GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

vrijdag 31 augustus 2012

Als stenen konden praten…





De ruine ziet er bij dag pittoresk uit, bij nacht spookachtig. De plaatselijke bevolking beweert bij hoog en ook bij laag dat er in de middeleeuwen, toen het nog een burcht was, een verzamelplaats was voor mensen die beticht werden van hekserij…
Het deed dienst als folterkamer en tribunaal. De kerkelijke leiders, die er een handje van weg hadden om spontane bekentenissen uit de beschuldigden te krijgen, mits enige zachte dwang, hebben er naar schatting een vijfhonderdtal op de brandstapel gezet. Ik geloof er niet veel van. Na enig opzoekingswerk in de plaatselijke archieven, met medewerking van de heemkundige kring, kom ik tot de conclusie dat er in het dorp in die tijd maar vierhonderd mensen woonden. Het kan natuurlijk altijd zijn dat ze van andere plaatsen aangevoerd werden. Een soort concentratiekamp avant la lettre, als het ware…
De plaatselijke gids wijst me erop dat het er bij volle maan nog steeds spookt. Heeft het zelf meegemaakt, zegt hij met overtuiging. Ik weet niet wat ik moet geloven. Dat de man iets of wat gezien heeft staat als een paal boven water. Hij vertelt me, dat hij op een zwoele zomernacht, bij volle maan, z’n hond uitliet en zoals gewoonlijk langs de ruine ging. Plots bleef z’n hond staan met gespitste oren. Hij gromde naar iets, maar er was niets te zien. De gids dacht er niet verder over na, waarschijnlijk een wild konijn of een verloren gelopen kat. Hij riep z’n hond, maar die bleef staan waar hij stond. Hij gromde niet meer, maar liet nu een soort zacht gehuil horen. De gids had dat nog maar één keer meegemaakt en wel op de dag dat z’n vader overleed. Toen huilde de hond ook, later vernam de gids dat op hetzelfde moment z’n vader overleed in het ziekenhuis, dertig kilometer verderop…
Ik zeg hem dat ik dat nog gehoord heb, ik ken zelfs een verhaal van een hond die op het graf van z’n baasje ging liggen en ’s anderendaags ook stierf. Van eeuwige trouw gesproken, voeg ik eraan toe. De gids knikt beamend. Hij kent dat verhaal ook. Maar z’n hond was met geen stokken van die plaats weg te krijgen. Normaal als z’n baasje een stok gooide, bracht z’n hond die stok netjes terug. Nu bleven ze liggen. Ik heb nog een stokje achter de deur, dacht de gids en grabbelde in z’n jagersjasje. Een lekker hondenbrokje van Pedigree Pal (gratis reclame), maar het interesseerde de hond niet. De gids was het wachten meer dan moe. Er hing onweer in de lucht en de eerste druppels begonnen te vallen. Zachte warme regen. ’t Is maar een buitje, dacht de gids. Zo gekomen, zo weer weg. Eventjes schuilen in de ruine tot het over is. De maan werd verduisterd door de onweerswolken. De gids ging binnen in de ruine, zocht beschutting onder de restanten van wat eens een gaanderij was. Eindelijk volgde de hond hem. Waarschijnlijk had de hond geen zin om een nat pak op te lopen. De hond legde zich neer aan de voeten van z’n baasje. Begint plots weer te grommen. De gids wordt gewaar dat er iets niet pluis is, iets dat niet thuishoort in z’n wereld. Z’n instinct zegt hem dat er gevaar dreigt. De maan komt af en toe eens loeren door de wolken heen. Weer dat zachte gehuil van z’n hond. En toen zag hij het ook…

©GoNo

woensdag 29 augustus 2012

Kippenfokkerij Kamiel



Kamiel belde me op, ik moet dringend van nummer veranderen want hij heeft nog nooit zoveel gebeld als de laatste tijd. Ik verdenk hem ervan dat hij meer met mij praat dan met z’n eigen vrouw. Hij zal toch niet verliefd op mij geworden zijn, vraag ik me af. Je weet maar nooit hé? Tegenwoordig is driekwart van de bevolking holebi. Iedereen die ik spreek, heeft wel ergens in de familie één of meerdere leden die voor hetzelfde geslacht zijn. De wereld gaat erop vooruit, denk ik dan altijd. Binnenkort zal de bevolkingsexplosie tot stilstand komen bij gebrek aan nageslacht. Ieder z’n meug, zei de boer en hij kroop op z’n zeug…
Ik heb een klein vermoeden waarom Kamiel mij belt. De scooter, bron van enige ergernis ten huize Kamiel & Germaine. Ik wil die scooter nog altijd overkopen, maar de condities zijn intussen veranderd. Gezien m’n belabberde financiële toestand, zal ik voorstellen om hem op afbetaling aan te kopen. Met maandelijkse afbetalingen van 10€, meer kan ik niet missen. Een kleine berekening leert mij dat ik waarschijnlijk al lang in een rolstoel zal zitten eer die scooter afbetaald zal zijn…
“ Hallo, spreek ik met GoNo?”
“ Nee, u spreekt met de sprekende klok, het is nu 9 uur en tien minuten en 12 seconden, pardon, dertien seconden, sorry, veertien seconden…enzovoort”
’t Is even stil aan de andere kant.
“ GoNo, zeveraar, hebt ge nu echt niets anders te doen dan flauwekul te verkopen?”
“ Sorry, meneer, maar blijkbaar bent u verkeerd verbonden, we zijn juist de scheurtjes aan het tellen in de atoomklok. Om je te bescheuren met al die scheurtjes. Maar ik kan u geruststellen, er is geen gevaar voor de gezondheid. Als de boel ontploft zal er zelfs geen sprake meer zijn van gezondheidszorg. En ’t zal een pak schelen op uw elektriciteitsrekening, gezien we allemaal ’s nachts licht zullen afgeven. Een beetje activiteit is gezond, zegt men altijd en radio-activiteit is ook een activiteit hé?”vraag ik in de hoop dat Kamiel van zoveel nonsens steil achterover valt.
“ GoNo, uw atoomklok en uw scheurtjes kunnen mij gestolen worden. Ik denk dat er bij u een scheur in uw hersens zit,..”
“ Oke, Kamiel, maar kom achteraf niet klagen hé? Borsbeek ligt nogal dicht bij Doel, ik zou op m’n scooter springen en maken dat ik weg kom…”
“ Ik heb die scooter niet meer…” zegt Kamiel. Hoor ik daar een snik in z’n stem?
“ Hoezo?” is het enige wat ik kan vragen. ’t Zat er aan te komen, ik wist dat hij ging plooien voor z’n Gemaine. Niet te schatten, dat mens. Moest ik met haar op een eiland zitten, omgeven door haaien, ik sprong in het water…bij wijze van spreken dan want ik kan niet zwemmen.
“ Hoezo? Hoezo? Wat moest ik anders doen? De was, de strijk en de plas zelf doen? M’n eten zelf maken? Alle dagen horen dat ik een oude zot ben? Feitelijk heeft ze nog gelijk ook want ge moet al echt zot zijn om op mijn leeftijd nog met een scooter te willen rijden. Ik stond doodsangsten uit telkens ik met dat ding de baan opging. Ze hebben geen respect meer voor oude mensen op tweewielers…”
Kamiel klinkt alsof hij het meent. Germaine zal wel een gat in de lucht gesprongen hebben toen hij haar gelijk moest geven. Ik zie haar al springen met de elegantie van een olifant die neerkomt op een trampoline. Terwijl ze duchtig aan het kantklossen is. Een nieuwe discipline voor de toekomstige Olympische Spelen. Kantklossen op een trampoline. …
“ En wat zei die verkoper? Die zal wel niet content geweest zijn zeker?”
“ Ik had zeven dagen bedenktijd, dat heb je me niet gezegd hé, meneerke Allesweter. Flauwekul verkopen, daar ben je goed in, maar als het op serieuze zaken aankomt, ben je niet thuis…” Voilà, ik krijg hier een gratis veegje uit de pan. Ik denk er even over na om terug over te schakelen naar de sprekende klok, maar ik heb problemen met die seconden, die gaan me ietsje te vlug…
“ Sorry, Kamiel, daar heb ik helemaal niet bij stil gestaan. ’t Is ook maar een detail hé?”
“ Gij noemt dat een detail? ’t Is wel een duur detailleke dan hé?”
“ Nogmaals sorry, ik zal op m’n blote knieën naar Scherpenheuvel gaan. Wat zeg ik? Ik doe een bedevaart naar Rome. Op skilatten. Om het wat moeilijker te maken en ook om op te vallen…”
“ ’t Is al goed, ’t is al goed, zeveraaar…Maar ik heb een vraagje?”zegt Kamiel.
Daar gaan we weer, denk ik.
“ Stel uw vraag en uw gebeden zullen verhoord worden…min of meer, want er zijn nog vele wachtenden voor u…”
“ Ga uw preek in de kerk houden. De pastoor zal blij zijn…” De katholieken zijn ook niet meer wat ze geweest zijn, denk ik.
“ Wat ik wilde vragen en probeer eens me niet constant te onderbreken, heb je zin om volgende week met mij mee te gaan?”
Ik zwijg als een graf, maar schijnbaar heeft hij z’n zin volledig afgemaakt.
“ Hallo?”
“ Ook hallo, u spreekt met de sprekende klok…”
“ Gaat ge mee of niet?”
“ Is dat een bevel of een vraag?”
“ Allebei?”
“ En naar waar gaan we, als ik dat vragen mag? Gaat ge naar een advocaat om uw echtscheidingspapieren in orde te maken? Of gaat ge een fiets kopen?”
“ GoNo, ik ga kippen kopen om te fokken. Elke morgen een vers eitje bij ’t ontbijt en als ze niet meer leggen, kip aan ’t spit hé?”
Ik zit hier stomverbaasd met m’n mobieltje in m’n hand. ’t Is geen slecht idee, verre van, moet ik toegeven. Z’n duivenkot is vlug omgebouwd tot een driesterren-kippenhok. Met airco en de laatste nieuwe slaapstokken met ingebouwde stereo-installatie. Een lcd-scherm met National Geographic, daar leggen de kippen beter van en Kamiel zal de schoonste eieren van West- Europa en omstreken hebben…
“ Kamiel, wat zegt Germaine hiervan?”
“ Moet ik nu alles aan Germaine vragen? Ze zal er toch niets op tegen hebben om alle dagen een vers tikkeneitje op haar bord te krijgen?
“ Nee, dat denk ik niet, maar ze zal er wel iets op tegen hebben dat ze elke morgen wakker gemaakt wordt door een haan die z’n kiekens bijeen roept om een potje seks te hebben. Ze was al blij dat ge uw duiven weggegdaan hebt, krijgt dat arme mens een dozijn kiekens in de plaats. En wanneer wilt ge die toekomstige kippensatés gaan kopen.?
“ Volgende week, zondag, op de boerenmarkt in Kapellen…”
“ Besttaat die nog?”
“ Ik denk het wel, ‘k zal het eens vragen aan Gerard. Die is daar van op de hoogte…”
“ Oke, kom me dan maar ophalen, ’t zal me benieuwen hoe dat zal aflopen hé? Maar ik moet nu ophangen, want de deurwaarders zijn beneden aan het vechten om als eerste alles op te mogen schrijven. Wie eerst zaait, eerst maait hé?”
“ Meent ge dat?”
“ Nee, ik meen dat niet. Ze vechten niet, maar hebben een quiz georganiseerd met multiple soice- vragen…De winnaar mag alles opschrijven…”
“ Onnozelaar, ik bel nog terug…”

Ik heb toch gezegd dat het een warme nazomer zou worden. Volgens mij weet Kamiel met z’n vrije tijd gene blijf. Ik denk dat Kamiel bang is om te eindigen als een triestige plant. Een plant die voor het raam zit en kijkt naar de bewegingen op straat, zonder te weten wat er zich nu juist afspeelt onder z’n neus. Ik moet dringend eens een zinvolle bezigheid voor Kamiel zoeken. Eentje waar z’n Germaine niets op tegen heeft…

©GoNo

zondag 26 augustus 2012

Kuieren over de markt…


De gemeenteraadsverkiezing nadert met rasse schreden. De toekomstige uitverkorenen doen hun best om mij te overhalen om op hen of hun partij te stemmen. Ik kan geen poot verzetten tijdens m’n wekelijkse trip naar de markt of ik word aan-en vastgeklampt door een jobstudent die mij een overbodige folder in de hand wil duwen. Soms loopt er al eens een bekende politieker over de markt in Hoboken. Met een hamburger of braadworst in zijn of haar hand. Kwestie van te tonen hoe dicht ze bij de plaatselijke bevolking staan, vermoed ik. De bekendste die ik tegen kwam aan het hamburgerkraam was en ene Luc VC. Die de krantenkoppen haalde wegens een doorgedreven ontwenningskuur op Aruba. Ik vraag me af waarom dit op Aruba moest gebeuren? Heeft die man dan geen vertrouwen in onze eigen instellingen? Ontwennigskuren worden toch voor een groot deel terug betaald door de ziekenkas? Volgens en goede bron ( het Orakel van Delphi) ging hij naar Aruba om uit de mediabelangstelling te kunnen blijven. Ik kan er inkomen, een ontwennigskuur behoort tot de privé-sfeer hé?
“ En? Voor wie gaat ge stemmen?”vraagt Luc aan de hamburgerverkoopster.
Van zulke vraag krijg ik automatisch een aanval van GoNo-itis. Waarom vragen ze dat toch telkens? Stemmen is geheim, je loopt er niet mee te koop. Gono-itis is een gevaarlijke ziekte, de symptomen kan men omschrijven als het niet in bedwang kunnen houden van de neiging om je eigen mening rond te spuien. Ze steekt meer en meer de kop op. De media maakt er handig gebruik van om hun zogenaamde praatprogramma’s mee te vullen…
Ik besluit om mij met hun gesprek, dat uitermate boeiend zal worden, te bemoeien.
“ Hier zie, als dat de Luc niet is of ben je een look-a-like. Je lijkt er anders geweldig op. Maar ’t kan bijna niet hé? De echte Luc zit ergens in een zothuis op Aruba, heb ik me laten vertellen. Na jaren van gefrustreerd rondlopen bij de liberalen is hij overgestapt naar de een partij, die zich de enige echte volkspartij noemt. Ge zoudt voor minder aan de fles en de drank geraken hé?”
Luc VC kijkt me doordringend aan. Althans dat probeert hij, ik ben er niet van onder de indruk. Misschien pakt dat bij z’n vrouwelijke aanhang, maar ik ben een vent, weliswaar kort afgezaagd, maar toch…Iemand die van partij verandert omdat hij z’n plaatsje wil veiligstellen, kan op weinig of geen begrip rekenen van mijnentwege. En zeker niet op m’n stem.
“ Voor mij een braadworst, aub? Met ajuin en mosterd…”zegt Luc, mij negerend. Met mensen zoals ik spreekt meneer niet, da’s duidelijk. Spijtig voor hem want hij zou nog kunnen leren wat er echt bij de bevolking leeft.
Een paar van z’n schijnheilige vrienden zijn er nu ook komen bijstaan. Stem voor de Luc hé, zegt een snotbobbel tegen mij op een toon alsof we elkaar al jaren kennen. Moest ik hem tegen komen op een donkere winternacht, ik zou maken dat ik als de bliksem weg was. De kerel staat vol met acné, voorwaar geen reclame voor een toekomstige beleidsmaker,denk ik.
“ Voor welke Luc moet ik stemmen? Luc Appermont? Woont die ook in Antwerpen?” vraag ik beleefd.
“ Luc Appermont?”
De knaap kent niet eens Luc Appermont. Ga daar mee naar de oorlog.
“ Kunt ge mij in maximaal vijf minuten, de tijd om m’n hamburger naar binnen te schrokken, uitleggen waarom ik voor uwen Luc moet stemmen?”
Moest hij een vals gebit dragen, dan viel het nu uit z’n mond.
“ Vijf minuten is wel wat kort, maar ik zal je een foldertje geven, daar staat alles in…”
De eerste vereiste om een goed politicus te zijn is toch kunnen uitleggen wat uw programma inhoudt? Hoeveel tijd heeft men nodig om goed te kunnen liegen en bedriegen? Ze geven toch cursussen op die partijhoofdkwartieren, veronderstel ik.
Luc VC houdt zich afzijdig, heeft veel zin om weg te gaan zonder z’n braadworst. Maar hij heeft al betaald met ons belastinggeld. Ik hoor hem fluisteren tegen z’n campagneleider dat hij er niet moet op ingaan. Weer een type dat interessant wil doen naar mij verwijzend. Hij heeft nog gelijk ook…
“ Allé, Luc, vertel jij mij eens waarom ik voor uw partij of voor jou moet stemmen?” vraag ik hoopvol.
“ Omdat wij de enigen zijn die kunnen wegen op het beleid. De socialistische overheersing moet doorbroken worden, willen we niet verzanden in oeverloze discussies over de toekomst van Antwerpen…” Prachtig toch, denk ik, hoe die vent met weinig woorden totaal niets kan zeggen…
Er staan nu pakweg een vijftiental mensen voor het kraam. De meesten ken ik, Luc kent ze niet.
“ Luc, ge slaat de nagel op de kop, ge scoort een punt. Maar als ik me niet vergis zetel jij toch als schepen? Dus ben je zelf een onderdeel van die oeverloze discussie? Ja toch? Waarom ben je de ene keer voor en de andere keer tegen de plannen om Antwerpen te ontsluiten? ’t Is een beetje zoals een windmolen hé? Die draait ook navenant de wind staat…”
Het publiek lacht, ik moet in de politiek gaan…
Luc VC krijgt z’n braadworst en verlaat met opgeheven hoofd de arena. Ik wilde hem nog wat meer het vuur aan de schenen leggen, maar bij gebrek aan gesprekspartner zit er niets anders op dan ook te verdwijnen. Aan politiek doen is ook de kunst verstaan om op tijd te verdwijnen.
Ik kuier verder over de markt. Een markt die al lang geen markt meer is. De prijzen zijn even duur als in de supermarkt. Soms zelfs duurder, constateer ik. Een komkommer kost 69 eurocent, in de Aldi 29 eurocent. Ik zie het verschil niet. Alleen de prijs verschilt. Waarschijnlijk zal die komkommer op biologische verantwoordde wijze geteeld zijn. Dezelfde snotbobbel vol acné vraagt mij of ik al een folder gekregen heb. Herkent hij mij dan niet? Ben ik dan zo’n kleurloos figuur? Om een complex van te krijgen, ik krijg zin in een kriek. Kriek is uitermate geschikt om de doorstane emotie door te spoelen. Bij mij toch…
Een beetje verder staat Luc VC het uit te leggen tegen een aanbidster van pakweg negentig jaar, die op de koop toe een beetje hardhorig is. Als dat z’n kiespubliek is, staat er ons een gouden toekomst te wachten, denk ik.
“ Vertel me in vijf minuten wat er in dat foldertje staat want ik kan niet lezen. En vertel tegen uwen baas dat er nog ajuin met mosterd aan z’n mondhoeken plakt. Dat gaat hem stemmen kosten…”
De kerel toont plots enige blijk van herkenning. Ik krijg weer geen foldertje, hij heeft iets tegen mij. Hij gaat naar de onvolprezen Luc, fluistert in z’n oor. Luc neemt z’n zakdoek en veegt z’n kont, pardon, mond af. Hij kijkt naar mij, ik wuif naar hem. Moesten z’n ogen kogels kunnen afvuren, ik was doorzeefd. Dankbaarheid is een schone deugd, zei de pas verkozen politieker. Waarna hij een voorschot vroeg op z’n parlementaire wedde omdat hij de eindjes amper aan elkaar kon knopen. Luc VC heeft daar geen problemen mee, die is bij de scouts geweest. Heeft leren drinken aan het kampvuur. Het was het enige kamp waar de plaatselijke brouwer alle dagen twee bakken Jupiler kwam leveren. Ze spreken er nog over in Butgenbach. De koeien die nadien op de weide stonden, vertoonden na enige tijd een zeker euforie. De grond was doordrenkt van de restjes Jupiler, die de scoutsleiding uitgegoten hadden. Om de wespen op afstand te houden. In Butgenbach leveren ze melk met een alcoholgehalte van 4%. Uniek in de wereld…
Dankzij Luc VC, die later in de politiek gegaan is en schepen van Middenstand geworden is. Z’n eerste beleidsdaad was de toestemming om nachtwinkels toe te laten. Ik begrijp nu waarom…

©GoNo

zaterdag 25 augustus 2012

De filosofie achter prietpraat verkopen…



Een mooi woord voor iets dat op niets slaat. Woorden omgevormd tot zinnen, met als enig bedoeling niets te zeggen. Onzin, onnozele praat, kletspraat, nonsens, flauwekul en kinderpraat. Evenveel synoniemen als dat er mensen zijn die zich een aureool aanmeten van geleerdheid in de overtreffende trap. Misschien behoor ik er ook wel toe. Sommige van m’n verhalen zijn uit het leven gegrepen. Met een vleugje humor, een scheutje sarcasme en een portie cynisme. Andere verhalen zijn uit m’n duim gezogen, aan de lezer(es) om uit te zoeken wat waar is of niet hé?
’t Is de kunst om, hoe onwaarschijnlijk een verhaal ook moge klinken, de lezers te laten geloven dat het zou kunnen. Ik lees graag verhalen waarbij ik m’n fantasie de vrije loop kan laten. Bij het lezen van een verhaal, vraag ik me steeds af hoe ik het zou geschreven hebben. Ik kan je verzekeren dat de meeste verhalen een totaal andere wending nemen. Op het belachelijke af, zelfs…
Ik heb altijd de neiging om mijn versie neer te pennen. Het enige dat mij tegenhoudt is de beschuldiging van eventueel plagiaat. En ’t is ook niet bijster origineel om iemands gedachtengoed te massacreren. Daarom schrijf ik zelf nonsens en prietpraat. De wereld is al triestig genoeg, vind ik. Aan filosofische bedenkingen heb ik weinig of niets. ’t Is goed om er eens bij stil te staan, maar daar houdt het ook mee op. ’t Zal de wereld niet veranderen, denk ik altijd. Met alle respect voor mensen die een filosofische kijk op de wereld hebben, maar de patatten groeien niet als er geen water uit de hemel valt. Ik ken een filosoof die te weinig heeft om van te leven en teveel om van dood te gaan. Bekijk het filosofisch, zeg ik altijd, er zijn ergere dingen op deze wereld. Zonder kriek en sigaretten vallen en de nachtwinkel is op verlof. Da’s pas erg. Of naar de sterren kijken en tegen een lantaarnpaal botsen. Of uw ex-schoonmoeder die je verliefd zit aan te kijken, terwijl ze je laatste fles witte wijn achterover slaat. Je bent vijvenzeventig en je wilt nog wat hé? Filosofie of wijsbegeerte is de term om een levensbeschouwing of wijsheid mee te delen. De Grieken, zowat de bakermat van de filosofie, hadden er een handje van weg om de goedgelovige mensen te overtuigen van hun visie. Oorspronkelijk betekende filosofie liefde voor de wijsheid. Niet meer en niet minder. Mijn filosofie is er ene van bedenkelijk allooi. Ze is gestoeld op levenswijsheid, doordrenkt met humor. Het algemeen geweten dat de grote filosofen zoals Plato, Socrates, Pythagoras en Cicero het leven niet zagen als een lachertje. Ze gingen ten onder aan hun eigen zwaarmoedigheid. Maar vraag aan de gemiddelde burger wie die kerels waren en ze zullen zeggen dat het de Griekse nationale voetbalploeg is. Of de nieuwe regering die Griekenland er terug bovenop moet helpen. Is dit nu prietpraat of niet, vraag ik me af. Ik zal er eens over moeten filosoferen bij het drinken van een frisse kriek. De volgende keer dat ik Kamiel zie, zullen we onze visie over bepaalde levensbeschouwingen alle eer aandoen. Waarna ik de onderwerpen in een verhaal zal gieten, met als enige doel om weer eens wat nonsens te verkopen. Zo ben ik nu eenmaal hé?

©GoNo


vrijdag 24 augustus 2012

“ Zzzzzzzzzzz”



“ Probeer eenmaal als we binnen zijn, een beetje minder lawaai te maken, kinderen…” zegt mama Mug. ’t Is hun eerste les in mensen steken en bloedzuigen. Ze verschuilen zich tussen ’t groen van de bladeren, wachtend tot de nacht z’n intrede doet. Papa Mug vindt het nog te vroeg om nu al op stap te gaan en hen de geneugten van het bloedzuigen te leren kennen. Papa is een muggenzifter, zegt mama Mug. Gewoon jaloers omdat ze met haar twee dochters een stapje in de wereld zet. Zoals iedereen weet, zijn het alleen de vrouwelijke exemplaren die mensen steken. De mannetjes hangen erbij als vijfde wiel aan de wagen…
Petunia Mug, omdat ze geboren is op een petunia en Hortensia Mug, omdat ze geboren is op een…paddestoel, maar mama Mug vondt dat Paddestoel Mug geen naam voor een mug is, vinden het spannend. De grote mensenwereld verkennen en de mensen ambeteren daar dromen ze al lang van. Je weet hoe je het moet doen hé, vraagt mama Mug liefdevol aan haar kroost. Zachtjes landen, zachtjes steken en altijd eerst goed links en rechts kijken, want het gevaar van een vliegenmepper loert achter iedere hoekje…
Mama Mug heeft het huis en omgeving al verkend. Boven staat het slaapkamerraam open op een spleet, met een kettingje vastgemaakt. Een spleet, juist groot genoeg om een mug door te laten. De duisternis treedt in, ’t is nog altijd broeierig heet. Dat wordt oppassen geblazen, met zulke hitte slapen de mensen slecht, weet ze uit ondervinding. Een paar dagen geleden was het ook al zo’n hete nacht en het scheelde niet veel of ze was op weg naar de muggenhemel. Terwijl ze haar nachtmaal aan het opzuigen was, draaide die vent zich om in z’n slaap en legde z’n arm over de blote schouder van z’n bedgenote. Ze zag nog juist op tijd de arm afkomen, maakte zich als de bliksem uit de vleugels. Maar toen werd ze aangevallen door de kat des huizes. Katten zijn bliksemsnel. Met een half buikje vol en een venijnige “zzzzzzzz” heeft ze dan maar andere oorden opgezocht. Ze kwam, geheel buiten adem, thuis. Vertelde haar verhaal tegen papa Mug. Papa Mug dacht er het zijne van, zei tegen mama Mug dat ze van een mug geen olifant moest maken en andersom ook niet…
De kinderen zijn goed opgeleid, weten welke gevaren er uit de hoek kunnen komen. ’t Is stil, de wereld slaapt de slaap der onschuldigen. Dromen hun eigen dromen. ’t Is nu of ’t is nooit, zegt moeder Mug. Op de achtergrond, bij de buren, zingt Elvis “ It’s Now or Never “, toepasselijker kan haast niet. Ze glippen één voor één binnen. Geen kat te zien? Nee, oef, de kust is veilig. Ik wil die dikke meneer steken, zegt Hortensia. En ik, die dikke madam. Zeg kinderen, zegt mama Mug, laat nog een stukske voor mij over hé? Ze doen waarvoor ze gemaakt zijn. Wat een festijn, zegt Petunia, terwijl ze likkebaardend nog een slokje neemt. Zwijg en drink voort, we gaan hier niet de hele nacht feesten, zegt mama Mug op strenge toon. Wat krijgen we nu, vraagt mama zich af. Ze voelt zich duizelig, de kinderen ook. God sta me bij, denkt ze, ’t zullen toch geen junkies zijn zeker?
Ze kent het verhaal van die verre nicht, die het bloed van een drugsverslaafde opzoog. Een week nadien geloofde ze nog altijd dat ze een bij was en haar enige levensdoel het bevruchten van bloemen was. Tot ze in een spinnenweb vloog en zelf leeggezogen werd. De spin dacht nadien dat hij een mug was, hoe een dubbeltje rollen kan hé? De spin werd opgegeten door een vogel. De vogel dacht nadien…niets, want er zat te weinig verslaving in het bloed van die spin hé? Logisch toch?
We moeten maken dat we hier wegkomen, zegt moeder Mug. Maar ze zijn te duizelig om de uitgang te vinden. Mama, we gaan sterven, roepen de kinderen Mug op hartverscheurende toon. ‘k Weet het, m’n kinderen, overdaad kan schaden hé? Met een gezamenlijke langgerekte “zzzzzzzzzz” vallen ze één voor één op de grond. We sterven met ons buikje vol, zegt moeder Mug, bij wijze van afscheid tegen haar kinderen. De kinderen beamen het volmondig. Nemen nog een laatste teugje giftige lucht.
De muggenverdelger in het stopcontact grijnslacht. Rust in vrede, denkt hij…

