De Vrienden van Schakkespieres…
Ieder jaar geeft het toneelgezelschap “ De Vrienden van Schakkespieres” een voorstelling voor het goede doel. Dit jaar hebben ze gekozen voor de Uitgebeelde Zieke van Moliére.
Geen gemakkelijk stuk om te spelen wegens de veelvoud van ziektes die erin voorkomen.
Het gezelschap bestaat al jaren uit zowat de hele beroepsbevolking van Zevenkote. Vandaag is het algemene vergaderng in de dorpsfeestzaal.
Iedereen moet z’n steentje bijdragen, zegt Jef de metser. ‘k Zal dan maar een tandje bijsteken zeker, vraagt de tandarts met een monkellachje. De schrijnwerker, gekend voor het altijd zoeken naar spijkers op laag water, kijkt hem met enige verbazing aan. Soms zie je door het bos de bomen niet meer, zegt hij tegen de houthakker. De houthakker heeft geen tijd, is druk bezig een splinter uit z’n houten been aan het peuteren.
Zonder de kapitein zijn we als een stuurloos schip dat de wind uit de zeilen heeft. We moeten wachten op de kapitein, er is geen andere oplossing, beweert de zoetwatermatroos. De onderwijzer wijst naar boven. Kijk, een vallende ster, je mag een wens doen, zegt hij tegen de enige echte acteur in het gezelschap, die juist uitgegleden is op een achteloos weggeworpen bananenschil. Hij kan er niet mee lachen. Dat wordt natte-vingerwerk, antwoordt de prostituee tegen de weerman, die weer man geworden is na een mislukte operatie die van hem een weervrouw moest maken. De vredrechter, die met recht de vrede moet bewaren in dit bonte gezelschap, is van oordeel dat er veel geblaat en weinig wol is na het varkentje geschoren te hebben. Je slaat de nagel op de kop, zegt de schrijnwerker. Over welk varkentje heb je het, vraagt de spekslager die tevens beenhouwer is. Als er met spek moet geschoten worden, is hij er als de kippen bij om z’n ei te kunnen leggen. De pastoor doet nu ook z’n duit in het zakje. Een duit die hij uit de offferblok genomen heeft. Wachten op God(ot) is een schone deugd. Zegt hij met overtuiging en alzo bewijzend dat hij z’n klassiekers kent. Je kunt geen omelet maken zonder de eieren te breken, zegt de kippenfokker. Onnozelaar, je kunt een ei ook uitblazen hé, antwoordt de kok van Frituur ’t Half Kieken. Die twee kunnen elkaar niet luchten. Sedert ze elkaar betrapt hebben op het scharrelen met elkaars vrouw…
Eindelijk komt de kapitein binnen, verkleed als een rots in de branding. Met op z’n hoofd iets wat lijkt op een vuurtoren. Het resultaat van een uit de hand gelopen feestje. Hij laveert tussen wal en schip, in zijn geval tussen de tafels en stoelen. Duidelijk een geval van te diep in het glas gekeken, zegt de oogarts tegen de brouwer. De tandarts staat met z’n mond vol tanden. De houthakker is er eindelijk in geslaagd de splinter uit z’n houten been te halen en steekt hem triomfantelijk in de hoogte. Het interesseert niemand. De schoenmaker heeft geen zin meer om bij z’n leest te blijven en probeert aan te pappen met de prostituee. Die lust er wel pap van…
Kunnen we nu eindelijk beginnen, vraagt de klokkenluider aan de pastoor. Eerst een kaarsje branden, en de zegen van onze goede Heer afsmeken, ’t is een traditie hé? Ze gaan in een kring gaan staan op het podium. Wie begint er eerst, vraagt de strijkster met uitgestreken gezicht. Wie heeft er een zakdoek, antwoordt de snotneus, die z’n eerste bijrolletje te pakken heeft. Geen zakdoek, geen zakdoekje-leggen, besluit de vrederechter die recht van spreken heeft. De pastoor vindt dat tradities er zijn om in ere gehouden te worden. Hij weert zich als een duivel in een wijwatervat. Laten we de kerk in het midden houden, zegt de onderwijzer terwijl hij terug naar boven wijst. Iedereen kijkt naar boven, maar er is niets te zien buiten de spots die dienst doen als schijnwerpers…
Laten we het even hebben over de rolverdeling, zegt de schilder/behanger met nadruk op ‘rol’. Beroepsmisvorming, zoveel is zeker. We volgen de patronen, is de bijdrage van de naaister aan dit uitermate boeiend gesprek. De jager, die tevens boswachter is, heeft er zo z’n bedenkingen bij. Een patroon volgen lijkt hem onmogelijk, de snelheid ligt te hoog. Maar hij zwijgt. Hij is hier niet om op loslopend wild te schieten, hoewel hij een oogje heeft op Klara, de prostiuee. Daar zou hij wel z’n patronen eens willen aan verschieten. Als jachttrofee kan ze tellen, denkt hij.
