-en kakpot. Een plastic teil en dito waterkan vervolledigen de accommodatie. Op het tafeltje ligt een ruitjeskladblok met poltlood en een groen beduimeld boekje. Aan de muur, onder het lampje, hangt Christus eenzaam te wezen. Met dat kruisbeeld zou hij uren ’s nachts praten, maar dat weet hij nu nog niet. Het zou z’n enige troost worden de eerstkomende maanden. De pater zegt dat hij alles wat hij meegemaakt heeft moet opschrijven. Vanaf z’n geboorte tot nu. Maar hij kan zich z’n geboorte niet herinneren. Hij vraagt aan de pater of hij hier lang moet blijven. De pater verwijst hem naar het groen boekje dat op tafel ligt. Huishoudelijk reglement staat er te lezen. Pater Siegfried, want zo heet de pater, geeft hem het lunchpakketje en de appel. Ik breng je straks koffie, zegt hij. De deur wordt dichtgetrokken, de knaap is nu alleen. Alleen met z’n gedachten, alleen op een vijandige wereld. Hij neemt het groene boekje, bladert er in. Nieuwkomers worden de eerste twee maanden in afzondering geplaatst. Staat er zwart op wit te lezen. Afzondering? Goed zo. Zouden ze hem eindelijk gerust laten? Toen wist hij nog niet dat afzondering een kwelling kan zijn die hem op sommige momenten zou doen verlangen naar de dood.

De jongen is twaalf jaar. Zit aan het tafeltje, kladblok voor z’n neus. Overdenkt z’n verleden. Tranen vloeien in een onstuitbare waterval over z’n wangen. Hij kijkt naar het kruisbeeld. Help mij, snikt hij…


©GoNo

maandag 9 augustus 2010

Overleven is een kunst...

Hij zit al jaren in de knoop met zichzelf. Heeft het klassieke rijtje van psycholoog, psychiater en andere zielenknijpers doorstaan. Alle mogelijke testen moest hij ondergaan. Ze hebben hem binnenste buiten gekeerd, proberen door te dringen tot de diepste kern van z’n bestaan. Is hij nu begaafd of is hij een meester in het manipuleren van andermans gedachten? Ze geraken er niet uit. Waarom is hij de ene keer vrolijk, de nadere keer zo somber als de pest? Waarom sluit hij zich telkens weer op in z’n ivoren toren? Waarom duiken die huilbuien zomaar op uit het niets? Vele waaroms, weinig daaroms.
Misschien ligt de sleutel ergens in z’n nog jong verleden. Maar geen enkele sleutel, die ze denken gevonden te hebben, doet dat ene deurtje open. Soms lijkt het op een kiertje te staan, komt er een streepje licht kijken. Om dan plots weer dicht te slaan. Of hij soms stemmen hoort in z’n hoofd? Welnee, de enige stem die hij hoort is die van de hooggeleerde professor psychologie, die hem juist de vraag stelt of hij soms stemmen hoort. Hij glimlacht, vindt de vraag absurd, kijkt de zielenknijper recht in de ogen. De hooggeleerde voelt er zich plots ongemakkelijk bij. Er zit niets anders op om hem opnieuw te testen, als we hem dan toch niet kunnen genezen, kunnen we altijd nog wat experimenteren. Er is nieuwe medicatie op de markt, baat het niet dan is er nog niets verloren. De specialist in gedachtenontleding neemt z’n dossier persoonlijk in handen. Met overdreven vriendelijkheid speelt hij de rol van een vader die bezorgd is om het wel en wee van z’n kleintje. De eerste stapjes worden gezet om het vertrouwen te winnen. ’t Is allemaal zo doorzichtig. En weer ziet de psycholoog dat flauwe glimlachje. Dat twinkelen van z’n ogen. Lacht hij mij uit, vraagt hij zich af. Ben je er mee aan ’t lachen? Jawel is het antwoord. Recht voor z’n raap. Die jongen is abnormaal, zoveel is zeker, is z’n conclusie. Hij moet wel gek zijn om zomaar te lachen met een professor in de psychologie…

De non, zowat de enige die moederlijke gevoelens koestert voor de knaap, vraagt hoe het geweest is. De jongen voelt dat ze het vraagt uit bezorgdheid, niet om door te dringen door z’n zorgvuldig opgebouwde pantser. De non is medelevend, probeert hem niet te kwetsen, wat niet altijd gemakkelijk is bij een knaap van twaalf jaar, die plotseling in een observatie-instelling terecht gekomen is.
“ Wat scheelt er ? Was de professor niet vriendelijk genoeg?”
De jongen kijkt haar aan, één enkele traan vloeit er over z’n wang.
“ Ik mis m’n mama en broertje en zusjes…”

De non heeft de sleutel naar z’n hart in handen, maar besluit om er geen gebruik van te maken. Vermeldt het zelfs niet in haar dagelijks rapport. De jongen is er haar dankbaar voor. Ondergaat de nieuwe testen, waarvan hij bij voorbaat al weet wat het resultaat zal zijn. Krijgt nieuwe medicatie toegediend. Iedere dag twee pilletjes om te beginnen. Na een week komen er ook nog druppeltjes bij. Dertig welafgemeten druppeltjes. De jongen is braaf, lacht nu helemaal niet meer, doet wat er van hem verlangd wordt. Zit soms uren te suffen op het bankje onder de eeuwenoude eik. Leest de Leeuw van Vlaanderen, gedichten van Guido Gezelle, schrijft zelf gedichten. Vlucht weg van de realiteit. Begint meer en meer de non als een surrogaat-moeder te bezien.
De non neemt het op voor de jongen. Gaat aankloppen bij de professor. Vindt dat men moet stoppen met het vergooien van een jong leven. Stoppen met medicatie. De professor wijst haar met strenge blik de deur. Sedert wanneer is het de gewoonte dat nonnen zich bemoeien met de behandeling van z’n patienten?

Twee dagen nadien wordt de jongen voor dag en dauw van z’n bed gelicht. Het weinige dat hij bezit, staat in de lange met witte tegels beklede gang. Z’n hele leven in één kartonnen doos. Twee mannen begeleiden hem naar de keuken. De non, zijn non, geeft hem een lunchpakketje en een appel, voor onderweg. Mag ik naar huis, vraagt hij? De non draait zich om, tranen in haar ogen.
Mag ik naar huis, vraagt hij nogmaals, maar nu aan beide mannen. Jazeker is het antwoord…

De kolossale poort slaat met een hard geluid achter hem dicht. Een pater Jezuïet gebiedt op barse toon hem te volgen. De jongen is in paniek…

©GoNo

zondag 8 augustus 2010

Toen Eddy Wally begon te zingen

zaterdag 7 augustus 2010

Lopen binnen het afgelijnde…

De wereld is een paardenmolen
waarop hij rondjes mee moet draaien
’t is lopen op gloeiendhete kolen
als ze het gras voor z’n voeten maaien

de mallemolen van dit verdomde leven
waar uiterlijke schijn volledig primeert
hij zou zoveel willen en kunnen geven
maar wordt telkens weer gekleineerd

hij zoekt kromgebogen naar z’n plaats
trotseert zon, wind en regenvlagen
wordt gemeden alsof hij is een melaats
krijgt geen antwoord op z’n vragen

te oud om nog aan werk te geraken
te dom om ‘vooruitgang’ te begrijpen
z’n botten beginnen nu al te kraken
de wereld is hem plat aan ’t knijpen

er is maar één lichtpuntje in z’n bestaan
dat ooit zal schijnen ergens op het einde
als hij de weg naar de dood is opgegaan
gedaan met lopen binnen het afgelijnde…

©GoNo

Misschien noem ik het varen...




ik tekende vogels
en werd blind

vouwde het water open
alsof ik er bij hoorde

maar werd onzichtbaar
in deze stilte

golven overspoelden, dun
en donker

het voelen
opnieuw onleefbaar
tot aan de hals

ik legde mijn hart
naast voetstappen, op ribben
van het kale zand

hoorde regen praten, nog
smaller dan anders

ik sprak van beminnelijkheid
in reeds gebroken buiken

de sprong vergeten

en liep met mijn te kleine lijf
de doofheid
tegemoet

waar was het dat ik omkeek
wit in de wind

© kerima_ellouise

vrijdag 6 augustus 2010

In Palestina ( echt gebeurd )




“ Ik sta op ontploffen, “zei de zelfmoordterrorist tegen z’n collega, die drukdoende is met rode en blauwe draden. Voorwaar geen gemakkelijke job als men de draad kwijt is.
“ ’t Is allemaal een kwestie van concentratie, “ zegt z’n collega, terwijl hij in gedachten de cursus “Bommenmaken voor gevorderden” probeerde te herinneren.
“ Jij hebt gemakkelijk praten, maar als ik straks niet ontplof ben ik lekker de pineut…”
“ Allah zal je niet in de steek laten in Z’n oneindige Grootheid, m’n broeder.” Is het nu de rode draad eerst koppelen aan de dynamietstaven of is het de blauwe?
“ Zorg dat er genoeg dynamiet in die gordel steekt en vergeet de rode knop niet hé?”
“ Er zal genoeg dynamiet in steken om de helft van ’t stad weg te blazen, m’n broeder, die heidense honden gaan hun pret niet opkunnen.”
“ Zouden we het niet beter eerst eens uittesten?”
“ Ja, dat lijkt me een goed idee, kunnen we de eventuele fouten nog herstellen hé?”

Het zweet loopt in straaltjes langs z’n voorhoofd. Is het de rode of de blauwe eerst? Op goed geluk, al biddende tot Allah, koppelt hij de rode eerst aan de dynamietstaven. Een oorverdovende knal alsof de wereld vergaat.
“ Allah is groot, verdomme toch, ’t was dus eerst de blauwe…” waren z’n voorlaatste woorden. Toen ze beiden onderweg waren naar Allah, vroeg de zelfmoordterrorist wat er misgegaan was.
“ Ik ben al heel m’n leven kleurenblind…” zei z’n vriend.

©GoNo

donderdag 5 augustus 2010

Winnen is even belangrijk als deelnemen…

’t Is ongelooflijk, maar alle dagen kan ik winnaar worden van een LCD-tv, een Canon-digitaal fototoestel, een BBQ-set en in ’t slechtste geval een t-shirt of een prul die ze aan de straatstenen niet meer kwijt kunnen. Alle dagen krijg ik mail om toch maar mee te doen en alzo de prijzen te winnen waar ik al heel m’n leven op wacht. Telkens moet ik een deelnemingsformulier invullen want anders kunnen ze mij m’n eventuele prijs niet uitreiken. Een mens vraagt zich af wat ze met al die gegevens doen hé? Ik weet het: nog meer formulieren via mail laten geworden.
Het lijkt er op dat al die bedrijven niet meer weten wat ze moeten doen met al hun prijzen. Waarom is er altijd een schiftingsvraag aan verbonden? Hoeveel deelnemers zullen deelgenomen hebben op 31 december 2010 om middernacht? Ja zeg, tegen die tijd ben ik al vergeten dat ik deelgenomen heb, laat staan dat ik zou weten hoeveel er deelgenomen hebben. Wie controleert er of die prijzen wel degelijk uitgereikt worden?
De kranten en tijdschriften kennen er ook wat van. Win een gastronomisch weekendje in de Vogezen. Win een 10 X 10 tickets van cinema Metropolis. Win een gratis verblijf in viersterrenhotel “ Boulette d’ Or” in Brussel met uitzicht op de Aarschotstraat. En dat gaat zo maar door. Gisteren heb ik gewonnen in een Nigeriaanse Loterij. Of ik eventjes m’n bankrekening kon overmaken, zodat ze m’n gewonnen geld van een goeie 50 000 us-dollars konden storten. De mail zag er echt uit, voorzien van de nodige stempels van de uitbetalende instelling. Gewaarborgd door het Nigeriaanse ministerie van Middenstand en Overzeese Tombola’s. Maar alvorens ik m’n, zonder ooit deelgenomen te hebben, prijs in ontvangst kon nemen, moest ik eerst 245 dollars storten om de nodige papieren en aktes in orde te brengen. Ze zijn daar geweldig streng in Nigeria. Zeg nu eerlijk, een kleine moeite toch? Ik maakte me de bedenking waarom ze die kleine geldsom niet gewoon aftrekken? Spaart een hele hoop kosten, zou ik zo denken.
Ik speelde heel de week mee met het online-spel van een krant. Ik moest op een gordijntje klikken en zou onmiddellijk weten wat ik gewonnen had. Driemaal raden hé? Ik won achtereenvolgens een t-shirt, een dvd en een korting voor een fitnesscenter. En nog een t-shirt, dvd en ja hoor, een korting voor dezelfde fitnessPassage.Van prijzen gesproken. Die korting voor het fitnesscenter vind ik nog de beste. Ik ben nu al buiten adem als ik de drie verdiepingen naar m’n appartement moet doen. Ziet ge mij al op zo’n loopband staan, ik bedoel lopen? Of gewichten heffen? Het enige dat ik nog hef, da’s een Kriekske. Op jullie gezondheid, schol! Pas op, ik krijg een korting. Zo kan ik het ook. Achteraf zit ik vast aan een abonnement van 2 jaar, die ik wegens schielijk overlijden door de geleverde inspanningen, toch niet kan gebruiken. Ooit kreeg ik de ultieme aanbieding van een begrafenisondernemer met als koptekst: “ Wij zijn gespecialiseerd in Uitvaartplechtigheden.” Ergens lijkt het me logisch dat ze in uitvaartplechtigheden doen, gezien hun status van begrafenisondernemer. Ze zullen wellicht niet gespecialiseerd zijn in dagschotels, me dunkt. Voor een kleine som per maand zou ik me totaal geen zorgen meer moeten maken. Alles zou geregeld worden door hen. Alleen zit ik met de bedenking hoe ik dat kan controleren hé? Of moet ik me schijndood laten verklaren? Met alle risico’s vandien dat ik levend gecremeerd word, wat me toch wat minder aanspreekt. Ik heb nu al last van temperaturen die boven de 22° stijgen. Ge moet niet vragen wat dat moet geven in een oven…
Moest ik alle prijzen die ik ooit zou kunnen winnen echt winnen, ik kon een online-winkeltje beginnen. Maar het enige dat ik ooit gewonnen heb, is een bon voor de Fnac van 10 €. Na het invullen van de zoveelste enquete. Die ik weggeven heb als kadootje aan één van m’n kinderen. Die kunnen er meer mee doen dan ik.
Bij nazicht van m’n mails vandaag, zie ik dat ik bij de winnaars ben. Dit keer op de Lotto. Ik ben de winnaar van 2.5€, ’t is niet veel, maar alle begin is moeilijk zei m’n grootje. Spijtig dat ik voor 10 € gespeeld heb. Van prijzen gesproken hé?

©GoNo

AMAZING GRACE

woensdag 4 augustus 2010

Er is een mens gestorven…

Er is een mens gestorven. Ja en dan? Er sterven alle dagen mensen, vertel me eens iets nieuw hé? Leven en dood zijn nu eenmaal onafscheidelijke vrienden, ze gaan hand in hand , zijn twee handen op één buik. Vanaf de geboorte gaat men al richting de dood. Het baby’tje dat geboren wordt, staat al met één voetje in het graf. Maar weet het nog niet. Al goed zou ik zo zeggen.
Er is een mens gestorven. ’t Zal geen grote koppen halen in de kranten want geen nieuwswaarde. Hoogstens een paar lijntjes op de laatste pagina bij de faits divers. In m’n buurtwinkel wordt er wel over gesproken. De place to be als het op laatste nieuwtjes aankomt. Volgens de bejaarde tweeling, Anneke en Mieke, lag meneer X al veertien dagen dood in z’n armetierig appartementje. De tv stond nog te spelen, de lichten brandden dag en nacht. De brievenbus puilde uit van de reclame. De postbode gooide de overtollige reclame er uit om alsnog z’n brieven er in te krijgen. Van plichtsbesef gesproken hé? De buren stelden zich geen vragen, ’t is verlofperiode zodus…
Er is een mens gestorven. Volgens Kamiel, de ex-duivenmelker die z’n duivenkot moest afbreken wegens schijtoverlast, sedertdien is hij een fervente aanhanger geworden van het Vlaams Belang, want hij verdenkt er nog altijd z’n allochtone buren van de klikspaan gespeeld te hebben. Z’n kot stond er even illegaal als een asielzoeker die ondergedoken zit in dit landje van melk en honing. Volgens Kamiel was meneer X gehandicapt na een beroerte opgelopen toen een deurwaarder per vergissing de verkeerde deur liet openbreken. Meneer X zat juist op z’n wc-pot te genieten van een sigaretje en een kakske. Ik kan me best voorstellen dat ge daar een beroerte kunt van krijgen. Als er ineens zo een paar wildvreemden in uwen living staan. Toen ze hun vergissing inzagen, nadat de ambulanciers en de dokter er op gewezen hadden dat meneer X een andere naam droeg dan op hun papieren stond, kwam er een kleine “ sorry “ over hun lippen.Waarna ze de deur forceerden aan de overkant om alsnog hun plicht te doen. Van plichtsbesef gesproken hé? Volgens diezelfde Kamiel zou hij een tweede beroerte niet overleefd hebben…
Er is een mens gestorven. Twee weken lag hij er al. Gestorven in totale eenzaamheid. Geen kraai die erom kraaide. Geen kat of hond die het wist. Tot er ene slimme z’n beklag ging maken wegens de stank die niet meer te harden viel. De tv staat nog te spelen, de lichten branden in de living en meneer X ligt schijnbaar te slapen aan tafel. De doos met filters staan voor hem, in z’n hand het apparaatje om sigaretten te rollen. Z’n enige gezelschap zijn een wolk van vliegjes die om hem heen cirkelen en hun eitjes leggen in het reeds rottende vlees. Zo heeft de politie en de slotenmaker hem gevonden.
Er is een mens gestorven, twee appartementsblokken van mij vandaan…

Om bang van te worden…

©GoNo

dinsdag 3 augustus 2010

Baby



Baby o baby klein
zo teer en zo fijn
duimpje in de mond
scheetjes latende
da’s heel gezond

baby o baby klein
niet wetende wie
die grote mensen zijn
onschuldig geboren
zuigend aan haar tepel
hulpeloos verloren

baby o baby klein
je babywereldje nog rein
onbedorven, onontgonnen domein
stoute mensen zijn nog ver
’t moest altijd zo blijven en zo zijn…

©GoNo