©GoNo

donderdag 23 augustus 2012

Ruzie ten huize Kamiel…




Kamiel belde mij op; wat verwonderlijk is gezien hij normaal maanden niets van zich laat horen. Ik moet speciaal naar Borsbeek reizen om op z’n kap te kunnen zitten. De laatste twee dagen heeft hij mij al tweemaal gebeld. Misschien heeft hij een nieuw abonnement. Zo eentje waar je gratis mee kunt bellen tijdens de daluren. De daluren: wat een woord hé? De eerste keer dat ik het hoorde, dacht ik dat men alleen kon bellen als men in een dal woonde. En dan nog op bepaalde uren hé? De piekuren, waar halen ze toch altijd? Maar ’t kan kloppen, de ene moet bellen vanuit een dal, de andere waarschijnlijk vanop een berg. Discriminatie noem ik dat, ik woon niet op de Kemmel-of Pottelberg. Misschien dat de Leugenberg in Ekeren ook meetelt, maar daar heb ik ook niets aan. De enige berg hier in m’n buurt is Frans Vandenberghe. Ik kan toch moeilijk vragen om op z’n schouders te gaan zitten? De man is tachtig en maar een meter groot…
“ Hallo, spreek ik met GoNo?”Ik herken de stem van Kamiel onmiddellijk en direct.
“ Nee, u spreekt met z’n papegaai. Coco is de naam…”zeg ik met krassende stem.
“ Choco?”
“ Nee, Coco, moet ik de kat geven?”
“ Nee, je moet GoNo geven of anders kom ik uw pluimen één voor één uittrekken…”
speelt Kamiel het spelletje mee.
“ Die heeft de kat al uitgetrokken, ik ben precies een gepluimd kieken…”
“ Soort zoekt soort hé?”zegt Kamiel.
“ Wacht even, ik zal zien of m’n soortgenoot thuis is…”
“ Hallo, met GoNo, waarmee kan ik u van dienst zijn?” Eventjes voel ik me terug op m’n vroeger werk. Ik ben het nog niet verleerd.
“ GoNo, ‘k heb ambras met Germaine. Ze zegt dat ik zot ben om op mijne ouderdom nog met een scooter te rijden. De dokter had gezegd om een fiets te kopen. Om wat meer beweging te hebben. En gene sooter hé?”
“ Ik weet niet wat uwen doktoor gezegd heeft, maar ’t heeft twee wielen en het rijdt, da’s ’t voornaamste , zou ik zo denken…”
“ GoNo, ze zegt of diene scooter buiten of ze gaat naar haar moeder. En Germaine kennende, zal ze het doen…”
“ Kamiel, zijt ge seniel aan ’t worden? Uw schoonmoeder zit in een bejaardentehuis en is een beetje dement. Die trekt zich weinig of niets meer aan van deze rotwereld en is waarschijnlijk gelukkig op haar manier…Moest ik jou als schoonzoon hebben, ik zou ook op slag dement worden…”
“ Ja, jij kunt ermee lachen, maar ik zit met de gebakken peren. Ze heeft sedert gisteren nog geen woord gesproken. Ik ook niet. Zou diene garagist die scooter niet terugnemen?”vraagt Kamiel met een zekere wanhoop in z’n stem.
“ Ik wil hem overkopen voor een tiende van de prijs, als ik u daarmee kan helpen…” Da’s dus een goeie 300€. In rekenen ben ik een crack.
“ GoNo, ge zijt een vuile oplichter, die scooter is nog nieuw hé?”
“ Kamiel, die scooter is tweedehands, ge hebt er al mee gereden, nieuw betekent voor mij recht uit de winkel. Met nul kilometers op de teller…” ’t Wordt boeiend, ik riskeer z’n vriendschap voorgoed kwijt te raken…
“ Ik wilde feitelijk vragen of ge met mij naar de winkel wilt meegaan. Gij kunt het nogal goed uitleggen hé?”
“ Kamiel, om te beginnen kost je dat een bak Kriek Lindemans. En om te eindigen, waarom vraag je het niet aan den Danny?”
“ ik wil niet dat den Danny het te weten komt. Die is nog erger dan de Story en die kennen ook iets van roddels…”
Ik zucht, wat moet ik in de gegeven omstandigheden anders doen?
“ Laat mij even nadenken, Kamiel, er moet toch een oplossing te vinden zijn die beide partijen tevreden kan stellen?” Ik moet diplomaat worden, denk ik.
“ Niet te lang nadenken hé? Ik zou graag vandaag nog warm eten krijgen. Ik heb geen zin om alle dagen frituur te eten…”
“ M’n hersens doen overuren, Kamiel, wil ze niet meer koken ? Dat kantklossen heeft schijnbaar een averechts effect op haar. Dat hebt ge met vrouwen onder elkaar, die steunen elkaar in het onder de duim houden van de man hé?”Een beetje olie op ’t vuur doet het goed branden, zeg ik altijd. En ’t is toch de tijd van de alomtegenwoordige bbq’s.
“ Is het goed als ik straks terug bel? Ze komt juist binnen met Myriam van de bakker. En die kijkt ook al kwaad naar mij…” zegt Kamiel, de wanhoop nabij.
“ Bel straks terug, Kamiel, hebt ge er al eens aan gedacht om van uw duivenkot een chalet te maken? Want als ge gaat scheiden van tafel en bed, moet ge toch een plaats hebben om te slapen hé?”
“ Ge zijt een smeerlappeke, ‘k bel straks terug…” De verbinding wordt verbroken.

Ik zit een hele avond te broeden op een oplossing. Wacht geduldig op z’n telefoontje. Niets, hij belt niet terug. Er zal toch niets gebeurd zijn, denk ik. Op de tv hebben ze niets gezegd over een bejaard koppel, die elkaar de kop ingeslagen hebben in Borsbeek.
Straks ben ik nog medeplichtig aan de dood van m’n vriend, omdat ik niet direct een oplossing gevonden heb. Als ik nu eens zou zeggen dat die scooter van mij is en dat ik die in bruikleen gegeven heb, zodat hij ermee kan leren rijden? Klinkt dat een beetje overtuigend? Van facturen heeft Germaine toch geen kaas gegeten en met een pc is een factuur op mijn naam zo gemaakt. Lumineus, al zeg ik het zelf. In ’t beste geval, gelooft ze het en in ’t slechtste geval ook. Maar wat als ze zegt dat ik die scooter terug moet meenemen? Da’s een detail, zeg ik altijd, daar zoeken we wel een oplossing voor als de tijd er rijp voor is. Maar al bij al is het toch riskant hé?

©GoNo

woensdag 22 augustus 2012

De nieuwe scooter…




Kamiel heeft z’n Vespa gekocht op het adres dat ik hem gegeven heb. Den Danny heeft zowaar nog afgepingeld op de prijs. Ik ben een beetje jaloers op dat ventje van niks, maar ‘k moet eerlijk toegeven dat hij het goed gedaan heeft. Ik vraag hem niet naar de prijs, om de eenvoudige reden dat hij zal zeggen dat het m’n zaken niet zijn. Vergetende dat ik de prijs in amper dertig seconden te weten kan komen via internet. Hij vraagt me of ik in de namiddag thuis ben. Hij zal een kriekske meebrengen, want dat moet gevierd worden. Normaal ben ik niet thuis, maar voor een kriekske wil ik wel even tijd maken. Om hoe laat mag ik komen, vraagt hij. Van Borsbeek naar Hoboken is niet zo ver. Toch niet met een splinternieuwe scooter. Pak rond een uur of twee en claxoneer een paar keer, want die rotbel doet het weer niet. Die rotbel doet het wel, maar ik moet de batterijen vervangen. ’t Zijn oplaadbare die zogezegd duizend keer kunnen opgeladen worden. Wie gaat er zich bezighouden met te tellen of dat wel klopt? Het kan evengoed zijn dat ze na tweehonderd keer er de brui al aan geven. Reclamejongens en politiekers, de enigen die van liegen een volwaardig beroep gemaakt hebben. Gaan nooit in de hemel komen want ge moogt niet liegen en bedriegen. Dat staat officieel in de Tien Geboden. Zwart op wit gebeiteld. Je zit gebeiteld als je die Tien Geboden letterlijk volgt. Maar reclamejongens hebben een streepje voor bij onze Schepper. Wie gaat er anders z’n public-relations verzorgen hé? Op die oude vent, die daar ergens in Rome zit te apegapen moet hij niet al teveel rekenen…

’t Is halftwee, ik hoor een claxon. Eenmaal, tweemaal, driemaal. Ik kijk door het raam. Kamiel is een half uur te vroeg. Jawadde, hoe gaan we dat schrijven? Een blij kind met een nieuwe scooter? Ik gun het hem, ’t is niet omdat we veelvuldig ruzie maken dat we geen vrienden zijn. Ik roep dat ik naar beneden kom, stom feitelijk, naar boven zou ik op het plat dak staan. Ik ga de drie verdiepingen op m’n gemakske naar beneden. Volgens Weight Watchers ben ik nu een pak caloriëen kwijt, simpel door een paar keer per dag de trap te nemen. Maar dit terzijde en totaal irrelevant…
Kamiel is schijnbaar ongeduldig, want ik hoor z’n claxon terug. Tuut, tuut…tuut tuut..
Waarom denk ik plots aan tuut, tuut zei de trein en het station reed weg? Ik loop, beter gezegd, ik ga naar buiten.
“ Awel, wat vindt ge ervan?”vraagt Kamiel met onverholen trots.
“ Schoon machien, heel schoon, schoner dan Germaine, eerlijk gezegd en gezwegen…”
“ En hij haalt bijna zestig, ’t is een plezier om ermee te rijden…”zegt Kamiel nog trotser.
“ Een kameel haalt dat ook, weliswaar bergaf, maar da’s maar een detail hé?” Ik moet toch iets zeggen, nietwaar?
“ Hoe rap ging uwen scooter?”
“ Mijne scooter ging niet, die reed. Maar die reed gemakkelijk 65 & 70 km per uur. Wettelijk niet volledig in orde, maar ge moet alleen maar zien dat ge niet gepakt wordt hé?”bluf ik tegen Kamiel. M’n scooter, een Keeway Flash haalde exact 54 km per uur. Maar dat zeg ik hem niet, anders mag ik de rest van m’n leven horen dat ik een janettenscooter had…
“ Zeg Kamiel, die helm is toch niet nieuw?”
“ Die helm komt uit de kringloopwinkel, gekocht voor 15€. Ik ga er nog een koffertje laten opzetten en dan kan ik de wijde wereld intrekken. Een thermoske koffie, een boterhammetje en een radiootje om naar de koers of de voetbal te luisteren, wat moet een mens nog meer hebben om gelukkig te zijn?”
Ik wilde bijna zeggen, een mooie vrouw en veel geld op de bank, maar ik zwijg omdat ik aan het nadenken ben hoe ik hem er kan doorsleuren.
“ Zeg, gaan we hier de hele middag staan om die Vespa te bewonderen? En hoe zit het met die Kriek? Belofte maakt schuld hé?”
“ Die Kriek ga ik gaan halen in de Colruyt, als ge twee minuten geduld hebt…”
“ Met diene Vespa zijt ge er op tien seconden, ik laat de deur open, ge weet de weg hé?”

Ik wacht een kwartier, een half uur. Geen Kamiel te zien of te horen. Er zal veel volk zijn in de Colruyt. Ik kijk door het raam, is dat Kamiel niet die daar te voet afkomt met z’n nieuwe scooter aan de hand. Voorwaar, een mooi koppel, is m’n bedenking. Kamiel is buiten adem, z’n kop heeft een rood kleurtje en da’s niet van de zon. Hij heeft bijna een kwarier nodig om boven te geraken. Een vent van bijna zeventig, die z’n tweede jeugd aan ’t zoeken is. Een afterlive-crisis…
“ Ga zitten Kamiel, pak een stoel en blijf staan…”zeg ik met medelijden in m’n stem.
Kamiel zet zes blikjes Kriek op tafel. Ik vergeef het hem dat hij er zo afgepeigerd uitziet.
“ Zeg Kamiel, een scooter dient om op te rijden, als ge ernaast loopt kunt ge evengoed te voet gaan hé?”
“ Verdomme, GoNo, houd toch die domme muil eens twee minuten dicht…”zegt Kamiel, hijgend als een pasgeboren kalf.
Straf, denk ik, ik moet nu al zwijgen in m’n eigen kot, de wereld gaat er op vooruit met zulke vrienden. Maar allé, de Kriek zal het leed verzachten en ’t is een kosteloze remedie.
“ Hier Kamiel, pak een sigaretje en ‘k zal je een koffietje maken. Met twee lepeltjes suiker en een literke melk…” Een sigaretje geven , terwijl de arme Kamiel zit te hijgen en naar z’n adem aan het zoeken is. Hoe kom er toch op hé?
Na een tiental minuten gaat het al wat beter, zeg nu nog dat ik geen koffie kan zetten hé?
“ Zijt ge in panne gevallen met uw moordmachien?”vraag ik uit beleefdheid.
“ Nee, zonder naft, dat kieken van een garagist heeft mij niet gezegd hoeveel naft er in zat…”
“ Kamiel, er staat metertjes op je stuur, eentje voor de naft en eentje voor de olie…”
“ Ja zeg, als een mens dat allemaal in de gaten moet houden, ‘k heb al problemen om niet tegen die snotneuzen met hun fietsen te rijden…”
“ En wat gaat ge nu doen? Uwen Vespa tot in Borsbeek duwen? Of gaat ge hem meepakken op de tram? Niet vergeten over te stappen op de bus hé? En koop een ticketje voor de Vespa, dan kan de controleur niks zeggen…” Ik kan het niet laten hé?
“ Ik kan toch niet met mijne scooter op den tram? Ze gaan denken dat ik zot ben…”
“ Zot zijn doet geen pijn, het kietelt alleen maar een beetje…” Kamiel zit te denken hoe hij het kan oplossen. Ik krijg zowaar medelijden met hem. Waarschijnlijk heeft de Kriek er iets mee te maken.
“ Weet ge, ik heb hier nog een bidonnetje naft in de kelder staan, misschien genoeg om tot aan het tankstation te rijden. Daar tankt ge loodvrije benzine 98, geen diesel hé. “
“ Als ge dat voor mij wilt doen, dan nodig ik je uit op de bbq van de kantklossersgroep…”
Ik verdenk Kamiel ervan dat hij niet graag alleen zit tussen al die onbekenden. Ik heb de benzine in z’n tank gedaan, hij wist zelfs de benzinedop niet zitten. Heeft die garagist, zoals hij hem noemt, dan geen uitleg gegeven?
“ Voilà, Kamiel, ge zijt gesteld, ge kunt vertrekken en vergeet niet te tanken, super 98 loodvrij, geen diesel. Kunt ge dat onthouden of moet ik het op een briefje schrijven? Maar ik ben niet zo goed in ‘t schrijven hé?”zeg ik met een monkellachje.
“ ’t Is al goed, ’t is al goed, bedankt en ik bel je nog wel…”
“ Ja, doe dat, ik zal er speciaal voor thuis blijen…”
Kamiel vertrekt als een volleerde racer. Chapeau voor die vent, denk ik, bijna zeventig en met een Vespa rijden. Ik moet hem dringend wijsmaken dat die helm niet bij z’n scooter past. Maar eesrt ga ik nog een Kriek drinken op onze vriendschap…

©GoNo

dinsdag 21 augustus 2012

Kantklossen op een scooter…



Omdat ik lange tijd met een scooter gereden heb, denkt Kamiel dat ik een expert ben in de materie van scooterrijden. Het streelt wel m’n ijdelheid, maar er zijn grenzen hé?
Kamiel heeft besloten te stoppen met duivenmelken, waarvoor m’n innige dank. Eindelijk rust, zonder dat eeuwige gekoer van die snertduiven. Ik haat duiven al heel m’n leven lang. Schijtduiven, noem ik ze. Geef me één zinnige reden waarom ik ze lief moet hebben. God moet zelf een duivenmelker zijn, anders zouden er niet zoveel rondvliegen hé? Duiven melken, nog zo iets absurd. Een koe die melkt men, ja toch? Heeft er al ooit iemand duivenmelk gedronken? Wat moet ik me daar bij voorstellen? Voor mij een flesje halfvolle duivenmelk? Geef uwen baby duivenmelk en hij vliegt recht naar Barcelona?
Dus Kamiel is gestopt met duivenmelken. Hij heeft last van arthritis, pijnlijke gewrichtsontstekingen in z’n vingers. Wat niet bevordelijk s als men z’n duiven moet melken. Ik raadde hem aan een volautomatische melkmachine te installeren in z’n duivenhok. Hij vroeg of ik van lotje getikt was. Ik zei hem dat ik helemaal geen Lotje kende en nog minder door haar getikt ben. Tikkertje spelen, ’t is een eeuwigheid geleden. Ik zou het wel nog eens willen doen, maar ’t is oppassen geblazen met mijne tikker. M’n hart doet nu al overuren…
“ GoNo, ik ga een scooter kopen…”
Zozo, de verrassing is compleet. ’t Is een beetje een donderslag bij heldere hemel.
“ Kamiel, je bent bijna zeventig, ziet er uit als iemand van tachtig, op uwen leeftijd rijden de meesten niet meer met een scooter maar met een rolstol of een rollator…”
“ Zwijg, als de grote mensen spreken, Germaine ( z’n vrouw) is een cursus kantklossen aan ’t volgen in ’t seniorenhuis. Drie keer per week, één keer in de namiddag en twee keer ’s avonds. Nu m’n duiven bijna weg zijn, moet ik van de dokter m’n tijd zinvol besteden. Ik moet meer aan beweging doen, zegt hij…”
“ Op een scooter zal je inderdaad veel beweging hebben, zeker als je in de ene put na de andere rijdt…”
“ Jij moet me helpen want ik vertrouw die handelaars niet. Jij weet wat bij me past…”
Ik weet helemaal niet wat bij hem past. Zelfs de broek die hij aan heeft, past niet bij z’n hemd. En z’n klak past dan weer niet bij z’n schoenen.
“ Je moet een model kiezen dat een beetje bij je lengte past, anders krijg je problemen als je plots moet stoppen en je voeten kunnen niet bij de grond. Een Kamiel die languit voor een rood licht ligt, is geen zicht hé?”
“ Welk model raadt je me aan?” vraagt Kamiel, met nadenkende blik.
“ Ik zou een Vespa kopen, zijn terug in de mode en niet kapot te krijgen. Ge hebt ook zo’n Chinees retro-model. Gebaseerd op de looks van een Vespa…”
“ Op de watte?”
“ Op de looks, ze lijken op een Vespa, maar ’t zijn feitelijk grasmaaiers op twee wielen. Zijn gemaakt van plastic. Volledig opgetrokken uit gerecycleerde pet-flessen. Sommige van hun scooters ruiken zelfs nog naar Fanta of Coca-Cola. Echt waar…”
“ Een Vespa, zoals Marlon Brando, heb ik altijd al gewild…” Kamiel denkt nu nog meer na.
“ Marlon Brando op een Vespa? Ik denk dat die in z’n wilde jaren op een Harley Davidson zat. Vespa dat was voor mietjes hé? In die tijd toch. Zie je Elvis al Jealhouse Rock zingen op een Vespa? Nee toch? John Wayne op een kameel is toch ook geen zicht? Een cowboy moet op een paard zitten en bij gebrek daaraan op z’n vrouw. Met een Marlboro in z’n bek…”
“ Bestaat er geen klein model van een Harley Davidson? Bij nader inzien is een Vespa misschien toch niet zo’n goed idee…” De twijfel slaat toe, zover zijn we al…
“ Er bestaat een kleiner model…”
“ Haha, dan moeten we eens gaan kijken hé?”
“ Ge zult een beetje geduld moeten hebben, Kamiel…”
“ Waarom, we springen in de auto en kijken kost geen geld hé?”
“ Kamiel, ge moet wachten tot de foor terug op ’t pleintje staat en da’s pas in september als ik me niet vergis…” ‘k Zal me wel weer vergissen.
“ Wat heeft die kermis met een Harley te maken?” vraagt Kamiel, waarvan de eerste symptomen van een zekere kwaadheid te bespeuren vallen.
“ Op de paardenmolen staan er kleinere modellen van een Harley Davidson. Ge kunt alvast beginnen te oefenen. Gewoon broembroembroem, luidkeels, de andere kinderen gaan dat leuk vinden…”zeg ik met uitgestreken gezicht, m’n lach verbijtend.
“ GoNo, als ik een scooter heb, rijd ik ermee over uw kloten. Paljas van een schrijverke dat ge zijt…” Het klinkt als muziek in m’n oren. Germaine zal blij zijn als ze het hoort, want ze ziet me graag. Sedert ik een gedicht geschreven heb voor haar, kan ik niets meer verkeerd doen. Ze heeft het zelfs in de wc gehangen. Als eerbetoon voor m’n werk, die ik erin gestoken heb, zegt ze. En zodat iedereen het kan lezen. Tja, ’t is weer eens iets anders dan de Story of de Dag Allemaal, denk ik altijd…

Kamiel gaat morgen een Vespa kopen. Ik mag niet mee, m’n goede raad wordt niet meer op prijs gesteld, zegt hij langs z’n neus weg aan de telefoon. Op de vraag wie er dan wel meegaat, zegt hij met enig leedvermaak: den Danny…
Ik zeg hem dat den Danny het verschil nog niet eens kent tussen een fiets en een step. Het enige waar die kerel ooit opgereden heeft, was z’n hond. ’t Beest is er nog altijd niet goed van. Heeft nog altijd aanvallen van diarree. Als hij de naam van z’n baasje hoort, krimpt hij ineen en druipt af met de staart tussen z’n poten. Als bescherming voor z’n gaatje hé?
Kamiel zegt dat dit verhaaltje uit de duim gezogen is en komt van de cafébaas van “ De Leugenaar”. Die heeft het gezien van iemand die het horen zeggen heeft. Hij hangt op. Discussie gesloten, verdorie toch. En ’t liep juist zo lekker…
Ik kan bijna niet wachten tot het morgen is. Kamiel op een scooter, de wonderen zijn de wereld nog niet uit. Germaine zal even verwonderlijk staan kijken als de rest van haar straat. Met kantklossen moet je altijd oppassen dat je de klos niet bent hé? Ze kan misschien vanachteren op de scooter kantklossen?

©GoNo

zondag 19 augustus 2012

Bomen komen elkaar niet tegen, tenzij op de brandstapel…




Bomen komen elkaar niet tegen, mensen wel. Bestaat er zoiets als toeval of is er een kracht, die de gebeurtenissen in iemands leven aanstuurt? Ligt alles al vast, zonder dat we invloed kunnen uitoefenen op wat de toekomst ons brengen zal? Soms denk je aan iemand, vraag je je af hoe het met die man of vrouw zou zijn. Leven ze nog? Hoe is hun leven al die tijd geweest?
Ik zit op tram 24, niet bepaald de gezelligste tram van Antwerpen. Een aftandse tram, vuil en smerig, met graffiti op ramen en zitbanken. De vandalentram, waar men z’n frustraties kan botvieren. Ze hebben ooit eens spiksplinternieuwe tram ingelegd op deze route. Na veertien dagen zag hij eruit alsof hij ergens in onze voormalige kolonie Congo rondgereden had. Om maar te zeggen dat de passagiers geen enkel respect hebben voor het comfort dat hen geboden wordt. Ik erger er mij blauw aan…
Ik zit dus op tram 24. Nog steeds. Een heer, in maatpak dat ooit betere tijden gekend heeft, zet zich naast mij neer. Hij ruikt naar goedkope parfum, ik herken de geur want ik gebruik het soms ook. Ik schuif wat dichter naar het raam toe, kwestie van de man een beetje meer plaats te geven. Hij zucht, ik ook. ’t Is warm in de tram en het raampje kan niet open. Zit potdicht en er is geen beweging in te krijgen. Het zweet parelt op m’n voorhoofd. De tram zet zich met kleine schokjes in beweging, om reeds na enkele meters terug stil te staan. We staan in panne. ’t Is niet de eerste keer, ’t zal ook niet de laatste keer zijn…
Moeten we nu overstappen? Een beetje informatie zou wel nuttig zijn, zeg ik tegen m’n spiegelbeeld, dat zich aftekent in de vuile ruit. Inderdaad, antwoordt de man naast mij. Ik draai m’n hoofd in z’n richting. Ergens komt die kop me bekend voor, maar ik weet niet vanwaar. Het gevoel van iemand al gezien te hebben en toch niet thuis kunnen brengen. Ambetant gevoel, in mijn geval toch. De man kijkt me nu ook wat aandachtiger aan. Stelt zich hoogstwaarschijnlijk dezelfde vraag:” Ken ik deze man?”
Er begint mij iets te dagen. Ik vermoed dat ik met deze man ergens in een gesticht gezeten heb. Maar stel dat ik er glad naast zit? Ik kan toch moeilijk op de man af vragen of hij toevallig ook niet in een gesticht gezeten heeft? De conducteur zegt dat het een stroompanne is, vanwege de hitte. In de winter zegt hij dat het vanwege de koude is. Ik zeg dat het gewoon aan de tram zelf ligt. Maar we moeten deze keer niet overstappen. We mogen gezellig bij elkaar blijven in deze broeierige hitte. Waarvoor dank. M’n flesje cola wordt met de minuut warmer en warmer. Warme cola is niet te zuipen. Zou er niemand langskomen met een frisse Kriek van ’t vat? Ik kan er eens van dromen hé?
De man zucht, ik steun hem volledig, ben solidair en zucht mee. Wat ons beiden doet lachen, zomaar. Het lijkt hier wel een sauna, zeg ik tegen de man. In een sauna kan men iets te drinken krijgen, hier niet…antwoordt de man.
“ Ik ben Roger,” zegt hij plots.
“ Ik ben Noël,” zeg ik naar waarheid.
“ Weet je, je komt me bekend voor, maar ik zit te denken waar ik je gezien heb. “
“ Ik heb hetzelfde gevoel, maar iedereen heeft ergens een dubbelganger lopen, heb ik me laten vertellen.”
“ Mag ik u een vraag stellen”, vraag ik. “
“ Je doet maar”, zegt de man. “
“ Zou het kunnen dat wij elkaar reeds kennen van toen we nog jong waren?” “
“ Je zegt daar zoiets, alles is mogelijk. Ik heb ook al zoveel watertjes doorzwommen…”
“ Je lijkt wel op Roger DW, een vechtersbaasje die een geweldig kort lontje had, maar ik zal er wel naast zitten hé?”
De man kijkt me aan, ik zie herkenning in z’n ogen. M’n gevoel is juist.
“ Ik ben Roger DW en jij bent Noël G, de jongen die op de speelplaats liever met een boek rondliep en ons links liet liggen…”
“ Dat klopt, ik ontvluchtte op die manier de grauwe werkelijkheid…”
“ Weet je je bijnaam nog?”
“ Euh, neen, compleet vergeten…”
“ De professor…”
“ Is ’t waar?”
“ Ja, zelfs die klootzakken van opvoeders noemden je zo. Als ze iets niet wisten, zeiden ze, vraag het maar aan de professor…”
“ Hebben wij niet ooit gevochten in de serre?” vraag ik hem.
“ Inderdaad, we hebben gevochten, jij en ik. De reden? Ik kon er niet tegen dat je een bolleboos genoemd werd en wij erop gewezen werden dat we een voorbeeld aan jou moesten nemen…”
“ En toen dacht je, ik zal dat hem eens goed inpeperen want ik ben de sterkste van het paviljoen?”
“ Inderdaad, ’t was de enige manier om m’n gezag bij de anderen niet te verliezen hé?”
“ Roger, als ik me goed herinner, is dat gevecht een beetje anders verlopen dan je in gedachten had of heb ik het mis?”
“ Ik was aan de winnende hand, totdat je mij een trap verkocht tussen m’n benen, m’n klokkenspel hing plots achter m’n oren en het licht ging eventjes uit…”
“ Pijnlijk, zeker?”
“ Alleen als ik moest lachen, dat viel dan nog mee, want veel viel er niet te lachen in dat klotegesticht hé?”
“ Hoe is het dan verder afgelopen?”
“ Weet je dat niet meer?”
“ Nee, m’n geheugen is een zeef, ik denk dat ik de meeste herinneringen aan al die gestichten en tehuizen verdrongen heb. Een natuurlijk reactie tot zelfbehoud, zal ik maar zeggen…”
“ Nog altijd de professor hé?”zegt Roger met een glimlach.
“ Je flatteert me…”
“ De opvoeder van dienst, Den Bullebak, was op het lawaai afgekomen. Niet moeilijk, want de helft van de serre lag aan diggelen. Jij moest naar de directeur en ik naar zuster Agnes, die verpleegster was. Ken je die zuster nog? “ vraagt hij.
“Jazeker, die vergeet ik nooit meer. Dat was geen verpleegster maar een gediplomeerde sadist. Toen m’n elleboog versplinterd was, presteerde ze het om aan m’n arm te trekken omdat ze dacht dat ik m’n schouder ontwricht had. Met als resultaat dat ik vijvenveertig jaar later er nog steeds last van heb…”
“ Bij mij moest ze bloed trekken en de naald brak af. Hoe kan een naald nu breken hé? Als je iets zei, dan ging ze tegen de dokter zeggen dat we ze uitgescholden hadden. Wat ons weer straf opleverde, want ze geloofden haar altijd…”
“ Roger, na die vechtpartij ben ik overgeplaatst naar een ander paviljoen en mocht ik niet meer in de serre werken. Gedaan met m’n vrijheid van gaan en staan waar ik wilde. Ik ben toen in de keuken gaan werken. Waar ik na twee maanden nog meer vrijheid had. Gezien ik alle dagen moest opstaan om vijf uur. Na een tijdje kreeg ik de sleutel van de keuken. Want de chef had niet veel goesting om zo vroeg uit z’n nest te komen. En zeker niet in het weekend. ’t Was hard labeur, maar de enige manier om m’n zinnen te verzetten. Liever dat dan een godganse dag naar het geleuter en gezever van die opvoeders te luisteren hé?”

De tram zet zich terug in beweging. Ik val zonder woorden, hij ook. Beiden denken we aan dat gesticht. De harde knuisten van opvoeders die heer en meester waren. Die er plezier in hadden om ons een koudwaterbad te geven met de brandslang. Die ons lieten pompen tot we erbij neervielen. Die er altijd op uit waren om bij de minste tekenen van rebellie, de harde middelen te gebruiken. Hier sprak men niet van overleggen of bemiddelen. Een directeur die zelfgenoegzaam z’n stinkende sigarenrook in je gezicht blies. Die maar één straf kende: de naakte cel…
Degenen die goed in sport waren, kregen privileges. Een pakje sigaretten maakte het verschil, postzegels ook. Een extra stukje fruit, om vitamientjes op te doen na het sporten. Iedereen wilde sportman worden, je vroeg je af waarom hé? Ik ben geen sportman geworden, heb hoop en al drie of vier voetbalmatchen meegespeeld. Ik maakte m’n eigen spelregels en vloog meestal van het veld. Wat kon mij het schelen? Ik moest mij niet vernederen voor een stukje fruit of een portie extra frieten. Ik zat aan de bron…
En het straffe was dat iedereen m’n vriend wou zijn. Nu maken ze programma’s over bekende en minder bekende Vlamingen die in de keuken staan. Hier in dat gesticht stond een professor achter de kookpotten, geen haan die ernaar kraaide…

Ik bel. De volgende halte moet ik eruit. Roger trekt z’n benen in, ik ga naar de uitgang.
“ Zien we elkaar nog?”vraagt Roger.”
“ Nee, ik denk het niet, ik heb geen behoefte om oude koeien uit de gracht te halen. Ze liggen er al te lang en ze stinken een beetje teveel naar m’n bescheiden mening…”
“ Eens professor, altijd professor hé? Bomen komen elkaar niet tegen, mensen wel…”
“ Bomen stampen niet in iemands klokkenspel, mensen wel hé?” lach ik, terwijl ik afstap. De tram rijdt naar z’n bestemming, Roger ook. Ergens weet ik dat ik hem nog eens zal tegenkomen, geheel toevallig of juist niet?

©GoNo

zaterdag 18 augustus 2012

Dat frist op…






’t Is puffen en blazen
de hitte is extreem en enorm
was ik nu maar voor één keer
een doodgewone regenworm

dan kroop ik weg diep in de grond
met het risico, het gebeurt zo vaak
te eindigen aan een visser z’n haak…

bengelend in het water
verfrissend badje genomen
tot ik een snoek ben tegengekomen

’t leven van een regenworm
’t was kort, maar krachtig
en ik verzeker u, geweldig waterachtig…

©GoNo



vrijdag 17 augustus 2012

Alles is veranderd…...ik ook!


Ik ben nog eens terug geweest naar m’n oude plekje aan de boord van de Schelde. Vroeger, kon ik daar uren vertoeven, starend naar het kabbelen van het water en het klotsen van de golven die gebroken werden door een golfbreker van hout. De meeuwen waren meestal m’n enige gezelschap. Ik voederde ze met graagte m’n broodje. Ze vonden het nog lekker ook. Een broodje met kip curry of eentje met préparé, het maakte hen niets uit. Die beesten vreten alles. En bang waren ze ook niet. Ze kwamen tot bij het bankje. Mijn bankje. Gooide ik een stukje, dan begonnen ze te vechten…
Ik zat er graag, zowel in de zomer als in de winter. De mensen die vanop hun boten naar me zwaaiden. De windmolens die me met draaiende wieken een groet brachten. Af en toe passeerde er een fietser, die meestal met verbazing stopte omdat men van hieruit een panoramisch zicht had op de machtige Schelde. Ver weg van al dat drukke gedoe in de stad. Hier heerst de rust, een tijdloos bestaan. Ik droomde meestal zachtjes weg, gevangen in m’n herinneringen…
Mijn bankje staat er niet meer. Een paar verroeste afgezaagde bouten zijn het enige bewijs dat het er ooit was. En een groene plastic vuilbak die tussen de struiken ligt. Hij moet er al lang liggen, want er groeien planten op. De natuur recycleert zelf wel, als het moet. Ik kijk rondom mij, zoek de boom waar een vogelnestje aanhing. Zo’n vogelnestje dat men voor een paar euro’s kan kopen. De boom is ook weg…
Maar één ding is er niet veranderd. De Schelde met haar golven, die mij als het ware uitnodigen om hen te omarmen. Verraderlijk, want ik kan niet zwemmen. De meeuwen zijn er ook nog. Ze zijn precies nog dikker dan vroeger. Zouden ze mij nog herkennen, vraag ik me af? Hoe oud wordt een meeuw feitelijk? Geen idee. Misschien heb ik hun ouders nog gekend?
Ik wil niet wachten tot de zon ondergaat, ’t heeft geen zin. Het prachtige schouwspel van een zonsondergang boven de Schelde, laat ik aan mij voorbijgaan. Een groepje jongeren met opgefokte brommers gebruiken het jaagpad als racecircuit. Met ouder te worden ga ik zoveel mogelijk een confrontatie uit de weg. Zeker als ze rakelings langs je scheren en hun gezicht boekdelen spreekt. ’t Is hier ook nogal verlaten, hulp moet ik niet verwachten in geval van nood. Ik stap terug op de brommer die ik in bruikleen heb. Vaarwel, Schelde en meeuwen. Ze rijden achter mij, ik begin het op m’n zenuwen te krijgen. Ach, denk ik, negeer die paljassen toch, vroeg of laat valt er eentje met z’n smikkel tegen het asfalt. Ik kijk in m’n achteruitkijkspiegel. Een meeuw scheert rakelings over het hoofd van één van die gastjes. Het kereltje wijkt uit en knalt tegen z’n kompaan. Twee voor de prijs van ene, denk ik. Ik lach, voel me vrij als de meeuwen. De meeuwen die ik eten gaf, zomer en winter, kennen mij nog. Ze beschermen me ook. Alles is veranderd, behalve de meeuwen. Ik beloof plechtig dat ik de volgende keer een broodje zal meebrengen. Met kip curry of préparé…

©GoNo

donderdag 16 augustus 2012

Vakantie thuis 3





Belgenland is een landje van extremen. Ofwel is het te koud voor de tijd van ’t jaar, of het is zo warm dat je bijna niet buiten kunt komen wegens het gevaar van ter plekke weg te smelten. Ik probeer al een paar dagen te eten op m’n balkon. ’s Morgens gaat het nog, ’s middags en ’s avonds is het andere koek. Temperaturen die zonder blikken en blozen de 32° overschrijden. Met uitschieters tot 36°. Na vijf minuten heb je het gevoel dat een gekookte kreeft ook heeft. Heet, geweldig heet…
Ik krijg amper lucht binnen, m’n longen doen vergeefs moeite om zich te vullen met levensnoodzakelijke zuurstof. M’n kat begint er ook last van te krijgen, maar dat is normaal, die draagt een pelzen frakske. Dan maar terug naar binnen met m’n bord. Het is iets minder warm dan buiten, een kleine 28°. Ik zet de ventilator aan, veel helpt het niet. Kan ook niet hé? De ventilator verspreidt alleen warme lucht. Na een half uur, begin ik schele koppijn te krijgen. Het zweet druipt in beken van m’n lijf. M’n t-shirt plakt aan m’n huid. Ik trek het uit, de overburen mogen genieten van m’n goddelijke bast. Germaine heeft weer iets om over te praten en te roddelen. Ze komt nooit buiten en weet toch alles wat er gebeurt in de straat…
Ik zet de tv aan, eens kijken welke herhaling ik al vergeten ben. Een beetje zappen voert mij naar de bergen van Nepal. Een beetje sneeuw op de toppen zal mij verfrissing brengen. Het uitzicht is adembenemend. De kleuren van m’n tv ook. Maar de tv geeft warmte af en van verfrissing is er totaal geen sprake meer. De temperatuur in m’n living stijgt plots naar de 30°. Je laat je eten koud worden, zegt m’n kat. Was het maar waar, denk ik. Je bent een luie kat, te lui om op muizenjacht te gaan, antwoord ik gevat. Er zijn hier geen muizen, de enige muis die er is, is die van de pc. En daar heb ik m’n tanden al op stuk gebeten, zegt m’n kat. Nu begrijp ik vanwaar die kleine putjes komen in m’n muis. Ik begrijp nu ook waarom m’n muis hing te bengelen over de rand van m’n bureau en m’n pc 90° graden gedraaid was. Nog twintig centimeter verder en dag pc, het was een aangename kennismaking. Maar ik kan niet kwaad zijn op m’n kat, ze is nog jong en moet de fijne kneepjes van een pc te gebruiken nog leren…
Het is te warm om te eten, ik heb geen honger, alleen maar dorst. M’n god, wat mis ik m’n brommer. Ideaal weertje om langs het kanaal te rijden. Met open vizier, de wind voelen in je gezicht. Ingesmeerd met zonnekreem factor weet-ik-veel. Stoppen aan een terrasje. Een praatje doen met de lokale bevolking. Wuiven naar de boer op z’n veld, de geuren en kleuren in je opnemen. Fotoootje nemen van een godvergeten kapelletje dat ergens verscholen staat onder knoestige bomen. Ik mis het…
Ik besluit om een koude douche te nemen. Hoe komt het toch dat de meeste mensen bang hebben van koud water, vraag ik me af. Na de internaten, homes en verbeteringsgestichten doet het me niets meer. Een mens past zich aan hé? Ben ik daardoor harder geworden? Schijnbaar wel, zo te zien. Maar het frist op, toch voor eventjes. Ik zou m’n appartement moeten stofzuigen, het stof van de meubelen en schouw moeten vegen. Ik heb geen zin, dus doe ik het lekker niet. Wie hier binnen komt, heeft geen recht van spreken. Ik maak hier de dienst uit. Kunnen ze het stof niet zien liggen, dat ze dan maar de bedenking maken dat ze zelf tot stof zullen vergaan. Met deze gedachte kan ik perfect leven.
’t Is een tropische vakantie thuis aan ’t worden. Volgens de weerberichten zou het nog warmer worden. Belgenland, een land van extremen, een volle maand regen en een volle maand hitte. ’t Is ook nooit goed, zegt m’n kat, altijd maar klagen en zagen. Ik knipoog naar haar. Ze heeft gelijk. Ze strekt zich behaaglijk uit, klauwt haar nagels in m’n zetel. Ik streel haar over haar volgevreten buikje. De radio speelt een bekend liedje.” ’t Is weer voorbij, die mooie zomer”. Die dat liedje geprogrammeerd heeft, heeft duidelijk last van een zonnesteek. Te gek om los te lopen, de zomer moet nog beginnen…

©GoNo

dinsdag 14 augustus 2012

Opstandige revolutionairen in m’n straat…




Sedert iemand z’n bocht gemist heeft en de scheidingsmuur, tussen de onderliggende parking en de bovengrondse garageboxen, aan diggelen gereden heeft was er nog weinig beweging te bespeuren. De brandweer is wel de ondergrondse parking komen leegpompen, heeft dranghekkens geplaatst en dat was het dan. Voor spelende kinderen de uitgelezen plaats om hun apenkuren bot te vieren. Wat is er leuker om met een skateboard tussen de dranghekkens door naar beneden te zoeven? Of met een montainbike kunstjes te vertonen? Dat beetje water van een metertje, die er ondertussen terug ingelopen is, houdt hen niet tegen. De politie doet haar best om de onverlaten op heterdaad te betrappen, maar ’t is vechten tegen de bierkaai. Ze komen altijd te laat. Als ze al eens op tijd komen, kunnen ze alleen er maar opwijzen dat het levensgevaarlijk is wegens vallende stenen. Tien minuten later staat de volledige kliek er weer. De buren worden uitgescholden dat ze ouderwets zijn en helemaal niet cool. Gastjes van tien tot veertien zetten een grote bek op, dreigen zelfs met het halen van grote broer en bijhorende familie. Wat al gebeurd is. Kleine Achmedje viel met z’n nieuw fietsje pardoes naar beneden het water in. Een buur, die z’n hond aan het uitlaten was, wilde hulp bieden, maar werd getrakteerd op enkel stenen. De hond deelde in de klappen en werd razend. Twee minuten later stond Achmed senior en enkele leden van z’n gemeenschap ruzie te maken met de arme man. Toen de man er op wees, dat het verboden was om hier te spelen, was het hek helemaal van de dam. Iemand was slim genoeg om de politie te bellen voor het helemaal uit de hand liep. De komst van de politie was als olie op het vuur. Achmed sr. eiste een ambulance want z’n zoontje had een fikse snee in z’n knie. Plus een natte broek. Om de gemoederen te bedaren ging de politie in op z’n eis. De buurman zette z’n tocht verder met z’n hond. Vergat door alle doorstane commotie de hondedrol op te kuisen, wat hem op een proces verbaal kwam te staan. De wet is de wet, moeten ze gedacht hebben…

Vanmorgen is er schot in de zaak gekomen. De eigenaar van het terrein was er al om 8:00. Met in z’n kielzog een aannemer en vier werklui. Ik hoorde hem z’n plannen toelichten. Er komt een poort en de resterende muur wordt afgebroken. De poort is alleen toegankelijk voor degenen die een autobox huren. De man spreekt duidelijk Hollands. Op de vraag hoe de mensen dan nog gebruik kunnen maken van de deuren in hun achtertuin, is z’n antwoord dat dit zijn probleem niet is. Er waren vroeger geen deuren die toegang gaven tot de parking. Ze moeten maar hun deuren dichtmetsen. Hij is ook van plan nieuwe beton te laten gieten op de parking, om alzo de vele putten te dichten. Ik luister met verbazing en vraag mij af hoe hij dat denkt klaar te spelen. Ik weet dat de meeste boxen van eigenaars zijn die tevens een appartement bezitten in de omliggende appartementsgebouwen. Ik verdenk hem ervan dat hij totaal geen contact opgenomen heeft met de eigenaars. Waarschijnlijk wil hij hen voor een voldongen feit plaatsen. Ik hoor hem zeggen dat ze zich moeten houden aan het budget. Het moet er goed uitzien langs de straatkant; de binnenkant mag bezet worden met een dunne laag cement., terwijl hij wijst op de draagmuren waar de poort moet inkomen. De aannemer knikt, z’n werklui ook. Het kan allemaal gedaan worden op één week tijd, als je vroeger klaar bent, zoveel te beter, zegt de eigenaar. P- Construct staat er op de bestelwagen van de aannemer. Zou die “P” voor paljassen staan? Of staat ze voor :” Potdorie, de poort zit klem en niemand kan nog binnen, laat staan naar buiten?” De werklui zien er in ieder geval niet al te snugger uit. Spreken Pools of iets dat er op lijkt, waarbij de aannemer tien keer met handen en voeten probeert uit te leggen wat de eigenaar verlangt. Ze knikken steeds van ja, maar begrijpen er geen sikkepit van. De eigenaar heeft een bundel papieren aan de aannemer, schudt hem de hand en verdwijnt in z’n Mercedes naar zijn villa in Brasschaat. Dat denk ik toch. ’t Kan ook zijn dat hij richting Nederland rijdt met de gedachte:” ‘k Zal die domme Belgen eens goed liggen hebben…”
Ik wacht nu met spanning af hoe dit verder zal aflopen. Ik zou het een grandioze grap vinden moesten die Poolse werknemers als die deuren dichtmetsen. Foutje in de communicatie. Kan gebeuren hé? Je staat ’s morgens goedgeluimd op, je wilt naar je garagebox en je loopt je te pletter op een muurtje, dat er de dag voordien niet was. Het gevloek en getier klinkt me nu al als muziek in de oren. Ik weet het, ik heb een slecht karakter, maar een goede fantasie. Maar om m’n goede wil te laten zien, zal ik de buren hoogstpersoonlijk op de hoogte brengen van wat ik gehoord heb. Kwestie van een beetje olie op ’t vuur te gieten en m’n reputatie alle eer aan te doen. M’n brave buren hebben niet veel nodig om een revoltutie te ontketenen waarbij de Arabische Lente maar klein bier zal zijn. Ik zie al de allochtone gemeenschap broederlijk, hand in hand met de Belgen, de strijd aanbinden tegen de aannemer met z’n Poolse arbeiders. Vrouwen en kinderen die zich voor de betonmolen gooien, de jeugd die met stenen gooit naar de oproerpolitie. De oproerpolitie laat zich niet kennen, gebruikt het waterkanon, wat tot gevolg heeft dat de ondergrondse parking terug vol water staat. De politie trekt zich terug omdat de camera’s van de nieuwsdienst er bovenop zitten. Ze besluiten een onderhandelaar te laten komen. Twee onderhandelaars, zegt de commissaris. Een Vlaamse en een Arabische. De Arabische is momenteel op vakantie naar z’n villa in Casablanca. Vraag het dan aan de imam. ’t Is ramadan, die mag niet werken. Dan moeten we wachten tot zonsondergang, besluit de commissaris. ’t Zal weer een lange dag worden. Helikopters vliegen boven m’n straat, filmen iedereen die zich op straat vertoont. Scherpschutters vatten post op de omliggende daken, om op bevel iedereen neer te knallen met rubberen kogels. Van rubberen kogels ga je niet dood, maar ’t kan geweldig pijn doen, heb ik horen zeggen. Wat mij er doet aan denken dat ik een voorrad levensmiddelen en tabak moet aanleggen. Een belegering kan lang duren hé?
Ik denk dat de oproerpolitie de strijd zal verliezen. De allochtone gemeenschap zal gratis cannabis uitdelen. Als tweehonderd man op hetzelfde moment een jointje opsteken, dan liggen die scherpschutters op het dak te rollen van het lachen. Of ze moeten gasmaskers dragen, maar ’t is crisis en de gasmaskers dienen alleen om betogers uit elkaar te drijven, als ze traangas gebruiken. Dit is geen betoging, maar een regelrechte revolutie. Daar gelden andere regels voor…
Het belooft een warme nazomer te worden. Hopelijk toch. De realiteit zal m’n fantasie overtreffen. Anders blijft het bij een saaie bedoening, waar nauwelijks over te schrijven valt…

©GoNo

De Vrienden van Schakkespieres…





Ieder jaar geeft het toneelgezelschap “ De Vrienden van Schakkespieres” een voorstelling voor het goede doel. Dit jaar hebben ze gekozen voor de Uitgebeelde Zieke van Moliére.
Geen gemakkelijk stuk om te spelen wegens de veelvoud van ziektes die erin voorkomen.
Het gezelschap bestaat al jaren uit zowat de hele beroepsbevolking van Zevenkote. Vandaag is het algemene vergaderng in de dorpsfeestzaal.

Iedereen moet z’n steentje bijdragen, zegt Jef de metser. ‘k Zal dan maar een tandje bijsteken zeker, vraagt de tandarts met een monkellachje. De schrijnwerker, gekend voor het altijd zoeken naar spijkers op laag water, kijkt hem met enige verbazing aan. Soms zie je door het bos de bomen niet meer, zegt hij tegen de houthakker. De houthakker heeft geen tijd, is druk bezig een splinter uit z’n houten been aan het peuteren.
Zonder de kapitein zijn we als een stuurloos schip dat de wind uit de zeilen heeft. We moeten wachten op de kapitein, er is geen andere oplossing, beweert de zoetwatermatroos. De onderwijzer wijst naar boven. Kijk, een vallende ster, je mag een wens doen, zegt hij tegen de enige echte acteur in het gezelschap, die juist uitgegleden is op een achteloos weggeworpen bananenschil. Hij kan er niet mee lachen. Dat wordt natte-vingerwerk, antwoordt de prostituee tegen de weerman, die weer man geworden is na een mislukte operatie die van hem een weervrouw moest maken. De vredrechter, die met recht de vrede moet bewaren in dit bonte gezelschap, is van oordeel dat er veel geblaat en weinig wol is na het varkentje geschoren te hebben. Je slaat de nagel op de kop, zegt de schrijnwerker. Over welk varkentje heb je het, vraagt de spekslager die tevens beenhouwer is. Als er met spek moet geschoten worden, is hij er als de kippen bij om z’n ei te kunnen leggen. De pastoor doet nu ook z’n duit in het zakje. Een duit die hij uit de offferblok genomen heeft. Wachten op God(ot) is een schone deugd. Zegt hij met overtuiging en alzo bewijzend dat hij z’n klassiekers kent. Je kunt geen omelet maken zonder de eieren te breken, zegt de kippenfokker. Onnozelaar, je kunt een ei ook uitblazen hé, antwoordt de kok van Frituur ’t Half Kieken. Die twee kunnen elkaar niet luchten. Sedert ze elkaar betrapt hebben op het scharrelen met elkaars vrouw…
Eindelijk komt de kapitein binnen, verkleed als een rots in de branding. Met op z’n hoofd iets wat lijkt op een vuurtoren. Het resultaat van een uit de hand gelopen feestje. Hij laveert tussen wal en schip, in zijn geval tussen de tafels en stoelen. Duidelijk een geval van te diep in het glas gekeken, zegt de oogarts tegen de brouwer. De tandarts staat met z’n mond vol tanden. De houthakker is er eindelijk in geslaagd de splinter uit z’n houten been te halen en steekt hem triomfantelijk in de hoogte. Het interesseert niemand. De schoenmaker heeft geen zin meer om bij z’n leest te blijven en probeert aan te pappen met de prostituee. Die lust er wel pap van…
Kunnen we nu eindelijk beginnen, vraagt de klokkenluider aan de pastoor. Eerst een kaarsje branden, en de zegen van onze goede Heer afsmeken, ’t is een traditie hé? Ze gaan in een kring gaan staan op het podium. Wie begint er eerst, vraagt de strijkster met uitgestreken gezicht. Wie heeft er een zakdoek, antwoordt de snotneus, die z’n eerste bijrolletje te pakken heeft. Geen zakdoek, geen zakdoekje-leggen, besluit de vrederechter die recht van spreken heeft. De pastoor vindt dat tradities er zijn om in ere gehouden te worden. Hij weert zich als een duivel in een wijwatervat. Laten we de kerk in het midden houden, zegt de onderwijzer terwijl hij terug naar boven wijst. Iedereen kijkt naar boven, maar er is niets te zien buiten de spots die dienst doen als schijnwerpers…
Laten we het even hebben over de rolverdeling, zegt de schilder/behanger met nadruk op ‘rol’. Beroepsmisvorming, zoveel is zeker. We volgen de patronen, is de bijdrage van de naaister aan dit uitermate boeiend gesprek. De jager, die tevens boswachter is, heeft er zo z’n bedenkingen bij. Een patroon volgen lijkt hem onmogelijk, de snelheid ligt te hoog. Maar hij zwijgt. Hij is hier niet om op loslopend wild te schieten, hoewel hij een oogje heeft op Klara, de prostiuee. Daar zou hij wel z’n patronen eens willen aan verschieten. Als jachttrofee kan ze tellen, denkt hij.
Wie gaat er de rol spelen van Uitgebeelde Zieke, vraagt de dorpsdokter. Kamiel, de hypochonder van het gezelschap, steekt schuchter z’n hand op. Ik zou wel willen, maar ik heb de laatste tijd nogal last van m’n darmen, maag en andere ingewanden, stottert hij wegens z’n spraakgebrek. Het gezelschap neemt een kwartiertje pauze want het duurde bijna een kwartier eer dat Kamiel die ene zin uitgesproken heeft. Laten we een pint drinken, zegt de brouwer die tevens voorzitter is van de plaatselijke AA-club…
Hij zal zelf uit z’n kast moeten komen want er is geen geld meer in de kas. Heeft er iemand nog zwart geld in z’n oude sok, vraagt de brouwer met een glimlach. De bankier kijkt hem grijnslachend aan, de boekhouder gebaart van kromme haas, leest verder in z’n boek. Hij houdt van boeken, de boekhouder…
Zet die pinten maar op de rekening van de kerkfabriek. Zegt meneer pastoor op genereuze toon. De burgermeester, ook van katholieke strekking, kan niet anders dan dit beamen, wil hij niet in de ban gedaan worden en alzo de toegang tot het Koninkrijk Gods verspelen. De pastoor begint los te komen na twaalf glazen bier. Doet zelfs een dansje met Klara, tot algemeen jolijt van het gezelschap. Jij bent m’n Maria Magdalena, fluistert hij in Klara haar oor. Ik zie je graag, fluistert Klara terug, maar dat zegt ze puur uit beroepsredenen. Na al die jaren van prostitutie is het een automatisme geworden. De pastoor is in de zevende hemel. De jager wil niets liever dan de pastoor afknallen. Maar op een geestelijke schieten, brengt hem in gewetensnood. En hij kan moeilijk bij de duivel te biechten gaan. Dat hij de pest krijge en de cholera er boven op, denkt hij terwijl hij van pure frustratie z’n volle pint in één teug leeg drinkt. Waarna hij een ferme boer laat. Boer Jansens hoort het en denkt dat er familiebezoek is. Boeren hebben een geweldige band met elkaar hé?

De haan kraait driemaal, de kippen komen van hun stok. ’t Is tijd om eieren te leggen, zegt de kippenfokker tegen de oude eik op het dorpsplein. De pastoor staat z’n liefde te verklaren aan een lantaarnpaal, die hij verkeerdelijk aanziet voor zuster Melanie, z’n huidshoudster. De oogarts ziet het niet meer zitten, ligt laveloos op de dorpsbank met aan z’n zijde de bankier van de dorpsbank. Klara is een slippertje aan het maken met de jager, die z’n prooi niet meer wil loslaten. Haar slipje ook niet. De kapitein is z’n vuurtoren kwijt, is niet langer een rots in de branding maar veeleer een zwalpend wrak dat elk moment op de kliffen te pletter kan slaan. De houthakker met z’n houten been pikkelt rond op één been. Z’n houten been is in de stoof beland omdat het nogal frisjes werd zo laat in de nacht. De rest van het gezelschap staat of ligt aan de toog te proberen een zinnig gesprek te voeren over de rolverdeling die patronen moeten volgen…
De dageraad brengt dagelijks raad, is hun besluit. Ik heb m’n zakdoek gevonden, zegt de snotneus. Over wat heeft dat kereltje het, vraagt het gezelschap zich af…

©GoNo

maandag 13 augustus 2012

Vakantie thuis 2




M’n eerste volwaardige vakantiedag zit er op. ’t Is wel eventjes wennen. De godganse dag nietsdoen, zalig maar geweldig vermoeiend. En de service in m’n zelfverklaarde pensionnetje laat veel te wensen over. M’n kat is totaal ongeschikt als personeelslid. Weigert elk bevel dat ik haar geef. Maakt mij wakker bij het eerste gekwetter van de vogels. Ontbijt op bed, daar heeft ze nog nooit van gehoord. Laat staan dat ze de moeite doet om vers glaasje sinaasappelsap uit tetrakarton naar m’n kamer te brengen. Maar ik mag niet klagen, ’t is vakantie hé?
Hoe zag m’n eerste vakantiedag er uit? Simpel, geweldig simpel. Opstaan om vijf uur. Met vallen en opstaan, gezien m’n teerbeminde huisgenote de badmat tijdens de nacht naar de living versleept heeft. ’s Morgensvroeg zie ik niet al te goed want m’n bril ligt nog op het salontafeltje. Met alle gevolgen vandien. Ik struikel over de mat. De zoveelste aanslag op m’n leven en m’n gemoed. M’n kat bekijkt het tafereeltje vanuit de hoogte. Met een glimlach. Zit op de schouw en is niet van plan mij recht te helpen. Resultaat: een pijnlijke knie, die als ik loop, langs alle kanten kraakt. Met af en toe een pijnscheut er bovenop. Oud worden is geen kunst, maar overleven wel…
Ik vraag, nadat ik mezelf opgeraapt heb, wanneer het ontbijt op tafel komt. Geen antwoord. ‘k Zal het zelf wel maken. Als ze hoort dat ik de frigodeur open is ze er als de kippen bij om haar graantje mee te pikken. Feitelijk had ik beter een kieken als huisdier genomen. Elke dag een vers eitje, daar kan m’n kat niet aan tippen.
Eerste gebod ten huize GoNo: geef altijd eerst uw kat eten of ze breekt het kot af. Ze stopt niet met haar over-en weer rennen tot haar voederbakje gevuld is. Vandaag staat er kippen-en kalkoenbrokjes op het menu. Die verdomde kat krijgt beter eten dan ik. Maar ’t is haar gegund. Buikje vol? Dan gaan we een lekker dutje doen. ’t Is plotseling stil en ik geniet van een heerlijk bakje troost. De radio speelt zacht op de achtergrond. Onderbroken door berichten over driehonderd kilometer file op de wegen. Een ongeval ter hoogte van Ekeren zorgt ervoor dat alles en iedereen in de kortste keren stilstaat. Vakantie, heerlijk toch? Op tijd vertrekken, zeggen ze altijd en de snelwegen vermijden. Rij liever binnendoor. Met als resultaat dat iedereen zo vroeg mogelijk wil vertrekken en de secundaire wegen overbelast geraken. Wat dan weer een file tot gevolg heeft, omdat er een opstopping is in het centrum van één of ander boerengat. Dan maar met z’n allen uitwijken naar de autostrade. Zijn we er al, vragen de kinderen na iedere kilometer. Vader en moeder krijgen het op hun zenuwen. Kijk nog wat dvd’s en zaag wat minder. We hebben die dvd’s al tien keer gezien. Zie ze dan voor de elfde keer en als ge niet stopt met zagen, zet ik jullie af op de eerste beste parking die ik tegenkom, zegt vader lichtjes geïrriteerd. Die parking is nog vijf kilometer vanwaar hij nu stilstaat. Het gaat vooruit, ze zijn al twintig centimeter opgeschoven. Het zuiden van Frankrijk komt dichterbij…
Ik heb er geen last van. Ik zit op m’n balkon de Zondagskrant te lezen. De warmte van de zon is nog niet zo hevig en er waait een licht briesje. M’n kat komt een goeiemorgen zeggen. Ik aai haar en haal haar liefdevol aan. Ze springt op m’n schoot, nestelt zich tegen me aan en begint te spinnen. Ik leun achterover, sluit m’n ogen en soes langzaam maar zeker weg naar dromenland. Ergens rinkelt er een alarmbelletje, heb ik iets vergeten? Ja dus! M’n eitjes staan nog op het vuur. Miljaarde, ik wilde zachtgekookte, nu zijn het hardgekookte waarmee je iemand kunt doodslaan. Er zit zelfs geen water meer in het steelpannetje. Weg met die rotzooi. Ik vraag aan m’n kat of ze een eitje lust. Ze haalt haar neus op. Ik ook. Vakantie? Vakantie is hetzelfde doen wat je altijd doet, maar dan op een rustige manier. Met alle gevolgen vandien…
Even twijfel ik of ik geen foto’s moet nemen van m’n eitjes. Nee, niet die van mij, eitjes van de kiekens hé? Ik heb al foto’s genomen van de garageboxen, de bomen in andermans hof en een merel die een kat zat uit te dagen. Getuigen van een onvergetelijke vakantie thuis. Later zal ik nog uren kunnen vertellen over m’n welverdiende vakantie. M’n kleinkinderen zullen dan met open mond zitten luisteren. De bompa is toch nog niet zo gek als hij er uitziet, zullen ze zeggen…
De bel dingedongt. De postbode met een aangetekende brief. Ik ben op vakantie, roep ik door het raam. Proficiat, roept hij terug, ik heb een aangetekende brief. ‘k Zal hem wel komen halen op de post. De postbode haalt z’n schouders op, stopt het afhaalformuliertje in m’n bus. Ik ben nog nooit een aangetekende brief gaan afhalen. Er is geen enkele wet die mij verplicht om dat te doen. Aangetekende brieven zijn meestal onheilsbrieven. Ik laat m’n humeur en vakantiesfeertje niet verpesten door een aangetekende brief.
Vandaag gaan we lekkere zelfgemaakte frietjes eten. Met een biefstukje en bearnaisesaus. De frietjes heb ik gisteren al voorgebakken. Nog eventjes boodschappen doen en dan is het weer genieten van m’n vakantie in Pension GoNo…

©GoNo

vrijdag 10 augustus 2012

Vakantie thuis…

Als ik rondom mij kijk, zijn er toch verrekt veel mensen die op vakantie gaan. Mijn buren naast mij, m’n onderburen, de postbode, de kruidenier, de wijkagent, zelfs Blackie, de poedel die helemaal op haar baasje lijkt en da’s de kapper. Wat zeg ik? De poedel lijkt niet op haar baasje, de poedel ziet er stukken beter uit…
Haar baasje heeft Blackie cadeau gekregen van z’n vriendje, toen alles nog koek en ei was tussen die twee. Toen wist hij nog niet dat Phil verliefd zou worden op de barman van de Gay’s Club. Niets is eeuwig, behalve de dood, zeg ik altijd tegen m’n kapper. Hij luistert niet naar mij. Verdenkt mij ervan dat ik hem er aan het doorsleuren ben. ‘k Zou niet durven, alhoewel? Blackie zit voor het raam, als een volleerde entreneuse. Ze ziet er wulps uit, met haar roze strikjes en dito frakske en botjes. Ze vraagt zich waarschijnlijk af waarom ze in dit circus terecht gekomen is. Af en toe gromt ze eens, als er weer zo een stoere macho-hond voorbij komt. Haar baasje heeft haar verteld dat ze voor één keer naar een hondenpension moet. Ze begrijpt er de ballen en de knoken van. ’t Is maar voor veertien dagen, zegt de kapper. En ze gaan je goed verzorgen. Mag ook wel, voor de prijs die ik betaal, denkt de kapper. Maar dit terzijde…
Ik ga ook op vakantie. Vakantie thuis. Lekker niets doen en mezelf trakteren op een frisse Kriek op m’n balkon. Luisteren naar afwisselend klassiek en moderne muziek met een vleugje oldies. Zoals de Beach Boys, Elvis, Rolling Stones en nog wat van die oude knarren. ’s Avonds een filmpje meepikken uit m’n eigen videotheek. Samen gezellig op de bank met m’n kat tegen mij aan. Dat beest heeft er toch geen verstand van, want ze valt steevast in slaap. Laat de telefoon maar rinkelen, ik geef niet thuis. Ik ga genieten van de zon, de zee en de blauwe lucht. Gewoon een documentaire kijken over het natuurschoon. Er zijn genoeg van die commerciële programma’s die landen promoten. Een week aan een stuk heb ik dat programma gevolgd over Frankrijk. Ik weet nu evenveel als iemand die drie jaar gestudeerd heeft voor reisleider. Ik mag met m’n hand op m’n hart zeggen dat ik met m’n ogen toe blindelings de weg kan wijzen naar alle bezienswaardigheden van de Loire- en aanverwante streken. Er is geen enkel kasteel dat nog geheimen voor mij heeft. En er zijn veel kastelen in de Loire-streek. De wijnen uit Frankrijk ken ik door en door. Na een proefsessie in de Colruyt, Aldi en Lidl. Ik heb in m’n leven nog nooit zoveel koppijn gehad. Wijn en Kriek, een dodelijke combinatie. Maar ’t hoort bij mijn vakantie hé?
Laat ze maar vragen waar ik twee weken geweest ben. Ik dis hen het verhaal op dat ik meegedaan heb aan de ridderspelen van Chatillon. Dat ik de geheime wijnkelders van Vichy bezocht heb. Die wijn ligt er al van tijdens de Tweede Wereldoorlog opgeslagen in bunkers. Op bevel van Rijksmaarschalk Goering. Die wou een appeltje voor de dorst, in geval ze de oorlog zouden winnen. ’t Liep wel eventjes anders, maar ’t is nu al een voetnoot in de geschiedenis…
Ze gaan me weer met open mond aangapen. En niemand zal zich afvragen of het waar is. Gezien de Tweede Wereldoorlog m’n stokpaardje is, kan ik gemakkelijk fictie en non-fictie door elkaar gooien. ’t Gaat hem niet om wat de waarheid is, maar hoe je van schijnbare details een verhaal kunt maken. De kunst om het geloofwaardig te laten klinken, heb ik al lang onder de knie en andere lichaamsdelen. Da’s het voorrecht om zogezegd schrijver te zijn hé? In mijn ogen is het vijf keer niets en toch krijg ik een aureooltje van alleswetende, intellectuele boekenworm. Het laatste dat ik gelezen heb, was de telefoonboek. ‘k Ben moeten stoppen, er kwamen teveel personages in. Ik had ook geen boodschap aan al die telefoonnummers. Ik zocht tevergeefs of het soms geen codes waren. Een verborgen boodschap. Een soort Da Vinci Code. De schrijver had ook al zulke rare naam. Roularta. Geloof het of niet, maar de uitgeverij heette toevallig ook zo.
M’n vakantie is vandaag begonnen. Stipt om 9:00. Ik vraag aan m’n kat of ze de broodjes besteld heeft. Niet dus. Stomme kat. Ik ben op vakantie, roep ik naar haar. Moet ik hier alles zelf doen? Doe de frigo open, pak uw eten zelf en doe een blik Weense worstjes open. En als er nog tijd is, schenk mij een frisse Kriek in. Ge weet me wonen, ik zit op ’t balkon. De kat kijkt me aan en vraagt zich duidelijk af vanwaar die gek komt. Een langgerekt kattengejank is het enige antwoord dat ze me geeft. En haar vlijmscherpe klauw in m’n bil. M’n vakantie begint niet goed, is m’n eerste gedachte. Verdomde kattekop, wat heb je nu gedaan? Ontsmetten met betadine. Plakkertje erop en daar gaan we weer…
Hier, venijnige teef, hier is je eten, drinken en propere kattenbak. Ze kijkt me dankbaar aan. M’n gemoed schiet vol bij het zien van zoveel liefde in haar ogen. ’t Kan ook zijn dat ik haar scherpe klauw nog voel. Vandaar die tranen in m’n ogen hé? Ik laat je eventjes alleen, vakantie of niet, ik moet m’n boodschappen zelf doen. ’t Zal de kat worst wezen, die ligt nu buiten in de zon te genieten. Lekker in de zon, op m’n zetel, meer moet dat niet zijn. En ik? Ik loop te sleuren met twee volle boodschappentassen, snakkend naar adem. Drie verdiepingen hoog, bijna kruipend van trap naar trap. Ik had m’n vakantie wel eventjes anders voorgesteld…

©GoNo

donderdag 9 augustus 2012

Vissen en vriendschap…

Gisteren werd ik gebeld met de vraag of ik zin had om mee te gaan vissen. Als er één ding is dat mij totaal niet interesseert is het urenlang kijken op een dobber die op het water drijft. Ik heb medelijden met die arme vissen, die zich laten verschalken door het aas aan die dobber. Wat is het nut van vissen, vraag ik me af. Ik vraag het ook aan Jerome, bijgenaamd de Jomme. Jamaar, wij zetten die vissen terug, wij eten ze niet op hé, is z’n antwoord.
Dat vind ik dus helemaal van de pot gerukt. Je zal het maar meemaken dat je eerst een haak in je bek krijgt, bovengehaald wordt aan diezelfde haak om vervolgens met opengesperde bek naar adem te liggen happen. Waarna de visser, uit pure medelijden, de haak alsnog verwijderd. Om je terug in het water te gooien, wetende dat je binnen een kwartier terug aan z’n lijn zal hangen. Wat een sport hé?
De Jomme is niet akkoord. Beweert bij hoog en laag dat vissen geen gevoelens hebben. Daarvoor zijn hun hersens te klein. Ik geloof er niets van. Waarom zouden vissen geen gevoelens hebben? Ieder levend wezen zal wel ergens iets voelen, ook al beweert men van niet. Zelfs een mug heeft gevoelens, die zuigen het bloed uit m’n lijf, puur uit liefde. Warmbloedige liefde. Een middeleeuwse mini-aderlating…
Ik ben in heel m’n leven éénmaal mee geweest naar zo’n visvijver. Op een kerkhof was er meer lawaai dan aan die visput. Je kon er kiezen. Vis om mee te nemen naar huis of om terug te zetten. Betalen om vissen terug te zetten. Hoe gek is men dan? Als ik een vis wil, ga ik wel naar de viswinkel. Of het grootwarenhuis. Maar dan krijg ik weer medelijden met die arme kreeften die in een aquarium zitten met gladhelder water. Ze zitten met z’n vieren in een hoekje gedrumd. Kunnen geen kant op. Wachten als het ware op hun dood. Onherroepelijk. Ik zou ze willen bevrijden, terug in de zee zetten, daar horen ze thuis. Maar ik zie me nog niet over straat lopen met een emmer vol kreeften. Laat staan dat ik er de trein mee neem, richting Blankenberge. Om dan tot de conclusie te komen dat het zoetwaterkreeften zijn…
Nee, vissen is aan mij niet besteed. Ik vraag aan Jomme of het zo’n visvijver is waar men z’n mond moet houden en toelating moet vragen om te ademen. Vissen is concentratie en in een bibliotheek moet men ook zwijgen. Of in een kerk. Wat een vergelijking, bedenk ik mij. Nu begrijp ik waarom er altijd zulke stilte heerst in een gebedshuis. Ze vissen er naar zieltjes, nietwaar? Dat men in een bib stil moet zijn, vind ik niet meer dan normaal. Ik krijg het ook op m’n heupen als men voortdurend lawaai zit te maken. De schoolgaande jeugd zouden ze een stuk kleefband op de mond moeten plakken alvorens ze binnen te laten in het heilige der heiligen. Ik heb al eens geroepen dat er stilte moet heersen. Maar ik maakte daarbij zelf zoveel lawaai dat ik het absurde inzag van de situatie. Wat mij dan weer onbedaarlijk deed lachen, met afkeurende blikken van de bib-gemeenschap tot gevolg…

Jomme is kwaad op mij. Wat voor een vriend ben jij, is z’n vraag. Je zit altijd te klagen dat je bijna niet buiten komt en nu je de kans krijgt, wil je niet mee? Ik wil wel mee, maar niet gaan vissen. ’t Zegt me niets, kunnen we iets anders doen? Een museum bezoeken, een wandeling in de polders, een terrasje doen? Of de kerncentrale van Doel bezetten? De dieren in de Zoo van Antwerpen los laten? Er zijn zoveel dingen die men kan doen hé? Genieten van een zonsondergang? De zon die ondergaat boven de Schelde, is toch ook prachtig? Maar dat zou ik willen doen met een mooie of minder mooie vrouw aan m’n zijde, als ze maar romantisch aangelegd is. Met Jomme zie ik dat niet zo zitten, ’t is nu niet bepaald moeders mooiste. En ik ben lesbisch omdat ik voor de vrouwen ben…
Jomme heeft ingehaakt, al vloekend dat er met mij niet te praten valt. Je moet toch altijd het laatste woord hebben. En als je nog eens boodschappen moet doen, mag je te voet gaan. M’n auto is geen taxi…

Prachtig toch? Vriendschap, waar begint het en waar houdt het op? Heb ik nu m’n vriend in de steek gelaten? Was dit een test om te zien of ik wel een echte vriend ben? Jomme weet verdomd goed hoe ik tegenover dierenleed sta. Of was het een bevlieging omdat hij geen zin had om alleen te gaan vissen? Wie zal het zeggen hé?

©GoNo

vrijdag 3 augustus 2012

Kraslotje en vuilnisbak…

Er staat een man aan de ingang van de Delhaize. Een vreemdeling. Hij staat er iedere zomer de daklozenkrant te verkopen. Hij schudt met z’n bekertje en zegt tegen iedereen goeiendag. Waarschijnlijk het enige woord dat hij kent. Ik ken hem. Deze man staat tijdens de week in Mortsel aan de GB. In ’t weekend in Hoboken. Als het ware een fulltime job. Zo te zien verdient hij hier niet veel, de meesten lopen hem straal voorbij. Sommigen gooien er nog een venijnige opmerking tegenaan. Ga werken, keer terug vanwaar ge gekomen bent. En nog zo van die liefdevolle opmerkingen…
Ik heb medelijden met hem, maar ben een keer teveel bedrogen uitgekomen. Schijn kan bedriegen, zeg ik altijd. Heb je al gegeten, vraag ik hem. Hij kijkt me niet-begrijpend aan. Ik breng m’n hand naar m’n mond en smak met m’n lippen. Manger, eten, food. Hij snapt het. Schudt met z’n hoofd van ‘nee’. Hij steekt de daklozenkrant onder m’n neus. Kopen? Nee, beste vriend, die krant interesseert me geen zier. De dag dat ik dakloos ben, zullen ze er niet over schrijven in de krant. Hij haalt z’n schouders op, ’t kan hem waarschijnlijk geen moer schelen wat ik sta uit te kramen. Ik koop niets, dus draait hij zich om. Ik ben lucht voor hem.
Ik doe m’n boodschappen, koop twee broodjes Smos. De man staat er nog steeds. Vastgeroest op z’n plekkie. Ik wil hem een broodje geven, maar hij duwt m’n hand krachtig weg. Als ik nog niet gegeten had, zou ik blij zijn met een gratis broodje. Misschien lust hij geen broodjes? Misschien moet ik bij de Italiaan op de hoek een volledig diner gaan halen? Of moet ik hem meenemen naar “ Comme chez soi”? Maar ik denk niet dat hij daar binnen mag. Trouwens ik ook niet…
Wacht, ik weet het, ik geef hem die vijf euro die ik gewonnen heb met een kraslotje. Ik steek ze in z’n plastic bekertje. Nu lacht hij. Eindelijk, denk ik. Ik had anders een nieuw kraslot gekocht, in de hoop om die 25 000€ te winnen. Ik zeg hem goeiendag en verdwijn met een gelukkig hart naar huis. Vijftig meter verder kom tot de conclusie dat ik tabak vergeten ben. Dan maar terug gaan zeker? Wat ik ook doe…
Er rijdt een witte Mercedes langs mij. Mooie wagen, denk ik. Dure wagen ook. De wagen stopt voor de ingang. En wie stapt in die dure wagen? Juist, de arme vreemdeling die geen broodjes lust. Ik maak mij de bedenking dat er met de verkoop van daklozenkrantjes veel geld te verdienen valt. Het geeft me een wrang gevoel dat ik hem die vijf euro gegeven heb. Ik kijk op m’n klok en zie dat het 18:00 is. Z’n dagtaak zal er op zitten, vermoed ik…
Ik ben weer eens belazerd en bedonderd. Ik leer het nooit. Een ezel stampt nooit geen twee keer tegen dezelfde steen, maar ik ben een steenezel. Geld, alles draait om geld. Geld is de nieuwe God. Ze kreperen van de honger en toch hebben ze liever geld. Met broodjes koop je geen nieuwe Mercedes. Met euro’s wel. Laat ons veronderstellen dat die arme vreemdeling tien klanten aan vijf euro heeft, dan verdient hij vijftig euro per dag. Wat meer is dan de gemiddelde arbeider op een dag verdient. Wat hem het niet onaardige sommetje oplevert van 15 600€ per jaar. Belastingvrij. Ik ga morgen een krantje maken van vier bladzijden. De Gedichten-en Verhalenkrant. Te koop voor één euro. En ik ga niet staan schudden met een bekertje. Nee, ik ga er staan met een groene vuilbak van een paar honderd liter. Als die vol is, moet ik geen kraslotje meer kopen…

©GoNo