Wie gaat er de rol spelen van Uitgebeelde Zieke, vraagt de dorpsdokter. Kamiel, de hypochonder van het gezelschap, steekt schuchter z’n hand op. Ik zou wel willen, maar ik heb de laatste tijd nogal last van m’n darmen, maag en andere ingewanden, stottert hij wegens z’n spraakgebrek. Het gezelschap neemt een kwartiertje pauze want het duurde bijna een kwartier eer dat Kamiel die ene zin uitgesproken heeft. Laten we een pint drinken, zegt de brouwer die tevens voorzitter is van de plaatselijke AA-club…
Hij zal zelf uit z’n kast moeten komen want er is geen geld meer in de kas. Heeft er iemand nog zwart geld in z’n oude sok, vraagt de brouwer met een glimlach. De bankier kijkt hem grijnslachend aan, de boekhouder gebaart van kromme haas, leest verder in z’n boek. Hij houdt van boeken, de boekhouder…
Zet die pinten maar op de rekening van de kerkfabriek. Zegt meneer pastoor op genereuze toon. De burgermeester, ook van katholieke strekking, kan niet anders dan dit beamen, wil hij niet in de ban gedaan worden en alzo de toegang tot het Koninkrijk Gods verspelen. De pastoor begint los te komen na twaalf glazen bier. Doet zelfs een dansje met Klara, tot algemeen jolijt van het gezelschap. Jij bent m’n Maria Magdalena, fluistert hij in Klara haar oor. Ik zie je graag, fluistert Klara terug, maar dat zegt ze puur uit beroepsredenen. Na al die jaren van prostitutie is het een automatisme geworden. De pastoor is in de zevende hemel. De jager wil niets liever dan de pastoor afknallen. Maar op een geestelijke schieten, brengt hem in gewetensnood. En hij kan moeilijk bij de duivel te biechten gaan. Dat hij de pest krijge en de cholera er boven op, denkt hij terwijl hij van pure frustratie z’n volle pint in één teug leeg drinkt. Waarna hij een ferme boer laat. Boer Jansens hoort het en denkt dat er familiebezoek is. Boeren hebben een geweldige band met elkaar hé?
De haan kraait driemaal, de kippen komen van hun stok. ’t Is tijd om eieren te leggen, zegt de kippenfokker tegen de oude eik op het dorpsplein. De pastoor staat z’n liefde te verklaren aan een lantaarnpaal, die hij verkeerdelijk aanziet voor zuster Melanie, z’n huidshoudster. De oogarts ziet het niet meer zitten, ligt laveloos op de dorpsbank met aan z’n zijde de bankier van de dorpsbank. Klara is een slippertje aan het maken met de jager, die z’n prooi niet meer wil loslaten. Haar slipje ook niet. De kapitein is z’n vuurtoren kwijt, is niet langer een rots in de branding maar veeleer een zwalpend wrak dat elk moment op de kliffen te pletter kan slaan. De houthakker met z’n houten been pikkelt rond op één been. Z’n houten been is in de stoof beland omdat het nogal frisjes werd zo laat in de nacht. De rest van het gezelschap staat of ligt aan de toog te proberen een zinnig gesprek te voeren over de rolverdeling die patronen moeten volgen…
De dageraad brengt dagelijks raad, is hun besluit. Ik heb m’n zakdoek gevonden, zegt de snotneus. Over wat heeft dat kereltje het, vraagt het gezelschap zich af…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage