GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

maandag 30 april 2012

Ribbetjes in Looksaus…( 10€ )

Achter de hoek, recht tegenover het Drollenpleintje, waar vroeger Café Meyvis was, is een Chinees open gegaan. Het pleintje noemt niet Drollenpleintje, maar door de hondenpoep die er in alle formaten ligt, noem ik het zo. Ooit heb ik er kennis gemaakt met een schilder die de drollen aan het vereeuwigen was op z’n doek. Echt waar, ik stond met verbazing te kijken hoe hij met enkele penseeltrekken die drollen tot in de kleinste details aan z’n doek toevertrouwde. Nadien heb ik vernomen dat die schilder een pijnlijke dood gestorven is door constipatie. Weigerde naar een dokter te gaan, zat nog liever in de shit. In zijn geval letterlijk te nemen bij gebrek aan natuurlijke verwijdering. Ik lees het menu dat achter het raam van de deur hangt. Ribbetjes in looksaus, da’s lang geleden. Voor tien euro kan ik niet gekloot zijn, denk ik. Ik stap binnen en zoek een plaatsje aan het raam. De zaak is leeg, maar ’t is nog vroeg. Ik neem de krant, kwestie van intelligent over te komen. ’t Is een Chinese krant, ik versta er dus geen bal van. Maar er staan foto’s in van een containerschip dat ergens gekapseisd is voor de kust van Hong Kong. Zal waarschijnlijk een Italiaanse kapitein gehad hebben… Ik zit hier al een dikke tien minuten en niemand komt mij vragen wat ik hier kom doen. Ik kuch, eerst zachtjes, dan een beetje harder. Geen reactie. Misschien is het een meeneem-chinees en hebben ze de arme man meegenomen. Een meeneem-chinees op je schouw staat geweldig. Stijgt in deze tijden van crisis waarschijnlijk ook nog in waarde. Ik kuch niet meer maar hoest nu hardop. Luid en krachtig. Zou het kunnen dat die Chinees aan de opiumpijp ligt, vraag ik me af. Of is hij een klein Chineesje aan het maken? ’t Zal wel een namaakkindje zijn, want in het namaken zijn ze geweldig goed, heb ik horen zeggen. De deur van de keuken gaat open, eindelijk, denk ik, ik was al van plan naar de overkant te gaan om een pakje frieten. De man neemt de menukaart en geeft ze mij. “ Da’s niet nodig, ik zou graag libbekes in rooksaus hebben. Zonder lijst, maar met flieten…” Ik heb gehoord dat Chinezen moeite hebben om de “r” uit spreken. Sociaalvoelend als ik ben, is het voor mij maar een kleine moeite om hen in hun koeterwaals tegemoet te komen. De man kijkt me lachend aan, noteert m’n bestelling. “ Doe er nog een glaasje watel bij, bluiswatel…aub…” Ik ben beleefd opgevoed in de brousse en ken m’n wereld hé? De man vertrekt naar de keuken, het duurt geen kwartier of er staat een dampende schotel met ribbetjes en frieten voor m’n neus. Van een snelle bediening gesproken. Recht uit de microgolf, het kan bijna niet anders. Ik proef, eerst een klein hapje, je weet maar nooit. Maar ’t valt mee en gezien ik honger heb, doe ik niet moeilijk. De Chinees knikt goedkeurend, weer een klant die een hond zit op te vreten en het niet weet. Grapje hé? Of misschien juist niet… Er zitten acht ribbetjes in de looksaus. Met veel vlees op. Z’n geld meer dan waard, besluit ik. Ik moet dringend een boek schrijven over ribbetjes in looksaus. Ik heb ze al overal gegeten. Soms proefden ze naar rubber. Als je ze tegen de muur gooide, kwamen ze automatisch terug. Als een boemerang. Soms kreeg ik alleen de beentjes en moest ik het vlees met een vergrootglas zoeken. Maar hier krijg ik waar voor m’n geld. “ Patloon, klijg ik de lekening?”vraag ik beleefd. “ Wilt u nog een koffie of een thee? Op kosten van het huis?” vraagt de man bijna smekend. “ U spreekt wel goed Nederlands voor een Chinees en zonder accent…”zeg ik een beetje verbaasd. “ Hebt u problemen met de “r” uit te spreken?”vraagt de Chinees vriendelijk. Daar zit je dan de leukste te wezen, ik voel me rood worden tot achter m’n oren. Ik kan natuurlijk zeggen dat het zo is, maar da’s niet vol te houden. “ Solly, ik bedoel sorry, het ligt nu eenmaal in m’n aard om belachelijk te doen. Een aangeboren afwijking. Maar ik wou u niet kwetsen, verre van. Nogmaals m’n excuses…” “ Ik ben hier geboren en getogen. In de Vanwezebeeckstraat. Ik heb jullie taal dus op school geleerd. Maar als je wilt, leer ik je wel Chinees hoor…” “ Doe mij maar een koffietje, alstublieft..” De man brengt mij de koffie. Ik ben nog steeds de enige klant in de zaak. “ Ik woon hier juist achter de hoek…”probeer ik het gesprek terug op gang te brengen. “ Ik woon hierboven met m’n vrouw…”zegt de man. “ Is ze ook Chinese?” “ Ja, soort zoekt soort hé?” “ Heb je geen Chinees vrouwtje op overschot, ik ben dat alleen zijn moe…”vraag ik met een glimlach. “ Ik zal er eens over nadenken, maar Chinese vrouwen zijn nogal kieskeurig. Maar ze zijn ook gedienstig. De echte Chinezen, die van België da’s een ander paar mouwen. Vrijgevochten. Een beetje veel…” Het wordt donker buiten. De regen klettert tegen het raam. Ik moet maken dat ik thuis ben voor ik een gratis douche krijg. Ik reken af, wil hem een fooi geven voor de service en het gesprek. Hij weigert. Als ik die fooi aanvaard, sta ik bij u in schuld, zegt hij. ’t Is maar hoe je het bekijkt, denk ik. Ga je zo door die regen, vraagt hij. Ja, ik moet wel, maar ’t is gelukkig niet ver. Hier, neem die paraplu en breng hem morgen terug. Is die man mij een les in nederigheid aan het geven of doet hij het met bijbedoelingen? Ik weiger de paraplu. Als ik die paraplu aanneem, sta ik bij u in schuld. Zeg ik met een glimlach. De man schiet in een Chinese lach. Een verdwaalde en verwaaide man met hond kijkt ons aan, schudt met z’n hoofd. Z’n hond schudt ook maar met z’n pels. Ik ga al lachend naar huis, de regen kan me niet deren. Ik zing het liedje van “ Singing in the Rain”. Laat ze maar denken dat ik gek ben, ik weet wel beter. Ik heb lekkere ribbetjes gegeten en een even lekker gesprekje gehad. Benieuwd of ik de volgende keer terug gratis koffie krijg. Ik neem me voor om tweemaal per maand ribbetjes in looksaus te gaan eten. Meer laat mijn budget niet toe. Misschien steek ik nog iets op van de Chinese cultuur en als tegenprestatie mag hij van mij een boek kopen. Voor wat hoort wat, denk ik altijd. Maar zoals je weet, denk ik teveel hé? ©GoNo

zaterdag 28 april 2012

De duif is dood, meneer ( zei Toon Hermans)

Karel neemt nooit een blad voor de mond, zegt overal te pas en te onpas z’n mening. Met deze man in discussie gaan is een lijdensweg. Maar ik hoor hem graag bezig, want hij is een wandelende encyclopedie. Karel heeft lange tijd gewerkt op de redactie van een krant. De Volksgazet. Maar toen de stoel van hoofdredacteur leeg kwam, greep hij ernaast. Waarschijnlijk omdat deze stoel niet berekend was op z’n overgewicht. Iets waar hij nu nog steeds mee kampt, alle goede voornemens ten spijt. Bourgondiërs, ’t is een ras apart, zeg ik altijd. Om de vier à vijf maanden belt hij me op, gewoon om te vragen of ik nog leef. M’n antwoord is altijd hetzelfde, nee, u spreekt met de geest van wijlen GoNo, gelieve aan de lijn te blijven want de duivel heeft voorrang op aardbewoners. Iedere keer hoor ik dezelfde lach en z’n antwoord liegt er niet om, kort en bondig: “ onnozelaar!!” Vandaag zat ik aan hem te denken, terwijl ik naar de regen keek die op m’n vensterraam tikte. De grijze lucht en het monotone getik zijn niet van die aard om m’n zwarte gedachten een halt toe te roepen. Ik ben weer in een periode dat ik alles haat en verfoei, ook mezelve. Een eventuele werkgever zou me terugbellen om 13:00, maar schijnbaar is z’n telefoonlijn uitgevallen. Na herhaalde pogingen van mijn kant wordt er eindelijk opgenomen met de mededeling dat m’n profiel niet past. Ik stel nog voor om op hun kosten naar de plastische chirurg te gaan, maar de lijn wordt verbroken. De eeuw van doorgedreven communicatie laat veel te wensen over, is m’n conclusie… En kijk, als je van de duivel spreekt, zie je z’n staart. Karel belt me nog eens. “ Hallo, ’t is hier met Karel, spreek ik met GoNo?” “ Pardon, met wie?” “ Met Karel V. van de wijlen de Volksgazet…Ik spreek toch met GoNo?” “ Nee, u spreekt met z’n secretaris, meneer GoNo is een dutje aan het doen. Inspiratie aan het zoeken in z’n dromen…” “ Jamaar, ik wil hem spreken, ’t is al een hele tijd geleden hé…” “ Meneer Karel, de politie wil hem ook spreken over een openstaande boete, de belastingen over een openstaande schuld en de nutsvoorzieningen over openstaande rekeningen. Sluit u maar aan in de rij, zou ik zo zeggen…” “ Tja, dan zit er niets anders op dan straks eens terug te bellen, als Zijne Hoogheid z’n schoonheidsslaapje gedaan heeft. Of z’n inspiratieslaapje…” “ Wacht even, hij is juist wakker, ik geef hem door…” Met dezelfde stem als mijn nepsecretaris vraag ik hem met uitgestreken gezicht of hij dit gesprek boeiend vindt. “ Onnozelaar, ‘k heb uw stem wel herkend zulle, maar ik speelde het spel mee…” “ Maak dat de katten wijs en de honden ook…”is m’n gevat antwoord. “ GoNo, ik heb een probleem…” “ Dat kan niet, Karel, jij een probleem? Wel, wel, wel, dat ik dat nog mag meemaken…” “ Even serieus, ik moet morgen binnen in het ziekenhuis. Voor een maagverkleining. Ik moet minstens veertig kilo afvallen, anders ben ik geen lang leven meer beschoren. De vraag is de volgende…ik zoek iemand die op m’n twee duiven wil passen…” Ik haat duiven, kan ze niet zien of ruiken. ’t Zijn snertvogels die alles onderschijten met hun plakkerige uitwerpselen. ’t Zijn schepsels die uitsluitend gemaakt zijn om m’n humeur te verpesten. Karel weet hoe ik over die beesten denk. En dat allemaal omdat zo’n rotvogel het gepresteerd heeft om ooit eens in m’n versgetapte Kriek z’n darminhoud te ledigen. In volle vlucht, je moet het maar doen hé? Op een terras, op de Groenplaats. Er zaten daar minstens duizend terrasjesmensen en wie kiest die vogel uit? Juist… Karel lachte zich een kriek en tevens een breuk. Z’n dikke buik deed het tafeltje schudden. Ik keek met verwonderde ogen naar m’n Kriek, mij afvragend waarom dat nu weer bij mij moet gebeuren. Kies dan verdorie een toerist uit, zei ik hardop. Ik riep de ober erbij. Vraag of het normaal is dat m’n Kriek een grijsgele kleur heeft en of hier de Kriek geserveerd wordt met snottebellen erin. De ober valt uit de lucht zoals de poep van die rotduif. Neemt m’n glas van de tafel en inspecteert het met kennersoog. Dat zijn geen snottebellen, da’s duivenstront. Zegt de ober. Eten en drinken tegelijk, wat wil je nog meer, hoor ik hem mompelen. Karel begint nu wel heel erg rood aan te lopen, op het randje van een hartinfarct, concludeer ik. M’n boosheid gaat over in medelijden, straks heb ik nog een dooie op m’n geweten, denk ik. “ Garçon, kan ik een ander glas krijgen?” “ Met Kriek of alleen met duivenpoep?” “ Je bent ook de leukste thuis zeker?” zeg ik met half toegeknepen ogen, voorbode van meestal een gewapende strijd met woorden. “ Of ik de leukste thuis ben weet ik niet, maar wat ik wel weet is dat jij momenteel de leukste bent…” “ t’ Is al goed, breng me een verse Kriek zonder bijbehorend eetmaal…” Ik laat me niet verleiden tot een discussie die nergens toe zal leiden. Die man doet ook maar z’n job. En ik hou van mensen die gevat uit de hoek kunnen komen. Om maar te zeggen waarom ik die pestduiven zo haat. ’t Is 17:16. Er wordt gebeld. Er staat een jonge kerel voor de deur. Achter de deur kan niet want dan zou hij binnenstaan. Logisch toch? Ik doe m’n raam open. Had ik beter niet gedaan. De wind speelt met alles wat vasthangt en loszit. M’n raam in de slaapkamer wordt met een smak dichtgegooid. Turbulentie, noem ik dat. Ik vloek, ben kwaad op m’n eigen, rep mij om alle deuren dicht te doen. De bel dingdongt opnieuw. Geduld is een schone zaak, maar ’t mag niet te lang duren hé? “ Ja, wat scheelt er?”vraag ik buiten adem. “ Ik ben gestuurd door Karel, woont hier een GoNo?” “ GoNo ben ik…” “ Ik kom die twee duiven brengen..” Bij mijn weten had ik niet gezegd dat ik voor z’n duiven zou zorgen. Wat moet ik met die beesten aanvangen. Op mijn balkon zetten? En de hele tijd naar dat geroekoed luisteren? Om zot van te worden en ik ben al gek. “ Kom maar naar boven…”roep ik naar beneden. Naar boven roepen is totaal zinloos, gezien er niemand boven mij woont. Er zijn maar drie verdiepingen. Ik laat de jonge gast binnen. “ Zet u, pak een stoel en blijf staan…” De kerel kan niet volgen, ik ook niet. Maar ’t zal me worst wezen, ’t klinkt goed. “ Waar zijn die duiven?” De jongeman doet z’n plastic zakje van de Aldi open. Zitten die duiven daarin? Ze zijn wel stil, bedenk ik mij. ’t Zal nog meevallen. Duiven met een spraakgebrek. Stomme duiven, een zegen voor de maatschappij. Hij legt twee verpakte duiven op m’n tafel. Ik kijk er met grote ogen naar. “ Kunt ge die duiven drie weken in uwen diepvries steken? Dan is Karel terug en kom ik ze halen..” Ik had het kunnen denken dat er iets niet pluis was met die duivenhistorie. Ik haat duiven, ik lust ze niet. Zelfs niet als ze klaargemaakt zijn in rode wijn. Er is een briefje bij. De jongeman laat me alleen achter met m’n twee dode duiven. Ik doe het briefje open. Benieuwd wat Karel te vertellen heeft. “ Beste, Draag zorg voor m’n duiven, ’t zijn er van een goed jaar. Ik heb ze gewonnen met de tombola van de Journalistenbond. Mag ik vragen om ze af en toe eens te laten vliegen? Kwestie van hun smaak op peil te houden en ze niet te taai laten worden. Voor de rest zijn ze content met af en toe eens op uwen schoot te mogen zitten. ’t Zijn getemde en ze schijten niet alles onder. Ik denk zelfs dat ze helemaal niet meer schijten. Door voor de handliggende redenen. Met vriendschappelijke groet Karel.” Ik zit hier nu met twee duiven die ik iedere morgen uit de diepvries haal. Ik neem ze mee op m’n balkon, gooi ze iedere morgen in de lucht. Maar die rotvogels vertikken het om te vliegen. Prijzen zal ik er niet mee halen, zoveel is duidelijk. Het enige wat ik niet doe is ze op m’n schoot nemen. Ik vertrouw ze voor geen haar. Ik zou ze de nek omwringen ware het niet dat ze geen nek meer hebben… Ik zet de radio aan en wat hoor ik? Bobbejaan Schoepen met “ ‘k Zie zo geire m’n duivenkot…” Ik neem me voor een slachtpartij aan te richten onder m’n twee dooie duiven.. ©GoNo

vrijdag 27 april 2012

Handen thuis van de vrouw haar muis…

"Ik heb besloten de politieke strijd te staken", luidt het in een persbericht. "De aanhoudende en georkestreerde aanvallen op mijn persoon zijn ondraaglijk geworden voor mijn gezin en mezelf. Dit is onmenselijk, we gaan inderdaad door de hel. Dit moet stoppen." Hij biedt ook zijn verontschuldigingen aan tegenover de vrouwen die zijn gedrag als grensoverschrijdend hebben ervaren. "Ik heb dit toen niet zo aangevoeld en als dit vrijpostig of kwetsend overkwam: dat was nooit mijn bedoeling." Zo staat het letterlijk in de krant. Een journalist, die tevens hoofdredacteur was, misbruikte z’n positie bij de vrouwen die werkzaam waren op zijn redactie. Kon z’n handen niet thuis houden en krijgt nu de rekening gepresenteerd. Wilde burgermeester worden van Brugge. Wilde waarschijnlijk het stadhuis veranderen in een bordeel. Denk ik. Maar wie ben ik hé? Als z’n handelingen vrijpostig en kwetsend overkwamen was dit z’n bedoeling niet. Moet je mij eens uitleggen welke bedoeling hij dan wel had. Volgens de getuigenissen op de tv, stak hij z’n handen tussen de benen van de redactrice. Probeerde haar meermaals te kussen. Maar dat was allemaal de bedoeling niet. De bedoeling was een reportage in de krant over seksueel grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer. Een goeie hoofdredacteur moet toch op de hoogte zijn van hoe het aanvoelt om dit mee te maken. Volgens mij, berust dus alles op een misverstand. Heeft gewoon vergeten z’n intenties toe te lichten. Kan gebeuren hé? Het is ondraaglijk geworden voor z’n gezin en hemzelf. Wie is er het slachtoffer? Zij die het ondergaan hebben? Z’n familie? Moest Polleke VDD twee minuten nagedacht hebben en z’n pollekes in z’n zakken gestoken hebben, dan zat hij nu niet met een probleem. Ik heb medelijden met z’n vrouw en kinderen. Die delen mee in de klappen. Dat heb je als je een vader hebt die een publieke figuur is. De media is onverbiddelijk, kent geen mededogen. We leven nu eenmaal in een maatschappij waar iedere stap gewikt en gewogen wordt. Dat geldt voor Jan met de klak op en zeker voor mensen die in de schijnwerpers willen staan. Maar politici en andere machtsgeile personen denken dat ze boven de wet staan. Vrouwen worden nog altijd beschouwd als onderdanige schepsels, die getolereerd worden in de mannenbastions omdat ze zo goed koffie kunnen zetten. Tijden veranderen, Polleke, een vrouw is niet langer een seksobject, een vrouw is een wezen van vlees en bloed. Zoals ik en gij. Ik heb geen hoge studies gedaan, maar ik weet dat ik met m’n poten van een vrouw moet afblijven. Als ze er niet mee instemt, noemen ze dat ongewenste intimiteiten. Gebruik maken van je machtspositie is verwerpelijk, laag bij de grond, ja zelfs beestachtig… Als je niet aan je trekken komt thuis, ga dan naar een prostituee. Die zijn er om personen zoals jij van hun frustraties af te helpen. De vrouwen die nu klokkenluidster zijn, hebben gelijk met het aan de grote klok te hangen. Polleke, je moest je schamen, maar het enige wat momenteel telt is dat je politieke carrière ten einde is. Ik veroordeel je niet, ik ben alleen een beetje kwaad. Kwaad omdat de maatschappij zich altijd wentelt in onschuld. Als het gaat over seksuele klachten, met kinderen of in uw geval met vrouwen die aan het begin van hun loopbaan stonden, het is telkens hetzelfde liedje, ze worden steevast in de doofpot gestoken. Met als dooddoener:- het zal wel zo erg niet zijn. Ja, we weten dat Pol nogal vrijpostig is, maar die man is een Bourgondiër. Hij bedoelt dat zo niet hé? God schiep eerst de man en uit een rib van de man schiep hij de vrouw. Sedertdien zijn wij de heren van de schepping. Spijtig dat wij geen kinderen kunnen baren, Polleke, dan pas zouden we op het hoogste schavotje staan. Ik ga een politieke partij oprichten met als slogan :” Handen thuis van de vrouw haar muis..” Wedden dat ik geboycot zal worden? Door mensen zoals jij, ben ik zeker van… ©GoNo

woensdag 25 april 2012

De oude eiken boom…

De knoestige oude boom staat er al eeuwen. Hij is ouder dan de stenen huizen die wat verderop staan. Hij herinnert zich nog de tijd dat de soldaten van Napoleon hun bivak aan z’n wortels opslaan. Hij herinnert zich ook dat de Duitsers een bunker uit gewapend beton optrokken, om als munitiedepot te dienen. De andere bomen zijn stuk voor stuk gesneuveld, aan hem hebben ze niet geraakt. Een heilige boom vellen brengt ongeluk… Z’n verweerde bast is doorkerft met harten, grote en kleine. Met namen en beginletters. De oude eik kent hun gezichten nog. Gezichten die overlopen van prille liefde, van hooggespannen toekomstverwachtingen. Je naam kerven in de boom, brengt geluk. Dat zeiden de ouderen tegen hun kinderen. Zij hadden het ook gedaan en hun ouders ook. Maar iedere kerf deed z’n hout bloeden. Bij iedere kerf werd een stukje van z’n leven weggesneden. Hij wapende er zich tegen met een nog dikkere bast. Hij vraagt zich af wie van al die koppeltjes er nu nog samen zouden zijn. Van sommigen wist hij het, omdat ze nog regelmatig langs kwamen. Neergezeten op één van z’n dikke wortels halen ze dan herinneringen op aan hun eerste escapades op het Pad der Liefde. Heksen kent hij ook. Satanisten ook. Heksen op zoek naar een heksenkring, maar die was er niet. Bij gebrek aan beter werd hij dan maar gepromoveerd als dienstdoende heilig object uit een andere wereld. Een geheime wereld tussen schemering en duisternis. Met bezwerende formules die de Heer der Duisternis uit z’n tent moesten lokken. Vroeger werd er aan z’n voeten al eens een mens geofferd of een pasgeborene. Waarom wist hij ook niet, ’t hielp hen geen moer. Hij schudde met z’n takken alsof hij wou zeggen:- doe dit niet..,, maar het schudden met z’n takken zagen ze als een bevestiging dat ze goed bezig waren. Er was een tijd dat er mensen opgeknoopt werden aan z’n dikke takken. Schuldige en onschuldige. Ze dwalen nu ’s nachts rond z’n verweerde stam. Ze vragen hem de weg, maar hij kan hen niet helpen. Hij is maar een oude boom… Hij heeft passie zien oplaaien. Vurige passie. Die eindigden met de liefdesdaad. Waarbij z’n stam als ondersteuning diende. Ze moesten eens weten hoe hij gniffelde bij het horen van het gekreun en gesteun. Hoe hij op het ritme van hun liefdesspel mee wiegde met z’n kruin. Hij heeft de wereld zien veranderen, de natuur werd een stukje kleiner. Beetje bij beetje nam de mens de ruimte in. Houten huisjes van keuterboertjes veranderden in stenen hofsteden. Er werd een kerk gebouwd. Met een kerkhof ernaast. En rond de kerk kwamen er nog meer huizen. Het bos werd gerooid. Jonge bomen, in de bloei van hun leven, sneuvelden ter ere van de vooruitgang. Nu stond hij er nog alleen. Ze hebben een nieuw bos aangeplant, een kilometer verderop. De jonge boompjes staan er verweesd bij. ’t Zal eeuwen duren eer ze de wijsheid van de oude eik zullen evenaren. Als ze het overleven, nietwaar. Want de mens kent geen grenzen. Wat vandaag landelijk gebied is, is morgen industriezone. Het geronk van kettingzagen doen hem huiveren. Het gedreun van bulldozers ook. Doet hem telkens weer afvragen wanneer het zijn beurt is. Er liggen plannen op de tafel van de burgermeester. Grootse plannen. Als we die autostrade kunnen laten aansluiten op ons wegennet, dan zou dit de plaatselijke middenstand ten goede komen. Het land dat we nodig hebben, kunnen we onteigenen. Er moet nieuw leven komen in deze dode brouwerij. We moeten jonge mensen aantrekken, anders is dit dorp ten dode opgeschreven. Legt de burgermeester met handen en voeten uit. Hij kent enkele bouwpromotors die de klus kunnen klaren voor een vriendschappelijk prijsje. De schepenen hebben er hun bedenkingen bij, maar zwijgen. Na honderden jaren katholieke overheersing heeft men leren zwijgen… Ze staan rond de tafel, een architect wijst hen op de uitbreiding. Waar ze moet komen. Op papier lijkt het allemaal niet zo erg. ’t Zijn maar enkele lijnen. Een gebied dat rood gearceerd is. Niet eens zo’n groot gebied in vergelijking met wat door de eeuwen heen gestolen is van de natuur. Maar, werpt de schepen van Ruimtelijke Ordening op, is dat niet de plaats waar die oude eik staat? Staat er een oude eik, vraagt de architect die duidelijk niet van hier is. Kunnen we hem niet verplaatsen? Te gek voor woorden, een oude eik verplaatst men niet, een oude eik sterft waar hij staat. Rechtop en met fierheid. Dan zit er maar één ding op, hem afzagen, het hout verkopen en de opbrengst in de gemeentekas storten. Wie ligt er verdorie wakker van een oude boom? Vraagt de architect. Het raam staat open en de vogels luisteren mee. Heb je het gehoord vraagt de grasmus aan de vink. Ze zijn gek, compleet gek. Waar moeten wij dan ons nestje bouwen? Wat moeten wij later vertellen aan onze kinderen? Dat er ooit bomen bestonden? Ze vertellen het aan de oude eik. Hij schudt z’n oude kruin. Het zat eraan te komen. De ene z’n dood, is de andere z’n brood. Vergeten ze dan hoe hij het water opzuigt, zuurstof produceert en leven geeft rondom hem? De werknemers staan rond hem. Kijken naar de eeuwenoude boom. Het is stil, de wind zwijgt, de vogels in z’n kruin wachten stilzwijgend af. De architect loopt rond de boom. De metersdikke stam torent boven hem uit, als een kathedraal. De architect hoort een diepe stem. Of droomt hij het? Waarom, vraagt de boom. Waarom? Jouw hart is even gevoelloos als de stenen waarmee je werkt. Als het beton dat je hier wil storten. Een hart bloedt, beton krijgt alleen maar betonrot. Je zult begraven worden onder een grote steen met je naam erin gekerfd. Binnen vijftig jaar onleesbaar en niemand zal weten dat je ooit geleefd hebt… De architect schrikt, doet een stap achteruit. Heeft die eik tegen hem gesproken? Is die eik behekst? De arbeiders wachten nog steeds, de kettingzagen in aanslag. De wolken pakken samen, donker en dreigend. Er hangt onweer in de lucht, alsof de natuur er genoeg van heeft… De autostrade ligt er blinkend bij met haar witte strepen. Met rotonde. Een grote rotonde met in het midden een eeuwenoude eik. Met in z’n kruin vogels van allerlei pluimage. Die het steeds drukker wordende verkeer gadeslaan. De mensen hebben alle tijd van de wereld om de eeuwenoude eik te bewonderen. Wat moeten ze anders doen, gezien ze weer eens in de file staan? Te gek voor woorden, zeggen de vogels tegen de oude boom. Inderdaad, antwoordt de boom, te gek voor woorden, ze gaan erop vooruit met stil te staan… ©GoNo

dinsdag 24 april 2012

Chatten met een Filippijnse, ’t had erger gekund..

Dankzij m’n teerbeminde zus uit Wondelgem, ben ik terug beginnen chatten. Ze stuurde mij een mailtje door, van een site om te daten. Gezien m’n huidige staat van vrijgezel zag ik het plaatje wel zitten. Gedaan met alleen de afwas te doen, gedaan met de was te doen, eindelijk de kans om iemand te leren kennen die dat allemaal met veel liefde voor mij zou doen… Ik word dus lid van die site. Ziet er goed uit en je kunt rechtstreeks chatten met je toekomstige uitverkorene. Ik ben amper een halfuurtje lid en de aanvragen stromen al binnen. Ik heb maar te kiezen. Ik kies voor Tess. Mooie naam, als nu de vlag de lading dekt, zijn we vertrokken voor een gezellig onderonsje. In geval de vlag de lading niet dekt, kan ik haar zelf nog wel dekken. M’n horoscoop indachtig. Impotent zijn heeft z’n voordelen, ge kunt eeuwig bezig blijven…Viagra? Viagra is voor mietjes, voor strandjeanetten. Een echte vent blijft doorgaan tot het lukt hé? Ik moet er toch geen tekeningetje bij maken? “ Hallo, ik ben Tess…” “ Ook hallo, ik ben ( bijna zei ik “ Napoleon”) Noël…” “ Is Noël uw echte naam?” “ Ja, dat staat toch op m’n paske…” “ Paske? Wa is paske?” “ Da’s dat kaartje waarop je naam, geboortedatum en rijksregisternummer staat en als je kunt schrijven ook uw handtekening…” “ Ok” Ze is Filippijnse, zie ik op de site. Drieënveertig lentes jong. Woont al dertig jaar in Gent. ’t Is er aan te zien, denk ik. “ Waar woon jij?”vraagt ze. “ In Hoboken bij Antwerpen, op een appartement drie hoog…” “ Ok” De conversatie begint goed te lopen. We schieten geweldig op… “ En waar woon jij?”vraag ik, kwestie van te checken of die site wel klopt. “ In Gent. Ik eigen huis met tuin en garage. Ik werk in school. Kuisen…” Er moet nogal geld te rapen vallen met in een school te kuisen, is m’n bedenking. Hoe kom ik er op hé? “ En wat doe jij?”vraagt ze. “ Ik werk momenteel voor de staat…” “ Ok” Diene “ Ok” begint me nu al de strot uit te komen. Zo gaat dat chatten nog uren duren, denk ik. Maar gentlemen van het zevende knoopsgat die ik ben, zeg natuurlijk niets. Ik zit me af te vragen moest ik plotseling vragen om te neuken of ze dan ook nog “ Ok” zou zeggen… “ Hoeveel verdien jij?” “ Meer dan jij…”is m’n antwoord. “ Ik verdien 1485 €…en jij?” De aanhouder wint, denkt ze waarschijnlijk. “ 1485 €? Per jaar?” “ Nee, Noël, per maand…” “ Netto of bruto?” “ Netto…” In rekenen zijn ze goed die Filippijnen. “ Ok” antwoord ik. ’ T Is eventjes stil in Gent. Zit waarschijnlijk nu uit te rekenen hoeveel een staatsambtenaar verdient. “ Hallo Noël?” “ Hallo Tess?” “ Is dat appartement van de sociale…hoe zeg je dat?” “ De sociale dienst?”probeer ik. “ No, no,…” Prachtig toch, ze begint m’n naam al af te korten, ik voel dat de liefde aan het ontluiken is… “ Ok” “ Wat “ Ok”, ik heb niets gezegd, nog minder geschreven…” “ Sorry…” “ Zeg Tess, ik moet eventjes m’n laptop afdrogen…” “ Laptop afdrogen? Waarom?” “ Omdat ik onder de douche sta en het water loopt er langs alle kanten uit…” “ Oei, oei, is da niet gevaarlijk?” “ Gevaarlijk, welnee, af en toe krijg ik een schokske van een slordige 220 volt door m’n goddelijk lijf, maar naar het schijnt is dat goed voor uwen tikker..” “ Tikker? Wa is tikker?” “ Uwen wekker…” “ Horloge?” “ Ja, zoiets…” “ Horloge niet waterdicht, Noël?” “ Nee en laptop ook niet…” ’t Wordt erger met de minuut, dat chatten is een lachertje. Voor mij toch. “ Zoek je een man, Tess?” “ Ja, maar hij moet werken, en ook eigen huis hebben.. “ Dus als ik het goed versta en niet doof ben, zoek je iemand met veel geld en een eigen huis.?” “ Ja, Noël…” “ Dus met iemand die gaat doppen, kun je niets aanvangen?” “ Dopen? Ik gedoopt en jij?” “ Doppen, ( bijna zei ik “ kieken”) niet dopen. Doppen met twee p’s…” “ Ok, stiempelen?” “ Ja, stiempelen, maar ’t wordt stempelen geschreven…” “ Ok, ik werken voor mijn geld, ik werk in school…” Volgens mij zit die met een man of tien te chatten en weet ze niet meer tegen wie ze bezig is… “ Tess, dat heb je al gezegd, nog geen tien minuten geleden…” Geduld is een schone zaak, maar ge wordt er zo moe van hé? “ Ok.” “ Zeg Tess, ik stiempel ook…” A la bonheur, ik begin al als een Filippijn te praten. “ Ik bedoel, ik stempel ook…”verbeter ik mezelf. Weer radiostilte, de vijand is aan ’t overleggen. Is aan het uitzoeken wie ik ben… “ Hallo Noêl?” “ Hallo mevrouw de uil, waar breng je ons naar toe? Naar Fabeltjesland…” “ Ik kan niet volgen…”zegt ze. “ Ik ook niet…” “ We kunnen altijd blijven chatten…” Ik denk dat ze het door heeft. Nog even van kromme haas gebaren alvorens ik met de noorderzon verdwijn… “ Wil je dus zeggen dat ik geen kans maak om je beter te leren kennen?” “ Maar we kunnen blijven chatten toch?” Chatten? Katten, zal ze bedoelen. Ik besluit er nog een schepje bovenop te doen. Omdat ik haar zo graag zie… “ Ik zit hier te huilen als een klein kind, ik dacht dat het klikte tussen ons…” Ik zit bijna te huilen, maar dan van ’t lachen… “ Noël, niet huilen, wij chatten morgenavond om 9 uur? Ok?..” “ Oei, oei, laptop is mee aan ’t huilen, zie het verschil niet meer tussen traantjes en douchewater. Morgenavond 9 uur? Ok!!” Ik zie dat m’n geliefde zus uit Wondelgem online is. Ik ga haar uit de grond van m’n hart bedanken voor het doorsturen van deze site. Lang geleden dat ik nog zo verliefd geweest ben en nog langer geleden dat ik zo gelachen heb.. ©GoNo

maandag 23 april 2012

Verkiezingen…

“ Ik ben het beu, er moet verandering komen, ik heb gestreden voor m’n vaderland en nu ga ik de wapens terug opnemen…”zegt Prosper Van Meulenstede. Prosper Van Meulenstede is tweeëntachtig, maar loopt nog kaarsrecht. Is nog vinnig en rad van tong. Als voorzitter van de plaatselijke Boerenbond, een functie die hij al meer dan veertig jaar uitoefent, weet hij waarover hij spreekt. Veertig jaar geleden is hij met z’n tractor tot in Brussel gereden om aandacht te vragen voor het probleem van de mestoverschotten. Als leider van een konvooi van honderden tractors, kon het tellen. Onder begeleiding van de toenmalige Rijkswacht werden ze tot aan de Heizel geloodst. En daar ontpopte Prosper zich als een ware volksmenner. Tienduizenden liters drek werden er op zijn aanstoken geloosd. De stank was niet te harden, de reuk drong binnen in het parlement, enkele kilometers verderop. Het was en blijft de eerste keer in de geschiedenis van het parlement, dat de voltallige ministerraad zich moest bedienen van gasmaskers. Ze waren vroeger al onverstaanbaar, maar debatteren met een masker op is redelijk ridicuul… Feitelijk was Prosper van plan om de mestoverschotten in de hall van het parlement te deponeren. Maar de Wetstraat is een verboden zone. En de Militaire Politie was niet geneigd om deze ludieke actie te ondersteunen. Er is stront aan de knikker, zei hun commandant. Wat nog klopte ook… “ Ik ga me kandidaat stellen voor het burgermeesterschap. Antwerpen heeft recht op een burgemeester die iets afweet van stront. Waant zeg nu eerlijk, we zitten tot over onze oren in deze meststof. Uitmesten die stal. Met de grove borstel er door. Wegspuiten, opkuisen en met een propere stal beginnen…”zegt Prosper, op vurige toon. Z’n toehoorders worden meegesleept door z’n betoog. Ja, die man hebben we nodig. Met Prosper als burgermeester zal alles veranderen. De boeren zullen terug iets verdienen, wat ook ten goede zal komen van de burgerij. Eerlijke prijzen voor hun producten. Eerlijke prijzen voor de burgers… “ Desnoods blokkeren we alle toegangswegen, zodat er geen kat en ook geen hond, binnen of buiten Antwerpen kan…” Prosper laat z’n laatste woorden eventjes doordringen bij z’n publiek. Z’n publiek begint visioenen te krijgen van een regelrechte opstand. Een Europese Lente als het ware. De macht in handen van de Bejaardenbond. Want wie heeft er de meeste ervaring? Wij toch wel, denken ze. Gezien iedereen langer moet werken, kan dat toch geen probleem zijn? “ Het moet gedaan zijn met ons te behandelen als onwetende, infantiele bejaarden. Wij hebben gezorgd dat dit landje welvarend geworden is. Wij hebben gewroet, geploeterd en dit landje heropgebouwd na de oorlog. Moeten wij al onze verworvenheden zomaar te grabbel laten gooien door een stelletje nietsnutten die het verschil niet kennen tussen een os en een koe?”vraagt Prosper aan z’n op kookpunt gebrachte publiek. Nee, dat wil het publiek nu ook weer niet. Verre van. We hebben niet gestreden om alles terug te draaien naar de tijd van de middeleeuwen. Weg met de grootmeesters van ’t kapitaal. Weg met die zakkenvullers, schop ze de koolmijnen in. Scanderen ze. Prosper knikt goedkeurend. Ze beginnen het te snappen. “ Voilà, da’s een oplossing die ik ook wou voorstellen. We heropenen de koolmijnen. Geen werk? Hier zie manneke, ge moogt gaan werken in de koolmijn. Alternatieve straffen? Werken in de koolmijnen, verdomme. Tot zelfs Zwarte Piet jaloers is op dat zwart kleurtje. Negers worden vrijgesteld want die zie je anders toch niet lopen. Of ze zouden moeten lachen. Maar in een koolmijn is er weinig reden tot lachen, neem ik aan…” Die man heeft voor alles een oplossing. Waarom zou hij niet verder gaan dan burgermeester? Minister-president , Prosper Van Meulenstede for President, Prosper, Prosper, Prosper!!! De zaal gaat nu helemaal uit de bol… “ Prosper Van Meulenstede, maak dat ge van die tafel komt of ik smijt je eigenhandig in het kolenkot…”klinkt de harde stem van zuster Ursula. “ We leven hier in een vrij land, een land van vrije meningsuiting waar een mens z’n gedacht mag zeggen…”roept Prosper naar zuster Ursula. Twee uit de kluiten gewassen verplegers sleuren Prosper van de tafel. “ Zal ’t gaan, ja?”zegt Prosper met angst in z’n stem. “ Moeten we u in een dwangbuis stoppen?” “ Heel dit gesticht is één grote dwangbuis, wat zeg ik, heel deze verdomde maatschappij is een dwangbuis…” ’t Is weer zover, iedere keer als er verkiezingen op komst zijn, begint het circus opnieuw. Kom, zegt de oudste van de twee, afvoeren en in de dwangbuis. Morgen is het over, een spuitje om te slapen kan wonderen doen. “ Kunnen we jullie dan nooit geen vijf minuten alleen laten? Bende kleine kinderen…” zegt zuster Ursula tegen het nu rustige publiek. Geen antwoord, de overgebleven bejaarden zwijgen als een graf. Staan ook al met één been in het graf. Maar hun dromen over een betere wereld kan het gesticht hen niet afpakken. Prosper is gekalmeerd, zit aan tafel met voor hem een schaakbord. Kijkt een beetje afwezig. Zuster Ursula loopt heen en weer tussen de tafels. ’t Is rustig en zo hoort het ook. De deur gaat open en juffrouw Nancy van de Sociale Dienst komt binnen. “ Mag ik even uw aandacht? Morgen zijn er verkiezingen, jullie zullen hier kunnen stemmen. Ik wil het met jullie over de verschillende partijen hebben. Voor wat ze staan en wat hun programma is. Gezien het hier een katholieke instelling is, neem ik aan dat jullie de keuze al gemaakt hebben…” Prosper Van Meulenstede springt op tafel… “ Zeg dat het niet waar is…”denkt zuster Ursula. ©GoNo

zondag 22 april 2012

Voorbij, alles gaat voorbij…

Ik maak de balans op van m’n verjaardag. Het resultaat is niet om over naar huis te schrijven. M’n kinderen zijn op bezoek geweest. Ik heb m’n petekind Zita gezien en m’n kleinkind Kyra ook. En ik heb een cadeautje gekregen. Van m’n jongste dochter. Een potje bananenthee. Verleden jaar kreeg ik van haar een fles cola van 2 liter, waarvan ik nadien de helft mocht weggooien wegens gebrek aan gas. Cola zonder gas valt niet te zuipen. Moet ik nu blij zijn of moet ik nu triestig zijn? Ik vraag het me af. Het gaat me niet zo zeer om het krijgen van cadeautjes, alhoewel ik eerlijk moet toegeven, dat ik ook al eens graag een geschenkje krijg. Het geeft me het gevoel dat ik nog iets waard ben. Het moeten geen grote cadeaus zijn, een plantje van 5 euro is ruim voldoende. M’n zoon zegt dat ze niet weten wat ze moesten kopen, kan ik inkomen. Maar je kunt ook bijvoorbeeld tien euro geven. Als iedereen tien euro geeft, kan ik nadien zelf nog beslissen wat ik ermee doe. Komen vertellen dat hun volgende vakantie doorgaat in Zwitserland en met lege handen mij een bezoekje brengen, stoot mij een beetje tegen de borst. Geld uitgeven aan cannabis en je bloedeigen vader een potje bananenthee schenken, lijkt me nu ook bepaald niet een teken van respect en liefde. Het enig lichtpuntje op m’n verjaardag was het weerzien met m’n kleinkinderen. Daar heb ik nog een beetje plezier aan beleefd. Maar na twee uren was iedereen verdwenen. Zat ik terug alleen. Met een vuil appartement wegens het slijk dat ze van buiten meegebracht hadden. Waarschijnlijk was dat hun bijdrage aan m’n feeststemming. Met weemoed denk ik terug aan de dagen toen een verjaardagsfeestje nog iets te betekenen had. Voorbij, alles gaat voorbij. Ik begin oud te worden, voel me ook zo. Ik geloof niet meer in sprookjes. Het is absurd te denken dat m’n geest jong en gezond blijft. M’n geest takelt mee af met m’n lichaam. Zij het in minder vlug tempo. Maar m’n handen doen pijn als ik te lang schrijf. Ik mag misschien nog duizenden stukjes in m’n hoofd hebben, wat heb ik eraan als ik ze niet meer op papier kan zetten. Virtueel papier dan. Ik ben weer een jaartje ouder. Ben op weg naar m’n volgende verjaardag. Ik kijk er niet naar uit. Er is ook geen reden voor hé? Ik voel me nu al begraven en vergeten. Misschien moet ik wat meer tijd maken voor mezelf. In plaats van als er problemen zijn, de wijze vader uit te hangen. Misschien moet ik gewoon m’n mobieltje door het raam keilen, zodat ik onbereikbaar ben voor iedereen. Ik vraag me af hoe lang het zou duren eer er iemand komt zien wat er scheelt? Ik heb het vermoeden heel lang… ©GoNo

Verloren tijd

Ik zou wel eens willen weten hoe komt het dat wij zo vlug vergeten komt het door ’t voorbijgaan van de tijd die ons naar de vergetelheid leidt? Ik vraag me soms wel eens af ben ik nu gek of een beetje maf waarom begrijp ik deze wereld niet meer waar zijn de normen en waarden van weleer? ©GoNo

vrijdag 20 april 2012

Monoloog:

“ Wel, m’n beste, hoe voelt het om morgen weer eens jarig te zijn?”
“ Tja, ’t wordt stilletjes aan een gewoonte hé?”
“ Ja, maar ik bedoel, hoe voelt het om nog steeds alleen te zijn? Je wordt er ook niet jonger op hé?”
“ Nee, jonger word ik niet, dat heb je nu eenmaal met verjaardagen. Ze dienen uitsluitend om een mens er op te wijzen dat de tijd niet stilstaat…”
“ En wat is de planning voor morgen?”
“ Eerst is er een audiëntie bij de koning, met uitgebreide lunch. Daarna word ik tot ridder geslagen. Ridder in de Orde van de Kousenband. Met eikenloof en gekruist zwaard. Ik krijg dan een schommelpaard, harnas en lans. Ik mag, op buitenlandse tornooien, België vertegenwoordigen. ’t Is een traditie, eigen aan het ridder-zijn..”
“ En hecht je daar belang aan?”
“ Ja hoor, als ridder sta ik aan het begin van een roemrijke carrière. Ik sta een trapje hoger dan een schildknaap hé? Niet iedereen wordt tot ridder geslagen op zijn verjaardag. En zeg nu zelf, ridder op uw visitekaartje dat spreekt toch tot de verbeelding…”
“ Maar je weet toch dat in die kringen Frans de voertaal is?”
“ So what? Wat is er mis met de Franse taal? De helft van de Nederlandse woorden komen uit de Franse taal. ’t Is alleszins beter dan al die Engelse woorden. ’t Is niet hoe men spreekt, maar hoe men denkt, zeg ik altijd. “
“ Dus je verjaardag zal niet onopgemerkt voorbijgaan, neem ik aan?”
“ Nee, de voltallige pers staat nu al aan te schuiven om mij te interviewen. Zelfs de persvoorlichter van de Taliban vraagt of hij een artikel mag wijden aan m’n op komst zijnde ridderschap. God, en Allah ook, mag weten wat hij daar kan mee aanvangen. Hij beweert dat het zal inslaan als een bom…”
“ Is het waar, ik vraag dat omdat het gerucht de ronde doet, dat je een groot feest zal geven?”
“ Het moest een verrassing zijn, maar gezien radio Tamtam zijn werk al gedaan heeft, moet ik dit gerucht ten stelligste beamen. Op de Grote Markt in Antwerpen zal er ’s avonds een verjaardagsbal gegeven worden. Met live orkest en op grote schermen. De namen van de artiesten mag en wil ik nog niet verklappen, maar Eddy Wally en Helmut Lotti zijn zeker al van de partij. Ikzelf zal een voordracht geven uit m’n oeuvre. Met als titel, “ Hoe word ik wereldberoemd in Vlaanderen met nietszeggende teksten…” Er zullen ook gastsprekers zijn. Zoals de heer Mohammed Casablanca, die een gedicht in het Marokkaans zal voorlezen. Mevrouw Potverteer zal ook aanwezig zijn en haar nieuwe gedichtenbundel voorstellen. “ Zuid-Afrikaanse gedichten uit de koloniale tijd” is de moeite waard om even bij stil te staan…”
“ Zo m’n beste, er staat je morgen dus een drukke dag te wachten?”
“ Zeg dat wel, zeg dat wel..”
“ Mag ik dan nu, bij wijze van afscheid, je deze pot chrysanten geven? In naam van al degenen die je gelukkig gemaakt hebt met je schrijfsels, wens ik je een gelukkige verjaardag…”
“ In naam van mezelf wens ik mezelf hetzelfde…”

En toen schoot ik wakker…

©GoNo

Ga en vermenigvuldig uw schulden…

De mensen zijn onverschillig geworden. De massa loopt verdwaald rond. Wachtend op een leider die hen de weg wijst. Een leider die de beslissingen in hun plaats neemt. Zodat ze kunnen zeggen, als het misloopt, wij hebben het niet geweten. We worden overstelpt met dagelijkse porties oorlogsgeweld. Maar het raakt ons niet meer, al die oorlogen zijn ver weg. We staken als ze aan onze portemonnee raken. Waarom staken we niet als de elektriciteitmaatschappijen de rekening weer met 5% verhogen? Waarom staken we niet als al die dikkenekken hun bonussen optrekken, terwijl ze duizenden mensen op straat zetten? Met uitgestreken gezicht komen ze op tv verklaren dat het crisis is en dat het de reden is waarom er afvloeiingen moeten gebeuren. Het zal geen sociaal bloedbad worden. Het zal geleidelijk gebeuren. Oudere werknemers zullen niet vervangen worden, jongere ook niet. De vakbond is niet akkoord, we staken roepen ze. Fabriek wordt bezet. Bazen doen alsof ze ervan wakker liggen. Zijn al lang bezig een nieuwe fabriek op te zetten in een lage loonland. Er wordt gestaakt. Hoe lang? Een paar weken? Een maand? Een jaar? De grote bazen doen beloftes, de politiek ook. Jullie krijgen allemaal een oprotpremie. En we zullen jullie helpen om een andere job te vinden. En de eerste zes maanden hoeven jullie de lening voor uw huis niet te betalen. De banken lachen zich kreupel, ’t is uitstel van executie…
Staking is voorbij. De mensen gaan terug aan ’t werk. De vakbond beweert op tv dat ze de touwtjes in handen hebben. De politiek beweert hetzelfde. De fabriek zal niet sluiten, voorlopig toch niet. Tot er een overnemer gevonden is. De Chinezen zijn geweldig geïnteresseerd, zoeken een steunpunt voor hun verdere expansie. De banken steunen hen. De politiek ook. Ze sturen hun kroonprins op handelsmissie. Voor een kroonprins doen ze in China hun deuren open…
De Chinezen haken af, wegens te hoge lonen en teveel regeltjes. Er is grote bedrijvigheid ’s nachts. Vrachtwagens rijden af en aan. De fabriek wordt ontmanteld. Verhuist naar een Oostblokland. De Oostbloklanden bestaan niet meer, ze zijn allemaal lid van de Europese Unie. De meesten toch. België is weer een fabriek armer. De arbeiders zijn plots ook armer geworden. ’t Is een schande, zeggen de politiekers. De vakbonden beamen het volmondig. We gaan dit aankaarten op de eerstvolgende plenaire zitting van de Europese Commissarissen. Er moeten sancties komen, zoveel is duidelijk. De vergadering heeft zich gebogen over dit incident. De fabriek is verhuisd naar een land dat lid is van de Unie. Spijtig, maar het vrije verkeer van goederen en diensten dragen we hoog in ’t vaandel. De vakbond kan er ook niets aan doen. De politiekers wassen hun handen in onschuld. Binnen een paar weken spreekt er niemand nog over. Mensen hebben andere zorgen, maken zich maar pas druk als hun vliegtuig of hun trein niet op tijd vertrekt. Of als de prijs van de benzine naar omhoog gaat. Maar ze gebruiken hun auto toch. Liever bezuinigen op de dokter, tandarts en de dagelijkse kost dan te voet naar de bakker om de hoek te moeten gaan. En God keek van op z’n troon naar dat rare volkje en zag dat het goed was…

Ze doen het goed, zegt Hij tegen de duivel. Ja, zegt de duivel, ze aanbidden het Gouden Kalf. Deden ze vroeger ook al. Ge ziet, zegt God tegen de duivel, dat ge een beetje geduld moet hebben. ‘k Heb toch altijd gezegd dat mensen onverbeterbaar zijn. Ze trekken nooit lessen uit het verleden. Geef ze een vinger en ze willen een arm. Geef ze een arm en ze willen heel uw lijf. Moest ik mij niet zo vervelen zonder hen, ik zou ze van de kaart vegen. Kom, Satan beste vriend, laten we nog een Duvelke drinken op de algemene gezondheid van het mensdom. Mag het een chocomelk zijn, ‘k heb nogal last van m’n darmen, zegt Satan…
Satan, ge stinkt uit uwen bek en uit andere openingen, ga in vrede en neem een solferbad. En kuis, in ’t vervolg uw bokkenpoten af, de H. Maagd heeft juist de lenteschoonmaak gedaan…

De lente is in het land, de mensen zijn tevreden op enkele uitzonderingen na. Op tv zeggen ze dat het einde van de crisis in zicht is, alles kan alleen maar beter gaan. Papa en mama plannen hun paasvakantie, die oprotpremie van papa zal goed van pas komen. We kunnen toch onze kinderen hun vakantie niet ontzeggen? Wat zullen de buren wel denken? Dat we marginalen zijn? Nee, dat kunnen we onze kinderen niet aandoen. Ze gaan op vakantie, crisis of geen crisis. En de auto is dringend aan vervanging toe, de tv en de wasmachine ook.
Feitelijk is heel het mensdom aan vervanging toe, zegt God. Zo laten… zegt Satan, zolang we kunnen lachen is er geen vuiltje aan en in de lucht. Kent ge die mop van die banken die zeiden dat ze failliet gingen?
Ik ken ze, zegt God, ik heb die zelf gemaakt…

©GoNo

donderdag 19 april 2012

Begijntje Tierlantijntje

Tierlantijntje
zonder franje
klein begijntje
doet haar dansje

’t is feest in den hof
pater zingt z’n eigen lof
kwezelke, zonder zwansen
willen we een tango dansen

och here god, maar paterke dik en rond
ge geraakt amper met je voeten van de grond
en een tango is nogal sensueel
is dat niet van het goede teveel

alle begin is moeilijk, zei de pater
kom, doe nog wat wijn in m’n water
de aardse zorgen zijn voor later
morgen hebben we allebei een kater

tangomuziek speelt door de nacht
de pater fluistert in haar oor, heel zacht
‘k heb al die jaren op je gewacht
begijntje, blozende kaakjes, glimlacht

ga, vermenigvuldig, in de naam van ’t geloof
want van teveel masturberen word je potdoof
’t begijntje van tachtig weet goed wat ze wil
geen kleine paterkes, want ze neemt de pil

wat een stom en idioot gedicht
ik ben voorwaar een groot licht
geen kat die dat ooit zal lezen
maar ’t zal me worst wezen…

Tierlantijntje
zonder franje
klein begijntje
doet haar dansje

©GoNo

woensdag 18 april 2012

Cursus “ Gedachtelezen “ 10

Het zal je kind maar wezen, zeg ik altijd. Ik voel me een beetje ongemakkelijk met al die aandacht. Wat moet ik vertellen over mezelf? Dat ik een slechte jeugd gehad heb? Dat ik al jaren vecht tegen onrecht? Dat ik gedegradeerd ben geweest en oneervol ontslagen uit het leger? Wegens insubordinatie ( het weigeren van een bevel uit te voeren ). Dat ik voor dat feit twee maanden militaire gevangenis gekregen heb? Dat mijn militaire raadsman onder één hoedje speelde met de Militaire Rechtbank? Daar zullen ze hier niet van wakker liggen, denk ik…
Om een hoop leugens te vertellen,daar heb ik ook niet veel zin. Vroeg of laat val ik dan toch door de mand. Het is altijd hetzelfde liedje, zeg je niets dan ben je hoogmoedig. Zeg je iets dan stel je je kwetsbaar op. Ik wil niet meer gekwetst worden. Heb er mijn buikje van vol. Hoeveel keren ik al tegen een muur van onbegrip gebotst ben is niet meer te tellen. Ik heb nu m’n eigen muurtje gebouwd. Waarachter ik me kan verschuilen. Dat ik alles in het belachelijke trek is waar. De wereld is nu eenmaal belachelijk. ’t Is al een lachertje dat we de korte tijd dat we hier rondlopen elkaar de duvel aandoen. Als iedereen voor z’n eigen deur zou vegen, was de straat ook proper. Maar wat is er gemakkelijker dan iemand anders te beoordelen en te veroordelen?
Wie zonder zonde is, werpt de eerste steen, zei Jezus. Hij had gelijk, volgens mij. Wie heeft er geen geheimen? Wie heeft er in z’n leven nog nooit een misstap begaan?
Maar kom, ik moet iets doen, ik kan hier niet blijven zitten en m’n bek dichthouden. De verwachtingen zijn te hoog gespannen. Het rebelse in mij heeft ook z’n rechten…
“ Ik ben Noêl, zelfverklaarde dichter en schrijver, auteur van verscheidene dichtbundels en boeken. Geboren en getogen te Gent. Na lange en vele omzwervingen gestrand in Antwerpen. Waar ik geprobeerd heb een normaal leven te leiden. Waar ik een gezinnetje gesticht heb waaruit vier kinderen ontstaan zijn. In 1990 ben ik alleen komen te staan. Door overvloedig drankgebruik. Eigen schuld, dikke bult. Ik heb een goede band met m’n kinderen. Althans dat hoop ik toch. Mijn hobby’s zijn schrijven, luisteren naar anderen, schaken en koken. Ik ben hier niet om m’n dromen waar te maken, ik ben hier omdat ik moet. Ik geloof al lang niet meer dat er in iedere mens iets goeds schuilt. De jaren die ik nog tegoed heb, wil ik zinvol besteden. Cursussen volgen is op mijn leeftijd een verspilling van energie. Energie die ik beter kan gebruiken om te schrijven of om thuis het stof af te doen. En ook m’n afwas die er al drie dagen staat…”
Dat laatste is gelogen, de afwas staat er nog maar een dag. En het stof ligt er ook nog maar een dag. Weten zij veel hé?
Zo, ik heb me voorgesteld op mijn manier. Ze doen ermee wat ze willen. Gitta kijkt me aan alsof ze wil zeggen dat ze niet anders verwacht had. De rest doet er het zwijgen toe. Moeten een beetje bekomen van wat ze zojuist gehoord hebben, denk ik. Ik kijk naar de coaches. Onbevangen, met uitdagende blik. Bart en Wim kijken een fractie van een seconde, draaien dan hun hoofd om. Juf Chris zit met haar handen in het haar, ziet er moe uit. Dolf, mijn medecursist, fluistert dat ik een gangster ben. Zwijgen, zeg ik, of ik stuur de maffia op je dak…

“ Morgen gaan we verder met ons voor te stellen, er is nu geen tijd meer. Ik wil met jullie het programma van morgen eventjes overlopen. In de voormiddag gaan we de collages bespreken, in de namiddag gaan we een uitstap doen. We gaan met z’n allen naar Deurne. Naar het grote magazijn van de Kringloopwinkel. Jullie gaan een rondleiding krijgen en nadien is er in de refter kans om vragen te stellen. Een paar van m’n vroegere cursisten hebben daar een vaste job gekregen. Misschien zit die kans voor één van jullie er ook in…”zegt Bart met een zweempje genoegdoening.
Jezus nog aan toe, achter de schermen kijken van een Kringloopwinkel. De geheimen van het recycleren eindelijk ontrafelt. En dan nog kans maken om een vaste job te krijgen. ’t Is teveel van ’t goeie. Ik kijk met spanning uit naar morgen…

We nemen afscheid van elkaar, het lijkt wel een bende schoolkinderen die op sneeuwklas gaan. Ik houd me afzijdig, vraag me af of ze morgen nog zo uitgelaten zullen zijn. Gitta staat heen en weer te lopen. Wacht ze op iemand? Ik ga naar haar toe. Wil je nog een sigaretje, vraag ik. Graag, zegt ze. Ik wil haar vragen of ze zin heeft om iets te gaan drinken, maar ik durf niet. Ze zal waarschijnlijk liever bij haar zoontje zijn dan met een oude bok op stap te gaan. Denk ik. Ik denk teveel, denk ik…

©GoNo

dinsdag 17 april 2012

Cursus “ Gedachtelezen “ 9

De eerste dag zit er bijna op. De laatste loodjes wegen het zwaarst. Morgen gaan we onze collages bespreken. Wat onze dromen zijn en hoe ze tot stand gekomen zijn. Ik verheug me er al op. Ben benieuwd wat Gitta te vertellen heeft. Maar voor we afscheid nemen van deze toch wel heuglijke dag, vraagt coach Bart om ieder zich voor te stellen. Zoiets moet in mijn ogen gebeuren alvorens de cursus van start gaat. Als je gaat solliciteren begin je toch ook niet met het opnoemen van al je hobby’s of je kennissenkring? ’t Zal een foutje in hun planning zijn, veronderstel ik…
Niet iedereen is geneigd om zich bloot te geven. Is het genoeg als we elkaars naam weten? Vraagt iemand. Ben ik volledig mee akkoord. Ik heb ook niet vrijwillig gekozen om hier te zitten met wildvreemde mensen, die ik van haar noch pluim ken. Heb weinig of geen behoefte om al die mensen beter te leren kennen. Behalve bij Gitta…
Achmed zegt dat hij Marokkaanse roots heeft, geboren en getogen in Antwerpen. Heeft z’n school niet afgemaakt wegens redenen die hier niets ter zake doen. Zegt hij. Hij is drieëntwintig, zoekt werk, maar stuit op een muur van vooroordelen.
Dolf zegt gewoon dat hij niet weet waarom een mens van zijn leeftijd nog opgeroepen wordt. En vraagt langs z’n neus weg of er geen job als coach vrij is.
’t Is de beurt aan Gitta. Ik spits m’n oren.
“ Ik ben Brigitta, roepnaam Gitta. Alleen voor de vrienden. Ik ben drieëndertig, moeder van een zoontje dat autistisch is. Mijn zoontje is nu dertien jaar. Ik heb gestudeerd aan de Karel de Grote Hogeschool. Door de ziekte van m’n zoontje heb ik mij moeten opofferen. Maar ik deed het met plezier. ’t Is tenslotte mijn kind. De vader kon het niet aan en is na enkele maanden spoorloos verdwenen. Meer wil en kan ik niet zeggen…”
Hoe komt het dat ik plots rillingen krijg? Ik begin Gitta te begrijpen. Probeer het althans. Hoe moet ik de leefwereld van een alleenstaande moeder met een gehandicapt kind inschatten? De rest van de voorstelling gaat verloren, het interesseert me geen barst meer wie of wat die anderen zijn. Ik zit dromerig voor mij uit te staren. Dolf stoot tegen m’n arm. ’t Is aan u, fluistert hij. Aan wie? Aan u…
“ Meneer Noël, wilt u zich voorstellen? Of vindt u dit overbodig?”vraagt Bart.
Weer zo’n hatelijke opmerking. Wat ziet die kerel me toch graag, denk ik. Ik doe geen moeite om recht te staan. We zijn hier niet op een tribunaal hé? Is het een gedacht van mij of houdt de klas werkelijk haar adem in? Je kunt een speld horen vallen. Ik schraap mijn keel. Ik ga hier een monoloog opzetten waarbij die van ene Hitler maar kattenpis zal zijn. Er zijn twee mogelijkheden. Primo, ik lieg erop los alsof het gedrukt staat. Secundi, ik vertel gewoon m’n leven. Er is nog een derde mogelijkheid. Ik vertel dat ze allemaal de pot op kunnen. M’n rebelse aard steekt weer de kop op, constateer ik met voldoening. De klas wacht af, de coaches ook…

©GoNo

maandag 16 april 2012

Cursus “ Gedachtelezen “ 8.

Ik wil vragen aan Gitta hoe haar onderonsje met beide coaches verlopen is, maar ik wil niet overkomen als iemand die de pieren uit de neus haalt. Gitta zal er zelf wel over beginnen, hoop ik . Bart, Wim en de juf staan te praten onder het afdak. Af en toe kijken ze steels naar ons beiden. Ik voel hun ogen op ons gericht.
“ Gitta, ‘k heb de indruk dat ze ons in ’t oog houden. Ik denk dat Bart en Wim verliefd op je zijn. Ze kijken met geilogen naar jou. Als je wilt kan ik voor een afspraakje zorgen. Ik kan nogal goed overweg met die heren…”
“ Misschien moet ik die twee wel wat opvrijen, ze bezien me toch maar als een hoertje. Maar Chrisje kijkt constant naar jou. Die heeft het zo te zien voor jou…”
“ Heet ze Chrisje? Ik dacht meer aan Claudia Schilfer of hoe heet dat mens ook weer?”
“Schiffer, zal je bedoelen. Ja, nu je het zegt, ze lijkt er een beetje op…”
“ Bart lijkt op Brat Pritt, en Wim op Miss Piggy, Sorry, da’s een belediging voor de varkens hé?”
Gitta schiet in een lach. Waarom weet ik niet, ik meen nochtans wat ik zeg…
De speeltijd is om. We moeten het laatste uur nog volmaken en dan zit de eerste dag erop. Ik zal blij zijn dat ik hier weg kan. Ik hou m’n hart al vast voor wat er morgen te gebeuren staat. Al bij al kan ik niet klagen. Ik heb een kostelijke dag achter de rug. En stof om over te schrijven. Die cursusleiders gaan nog wereldberoemd worden op m’n site…

“ We gaan onze collage afmaken, we zetten onze naam boven in de rechterhoek. En leggen vervolgens de afgewerkte collages op de vensterbank. Is dat duidelijk?”vraagt juf Chris.
“ Dolf, we zetten onze naam in de linkerhoek van onderen. Gewoon uit pure balorigheid. Wat denk je?”
“ ’t Kan mij niet schelen. ’t Hangt hier m’n kloten uit…”
“ Maar allé Dolfke, voor één keer dat ge uw kunsten moogt vertonen en de kans krijgt om wereldberoemd te worden. Picasso is ook begonnen met collages te maken. Hij was toen drie jaar. Zo oud als Mozart. Die gaf al een pianorecital op z’n drie jaar. Ze verkopen nu nog altijd z’n platen. Maar ’t zal hem worst wezen, gezien hij al een tijdje dood is…”
Dolf gelooft er niets van. Maar zet toch z’n naam beneden op het blad. Ik doe hetzelfde. Met een zwierige handtekening erbij. Plus het symbool van copyright. Je weet maar nooit.
Eerlijk gezegd, onze collage mag er zijn. In vergelijking met de anderen hun werkstuk, steken we er torenhoog boven uit. Onze droomwereld hangt letterlijk aaneen van mooie wijven, drank, auto’s en sport. Een overdaad aan geneugtes. Ik doe nog eens m’n ronde langs de collages. Benieuwd wat Gitta ervan gemaakt heeft. Ik zie haar naam staan en bekijk de collage. Jezus Christus, wat is de bedoeling van deze collage? Ik heb de indruk dat zij die helemaal alleen gemaakt heeft. Deze collage zal stof doen opwaaien. Als dat haar droomwereld is…

©GoNo

vrijdag 13 april 2012

Cursus “ Gedachtelezen” 7

Bart en Wim geven me een hand, alsof ze met een handdruk ons akkoord willen bezegelen. Maar ze vergeten dat ik geen toezegging gedaan heb. Ook niet schriftelijk. De heren denken dat ze me de mond gesnoerd hebben. Dan kennen ze mij nog niet, ik zwijg zelfs nog niet voor de koning. Die zit daar ook maar omdat ze bij de onafhankelijkheid een koninkrijkje wilden stichten. Maar de huidige koning mag er zijn, doet me altijd denken aan een vorst uit een operette. Is zo sociaal bewogen, dat hij z’n buitenverblijf opengesteld heeft voor asielzoekers. Mits betaling van het OCMW. De koning heeft ook kosten hé?
Ik ga terug de klas binnen. De kinderen zijn braaf bezig met knippen en plakken. Ik voel me precies in een kleuterklasje. Straks om kwart voor drie mogen we mooi in de rij gaan staan en dan samen spelen en ravotten op het schoolplein. Moet kunnen, nee toch? Mijn vaste stek is bezet, Gitta zit nu naast een jonge allochtoon. Ze kijkt naar me, haalt haar schouders op…
Ik vraag beleefd waar ik moet zitten. De jongedame wijst me een plaats aan. Naast een vent van mijn leeftijd of toch ongeveer. Ik zet mij neer, vraag wat de bedoeling is van het werk dat hier verricht wordt. We moeten een collage maken. Zegt de man. Een collage? Een collage van wat? Over onze droomwereld. Jawadde, dat ik dat nog mag meemaken. Daarvoor dienen dus die tijdschriften. We moeten die collage met twee maken. Jij en ik. Ja, ik snap het al. Groepswerk. Ik begin meer en meer overtuigd te geraken dat ik in een gekkenhuis beland ben. Maar kom, er zijn ergere dingen op de wereld.
De juf komt langs. Gaat het een beetje, vraagt ze. Nee, zeg ik. Ik kan het niet laten hé? Wat moet ik doen, ik begrijp het niet goed. Je zoekt afbeeldingen in de tijdschriften die passen bij je droomwereld. Die zal ik daar niet vinden, zeg ik. Waarom niet? Omdat mijn droomwereld niet bestaat en nooit zal bestaan.
Ze kijkt me doordringend aan, wil nog iets zeggen, maar bijt op haar mooie lippen. Niet in de clinch gaan, ze heeft haar les goed geleerd. Probeer er toch maar iets van te maken en weg is ze…
Bart is binnen gekomen, vraagt aan Gitta om hem te volgen. Had ik wel verwacht, de volgende waar ze gaan op inpraten. ’t Zal me benieuwen, ik wou dat ik een vlieg was om de conversatie te kunnen volgen. Ze maken ons alleen maar sterker. Deze cursus is totaal zinloos. ’t Is gewoon een bezigheidstherapie voor gevorderden. Ik zie me al bij een baas aankloppen en hem uitleggen hoe een collage gemaakt moet worden over een droomwereld. Z’n enige droom zal zijn dat hij mij buiten zal smijten, met de gevleugelde woorden dat het een verdomde harde wereld is…
Er is maar één schaartje voor twee personen en één potje lijm. ’t Is crisis, ’t is eraan te zien. Ik weet niet eens de naam van mijn collega-plakker. Misschien zouden ze beter op iedereens borst een sticker met de naam plakken. Als onderdeel van de les: “ Knippen en plakken”. Hoe heet je, vraag ik aan m’n collega, die rustig in een tijdschrift zit te bladeren. Wat zeg je? Hoe je heet, herhaal ik ietsje harder. Adolf. Wablief? Adolf Verhasselt. Adolf, die naam doet een belletje rinkelen. Hoe oud ben je? Zestig. Even vlug een rekensommetje maken. Is dus van het gezegende jaar tweeënvijftig. Geboren zeven jaar na het einde van de oorlog. Conclusie? Ze moeten daar in die familie een grote verering gehad hebben voor die andere Adolf.
Heb je al iets gevonden? Dolf knikt van ja. Toont me een bladzijde met allemaal vrouwen in lingerie. Hé, onze droomwereld begint plots vorm te krijgen. Ik zal auto’s zoeken en zonnige stranden. Bier, wielrenners en voetballers moeten er ook op. En politiekers die in een gevangenis zitten. En geld, veel geld. Da’s pas een droomwereld, zeg ik tegen Dolf. Als we daar de prijs voor beeldende kunsten niet mee winnen, weet ik het ook niet meer. Dolf is enthousiast, gaat nog meer tijschriften halen. De juf kijkt argwanend toe. Laat er nog wat over voor de anderen, zegt ze. Dolf mompelt dat de anderen hun plan maar moeten trekken. Z’n vader zal waarschijnlijk dat ook gezegd hebben, aan het Russisch front.
Gitta komt terug de kleuterklas binnen. Rood aangelopen. De discussie was schijnbaar van korte duur. Ik kijk naar haar, ze knipoogt. Oef, ik ben gerustgesteld. Ze is niet geplooid voor die heertjes…
De tijd kruipt voort. ’t Is kwart voor drie en de juf heeft het niet in de gaten. Leren ze tegenwoordig de klok niet meer lezen in de kleuterklassen? Vraag ik me af. Ik wacht nog vijf minuten. Die een eeuwigheid lijken, zegt het cliché. Ik sta recht, steven op de juf af. Juffrouwtje, om kwart voor drie is het speeltijd hé? Zeg ik met uitgestreken smoel. U kunt er mee doen wat u wilt, maar ik ga naar buiten. De natuur heeft ook z’n rechten. Ten eerste, ik moet gaan plassen wegens een vergevorderde prostaatkanker en ten tweede, ik heb trek in een sigaretje. Sorry, fluistert ze, was de tijd uit ’t oog verloren. Moest ik tijd hebben, ik zou je niet uit ’t oog verliezen. Fluister ik even zacht. Ze antwoord nog iets, maar ik ben al weg. Ik doe teken naar Gitta. Ze volgt. Ik wil weten wat Bart en Wim tegen haar gezegd hebben. Misschien wil ze er wel helemaal niet over praten? Vertrouwelijke gesprekken daar ben ik geweldig mee vertrouwd. We proberen ons af te zonderen, maar ’t lukt niet. Om de één of andere reden is altijd wel iemand die ons iets komt vragen. De stomste vraag is die hoe ik mijn droomwereld zie. Met haaien en krokodillen die alle mensen opvreten. En een wereld die vergaat in bloed en tranen. Meen je dat, vraagt er iemand. Jazeker, is m’n antwoord. Hoe stommer de vraag, hoe stommer het antwoord, zeg ik altijd…

©GoNo

donderdag 12 april 2012

Titanic




Op 30 januari 1945 zonk de Wilhelm Gustloff met aan boord 10.582 vluchtelingen. Slechts 1239 opvarenden konden gered worden. De boot werd tot zinken gebracht door een Russische onderzeeër met drie torpedo’s.
Goya – 16-4-1945 6.817 slachtoffers
Generaal Steuben – 1- februari 1945 3.500 slachtoffers
Titanic – 15 april 1912 1.503 slachtoffers
Lutisiana – 7 mei 1915 1.198 slachtoffers
De Titanic komt pas op de vierde plaats op deze lugubere ranglijst. Waarom is er zon hype rond dat passagiersschip? Komt het omdat het haar maidentrip was? Was de Titanic verdoemd? Evenals haar zusterschepen? Ze spreken altijd over de Titanic, hoewel er ook nog de Olympic en de Gigantic ( later Britannic gedoopt) waren. Allemaal van dezelfde rederij en gebouwd volgens dezelfde plannen. De eerste reis van de Titanic was niet volgeboekt. Daarom had de rederij Cunnard Lines besloten om goedkopere tickets te verkopen aan immigranten die uit wilden wijken naar de Verenigde Staten. De meeste slachtoffers waren dus arme uitwijkelingen, die in de derde en vierde klasse zaten. Die ook de minste kans hadden het te overleven, gezien ze zich door een wirwar van gangen een weg moesten banen om aan deck te geraken.
De meesten geloofden niet dat de Titanic kon zinken. Ze stond geboekstaafd als “ onzinkbaar “. Maar dat is een fabeltje, de rederij heeft nooit beweerd dat ze niet kon zinken. De media ( ja, toen ook al) heeft deze mythe doen ontstaan. Waarom spreekt die ramp zo tot een mens z’n verbeelding? Waarschijnlijk door de vele films en boeken die over het onderwerp gemaakt zijn. Er is, bij mijn weten, geen enkel schip waarover zoveel documentatie bestaat. De film van James Cameron heeft daar ook veel toe bijgedragen. Maakte van Leonardo Di Caprio een wereldster. De film leunt dicht aan tegen de werkelijkheid van wat er zich afspeelde tijdens de laatste uren van de Titanic. Buiten de romantische scènes, welteverstaan. Maar die waren er nodig, anders was de drie uur durende film te saai om naar te kijken. Wie wil er, buiten een visser, drie uur lang naar water zitten staren hé?
Er zijn reeds ontelbare expedities naar de Titanic geweest. Onderzoekers die een reconstructie wilden maken van het “ waarom”.
Er zijn ook expedities geweest met minder fraaie bedoelingen. Schattenjagers, die er alleen maar op uit zijn om voor grof geld de overgebleven persoonlijke bezittingen van de slachtoffers te verkopen. Meer dan 5 600 voorwerpen zijn zo al bovengehaald. Een rechtbank heeft nu beslist dat de voorwerpen uit de Titanic samen in z’n geheel moet verkocht worden. Dit om verspreiding te voorkomen. De Unesco heeft de Titanic begin april op z’n Wereldlijst van Beschermde Monumenten gezet. Alle aangesloten landen, die dus de conventie ondertekend hebben, verplichten zich ertoe om de restanten van de Titanic te beschermen. Spijtig dat er nog vele niet-aangesloten landen zijn die rustig verder gaan met de plundering van de Titanic. Robert Ballard, de ontdekker van de ligplaats van de Titanic, zegde dat hij maar van één ding spijt heeft. Ik had het wrak moeten claimen, waren zijn woorden. Dat wrak is een zeemansgraf. Een zeemansgraf plundert men niet.
De Titanic wordt opgevreten door de bacteriën. Men voorspelt dat er binnen 20 jaar niet veel meer zal over zijn van het gigantische schip. De zeebodem schuift en zal vroeg of laat de restanten van het schip opslokken. Eindelijk zullen de doden dan hun rust vinden…

©GoNo

woensdag 11 april 2012

Hoe mooi in ’t avonduur…




De bloem kruipt omhoog
Spant haar kroon
Tot tegen de regenboog

Ze wil mooi en lief zijn
Blaadjes parmantig gekruld
Stengeltje dun en fijn

Ze staat stevig in de grond
Met voetjes als een knol
Strooit haar geurtje in ’t rond

Een bijtje schijnt haar te kennen
Over wat fezelen die twee
Zijn pootjes die haar verwennen

Morgen is m’n laatste vlucht
Fluistert meneertje Bij
De bloem kreunt en zucht

Ik ga je missen, echt waar
Zegt bloempje snikkend
We waren een goed paar

Ik ruik de boer z’n hooi
Hoor de haan van z’n oren maken
De hond die blaft in z’n kooi

De koe staat te loeien
En het tedere bloempje
Zal ieder jaar opnieuw bloeien…

©GoNo

dinsdag 10 april 2012

Cursus “ Gedachtelezen “ 6

Lang hoef ik me niet af te vragen wat er verder te gebeuren staat. Er komt een jongedame binnen. Modern gekleed en op hoge hakken. Eentje die rechtstreeks uit de Flair of een ander modeblaadje komt. Carrièrevrouwtje, dat zie je zo. Maar eerlijk gezegd en gezwegen, ze mag gezien worden. ’t Is een hele verademing tegenover die twee coaches, die te lelijk zijn om dood te doen. Moest ik met die twee op een eiland zitten, ik duw ze het water in. Valt nog te bezien of de haaien ze willen oppeuzelen. Die beesten hebben ook hun gevoelens hé?
Wat komt dat model hier doen? Krijgen we er nog een coach bij? Straks zijn er meer coaches dan leerlingen. Er staat een doos tijdschriften op de vensterbank. ’t Valt me nu pas op. Komt omdat ik weer afgeleid ben door het vogeltje. Zou dat hetzelfde vogeltje zijn als deze morgen? Ze lijken allemaal op elkaar. ’t Is in ieder geval een musje.
“ Meneer Noêl, wilt u mij eventjes volgen?”
Ik schrik wakker uit m’n dromerij. Heeft er iemand geroepen?
“ Meneer Noël, wilt u mij eventjes volgen?”hoor ik terug een stem. Schrikbarend. Ik droom nu al in stereo ook. Bart doet teken dat ik hem moet volgen. Nu gaan we het krijgen, fluister ik tegen Gitta. ‘k Denk het ook, fluistert ze bijna onhoorbaar terug. Ik sta recht, volg Bart. Wim volgt ook. Twee tegen één, had ik het niet gedacht. We gaan naar het lokaal ernaast. Ik vraag zelfs niet of ik mag zitten. Die stoelen zijn betaald met mijn belastinggeld, dus ben ik mede-eigenaar. Ik leun achterover, een big smile op m’n aanminnige tronie. Hoe voorspelbaar kan een mens toch zijn hé? Ze vallen met de deur in huis. Scharnieren zullen los gezeten hebben, denk ik.
“ Beste vriend, wat ben je van plan? Ga je heel de cursus de clown uithangen?”vraagt Bart met nauwelijks verholen verachting.
“ Je weet toch dat we een evaluatie moeten maken. Daar kan je uitkering van afhangen, als je begrijpt wat ik bedoel…”doet Wim nu ook z’n duit in ’t zakje.
Daar heb je die dreigementen weer…
“ Nee, ik begrijp niet wat je bedoelt. Ik ben maar tot m’n veertien jaar naar school geweest. Leg het mij eens op een verstaanbare manier uit. Zonder bombastische taal te gebruiken en te schermen met geleerde woorden die uit een verhandeling komen van een kernfysicus. Als je begrijpt wat ik nu bedoel hé?”
Ze kijken naar elkaar. Ik kan hun gedachten lezen. Meestal lukt het om iemand te imponeren door ze afzijdig te nemen. Zonder de klas erbij is het veel gemakkelijker iemand de levieten te lezen. Geen getuigen, geen steun, geen oppositie. Maar nu hebben ze een doortrapte oude rot tegenover zich. Iemand die hun spelletje weigert mee te spelen.
“ Neem uw cursus. Ergens moet er toch wel staan hoe je mij moet aanpakken?”vraag ik met de mooiste glimlach, die ik op m’n gezicht kan toveren. ’t Wordt boeiender met de minuut.
“ Probeer je ons gezag te ondermijnen? Dan zal je vroeger moeten opstaan, we trekken toch aan het langste eind…zegt Bart.
“ Welk gezag? Gezaag, zul je bedoelen? Welke autoriteit bent u om van gezag te mogen spreken? Welk diploma heeft je dat recht? Kadhafi had ook gezag tot hij een kogel door z’n kop kreeg. Waarom zou ik een coach nodig hebben? Zie ik er uit als een sportman? Sportlui hebben coaches, werkzoekenden niet. ’t Klinkt wel goed hé? Coach? Waarom niet gewoon begeleider? Ik heb lak aan al die Engelse termen. Die dan meestal de lading niet dekken. Een doodgewone wc-madam is tegenwoordig een sanitaire helpster. Een cipier is een penitentiaire beambte. Een kassierster is een allround winkelbediende. En een arbeider is tegenwoordig polyvalent. Vraag aan de eerste beste arbeider wat dat betekent en hij blijft u het antwoord tot in de eeuwigheid schuldig…”
Wat een betoog, denk ik. Waarschijnlijk hadden ze iets anders verwacht, maar geduld is een schone zaak.
Bart en Wim overleggen. Dat doen ze graag en daar zijn ze goed in. Ze fluisteren, ik zit er verveeld bij. Over naar fase twee van de cursus: “ Hoe overdonder ik m’n tegenstander?”
“ Mogen wij vragen dat u op z’n minst een beetje probeert mee te werken? Misschien interesseert het u allemaal niet, maar die anderen hebben er wel iets aan. We moeten samen vier maanden doorbrengen, laten we proberen er het beste van te maken…”zegt Bart op bijna smekende toon.
Ze gooien het over een andere boeg. Doen beroep op m’n medeleven. Kan ik inkomen. Sociaal en rechtvaardig, ik kan ervan meespreken.
“ Zijn we akkoord?”vraagt Wim. Die papegaai laat zich ook nog eens horen.
“ Moet ik het schriftelijk bevestigen? In twaalf exemplaren, met “ gelezen en goedgekeurd”?
“ In uw geval, zou dat misschien het beste zijn hé?”lacht Bart. Die denkt dat hij de oorlog gewonnen heeft. Welke oorlog? Zij maken er een persoonlijke vendetta van. Maar kom, ik ben de slechtste nog niet, ik loop wel een eindje mee met die twee. Tot ik er genoeg van heb…

©GoNo

zondag 8 april 2012

Overpeinzingen met Pasen…

Pasen, de klokken van Rome en de paashaas brengen chocolade-eitjes. Jezus zal voor de zoveelste keer uit de dood opstaan en daarna ten hemel stijgen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik die figuur van Jezus altijd al boeiend gevonden heb. De commercie rond z’n overlijden ietsje minder. Moest Jezus in deze tijd leven dan was hij waarschijnlijk een geslaagde zakenman. Hij kon zich goed verkopen aan de onwetende massa. Zou direct een deal sluiten met de wijnboeren. Gezien zijn ervaring met water in wijn te veranderen. Zie maar naar de bruiloft van Kana. Hij kon ook de doden opwekken. Die daarna alsnog doodvielen, toen ze de rekening kregen. Hij liet blinden zien. Zonder operatie. Gewoon met de kracht van z’n geest. Geloof in mij en je zult zien. Dat waren de woorden die hij gebruikte. De blinde man geloofde hem. Had geen andere keuze. Baat het niet, dan schaadt het niet, moet hij gedacht hebben. Jezus legde z’n hand op de kerel z’n hoofd en zei:” In de naam van God de Vader en Z’n Zoon, dat ben ik dus, beveel ik u uw ogen open te trekken en te zien wat er te zien valt. Er staat hier een pak schoon volk, spijtig dat de vrouwen in dit godvergeten gat allemaal een boerka dragen. Dus, voorwaar ik zeg u, trek uw ogen open…”
De blinde man trekt z’n ogen open en het eerste wat hij ziet is Jezus. Hij knippert met z’n ogen. Verdomme, denkt de ziende man, wat een schone vent. En zo ging de blinde man, die nu terug kon zien, de geschiedenis in als eerste stalker van een beroemdheid. Jezus was er voor iedereen, ook voor homofiele blinden.
Maria Magdalena, nog een geval apart. Werd bestempeld als prostituee. Naar het schijnt, volgens gevonden documenten geschreven door Scribus, een Romeinse journalist, was ze de moeite waard. Een mooie vrouw met een oogverblindende glimlach. Het viel direct bij Jezus op. Het verhaal doet de ronde dat ze haar wilden stenigen. Ze hadden toen nog geen tv en moesten zich toch met iets bezig houden. Jezus vond het zonde dat zo’n mooie vrouw een paar uit de kluiten gewassen brokstukken tegen haren mooie voorgevel zou krijgen. Welk nut heeft het om je te schminken als ze het eraf gooien met stenen? Moet hij gedacht hebben. Hij heeft haar gered en opgenomen in z’n entourage. Als secretaresse en penningmeesteres. Petrus, de latere rots waar op men de kerk zou bouwen, zag het met lede ogen aan. Met wat was z’n Meester bezig? Een vrouw als rechterhand van de Meester, daar komen troubles van. Jezus lachte in z’n vuistje. Wist heel goed wat hij deed. Wist ook al dat het nog duizenden jaren zou duren eer de vrouw gelijke rechten zou hebben als de man. Maar de aanzet was er, meer kon hij niet doen. Wilde hij ook niet…
Jezus, was de prediker van de allesomvattende liefde. Liefde voor de natuur en voor het kleinste schepsel. Liefde ook voor de medemens. Z’n volgelingen droegen hem op handen. Hij liet een nieuwe wind waaien in de door de Romeinen bezette gebieden. Maar z’n eigen volk, met name de Joodse Raad, kon er niet mee lachen. Hun duurbetaalde positie met bijhorende steekpenningen, kwam in gevaar. Jezus ondermijnde hun gezag. Kan en mag niet hé? Korte metten mee maken. Liquideren. Zo simpel kan het zijn. Beschuldigen van ketterij. Van opruiende taal en het niet naleven van de Romeinse en Joodse wetten. Plus een overtreding van het parkeerverbod aan de Tempel van Jeruzalem. Z’n ezel had niet de vereiste toelating om daar te staan…
Jezus veegde er z’n kleed aan. Dat waren aardse wetten. De enige wet die telde was die van z’n Vader. En de tien Geboden, maar die waren ze al lang vergeten. De kruik gaat zo lang te water tot ze barst. En toen Jezus in een Joodse aanval van blinde woede, de priesters en hun commercie de Tempel uitroefelde, was het hek helemaal van de dam.
“ Dit is de Tempel van God, het huis van m’n Vader. En niet de Albert Heijn of de Carrefour en zeker niet den Aldi. “
Voorwaar profetische woorden. Nostradamus kon er een puntje aan zuigen. Feitelijk was Jezus een visionair. Misschien wist hij dat Pasen een toonbeeld van ondernemerschap zou worden. Dat nog weinig te maken zou hebben met z’n Wederopstanding. Ik zie niet goed in dat ze in de woestijn eitjes zullen gaan verstoppen. Lijkt me niet zo’n goed idee. Of ze moeten er ’s nachts naar zoeken.
Maar de kinderen hebben er plezier aan. De driedaagse diaree van teveel chocolade-eieren te eten en de buikkrampen die ermee gepaard gaan, mag de pret niet bederven. En voor de prijs van een eitje moet je het niet laten. De prijs van een goede dokter daarentegen…
Pasen? Tja, met Pasen heb ik overpeinzingen. Maar dat heb ik met al die kerkelijke feestdagen. ’t Is een traditie die in ere moet gehouden worden. Al was het maar voor de kinderen. Dat zei ook de pedofiele pater met Pasen, terwijl hij aan z’n eitjes dacht…

©GoNo

zaterdag 7 april 2012

Ik mis je, kleine meid


Ik mis je, kleine meid
Je lachjes, krokodillentraantjes
Ben ik een beetje kwijt

Ik mis je, kleine meid
Je duizenden “ Waaroms”
Ben ik een beetje kwijt

Ik mis je, kleine meid
Een stukje van m’n leven
Ben ik een beetje kwijt…

©GoNo

vrijdag 6 april 2012

Cursus “ Gedachtelezen “ 5

’t Is aanschuiven in de broodjeszaak. Bedienden en arbeiders, samen verbonden door het wachten om de hongerige maag te spijzen. Hier telt geen klasse-of standenverschil, hier telt de wet van de lange rij. Ik vraag aan Brigitta of ze ook een broodje lust. Ze knikt. Ik betaal zelf wel, zegt ze. Wilde ik eens de galante ridder spelen, haar trakteren op een broodje, maar schijnbaar wil ze onafhankelijk blijven. Vrouwtje naar m’n hart…
Ik bestel een broodje americain met ajuintjes. Die dekselse Amerikanen zitten ook overal. Zelfs tot tussen m’n broodje. Brigitta heeft een broodje kipcurry. Versgemaakte. Specialiteit van het huis. Alles wordt hier vers gemaakt. Behalve de broodjes. Die komen uit de diepvries. Worden gebakken in een uit de kluiten gewassen oven.
We staan terug buiten. Doen zoals de meesten. Zoeken een plaatsje in de zon, eten zonder veel te zeggen ons broodje.
“ En? Is het lekker?”vraag ik.
“ Kan ermee door. Broodje ietsje te lang gebakken, maar de kipcurry is lekker…en dat van jou?”
“ Volgens mij komt diene americain van Rusland. Ik begin hier de neiging te krijgen om de Internationale te zingen. Tot meerdere eer en glorie van de verenigde arbeiders en bedienden…”
“ Zeg Noël, ik denk dat je moet oppassen met je vragenstellerij. Ze hebben niet zomaar twee coaches aangesteld. De tactiek van twee-kunnen-meer-dan-één…”
“ Brigitta, da’s een beetje zoals bij de Romeinen. Verdeel en heers. ’t Is zo doorzichtig allemaal. Ik steek m’n hand in ’t vuur dat de volgende stap zal zijn dat ze mij zullen proberen te isoleren. Proberen mij belachelijk te maken. Ik weet ook wel dat ze het hierbij niet zullen laten. Ze zijn nu al druk bezig aan het overleggen…”
“ Zeg Noël, zeg maar gerust Gitta. Iedereen die mij goed kent, gebruikt die naam…”
“ En ken ik je goed? We kennen elkaar pas drie uurtjes. Maar het lijken wel eeuwen hé?”
“ Ja, ik vraag me af waarom het zo goed klikt tussen ons. En waarom ik naast jou ben komen zitten. In toevalligheden geloof ik niet, alles heeft z’n redenen…”
“ Ze zeggen allemaal, behalve een blinde, dat ik mooie ogen heb. Misschien is dat de reden?”
“ Dat zal de zeker en vast de reden zijn. En ook omdat je kaal begint te worden op je kruin. Je bovenste tanden ontbreken en je bent goed op weg om volslagen impotent te worden. Je bent te dik en je rookt teveel. Maar je trekt je niets aan van wat de mensen over je denken. En ’s avonds zit je alleen op je appartementje. Hopende dat je de ware zult tegenkomen…”
“ Voilà, de psychologische analyse van Gitta…”zeg ik sarcastisch.
Feitelijk moet ik toegeven dat ze de nagel op de kop slaat. Wat weet ik van Gitta? Niets, totaal niets. Wie is ze? Wat heeft ze meegemaakt? Is ze alleen of heeft ze een vent die op haar wacht? Is ze misschien lesbisch? Ik heb wel duizend vragen, maar durf er geen enkele te stellen. Bang dat ik haar misschien zal kwetsen. Ik moet oppassen met wat ik denk…
“ Ben je nu kwaad?”vraagt ze.
“ Nee, helemaal niet. Ik vind het juist leuk hoe je mij beschrijft. De waarheid heeft vele meesters, zeg ik altijd. Maar er zit een klein foutje in je redenatie. Ik trek me wel iets aan van wat de mensen denken. Alleen van de mensen die me nauw aan ’t hart liggen. M’n kinderen en een paar vrienden. En ja, ik hoop nog altijd om de ware tegen te komen. Maar ik kom te weinig buiten. En op het internet zal ik haar ook niet vinden, heb ik de indruk…”
Ik kijk op m’n uurwerk. Miljaarde, de tijd staat echt niet stil. ’t Is verdomme tien voor één. We komen te laat. Zeg ik tegen Gitta. Tegen wie anders hé? Gitta beaamt het volmondig. Dat heb je als je ineens een grote hap neemt van je broodje. Ik steek een sigaret op, geef er eentje aan Gitta. Roken en tezelfdertijd eten, wat een combinatie. We slenteren terug naar de martelkamer. Als we dan toch te laat zijn, heeft het totaal geen zin om ons op te jagen.

Vijf minuten te laat. Vijf luttele minuutjes. Iedereen zit te wachten op ons. Zonder ons staat de wereld stil. Bart en Wim kijken naar ons met schoolmeesterachtige ogen. We gaan wat moeten horen, zeg ik tegen Gitta. En bang dat we zijn, is haar antwoord.
“ Zo, hadden we niet afgesproken dat we hier terug zouden zijn stipt om één uur? Of tellen de regels niet voor jullie?”
Bart kijkt als een triomfator naar mij. Die kerel begint nu wel echt op m’n zenuwen te werken.
“ Wat zijn vijf minuten op een heel mensenleven?”vraag ik stekelig.
“ Op vijf minuten kun je een vluggerdje doen, maar in uw geval zal het wel wat langer duren hé?”
Ook een manier om de lachers op je hand te krijgen, denk ik. Goed gevonden, Bartje. Maar Bartje heeft zich een klein beetje misrekend. Ik voel dat Gitta plots gespannen is. Ik kijk haar aan, haar ogen spreken boekdelen.
“ Verdomde klootzak, wie of wat denk je wel dat je bent? Ben jij God misschien? Wil je zeggen dat ik een hoer ben ofzo? Denk je met je perverse geest dat ik niets anders te doen heb dan vluggerdjes? Met jou zal ik zeker geen vluggerdje doen, twee seconden zijn me iets te vlug…”
Ik moet haar bewonderen, willen of niet. Bart staat erbij alsof hij tegen een muur gebotst is. Wordt rood tot achter z’n oren, al goed dat hij een baard draagt. De klas is muisstil, afwachtende wat er verder gaat gebeuren. Ik vraag het me ook af…

©GoNo

donderdag 5 april 2012

Cursus “ Gedachtelezen “ 4

De klas zit te lachen. Zijn slimmer dan ik dacht. Kunnen toch nog lachen. Misschien is het ijs nu gebroken. Komen ze eindelijk tot de jaren van verstand. Waarom zouden ze alles klakkeloos moeten aanvaarden? Eindelijk eens een eigen mening hebben en er ook nog voor uitkomen. Bart en Wim kijken me aan alsof ik het achtste wereldwonder ben. Ongehoord. Nog nooit vertoond. In al die jaren dat ze cursus geven. Ik kan het zo van hun gezicht aflezen…
‘ Ik bedoel, zeg gewoon uw naam, zodat ik weet tegen wie ik spreek…”zegt Bart lichtjes geïrriteerd.
“ Dat bedoelde ik ook. Moest ik een Chinees zijn, had m’n naam “ Hoe “ kunnen zijn. Maar gezien ik een Franse vader en een Vlaamse moeder heb, is het Noël geworden. Maar dit geheel terzijde en totaal niet relevant..”
“ Wilt u alstublieft uw vraag stellen, meneer Noël?”
Bart wordt kwaad, teken van onmacht.
“ M’n vraag is de volgende. Waarom moeten wij vertellen over onze jeugd? Ik ben een gerechtskind, misschien weet u niet wat dat betekent, maar volgens de wet heeft u totaal geen zaken met wat er zich in m’n jeugd afgespeeld heeft. Er zijn hier misschien nog heren en dames die niet willen schrijven over hun jeugd. Ik zie niet in hoe dit mij zou kunnen helpen bij het vinden van een geschikte baan…”
Bart en Wim trekken zich terug, plegen overleg. Druk gesticulerend. Het dondert nog steeds in Keulen.
Bart kijkt op z’n uurwerk. De tijd staat niet stil. Spijtig genoeg, denk ik.
“ We nemen middagpauze. Jullie doen wat jullie willen, maar ik wil iedereen hier terugzien om 13:00 stipt. En wat uw vraag betreft, meneer Noêl, daar zal ik op ingaan na de middagpauze..”
Zo, dat weten we ook weeral. Een simpele vraag beantwoorden schijnt een werkgroep nodig te hebben. Maar ik laat het niet aan m’n hart komen. Ik heb al zoveel watertjes doorzwommen. ’t Geeft me de tijd om actie voor te bereiden. Iemand moet toch de kastanjes uit het vuur halen of niet soms?
“ Wat ga je doen?”hoor ik Brigitta vragen.
“ Ik ga naar buiten, waar de vogeltjes fluiten…”
“ Mag ik mee naar de vogeltjes?”
“ Ja, als je braaf bent en mij een kus geeft…”
Proberen gaat mee, denk ik altijd.
“ Je bent gek…”zegt ze.
“ Een oude gek…”mijmer ik.
“ Zo oud ben je nu ook weer niet…”
“ Ik ben oud en moe, heb geen zin meer in dit leven. Heb het gevoel dat ik alles al gezien en meegemaakt heb. Altijd maar strijden, voor wie of wat? Joost mag het weten…”
De klas kijkt helemaal anders tegen me aan. Beginnen zich vragen te stellen over het nut van heel die cursus. Ik voel dat ik de populaire jongen aan het worden ben. Da’s niet de bedoeling, kiekens. Luister naar uw eigen stem, potdorie. Laat jullie niets voorkauwen. Jullie hebben nog een heel leven, ’t mijne is al ver over de helft. Ik zeg het hen. Ze kijken me aan alsof ik hun bloedeigen vader ben. Alsof ik een goeroe ben die de wijsheid in pacht heeft.
“ Hier een beetje verder is een broodjeszaak. Ik ga een broodje eten. Ik wil hier weg uit dit hol. Tot straks bij leven en welzijn…”
Ik loop naar buiten, de zon tegemoet. Steek nonchalant een sigaretje op, de portier wijst me erop dat ik binnen niet mag roken. De pot op, denk ik…

©GoNo

woensdag 4 april 2012

Cursus “ Gedachtelezen “ 3

Ik neem plaats aan de hoek van de tafel, dicht bij de deur. Kwestie van als er brand zou uitbreken, ik als eerste buiten zou zijn. Je weet maar nooit hé? Brigitta zet zich naast me. Ook om vlug buiten te geraken, vermoed ik. Ik bekijk het formulier aandachtig. Wat bedoelen ze met vroeger? Moet ik schrijven over m'n jeugd? Over m'n dorp waar ik zoveel katten-en andere kwaad uitgespookt heb? Feitelijk hebben ze er totaal geen zaken mee. Wat ik meegemaakt heb tijdens m'n jeugd gaat hen geen bal aan. 't Is zo'n beetje als een strafregister, daar hebben alleen de bevoegde instanties inzage in. Ik ben niet van plan ook maar één woord op papier te zetten. 't Zal me worst wezen wat ze van me denken…
't Is toch mooi om te zien hoe die jonge gasten zich de naad uit de mouw werken om hun levensloop op papier te schrijven. Krampachtig houden ze hun bic vast, niet meer gewoon om gewoon te schrijven. Tja, het computertijdperk hé?
't Valt mij op dat de twee heren van ongeveer mijn leeftijd ook nog niets geschreven hebben. Ze zitten er met een verveeld gezicht bij. Vragen zich nu ook af wat ze hier zitten te doen. Denk ik toch. Brigitta schrijft wel iets op. Ik mag het lezen. M'n vader was een hoer en m'n moeder zoop zich te pletter. Ik schiet in een lach. Doe zelfs geen moeite om stilletjes te lachen. Ze gaan er niet kunnen mee lachen, zeg ik haar.
Ik krijg plots de muze op bezoek. Laat ik er een mooi verhaal van maken…

- Vroeger, heel lang geleden, toen de dieren nog spraken, werd er op een koude aprildag een jongetje geboren. De mama was niet blij met z'n komst, de papa trok er zich niets van aan wegens een overdosis aan alcoholische drank. Met name ettelijke liters rode wijn. De jongen groeide op als een spruitje. Door de vele rammelingen die hij van z'n teerbeminde vader kreeg, zag de jongen zich genoodzaakt om niet teveel te groeien. Hoe kleiner hij was, hoe kleiner het oppervlak waar de slagen terecht zouden komen. Dat dacht hij. Maar z'n papa gebruikte z'n broeksriem, dus 't maakte niet veel uit. De jongen hoorde heel z'n armetierige jeugd dat hij een nietsnut was, een duivelsjong. Z'n ziel en z'n lichaam was dermate beschadigd dat hij er later als volwassene nog last van zou hebben. De rest is geschiedenis en gaat jullie verder geen reet aan..
- Over mijn beroepsloopbaan wil ik wel schrijven, maar ik heb het vermoeden dat ik niet toe ga komen met één velletje papier. Ik wil er jullie wel op wijzen dat ik een zekere vorm van Alzheimer heb, waarbij m'n vergeetachtigheid een grote rol speelt.

Brigitta zit mee te lezen. Je schrijft goed, zegt ze. 'k Weet het, ben ooit primus geweest. Eerste prijs Nederlands. Snoever, zegt ze. Ik ben ooit Cleopatra geweest. En m'n hond was Marcus Antonius. Zo liep ik over de Meir. Iedereen draaide z'n hoofd om. Ik geloof haar. Ze ziet er inderdaad uit als de reïncarnatie van de laatste farao van Egypte. Ik hou van de Egyptische mythologie. Vandaar waarschijnlijk de band die we onmiddellijk hadden…
Er is een vent met een baard binnen gekomen. Mag ik even uw aandacht, vraagt hij. Mijn aandacht heeft hij tenvolle. Baardmans lijkt op een overjaarse hippie. Iemand die in het verkeerde tijdperk geboren is. Draagt klederen die al veertig jaar uit de mode zijn. Ik verdenk hem ervan om voor de groenen te stemmen. Zal waarschijnlijk wel per fiets komen. Om het milieu niet te beslasten. In het weekend nemen ze de auto met hun fiets vanachter erop. Rijden eerst vijftig kilometer per auto om dan op hun fiets te springen en twintig km af te haspelen. Kwestie van gezond door 't leven te gaan.
" Ik ben Bart en zal Wim helpen bij z'n taak als coach. Als er vragen zijn, mag je die nu stellen. Maar eerst ga ik een toelichting geven bij het formulier dat jullie zo juist gekregen hebben. De bedoeling is dat jullie een chronologische beschrijving geven over jullie jeugd en loopbaan. De verwachtingen die jullie hadden en nog kunnen hebben. Deze formulieren worden strikt vertrouwelijk behandeld. Dienen alleen om inzicht te verkrijgen, zodat we jullie beter kunnen helpen bij het zoeken naar een passende baan…"
Die kerel heeft z'n les goed geleerd. En onze coach heet Wim. Voilà, dat weten we ook al weer. Ik geloof geen snars van wat die baardaap staat te vertellen. Ergens zit er een addertje onder het gras. Dat soort kerels zijn de ondergang van het mensdom. Ik steek m'n hand op. Bart kijkt vriendelijk naar mij, Wim ietsje minder.
" Zeg het maar, hoe is uw naam?"
" Nee, " hoe" is niet mijn naam…"
Bart hoort het plots in Keulen donderen. 't Is nochtans een stukje rijden van Antwerpen naar Keulen…

©GoNo

maandag 2 april 2012

Cursus “ Gedachtelezen “ 2

De coach haat mij, ik zie het in z’n ogen. Misschien lijk ik wel op z’n vader, wie zal het zeggen hé? Maar gezien ik gezegend ben met een alles overheersende liefde voor m’n soortgenoten, doet het me niks. Ik neem me voor om hem, in de mate van het mogelijke, links of eventueel rechts te laten liggen. Of het zal lukken, is een ander paar mouwen. Ik ben nu eenmaal een type die graag in de clinch gaat, zeker met omhooggevallen broekventjes die nog naast de pot pissen...
De andere leerlingen, hoe moet ik ze anders heten, trekken nu al de kaart van de coach. Volwassenen die zich gedragen alsof ze terug een kind van tien jaar zijn. Meehuilers met de wolven in het bos. De herder en z’n kudde. Loof en prijs de Heer. Met zulke mensen kan men direct een oorlog beginnen. Het dreigement van de uitkering in te trekken, begint nu al vruchten af te werpen. Het doet mij steigeren, m’n voornemen om de coach links te laten liggen, verdwijnt als sneeuw in de zon. Ach, ’t is nog maar de eerste dag, binnen een paar dagen praten ze anders. Hoop ik stiekem.
Brigitta trekt aan m’n mouw. Voor de tweede keer. Er begint al sleet op die mouw te komen.
“ Kom, laten we wat verderop gaan staan. ’t Is niet nodig om van de eerste dag al ruzie te maken…”
“ Maar ik maak toch geen ruzie? ’t Is dat stuk onbenul die mij staat uit te dagen. Ik zie de liefde in z’’n ogen, spijtig dat ik lesbisch ben…”grap ik.
“ Toe, laten we wegwezen. ’t Wordt alleen maar erger. Die man moet zich nu eenmaal laten gelden. Is waarschijnlijk bang dat hij z’n klas niet in toom zal kunnen houden…”
“ Zijn jullie over mij bezig?vraagt de coach.
“ Nee, over een andere ezel. Maar als ik vragen mag, als ik het niet mag vragen, vraag ik het toch, hoe heet jij feitelijk?”
“ Moest je in de klas gebleven zijn, had je het geweten…”
“ Denk je dat het zo moeilijk is uit te vissen hoe je heet? Is het niet een beetje kinderachtig om mij zo een antwoord te geven?”vraag ik geringschattend.
“ ’t Is nog veel kinderachtiger om de les te verlaten, wetende dat er binnen het kwartier een pauze voorzien was…”
Dit wordt een eindeloze discussie, denk ik. Brigitta heeft gelijk. Wegwezen is de boodschap. Intussen is het kwartier pauze, ongemerkt, opgelopen tot meer dan een halfuur. Ze zouden me dankbaar moeten zijn…
Ik laat de coach voor wat hij is. Z’n naam kom ik wel te weten. Ik ga de bloembakken bestuderen. Brigitta volgt mij, we denken allebei hetzelfde. ’t Gaat hier verdomd nog boeiend worden. De meute, onder leiding van de coach, maakt aanstalten om naar binnen te gaan. Wij volgen op afstand. Slenterend. De dag is nog lang. Ik vraag aan Brigitta wat er nu zal volgen. Zal ik in de hoek moeten staan met ezelsoren op? Zotteke, antwoordt ze. Je zal vijfhonderd keer moeten schrijven: “ Ik moet leren luisteren naar de coach…”
Op de tafels, die nu in een vierkant opgesteld staan, liggen voorgedrukte formulieren. Met als titel:- Mijn Levensloop van Vroeger tot op Heden.
Wat heeft dit te betekenen, vraag ik me af…

©GoNo