GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

woensdag 30 april 2014

Stilte, ’t is hier een bibliotheek en geen café hé?



















Ik zit gezellig in de bibliotheek. Eigenaardig toch, dat bij het minste geluid dat ik maak, afkeurende blikken mijn deel zijn. De ouden van dagen die hier hun broek en hun uren verslijten, doen gewichtig terwijl ze verdorie alleen maar de krant zitten te lezen. Ik, daarentegen, doe opzoekingwerk over de Tweede Wereldoorlog. Ik wil papier voelen, opsnuiven en koesteren. Geen digitale verhalen waarvan ik na enige tijd koppijn krijg. Of die mij verwijzen naar de zoveelste website…

Ik laat m’n boek vallen. Het is alsof er een bom gedropt wordt midden in de leeszaal. Boem. Zo nu zijn ze zeker wakker. Gewekt worden met een boek in een bibliotheek, wat willen ze nog meer hé? Kan het niet wat stiller, vraagt een oude vent al roepende.
“ Wat zegt ge?”, is m’n antwoord en tevens vraag.
“ Ben je doof of zo?”
“ Nee en jij?”

De man heeft een hoorapparaatje in z’n beide oren. Een bende schoolkinderen, die verstoppertje aan ’t spelen zijn tussen de boekenrekken, hoort hij schijnbaar niet. Selectief doof, is m’n conclusie…

Ik doe verder met waar ik voor gekomen ben. Lezen en noties maken. Ik kan die boeken ook meenemen naar huis, maar ik ben de laatste tijd nogal vergeetachtig. En boeken te laat binnenbrengen zonder verlenging, daar staat een boete op.
Ik kijk naar de man die op ongeveer een meter afstand van mij zit. Z’n leesbrilletje komt uit de HEMA. ’t Kan ook ’t Kruidvat zijn. Z’n hemd heeft ooit betere tijden gekend. Z’n broek ook. Er zit verdomme een urineplek op. Gaat mij de les wat spellen en kan niet eens recht in de pot pissen…
Hij wordt gewaar dat ik hem zit aan te staren. Kijkt op van z’n spannende lectuur. Ik wil hem vragen wie de moordenaar is en hoeveel hij gekregen heeft in ’t assisenhof.
“ Is ’t spannend?”vraag ik beleefd.
“ Hoezo, spannend?”
“ Uw gazet?”
“ Nee, ’t geen journalisten meer zoals vroeger…”
“ ’t Zijn ook geen lezers meer zoals vroeger hé?”
“ Daar zeg je het. Wat ben jij aan ’t doen?”

Ik leg hem op fluistertoon uit wat ik aan het doen ben…

“ Spreek ietsje harder, m’n batterijtjes zijn bijna op…”zegt hij.
“ Mag ik naast je komen zitten? Lijkt me een stuk gemakkelijker om te converseren..”
“ Wat zeg je?”

 Ik ga naast hem zitten. Per slot van rekening heb ik m’n lidgeld betaald en zijn die stoelen voor een deel van mij.
Ik toon hem m’n aantekeningen en de boeken.

“ De Tweede Wereldoorlog?”
“ Ja, iedereen spreekt erover, maar niemand heeft hem meegemaakt…”
“ Ik heb hem meegemaakt…”
“ Hoe oud ben jij dan?”Hopelijk vat hij het niet op als een onbeleefdheid.
“ Ik ben geboren in 1927. In 1940 was ik 13 jaar…”

Een vlugge rekening vertelt me dat die vent dus 87 jaar is. Normaal dat hij af en toe naast de pot plast hé?

De bibliothecaris komt op ons afgestevend. Z’n gezicht voorspelt weinig goeds.

“ Mag ik vragen om een beetje stiller te praten? Ge zit hier niet op café hé?”zegt het toonbeeld van alwetendheid.
“ Mag ik vragen of u al ooit op café geweest bent?”
“ Meneer, ik kan u laten verwijderen. U stoort de lezers…”
“ Welke lezers? Die de krant en een tijdschrift lezen?”
“ Wat ze lezen interesseert me niet. Ze hebben recht op stilte…”
“ Toon me eens een wet die voorschrijft dat er in een bibliotheek stilte moet heersen?”

De man krabt in het weinige haar dat hij nog over heeft. Ik hoor hem denken dat ik weer zo’n lastig geval ben. Hoe komt hij erop hé?

“ Ik ga een sigaret roken buiten…” zeg ik tegen de bejaarde naast mij.
“ Ik ook…”zegt hij.

“ Meneer, meneer…”
Wat nu weer?

“ Gelieve uw tafel op te ruimen, ’t is hier geen café hé?”

Moest het hier een café zijn, had hij al lang een paar toeken op z’n muil gekregen. Degoutante vent.

“ We zijn nog niet weg, we gaan een sigaretje roken of mag dat ook al niet?”vraag ik hem op een beetje agressieve toon.
“ Van sigaretten krijg je kanker…”zegt hij.
“ Van kankeren op andere mensen ook…”

“ Doe geen moeite, met meneer Wijsneus valt niet te praten. Het enige boek dat hij kent is het telefoonboek. Kom, laten we de benen strekken, in mijn geval m’n oude knoken….”zegt m’n nieuwe kennis.

“ Er hangt een asbak naast de deur. Gelieve uw sigaretten uit te doen in de asbak…”

Die vent moet en zal het laatste woord hebben, zoveel is duidelijk.
Ik heb, m’n sadistische neigingen in achtnemende, veel goesting m’n sigaret straks te doven op z’n tong.

“ Ik ben GoNo. Amateurschrijver en dichter…” zeg ik.
“ Ik ben Maurice. Archeoloog. Vroeger aan de stad Antwerpen. Maar nu behoor ik zelf al bij het antieke…GoNo is wel een rare naam hé?”
“ t Is een samentrekking van m’n naam en voornaam, Maurice…”
“ Goed gevonden. Kort en bondig. Gemakkelijk te onthouden ook…”
“ Kwestie van marketing en ver doorgedreven nadenken…”zeg ik met leedvermaak.
“ Wil je mijn verhaal horen over de Tweede Wereldoorlog?”vraagt hij opeens.
“ Als het de waarheid is wel. Maar de bibliotheek lijkt me geen goede plek. Hoe lossen we dat op?”

Ik wil me niet opdringen aan Maurice. Laat het aan hem over om mij een voorstel te doen.

“ Ik verblijf in ’t Rozenhof, een RVT. Misschien kunnen we daar afspreken? Ze hebben een goeie kantine. Met echte koffie van Douwe Egberts. Niet van die kamelenpis van den Aldi….Wat denk je?”
“ Hun koffiepads zijn toch goed?”
“ Hun watte?”
“ Hun koffiepads, zo van die dingen die je in een Senseo steekt. Je duwt op een knopje, en raar maar waar, er komt koffie uit…”
“ Ken ik niet. Senseo is dat geen Japanse oorlogsmisdadiger? Hebben ze die niet opgeknoopt in 1946?...”
“ ’t Zou best kunnen. Senseo Amatroula, bekend om z’n wreedheid. Hij roosterde hun teelballen tot ze eruit  zagen als gebrande koffiebonen. Liet de Britten op Java zo veel zwarte koffie drinken dat ze groen zagen als thee. Vandaar de naam groene thee…”

We zijn al toe aan onze derde sigaret. Achteloos, zonder erbij stil te staan. Maurice is het levende bewijs dat je van roken langer leeft. In zijn geval dan toch. Ik ben benieuwd naar z’n story. Nadat Maurice z’n krant netjes teruggelegd heeft en ik m’n boeken terug in de rekken gezet heb, nemen we afscheid. Ik beloof dat ik hem zaterdag zal komen bezoeken. Moet ik rozen meebrengen, vraag ik hem. Ik kan geen rozen meer zien of ruiken, zeg hij. Ruiken rozen? Ik wist dat niet…

Ik kijk al uit naar de zaterdag. Soms komt men mensen met een verhaal tegen op de meest onverwachte plaatsen. Zoals in een bibliotheek waar men moet zwijgen als een graf. Met een alwetende bibliothecaris, die denkt dat hij de bibliotheek van Alexander de Grote bezit. Waarschijnlijk heeft hij nog nooit gehoord van die kerel…

©GoNo


zondag 27 april 2014

Alles kan en mag…




‘k Heb zo van die dagen
dat niemand moet zagen
dan sluit ik me eventjes op
geen gezeur aan m’n kop…

mobieltje staat op stil
’t enige dat ik wil
is de dag voor mij alleen
niemand om me heen…

‘k heb geen zin om af te wassen
ook niet om patatten te jassen
me scheren doe ik morgen wel
als ik me beter voel in m’n vel…

kat loopt precies in een kippenren
vraagt of ik zot geworden ben
ze mag het vandaag uitzweten
ze kan wachten op haar eten…

houdt toch op met dat gemiauw
kun je niet leven van de dauw
stilte in m’n deftig kiekenkot
je maakt me verdomme stapelzot…

soms heb ‘k zo van die dagen
dat je me niets moet vragen
dan pluk ik gewoon de dag
omdat alles kan en….mag!

©GoNo



zondag 20 april 2014

Nog één keer…




Kon ik je maar vergeten
maar ‘k denk dag en nacht aan jou
je mag ’t gerust weten
je bent de enige waar ‘k van hou

tijd brengt raad, zegt ’t spreekwoord
doch in mijn geval zeker niet
m’n hartenkreten worden niet gehoord
‘k zit nog altijd met m’n verdriet

jaren verstrijken op een draf
maar ik kan gewoon er niets aan doen
met één been al in m’n graf
m’n god, ‘k wil nog een laatste zoen

je nog één keer vastpakken
voor ik voorgoed m’n ogen sluit
aan dat stukje leven plakken
en dan is m’n levensliedje uit…


©GoNo

donderdag 17 april 2014

Winderig gedicht…




De wind ruist
suist en kruist
m’n gedachten
moeten wachten

natuurlijk, is het een spel
dat begrijp ik ook wel
regen valt omlaag, nooit omhoog
’s nachts zie je geen regenboog

de vogels houden hun bek
stilte voor de storm maakt me gek
een bliksemflits klieft door de lucht
de wind kreunt,steunt en zucht

laat ik maar een scheet laten in de wind
beetje ondersteuning kan geen kwaad, m’n kind
ik moet dringend gaan plassen
m’n kat vraagt of ik haar wil vergassen

de wind ruist in m’n onderbroek
suist en kruist, maar ‘k hou me kloek
dat windje is verworden tot een streep
’t was de laatste die ik uit m’n darmen kneep

de wind ruist
suist en kruist
m’n gedachten
moeten eventjes wachten…

©GoNo