GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

vrijdag 13 april 2012

Cursus “ Gedachtelezen” 7

Bart en Wim geven me een hand, alsof ze met een handdruk ons akkoord willen bezegelen. Maar ze vergeten dat ik geen toezegging gedaan heb. Ook niet schriftelijk. De heren denken dat ze me de mond gesnoerd hebben. Dan kennen ze mij nog niet, ik zwijg zelfs nog niet voor de koning. Die zit daar ook maar omdat ze bij de onafhankelijkheid een koninkrijkje wilden stichten. Maar de huidige koning mag er zijn, doet me altijd denken aan een vorst uit een operette. Is zo sociaal bewogen, dat hij z’n buitenverblijf opengesteld heeft voor asielzoekers. Mits betaling van het OCMW. De koning heeft ook kosten hé?
Ik ga terug de klas binnen. De kinderen zijn braaf bezig met knippen en plakken. Ik voel me precies in een kleuterklasje. Straks om kwart voor drie mogen we mooi in de rij gaan staan en dan samen spelen en ravotten op het schoolplein. Moet kunnen, nee toch? Mijn vaste stek is bezet, Gitta zit nu naast een jonge allochtoon. Ze kijkt naar me, haalt haar schouders op…
Ik vraag beleefd waar ik moet zitten. De jongedame wijst me een plaats aan. Naast een vent van mijn leeftijd of toch ongeveer. Ik zet mij neer, vraag wat de bedoeling is van het werk dat hier verricht wordt. We moeten een collage maken. Zegt de man. Een collage? Een collage van wat? Over onze droomwereld. Jawadde, dat ik dat nog mag meemaken. Daarvoor dienen dus die tijdschriften. We moeten die collage met twee maken. Jij en ik. Ja, ik snap het al. Groepswerk. Ik begin meer en meer overtuigd te geraken dat ik in een gekkenhuis beland ben. Maar kom, er zijn ergere dingen op de wereld.
De juf komt langs. Gaat het een beetje, vraagt ze. Nee, zeg ik. Ik kan het niet laten hé? Wat moet ik doen, ik begrijp het niet goed. Je zoekt afbeeldingen in de tijdschriften die passen bij je droomwereld. Die zal ik daar niet vinden, zeg ik. Waarom niet? Omdat mijn droomwereld niet bestaat en nooit zal bestaan.
Ze kijkt me doordringend aan, wil nog iets zeggen, maar bijt op haar mooie lippen. Niet in de clinch gaan, ze heeft haar les goed geleerd. Probeer er toch maar iets van te maken en weg is ze…
Bart is binnen gekomen, vraagt aan Gitta om hem te volgen. Had ik wel verwacht, de volgende waar ze gaan op inpraten. ’t Zal me benieuwen, ik wou dat ik een vlieg was om de conversatie te kunnen volgen. Ze maken ons alleen maar sterker. Deze cursus is totaal zinloos. ’t Is gewoon een bezigheidstherapie voor gevorderden. Ik zie me al bij een baas aankloppen en hem uitleggen hoe een collage gemaakt moet worden over een droomwereld. Z’n enige droom zal zijn dat hij mij buiten zal smijten, met de gevleugelde woorden dat het een verdomde harde wereld is…
Er is maar één schaartje voor twee personen en één potje lijm. ’t Is crisis, ’t is eraan te zien. Ik weet niet eens de naam van mijn collega-plakker. Misschien zouden ze beter op iedereens borst een sticker met de naam plakken. Als onderdeel van de les: “ Knippen en plakken”. Hoe heet je, vraag ik aan m’n collega, die rustig in een tijdschrift zit te bladeren. Wat zeg je? Hoe je heet, herhaal ik ietsje harder. Adolf. Wablief? Adolf Verhasselt. Adolf, die naam doet een belletje rinkelen. Hoe oud ben je? Zestig. Even vlug een rekensommetje maken. Is dus van het gezegende jaar tweeënvijftig. Geboren zeven jaar na het einde van de oorlog. Conclusie? Ze moeten daar in die familie een grote verering gehad hebben voor die andere Adolf.
Heb je al iets gevonden? Dolf knikt van ja. Toont me een bladzijde met allemaal vrouwen in lingerie. Hé, onze droomwereld begint plots vorm te krijgen. Ik zal auto’s zoeken en zonnige stranden. Bier, wielrenners en voetballers moeten er ook op. En politiekers die in een gevangenis zitten. En geld, veel geld. Da’s pas een droomwereld, zeg ik tegen Dolf. Als we daar de prijs voor beeldende kunsten niet mee winnen, weet ik het ook niet meer. Dolf is enthousiast, gaat nog meer tijschriften halen. De juf kijkt argwanend toe. Laat er nog wat over voor de anderen, zegt ze. Dolf mompelt dat de anderen hun plan maar moeten trekken. Z’n vader zal waarschijnlijk dat ook gezegd hebben, aan het Russisch front.
Gitta komt terug de kleuterklas binnen. Rood aangelopen. De discussie was schijnbaar van korte duur. Ik kijk naar haar, ze knipoogt. Oef, ik ben gerustgesteld. Ze is niet geplooid voor die heertjes…
De tijd kruipt voort. ’t Is kwart voor drie en de juf heeft het niet in de gaten. Leren ze tegenwoordig de klok niet meer lezen in de kleuterklassen? Vraag ik me af. Ik wacht nog vijf minuten. Die een eeuwigheid lijken, zegt het cliché. Ik sta recht, steven op de juf af. Juffrouwtje, om kwart voor drie is het speeltijd hé? Zeg ik met uitgestreken smoel. U kunt er mee doen wat u wilt, maar ik ga naar buiten. De natuur heeft ook z’n rechten. Ten eerste, ik moet gaan plassen wegens een vergevorderde prostaatkanker en ten tweede, ik heb trek in een sigaretje. Sorry, fluistert ze, was de tijd uit ’t oog verloren. Moest ik tijd hebben, ik zou je niet uit ’t oog verliezen. Fluister ik even zacht. Ze antwoord nog iets, maar ik ben al weg. Ik doe teken naar Gitta. Ze volgt. Ik wil weten wat Bart en Wim tegen haar gezegd hebben. Misschien wil ze er wel helemaal niet over praten? Vertrouwelijke gesprekken daar ben ik geweldig mee vertrouwd. We proberen ons af te zonderen, maar ’t lukt niet. Om de één of andere reden is altijd wel iemand die ons iets komt vragen. De stomste vraag is die hoe ik mijn droomwereld zie. Met haaien en krokodillen die alle mensen opvreten. En een wereld die vergaat in bloed en tranen. Meen je dat, vraagt er iemand. Jazeker, is m’n antwoord. Hoe stommer de vraag, hoe stommer het antwoord, zeg ik altijd…

©GoNo

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage