GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

vrijdag 29 oktober 2010

Heerlijk Vlaanderen…

Boer Peeters is fier op z’n boederij, op z’n stallen, op z’n dienstmeiden-en knechten en ook een beetje op z’n vrouw. Hij is nu al een jaar overgeschakeld op bioteelt en alles wat maar gerecycleerd kan worden, wordt inderdaad ook hergebruikt. De minister van Algemeen Welzijn & Boerenbedrijven & Recyclageprojecten heeft hem een onderscheiding uitgereikt. Boer Peeters mag zich nu Ridder in de Orde van de Opgezette Koe noemen. Hij draagt met fierheid het bijbehorend lintje dat, hoe raadt u het, groen ziet. De andere boeren in de omliggende dorpen kijken hem met jaloerse blik aan. De oorkonde neemt een prominente plaats in en hangt aan de schouw, boven het Godsoog. Iedere bezoeker wil het ding wel eens van dichtbij bekijken. Een boer die ridder geworden is, ge moet het toch maar doen hé?
Z’n bedrijf is een voorbeeld voor de streek. De mest wordt opgeslagen in grote ondergrondse reservoirs, de gassen die er ontstaan verwarmen gans de boerderij. Het teveel aan gas wordt aan het dorp verkocht. Als je je potje kookt, stinkt heel je huis naar stront. Maar ’t zal beteren, want ze zijn een oplossing aan ’t zoeken om het reukloos te maken. En daarbij, op den buiten moet het ruiken naar stront, zegt boer Peeters, die kan het weten want juist ridder geworden. En ridder wordt men niet zomaar. Alles is groen, dat hoort zo te zijn. Zelfs het dak is groen. ’t Steekt wel af tussen de boerderijen met hun rode dakpannen. De koeien worden niet meer met machines gemolken, nee, ze worden manueel, met Mozart op de achtergrond, van hun melk ontlast. Mozart is een St-Bernard, een kanjer van een loebas. Er speelt muziek in de stallen, Tirolermuziek met jodelende hoempapa. ’t Schijnt dat die koeienbeesten hun melk er stukken beter van geworden is. Hij maakt ook een bokkenkaas, God mag weten hoe hij het doet, maar ik heb zo m’n vermoedens. Ze hebben in een lege stal een weefgetouw opgesteld, een groot geval dat ergens uit een klein Afghaans dorpje komt. Boer Peeters gaat nu ook de wol van z’n schaapjes, die hij al lang op ’t droge heeft, gebruiken om klederen te vervaardigen. Zoals in de goede, oude middeleeuwen. Een Afghaans opiumtelertje is speciaal meegekomen om enig inzicht te verschaffen in de kunst van het weven. De arme man heeft maar één been en één arm, maar dat mag de pret niet drukken. ’t Is een soort van culturele, sociaal-economische uitwisseling. Wij leren hoe ze met machines moeten omgaan en zij leren ons de genoegens terug kennen van back to basics.
Boer Peeters is een tevreden man, geniet van het aanzien dat hij verworven heeft in het uitgestrekte dorp. Wordt gevraagd om in de plaatselijke politiek te gaan. Zo kan hij nog meer z’n stempel drukken op het dorp en mee het beleid bepalen. Vooruitgang, vrijheid en vereenvoudiging. Terug één worden met de natuur. Zeggen de Groenen. Gelijkheid, broederschap en ondernemingszin, zeggen de Liberalen. Gelijkheid & broederschap & oog voor de minderbedeelden, zeggen de socialisten. De Christelijk Geïnspireerden delen hetzelfde wat de andere partijen zeggen. Boer Peeters weet het nog niet, wil overleggen met z’n personeel. Van democratie gesproken. Het ridderschap heeft hem goed gedaan. Het personeel geraakt er niet uit. Oeverloze discussies met als resultaat dat het werk blijft liggen. De arme man uit Afghanistan teelt nu terug van die mooie rode bloemen, een heel veld vol. Hij is de enige die nog werkt. Het personeel heeft opslag gevraagd en niet gekregen. Eerst die discussie over in de politiek gaan oplossen, zegt boer Peeters. Een algemene staking dreigt. Het nieuws gaat als een lopend vuurtje door de streek. De melkveebedrijven beginnen zich ook te roeren. Hun ophaalvrachtwagens blokkeren de wegen. Hun spandoeken zijn overal te zien: WIJ WILLEN PEETERS. De minister van Algemeen Welzijn & Boerenbedrijven komt zich uitsloven op tv, het zal wel allemaal zo’n vaart niet lopen. En we hebben nog melk op overschot. Is het waar dat de streek opgeofferd wordt om een klaverblad aan te leggen? Wie zegt dat? Iemand uit een goeie bron. Welke bron? De Orde van de Opgezette Koeien waarvan u voorzitter bent. Je moet niet alles geloven wat ze zeggen, sneert de minister. Een karton eieren gaat rakelings langs z’n hoofd en valt te pletter op z’n dienstwagen Mercedes. Bende klootzakken en ja, er komt een klaverblad, met aparte rijstroken voor de voetbalbond en de regering. En boer Peeters wordt minister van Verkeer(d)wezen.
Boer Peeters weet van niets, verneemt het via de televisie. Zo, de knoop is doorgehakt, schijnbaar op hoog niveau. Het personeel haalt opgelucht adem, de koeien worden eindelijk gemolken. Het leven herpakt zich, langzaam maar zeker. Het Afghaans boerke doet een vreugdedans, zomaar en schiet daarbij met z’n kalasjnikov de voorbijvliegende vogels uit de lucht. Er hangt een bedwelmende geur over de bio-boerderij. Het leven is nog nooit zo mooi geweest, alles is ondergedompeld in een sfeer van Afghaanse traditie en gastvrijheid. Boer Peeters voelt zich gelukkig, knijpt in de hand van z’n vrouw. De knecht ligt met de meid in het hooi, op zoek naar de naald die ze verloren heeft. De haan kraait als een oude grammofoonplaat, morgen zal hij een goudbruin-haantje zijn, maar dat weet hij nog niet. En aan de schouw hangt een reproductie met een oog in een driehoek met als tekst: God ziet mij- Hier vloekt men niet…’t kan ook andersom geweest zijn…

©GoNo

donderdag 28 oktober 2010

De Vlaamse fucklore…

Sedert de politie geen pv’s meer opmaakt omdat ge met twee wielen op de stoep staat, is het hek helemaal van de dam. Alle dagen in m’n straat wordt er verkeerd geparkeerd. Niet met twee wielen op de stoep, maar nu ook al met alle wielen die onder zo’n blikken doos steken. De voetganger is vogelvrij verklaard. Moeders die hun kroost naar de school brengen zijn verplicht om met hun buggy’s het voetpad te verlaten omdat een debiel z’n wagen erop geparkeerd heeft. Bellen naar de politie heeft weinig of geen zin, want ’t is geen prioriteit, ze hebben andere dingen aan hun hoofd. God moge weten wat.
Alle dagen komt ert eentje z’n wagen parkeren rechtover m’n deur. De stoep wordt ingenomen door een bestelwagentje met een Chineeske achter het stuur. In China zal dat misschien mogen, gezien de overbevolking in de grootsteden, maar we leven in Vlaanderen hé? Ik roep door m’n open raam naar hem, zo van: hé, meneerke, dat mag niet, da’s voor de voetgangers…
’t Is een bejaard Chineeske, hij kijkt me aan alsof het in Peking aan het donderen is. Oppassen, misschien is het een bejaarde ninja, of erger nog, de grote baas van de Chinese maffia. Straks krijg ik de rekening gepresenteerd. Kan beter m’n grote muil houden. Kijk nu, het klein Chineeske steekt z’n middelvinger op. Als dat geen geheim teken is, weet ik het ook niet meer. Z’n companen staan waarschijnlijk achter de hoek te wachten om mij een kopje kleiner te maken. Ik ben maar een meter zestig, nog kleiner zal helemaal geen zicht zijn. Ik sluit m’n raam. Mensen die geheime tekens gebruiken, daar kan ik niet tegen op…
’t Is gewoon afwachten tot er een vierwieler een moedertje van haar sokken zal rijden. Aan de rechtbank om uit te maken wie er in fout was hé? De moeder, die niet kon stoppen voor een onvoorziene hindernis, de auto die geparkeerd stond op het voetpad bij gebrek aan plaats op de openbare weg of de auto, die het moedertje omver reed omdat ze plots op de weg verscheen?
Ik heb veel zin om z’n banden plat te zetten, maar ge moogt het recht niet in eigen handen nemen. En als ik z’n banden plat zet, staat hij er waarschijnlijk morgen nog. Dus da’s ook geen optie. Waarom heb ik die bazooka niet meegebracht van ’t leger? ’t Zou wel drastisch zijn, maar neem van me aan, dat hij daar nooit meer zou gaan staan. ’t Kan ook zijn dat hij daar expres gaat staan. Zo van: neem me maar mee…een echte afhaal-en meeneemchinees. En die middelvinger? Geleerd van de nieuwe Belgen hé? Maakt deel uit van de Vlaamse folklore of moet ik zeggen fucklore?

©GoNo

woensdag 27 oktober 2010

Hartstochtelijke liefde…

Hij slooft zich uit voor haar, loopt de benen van onder z’n gat, vraagt wel tien keer na elkaar of ze niets vergeten is. Nee, zegt ze, ik denk het toch niet. Heb je zonnecrème? Dat koop ik daar wel. Badpak bij? Koop ik daar ook wel, “k ga niet sleuren met 100 kg bagage hé schatteke? ’t Was maar een vraag, m’n engeltje, zegt de man en schudt z’n hoofd. Toen ze vroeger samen op vakantie gingen sleurde ze een half huishouden mee. Maar tijden veranderen, zouden vrouwen ook veranderen? Hij had er zo z’n twijfels over, maar hield wijselijk z’n mond. Ze had toch altijd ’t laatste woord.
Ze staan in Zaventem, de luchthaven, de trots van België. ’t Is jaren geleden dat ze hier nog geweest zijn. Ze herkennen niets meer. Wat een doolhof. Zo te zien is er geen crisis want iedereen vertrekt op reis. Als men aan iedere vakantieganger tien euro vraagt, is de put in de begroting zo gevuld, bedenkt hij zich. En een toeslag van nog eens twintig euro per kind want ’t zijn rijke mensen, die de dag van vandaag, nog kinderen kunnen maken. Of ’t zijn asielzoekers, die hebben toch een hele dag niets anders te doen. Oei, ‘k moet oppassen met wat ik denk, subiet staat de gedachtenpolitie achter mij en moet ik een boete betalen- een verkeerdegedachteboete-, alles wordt gescand tegenwoordig, de vooruitgang staat niet stil. Heb je je ticket, je visum, je bankkaart? Ja, schatje, ik heb alles, waarom ben je plots zo bezorgd? Vraagt ze. Omdat ik niet wil dat je in Mexico in moeilijkheden komt hé? Doe de groeten aan je moeder en zeg haar dat ik volgende keer wel zal meekomen. Is z’n antwoord…
Ze is nog steeds mooi, denkt hij. Na haar facelift en haar borsten, die ze liet verstevigen met silliconen, heeft ze terug een figuurtje van een jongedame van twintig. Ze weet dat ze er goed uitziet, dat de mannen haar met bewondering nakijken. Ze laat het ook merken, al was het maar door een knipoogje. Wat dan meestal een ruzie teweegbracht met de echtgenotes, die duidelijk lieten merken dat het haantje wel degelijk in hun kippenhok woonde. Hij neemt afscheid van haar, drukt haar op het hart om te telefoneren als ze aangekomen is in Mexico City. Jaja, zegt ze maar nu moet ik instappen, schatteke en ze heeft hem een vluchtige kus op z’n voorhoofd. Nu nog een kruisje en ik ben een gezegend man, denkt hij.

“ En schat, deed hij moeilijk?”vraagt de man naast haar in ’t vliegtuig.
“ Welnee, hij is zodanig bezig met de zaak, dat hij nog altijd niets in de gaten heeft…”
De man kust haar hartstochtelijk op de mond, terwijl z’n hand haar dij streelt.

“ En schat, deed ze moeilijk?”vraagt de blondine die naast z’n Jaguar staat.
“ Welnee, ze is zodanig bezig met haar lijf en leden dat ze nog altijd niets in de gaten heeft…”
De vrouw kust hem hartstochtelijk op z’n mond, terwijl z’n handen haar dijen strelen.

©GoNo

dinsdag 26 oktober 2010

Hersenkronkels…

‘k Zoek naar de spijkers op laag water
want door de houten balk in m’n ogen
zie ik door het bos de bomen niet meer
daarom schrijf ik nog wat nonsens neer

‘k plak een pleister op m’n houten been
of het me veel zal helpen weet ik niet
die houtworm is een deel van m’n bestaan
en zal samen met mij naar de haaien gaan

één zwaluw maakt de lente nog niet
maar bij mij tikt de tijd net iets anders
’t is de schuld van de rotverwende haan
die denkt dat hij om drie uur op moet staan

oost west, thuis best, ’t is maar een gedacht
de terdoodveroordeelde kon er niet mee lachen
wat is uw laatste wens, vroeg de cipier kordaat
een enkel reisje naar Mars, als het eventjes gaat

de weg naar de hemel is bezaaid met sterren
met als een rustpunt honderdduizend planeten
‘k hoef ze alleen uit ’t firmament te plukken
de regenboogweg volgen zou moeten lukken…

©GoNo

zondag 24 oktober 2010

Het clubje van de durvers…

Toen ik nog bij het leger was, gekazerneerd in Aarlen in de infanterieschool, hadden we een echte vriendenclubje opgericht. Een clubje voor de durvers. Dat ging van kajak varen tot grotexploratie. We zijn begonnen met drie leden, maar het ging als een lopend vuurtje door de kazerne en iedereen wilde lid worden. Dat was nu ook weer de bedoeling niet, het moest een beetje exclusief blijven. We waren jongens opgegroeid voor galg en rad, volgens de psychiaters stonden we allemaal al met één been in ’t graf. Onze enige uitweg was het leger. Soort zoekt soort, zegt men altijd. En dat wist de legerleiding ook. Die maakten daar handig gebruik van door een soort van onderlinge competitie in het leven te roepen. Wij speelden het spel mee en hadden alras de naam van fanatiekelingen te zijn. Ons peloton moest en zou in alle opzichten de beste en de sterkste zijn. In de winter gingen we door het vuur voor elkaar, kwestie van het een beetje warm te krijgen. Zeker als we wacht moesten lopen bij die verrekte munitiedepots. Gelegen midden in de bossen van de Ardennen. Waar iedere krakende tak deed grijpen naar onze Vigneron. Onze zenuwen stonden constant gespannen. We hadden van die grote stalen manden waarin houtblokken lagen te branden. ’t Gaf warmte in combinatie met de oude kranten die onder onze camouflagepakken zaten. De winter is guur in de Ardennen. Doe er de sneeuwval, de snijdende wind er nog bij en ge hebt een mooi winters plaatje.
’t Waren altijd dezelfde die hier wacht klopten. De gerechtskinderen die geen thuis hadden, de verstotelingen van de maatschappij. Maar tussen ons was een band waar menig zogenaamd rechtgeaarde burger jaloers kon op zijn. Een band van warme broederschap. We verdeelden de taken naar eigen goeddunken. Onze commandant liet ons begaan. Trok er zich niets van aan. Was zelf een gestrafte para, die om duistere redenen hier in dat stukje ongerepte natuur verzeild geraakt was. Hij was streng maar rechtvaardig. Moest niet weten van moederskindjes die bij het minste op hun mama riepen. Hier werden mannen gesmeed en gekneed. Als er oorlog komt met de Russen moogt ge op uw mama roepen, zei hij altijd. Wij daarentegen waren van een ander caliber. De meesten onder ons wisten niet eens wie hun vader of moeder was. Dus erop roepen had weinig zin.
Onze vriendenclubje is in dat munitiedepot opgericht. Met als erelid onze commandant. Hij moest geen lidgeld betalen. Een doortrapte zet van ons. ’t Vrijwaarde ons van straf als we weer eens, onder invloed van drank, het beest in Aarlen uitgehangen hadden. De kolonel, die bevelvoerend commandant van de school was, zag het met lede ogen aan, maar hield wijselijk z’n grote bek. We waren te goed in het soldaatje spelen. Als er buitenlands bezoek kwam was het steevast ons peloton dat moest opdraven. En als je weet dat er daar om de maand manoeuvres waren met buitenlandse strijdkrachten…
We deden dingen die verboden waren, maar dat gaf ons een kick. Zo daalden we af in de grotten van Neufchateau op zoek naar oorlogsbuit die de Duitsers daar zouden verstopt hebben tijdens de tweede wereldoorlog. Lugubere grotten waar alleen de vleermuizen hun weg vonden. Er hingen grote borden die er op wezen dat er instortingsgevaar was. De ingang was afgezet met een roestige traliehek. Met een antiek slot. Dat in een handomdraai naar de vuilnisbak verwezen werd. Wie ging er ons tegenhouden hé? Die grot was één groot vergiet, langs alle kanten sijpelde er water binnen. De bodem was spekglad. Onze zaklantarens gaven wel licht maar ’t was toch uitkijken geblazen. We volgden blindelings onze commandant, zo groot was ons vertrouwen in z’n kundige leiding. Te groot schijnbaar. Want plots was z’n licht verdwenen in een gapend gat van drie meter diep. Het was alsof een onzichtbare hand ons tegen hield. Zeven man die plots stokstijf stonden. De samengebundelde lichtstralen toonden onze commandant die er wat verdwaasd bijzat in die put met gladde wanden. Hij zat letterlijk en figuurlijk in de put. Maar dat was hij omzeggens al gewoon sedert z’n scheiding. Het leger was ook voor hem z’n eerste thuis geworden. Maar dit buiten beschouwing gelaten.
Gaat het een beetje, vraag ik hem. Hij kijkt me aan en roept dat ik met dat verdomde licht niet in z’n ogen moet schijnen. Ik zeg dat hij voor één keer in de spotlights staat, maar hij kan er niet mee lachen. Zuurpruim, denk ik. Ik kijk naar m’n spitsbroeders, die hebben zonder één woord te spreken dezelfde gedachte. Laten zitten, hij zit er lekker koel en water is er genoeg. Op onze overlevingstochten moesten we altijd eerst zoeken naar water. En dit was toch ook een soort van overlevingstocht? Heel het leger is gebaseerd op overleven of niet soms? Ik roep naar beneden dat we onze touwen vergeten zijn. De echo weergalmt. Ik hoor m’n stem in stereo. Ik vind het leuk. Zullen we een liedje zingen om de moed erin te houden, vraag ik m’n chef. De pot op met jullie debiele liedjes, haal me hier uit is z’n antwoord. Trek jullie hemden uit, knoop ze aan elkaar vast…
We hebben wijselijk besloten om onze hemden te laten waar ze voor dienden. Het heeft bijna een half uur geduurd eer we onze commandant uit die put kregen. Ik had gerekend op een beetje erkentelijkheid van zijnentwege, een medaille voor moed en zelfopoffering zou niet misstaan hebben. ’t Is altijd leuk voor een eventueel nageslacht. Het enige dat ik kreeg van m’n teerbeminde commandant was een ferme muilpeer. Ik tuimelde bijna zelf in die verdomde put. Lach nu maar rustig verder, siste hij tussen z’n tanden.
M’n companen deden het in hun broek van ’t lachen. Wat een grapjas was onze commandant toch. Zo maken ze er geen meer. Nadien vroeg ik hem, in de bar Onderofficieren, of het nu echt nodig was om mij zo’n opdoffer te geven. Ik moest m’n adrenaline toch ergens kwijt was z’n onovertroffen antwoord. En daarbij, ge stond als eerste in de rij. Naderhand ben ik te weten gekomen dat hij een week met verstuikte enkel rondgelopen heeft, alvorens naar de toubib* te gaan. Na zeven maanden is ons clubje uitéén gevallen. We kregen een marsbevel om ons aan te bieden in onze nieuwe thuishaven. Het afscheid viel ons zwaar, maar als stoere reserve-onderofficieren mochten we dat niet laten zien. M’n commandant hield m’n uitgestoken hand ietsje te lang vast. Waarna ik, conform de militaire geplogendheden, salueerde en uit z’n zicht verdween…
En nee, we hebben die oorlogsbuit van de Duitsers niet gevonden, ’t zal hoogstwaarschijnlijk een legende zijn of juist niet…

©GoNo

* toubib= legerdokter

zaterdag 23 oktober 2010

En de wereld draaide maar door…

Steek je kop maar verder in het zand
’t zijn toch maar artikels in de krant
of tv-nieuws sensationeel uitvergroot
wie ligt er nog wakker van de dood

tel de slachtoffers van één weekdag
door de beschaafde mens omgebracht
de vele doden die niemand meer zag
een fait divers, uitgedrukt heel zacht

er zijn meer doden gevallen in vredestijd
dan in de ganse wereldoorlog nummer twee
we betogen, we moeten ons ei toch ergens kwijt
maar de politiek lacht, doet niet met ons mee

de tv filmt de doden die liggen te rotten
langs de weg in een uitgedroogde gracht
uitgemergelde mensen in halfvergane krotten
de ver van m’n bed-show in al z’n pracht

spek lekker maar de goede doelenrekening
stort wat centen om uw geweten te sussen
maar de corrupte regimes gaan ondertussen
rustig gewoon verder met hun bewapening…

©GoNo

Maagdelijk wit…

Ze moet niet huilen, zegt haar vader. ’t Is een eer om nu tot z’n clan te behoren, ze zal nooit geen honger meer lijden. En haar familie ook niet, maar dat zegt hij lekker niet. Moeder loopt zo fier als een pauwin door de stoffige straten. Vertelt aan iedereen die het horen wil, dat ze het groot lot gewonnen heeft. Haar dochter zal zorgen voor een stevig nageslacht. Ze is sterk, haar dochter. Toen ze amper zes jaar was, sleurde ze al met bidons water van 25 liter. Ge moet het maar doen op die leeftijd…
Het bergdorpje is versierd met vlaggetjes en lampions. De geiten en schapen trekken er zich niets van aan. Steken een blaatconcert af ter ondersteuning van de plaatselijke fanfare die aan ’t oefenen is met haar nieuwe repertoire van ketelmuziek. De zon is ook van de partij, de goden zijn hen gunstig gezind.
’t Wordt een mooie, stralende dag.
Ze ziet er stralend uit in haar witte bruidsjapon. Ze wordt bejubeld en bestrooid met rozenblaadjes. Ze is eventjes de koningin van één nacht. Haar man, in tradionele klederdracht, is niet meer van de jongste. Maar dat doet er niet toe. ’t Is een rijke boer die werk verschaft aan de armen in deze afgelegen bergstreek. Is ook de man die recht spreekt in het dorp. Tevens stamoudste. Met andere woorden heer en meester.
Ze is bang van haar man, voelt zich verraden door haar ouders. Haar moeder zegt dat het maar eventjes pijn zal doen, maar daarna is ze een echte vrouw. Het witte laken zal door het raam gehangen worden als bewijs dat ze nog maagd was. De feestelijkheden duren tot in de vroege uurtjes. Dan is het onherroepelijk voorbij. De vrouwen van het dorp zetten zich in een lange rij, langs beide kanten van de zandweg. Doen haar uitgeleide naar haar nieuwe toekomst. Haar man is reeds vertrokken, als heer en meester zal hij z’n bruidje verwelkomen in z’n huis. De lakens liggen al opengespreid, de kamer geurt naar wilde bergrozen. Z’n twee andere vrouwen zijn voorlopig verbannen naar een lemen huisje wat verderop. Maar morgen zal het leven z’n gangetje terug gaan. De twee oudere vrouwen zullen zich ontfermen over het jonge meisje. Haar inwijden in de geplogendheden van haar nieuwe thuis. Met als eerste regel: de meester z’n wil is wet. Anders vallen er stokslagen.
Het doet verschrikkelijk veel pijn, haar moeder heeft haar belogen. Haar man is ruw, trekt zich niets aan van haar doordringende gehuil. Je bent nu m’n vrouw, hoe meer je tegenstribbelt, hoe leuker ik het vind, sist hij tussen z’n tanden. De ontmaagding is een verkrachting. Hij ziet haar liggen op het bed, de bebloede benen gespreid. Het laken zal als een jachttrofee uit het raam gehangen worden. Hij laat haar liggen, zal z’n twee andere vrouwen sturen om haar te wassen. Daarna zal hij haar nog een beurt geven, misschien dat ze dan al wat gekalmeerd is.

Drie dagen later staat het dorp in rep en roer. Een schaapherder heeft het jonge meisje gevonden in een ravijn. Koningin voor twee nachten. Gekleed in maagdelijk wit. Ze was amper twaalf jaar…

©GoNo

vrijdag 22 oktober 2010

CARTOONS



Met dank aan Quirit.

Hoera, ’t is een jongen…

Er zijn van die dagen dat je je afvraagt waarom je in godsnaam geboren bent. Maar dat kan je je beter niet afvragen. Laat ons maar zeggen dat het een speling van de natuur was. Een noodlottig iets. Niemand vraagt om geboren te worden hé? Ze maken ons, met of zonder plezier, en negen maanden nadien moet je eruit. Willen of niet. ’t Is van moeten. Gedaan met gewichtloos in ’t vruchtwater te zweven. Gedaan met de geborgenheid van de moederschoot…
Ze gaan je eens kennis laten maken met de grote mensenwereld. Je tijd is gekomen om deel uit te maken van de maatschappij. Maar ’t zal je worst wezen want voorlopig mag je nog zuigen op je duim. Later, ettelijke jaren later, zal je vanalles uit je duim proberen te zuigen. Zeker als je weer iets fout gedaan hebt. Je uur is geslagen, er is geen ontkomen meer aan. Je voelt dat het vandaag gaat gebeuren. Je bent onrustig, vangt de geluiden van de buitenwereld op. Miljaarde, denk je, die negen maanden zijn toch vlug voorbijgegaan. Je hoort je moeder praten tegen de verpleegster. Niet ongerust maken, ’t is toch je eerste kleine niet? Nee, denk je en de laatste ook niet…
Wat krijgen we nu? Je wordt dooreengeschud als een zak patatten, het vruchtwater is als een woelige zee. Mama heeft een lek, is je eerste gedachte. Het water loopt weg, stuwt je mee. Beetje tegenstribbelen kan geen kwaad. Persen, persen en diep inademen, hoor je op de achtergrond. Dat zie je van hier, ‘k zit juist lekker. Maar ’t is tegen je mama dat ze bezig zijn. Je geeft het op, ’t heeft geen zin om nu al de ezel uit te hangen.
Proficiat, mevrouwtje, ’t is een jongen…
Het moment van de waarheid is aangebroken. Je vertrouwde wereldje waarin je negen maanden leefde is niet meer. Je bent er eventjes stil van. Maar da’s maar voor enkele minuten. Krijg je daar ineens een klap op je baby-achterste dat je oren nu al een toekomstig gebrek vertonen. Dat begint hier niet goed, denk je. ‘k Zal m’n keel eens openzetten. De dokter zegt dat je goede longen hebt en dat je goed in ’t vlees zit. Alsof hij over een speenvarkentje praat. Je hebt honger, waar blijft jouw eten, moet je hier alles zelf doen? Maar om te eten moet je proper aan tafel komen, in jouw geval de borst. Mama wil je de borst niet geven, haar borsten dienen voor ’t genot van haar man. Dus is het behelpen met de fles. Rammen ze zo’n fopspeen met pure rubbersmaak in je mondje. Om van te kotsen. Wat je ook doet. Mama wordt boos, haar nachtjapon stinkt naar baby-maagzuur. Zou je ook je darmen eventjes ontluchten? Baja, waarom niet. ’t Is een beetje langs de slappe kant, maar wat wil je, je bent juist geboren. Je moeder heb jezelf niet gekozen, je vader evenmin. Maar je bent nu deel van dit harmonieuze gezinnetje. Je hoopt er het beste van. ’t Kan meevallen of tegenslaan. Bij 10% van de baby’s slaat het tegen, waarom ben jij dan bij die 10%? Vraag je je af.
Je vraagt je nog steeds af het een wereld van verschil zou gemaakt hebben moest je als meisje geboren zijn. Hoera, driewerf hoera, ’t is een jongen en hij zal het geweten hebben…

©GoNo

donderdag 21 oktober 2010

Doe dit of doe dat….

Doe dit of doe dat
trek in buik en gat
ga toch op dieet
je bent wat je eet

voel je je niet goed in je huid
neem dan een droge beschuit

een appeltje voor de dorst
één plakje boterhamworst
een kopje koffie per halve dag
omdat het van de diëtiste mag

voel je je niet goed in je huid
neem dan nog een stukje fruit

potje yoghurt met wat framboos
boterhammetje met stukje speculoos
bouillonsoep waarin men Parijs kan zien
plat water, zeker per dag een glas of tien

doe dit of doe dat
en weet je wat
willen ze dik-zijn niet zien met fatsoen
dat ze dan hun lodderogen dicht doen…

‘k nam nog een frietje met stukje curryworst
en dacht: nu krijg ik verdomme pas echt dorst
‘k schonk mij nog een fris Kriekske uit in ’t glas
‘k was altijd al de slechtste leerling van de klas…

©GoNo

woensdag 20 oktober 2010

Zouden ze in de hemel ook sigaretten verkopen?

Hij wacht in de rookzaal, een koffietje in plastic beker uit de automaat, staat nog steeds onaangeroerd voor z’n neus. Koffie hoort in een kopje, niet in een plastic bekertje.’t Is onhandig en onpraktisch voor bibberende handen. Zo denkt hij…
Vanmorgen kwam iemand van de sociale dienst hem vertellen dat z’n dochter gebeld had. Schijnbaar is ze nu toch akkoord om hem te komen bezoeken. Maar zonder de kleinkinderen. Na bijna twintig jaar zal het op geen dag meer steken. Ze kan maar een uurtje blijven want de kinderen moeten naar de sportclub. En sporten is hun lieve lust en leven.
De assistente drukt hem nogmaals met de neus op de feiten. Geen verwijten maken, geen oude koeien uit de gracht halen. Dat weet hij ook wel. Hij is toch geen klein kind? Zij is met slaande deuren vertrokken. Zij maakte hem verwijten omdat hij niet akkoord ging met haar relatie met die nietsnut van een landloper. En had hij gelijk? Jawel, want na vier maanden was dat meneerke vertrokken met de noorderzon. Haar achterlatend met een baby-in-wording. Maar stijfkoppig als ze was, hield ze voet bij stuk. Ze zou haar kind zelf opvoeden. Hij vond dat ze haar eigen ruiten ingooide, een jonge moeder heeft geen toekomst. De laatste keer dat ze belde….ja, wanneer was dat ook weer? Hij wist het niet meer. De tijd had hem ingehaald. Longkanker was de diagnose. Te weinig gerookt was z’n conclusie. De chemokuur had geen effect meer en werd stopgezet. Zoveel te beter, dacht hij. ’t Kost allemaal stukken van een mens en ’t brengt geen zoden aan de dijk…
Hij kijkt naar de klok, die doet waarvoor ze gemaakt is. De tijd wegtikken. Iedere keer als de deur opengaat, verkrampt hij. Wil rechtspringen maar zelfs dat gaat niet meer. Hij mag niet meer roken, steekt toch een sigaretje op. Z’n longen, of wat ervan overblijft, verzetten zich tegen de opdringerige rook die hij inademt. Een hoestbui, waar geen einde aan schijnt te komen, doet hem naar adem snakken. Wat een einde, denkt hij. Zouden ze in de hemel ook sigaretten hebben, vraagt hij zich af. Ze heeft maar een uurtje tijd. Wat moet hij haar zeggen in dat uurtje? Dat het hem spijt? Maar het spijt hem totaal niet. Hij had toch gelijk?
Hij drinkt van de koude koffie. Hoe kunnen ze zo iets verkopen. Pure oplichterij. Niet te zuipen. Geef het aan een hond en ’t beestje ligt met z’n poten in de lucht. Twintig jaar en ’t is precies of ze gisteren de deur achter zich dichtsloeg. Hij kent z’n kleinkinderen niet eens, heeft ze nooit gezien. Wilde ze ook niet zien. ’t Was haar leven, had ze aan de telefoon gezegd. So be it, was z’n antwoord. Verdomme, waarom moest hij die longkanker krijgen. Al die leeglopers en nietsnutten werden nooit ziek. De parasieten. Hij moest nog zoveel doen in de korte tijd die hem restte. Al die ruzies, al dat gekibbel, tot wat had het gediend? Misschien vinden ze wel een remedie om hem alsnog te genezen. De wetenschap vindt alle dagen iets nieuws uit. En die kerkuil van een aalmoezenier was ook al aan z’n bed geweest. Vroeg of hij wou biechten. Kom wat dichter, zei hij. Wat die halve heilige ook deed.
Hij fluistert zachtjes, de aalmoezenier brengt z’n oor tot tegen de mond van de doodzieke man.
“ Zeg het, m’n zoon…”
“ Ik heb gezondigd, eerwaarde…”
“ Er is geen zonde die de Heer niet kan vergeven, m’n zoon…”
“ Ik heb in de Congo een zwarte non verkracht en ze had het nog graag ook…”
De eerwaarde werd zo rood als een overrijpe tomaat. Vroeg zich af of het waar was. Maar een man die op sterven ligt zal toch niet liegen zeker? Hij kijkt naar de man. Die schiet in een lach bij het zien van het verbouwereerde gezicht van de aalmoezenier. Met een hoestbui tot gevolg. De verpleegster komt aangelopen, juist op tijd om hem te redden van de lachdood.
Waar blijft ze toch? Straks is het bezoek afgelopen. Hij steekt nog een sigaretje op. Hij voelt hoe z’n longen uit z’n ribbenkas willen springen. Hij snakt naar adem voor de zoveelste keer. Grijpt krampachtig naar z’n borstkas…
De deur gaat open, een jonge vrouw zoekt iemand. Een jongeman staat achter haar, legt bemoedigend z’n hand op haar schouder. Wilde z’n grootvader zien, waarover zoveel gesproken wordt.
De man kijkt hen aan met dode ogen, een sigaretje nasmeulend in z’n verweerde hand. Zouden ze in de hemel ook sigaretten verkopen?

©GoNo

Hoe dom kan men zijn?

Man overvalt politiebureau in Groningen

Een 34-jarige man uit Groningen heeft uitgerekend het politiebureau aan de Rademarkt in de binnenstad van Groningen overvallen. De man bedreigde de baliemedewerkster met een schaar en eiste geld of drugs. Erg lang duurde de bedreiging niet: toegesnelde agenten wisten de overvaller vrijwel direct te arresteren. (anp/lpb)

Liefde is...



Als een boek, 't is uit voor je het weet...

Sire, waar is....


...uw gordel?

dinsdag 19 oktober 2010

Zeg Weverke…

Wel Weverke, wat had je dan verwacht
er is er maar één die in z’n vuistje lacht
zijne majesteit is niet te vangen voor één gat
speelt het spelletje van de muis en de kat

achter de schermen bepaalt hij het beleid
wil z’n koningskroontje nog niet kwijt
voor de spiegel zegt Hoogheid iedere keer
“ Viva Bomma, jullie koning is hier weer…”

de koning zal een commissaris aanstellen
die zal het ons wel eens komen vertellen
hoe we nederig en dankbaar moeten zijn
te leven in dit land, al is het nog zo klein

voor de altijd maar lachende optimist
die nog denkt dat België wordt gesplitst
schrijf het maar op uwen dikke pens
de meerderheid heeft een andere wens

we willen werk en een vruchtbaar leven
zonder altijd alles weg te moeten geven
aan die potverteerders van struisvogelpolitiek
ze zijn allemaal in ’t zelfde geld-bedje ziek

dus Weverke, niet treuren, minder zeuren
en mooi tussen de stippellijntjes kleuren
laat de Belgische schaapjes maar wat verder blaten
ge moet er uw frietjes met stoofvlees niet voor laten…

©GoNo

zondag 17 oktober 2010

De kunst van leven te scheppen…

Zondag vandaag.
De dag waarop God zei:” ’t Is genoeg geweest, ‘k heb zes dagen aan één stuk gewerkt en m’n overuren worden toch niet betaald…” Het moet toch fantastisch zijn om op zes dagen het heelal te scheppen. Ik vraag me af hoe Hij het gedaan heeft. Stond hij ’s morgensvroeg op met de gedachte- wat gaan we doen vandaag? Verveelde Hij zich? Of dacht Hij, ’t is goed weer buiten, laat ons het één en ander scheppen…
Maar van dat goed weer kan al niet, gezien er niets was. Hij schiep de hemel en aarde. Een donkere hemel want de sterren zijn er nadien bijgekomen. Ergens heb ik gelezen dat hij zei:” Er weze Licht…”
En voilà, de hemel was bezaaid met sterren, de ene al wat groter dan de andere. Toen schiep Hij de aarde. Maar wat doe je met een bol die daar maar wat hangt te hangen? Hij moet gedacht hebben, laten we diene bol een beetje versieren. ‘k Zet er wat planten op en misschien nog wat van die kleine minuscule wezentjes, die we voor ’t gemak maar “ ’t mensdom” zullen noemen. Ze overleefden het niet. Wel, wel, heb ik iets vergeten? Vroeg Hij zich af. Hij ging op z’n Masterplan kijken. Alles klopt toch?
Waar is die bijlage gebleven? Ha, hier, z’n kommeke koffie stond erop. Verdorie, ik ben de ozonlaag vergeten. Met een vingerknip schiep Hij de atmosfeer, de stratosfeer en nog zowat van die dingen om het leven ingewikkeld te maken. En toen had Hij de smaak te pakken. Hij wist van geen ophouden meer. In plaats van één planeet te maken, met het oog op de nabije toekomst, maakte Hij er miljarden. Hij lachte zich een kriek. Het mensdom zou zich duizenden jaren later afvragen of er ook leven was op al die andere planeten…
Zondag, rustdag.
De dag waarop God zei: “ Verdomme, ik verveel me, laat ons wat spelen met m’n schepseltjes. Wacht even. Wat zou er gebeuren als ik een meteoriet laat vallen op de aarde? Dat zal nogal een knal geven en vuurwerk ook, me dunkt…”
Zo gezegd, zo gedaan. Het gaf vuurwerk. Nog meer dan in Enschede. Zoveel vuurwerk dat meer dan de helft van alle levende wezens uitgeroeid werden. Maar die voorhistorische dieren werden toch te groot. En het toekomstige mensdom moet zich later toch met iets bezighouden? Al was het maar met zich af te vragen vanwaar al die soepbeenderen vandaan komen. En of er wel zo’n grote pot bestaat om ze in af te koken. God lachte in z’n Goddelijk vuistje. Besloot om de mens te maken naar z’n evenbeeld. Ietske minder slim dan Hij, maar al doende zouden ze wel leren. Eureka, ik heb het, riep Hij. Ik pak wat klei en boetseer een manneke. Daarna blaas ik eens op z’n piemeltje en moge hij nog lang en gelukkig leven. De eerste mens was een feit. Nu nog een naam verzinnen. Ik heet hem Adam. Kort en gemakkelijk te onthouden.
Adammeke liep erbij als een pasgeboren kalf. Huppeldepuppel. Als eerste mens zijnde, was heel de wereld van hem. Wist hij veel dat die wereld ontzettend groot was. Voor hem was de tuin van Eden het Aards Paradijs. God was content en uitermate tevreden. Schoon ventje, dacht Hij met vaderlijke en goddelijke gevoelens. Helemaal zijne Papa. Zie hem de vlindertjes nalopen. Zie hem dartel spelen in het kabbelend beekje. Moet ik later eens een gedichtje over schrijven, dacht Hij. Over kabbelende beekjes en wuivend riet. Doch, er klopte wederom iets niet. Wat ben ik nu weer vergeten. Die verdomde Alzheimer begint me serieus parten te spelen. Ik moet dringend eens werk maken van die onnozele ziekte. Maar twee minuten nadien was Hij al vergeten waar Hij werk moest van maken. Juist door deze voor Hem toch wel penibele omstandigheden, kwam Hij op ’t idee om de kleitablet uit vinden. Gedaan met vergeten. Alles opschrijven was nu de boodschap. En dat deed Hij ook. Later zouden ze daar de beste roman aller tijden mee schrijven. Maar eerst moest Hij nog een vrouwke maken. Want z’n evenbeeld liep erbij als een triestige plant. Altijd maar alleen spelen, daar heb je niet veel aan. Adam heeft nooit geen echte jeugd gehad, omdat hij als volwassene gemaakt was. Maar echte gevoelens voor het andere geslacht waren er nog niet, bij gebrek aan vrouwelijk schoon. Maar daar zou verandering in komen…
Zondag, de dag des Heren.
De dag dat God de vrouw schiep en zijn vrouwelijke kant ontdekte. De dag dat God, in samenspraak met Adam, de vrouw tot lustobject promoveerde. Maar omdat goed te maken gaf hij een paar hersencellen meer aan de vrouw. En ook de edele kunst om kinderen te baren. Adammeke heeft het nooit geweten…

©GoNo

zaterdag 16 oktober 2010

Een glimlachje rond m’n mond…

De vogel zong z’n droevig lied
maar ik hoorde het eventjes niet
een lied over verborgen verdriet
over de mens die nooit achteromziet

we zijn bezig met pietluttige dingetjes
we horen de vogels niet meer zingen
we lopen in altijd dezelfde kringetjes
genieten niet meer van de kleine dingen

ik strooi, in gedachten verzonken
het oudbakken brood in ’t rond
de vogels hebben mij geschonken
een glimlachje rond m’n mond…

©GoNo

vrijdag 15 oktober 2010

De vogel zong z’n droevig lied…

’t Is het midden van de maand en ik moet al beginnen na te denken hoe ik m’n overgbleven geld ga verdelen over de dagen die nog komen moeten. De rekeningen stromen binnen alsof er ergens een dijk doorbroken is. Niet te stuiten, een aanslag op m’n gemoed. Wat haat ik die enveloppes met vensterkes. Ze voorspellen nooit iets goeds. Ik wil niet weten wat er in zo’n brief staat, maar toch doe ik hem open.
Altijd maar in de hoop dat er ergens een verre suikernonkel mij in z’n testament gezet heeft. Of de belastingen die mijn verloren gewaande centen terug zullen betalen. Droom maar lekker verder, hoor ik de minister van Financiën meesmuilend lachen. Het gat in de begroting moet toch met iets opgevuld worden. Vele kleintjes maken een groot. En twee groten maken een kleintje. Logisch toch?
België ligt te spartelen als een vis op ’t droge. Bij de eerste zitting van het parlement, kwamen onze duurbetaalde werkloze vertegenwoordigers, met nietszeggende ronkende verklaringen af. Het was alsof je de krant aan het lezen waart. Hun teksten leken er zo uit geplukt. Momenteel zijn ze technisch werkloos. Niet meer en niet minder, gezien er geen nieuwe regering is. Iedere dag wordt er een nieuwe deadline gesteld. Iedereen weet dat het water tussen beide landsdelen veel te diep is. Men is ons aan het voorbereiden op een scheiding der inboedel. Zoveel is zeker. De media lust er wel pap van, de vraag is wanneer en hoe. Verkozenen dienen te doen waar ze voor verkozen zijn. Het land als een goede huisvader/moeder besturen. Zo moeilijk is dat toch niet? Ze worden er rijkelijk voor betaald. We stevenen af op nieuwe verkiezingen. Sommige partijen zijn als de dood voor een nieuwe afstraffing, andere denken nog wat graantjes mee te pikken. En wat zal het oplossen? Om terug van voren af aan te beginnen? Met dezelfde zever? Met dezelfde partijleiders die het plebs uitlachen?
Intussen loopt onze staatsschuld maar op, blijven de noodzakelijke investeerders weg. Onze economie gaat met rasse schreden achteruit. De werklozen nemen iedere dag toe. Wordt ons landje overstelpt met asielzoekers. Is er bijna geen geld meer om de pensioenen te betalen. Zij, die heel hun leven, afgedragen hebben aan de sociale zekerheid moeten zien toe te komen met een karig pensioentje. Terwijl de grote mutinationals woekerwinsten maken, moet de doorsneeburger iedere euro twee keer omdraaien. Alles ging toch beter en goedkoper worden met de invoering van de euro?
Ik haat enveloppes met vensterkes. Ze drukken me telkens met de neus op de feiten. Dat ik niet meer ben dan een citroen om uit te persen. Oja, ik heb een dak boven m’n hoofd, er loopt water uit m’n kraan en ik heb nog wat oud brood dat ik kan roosteren. Maar m’n oud brood is voor de vogeltjes, die hebben nog minder dan ik. Misschien komt er ooit een dag dat ik zal tevreden zijn met kruimeltjes. Dat ik naar al m’n door hard werken verworvenheden kan fluiten. En de vogel zong z’n droevig lied, maar ik hoorde het niet…

©GoNo

Weemoedig denk ik…

Met weemoed
denk ik terug
aan de tijd
toen het zonnetje
mij ’s morgens lachend begroette
haar stralen mij omarmden
mij telkens weer verwarmden

nu zie ik zwartgrijze wolken
dreigend op me afkomen
ze kijken me vijandig aan
alsof ik iets heb misdaan

in m’n nietszeggende straat
waar mensen gebukt in de wind
gegeseld door vallende bladeren
de eerste druppels hen speels benaderen

de herfst kan mooi zijn
maar in m’n hart is het altijd winter
’t is pas als de zon weer schijnt
dat er een stukje kilte verdwijnt…

©GoNo

woensdag 13 oktober 2010

Koken met Piet Luizentrui 3.

Wat voorafging:
Niets om zich druk over te maken…buiten het feit dat Cyriel half-groggy op z’n stoel zit te murmelen, een bijna- handgemeen tussen Piet en hardhorige Kamiel, die nog altijd overtuigd is dat het hier om een demonstratie gaat over dakpannen.

“ Kamiel, buk je voorover, zodat je me tenminste verstaat hé?”vraagt Piet Luizentrui met luide stem.
De cursisten kijken verbaasd naar het tafereeltje. Wat denkt die Piet Luizentrui wel? Kan die niet wat beleefder zijn tegen ouden van dagen? ’t Is niet omdat hij alle dagen met z’n kaalkop op tv komt, dat hij moet denken dat hij alles mag zeggen en doen. Er lopen genoeg chef-koks rond op de tv. En die schnabbelen allemaal even graag. Er klinkt gemor in de rangen. De animator heeft vergeten een bordje te maken met:” GEEN GEMOR!!”. Probeert nu met handgebaren de oudjes tot kalmte aan te manen. Piet heeft alleen maar oog voor de camera, roept de assistente want z’n wenkbrauwen liggen niet meer goed in de plooi.
“ Kamiel, ik vraag het nog één keer…”
“ Ja, m’n been doet zeer, maar dat komt door m’n aderverkalking, zegt den doktoor. Toen ik jong was, had ik daar geen last van, maar met ouder te worden wordt het er niet beter op…”
“ Kamiel, zijt ge er mee aan ’t spelen?”vraagt Piet op barse toon.
“ Is ’t aan mij om te delen? En wat gaan we spelen? Boomeke Wies? Of hartenjagen? Wacht, ik zal nog drie man vragen. We spelen voor 2 cent het punt hé?”
“ Kamiel, verdomme, da’s hier een keuken en geen seniorenclub. We zijn hier om een spiegelei te leren bakken en niet om te kaarten. Beste vrienden, kaarten voor het Voedingssalon kunnen aan sterk gereduceerde prijzen verkregen worden bij m’n assistente…”
De animator steekt z’n bordje op met: “ RECLAME- APPLAUS!!”.

Piet Luizentrui staat met z’n voltallige cameraploeg buiten een sigaartje te roken. Hij heeft totaal geen zin meer om bij dat nest bejaarden te blijven. Dat lappen ze hem geen twee keer, buitensporige vergoeding of niet. Voor het geld hoeft hij het al lang niet meer te doen. Maar Piet Luizentrui is een sociaalvoelende mens, altijd begaan met het lot van z’n medemensen.

De meute bejaarden zijn bezig met koffie en thee te drinken. De mannen klitten samen, de vrouwen ook. De laatste nieuwe roddeltjes worden uitgewisseld. De vrouwen spreken over Marie, die in de opnamestudio van “ De Laatste Dag” over een kabel gestruikeld is. Het menske had al molenwiekende twee camera’s tegen de grond gekwakt. De opnameleider was razend. Dreigde met een proces. Marieke hield er een verstuikte voet en wat kneuzingen aan over. De opnameleider een maagzweer. Maar waarschijnlijk had hij die al.
De mannen spreken over de duiven en de voetbal. Over wat anders hé? Cyriel is erbij komen staan, meer hangen dan staan. De werktafel is voorlopig z’n grootste steun in deze voor hem barre tijden. Twee bulten tekenen zich netjes af op de zijkant van z’n schedelpan. Hij lijkt nu een beetje op de duivel, zegt Isidoor.
De assistente komt zeggen dat de opnames terug starten binnen vijf minuten. Gelieve uw boekje met instructies nog eens door te lezen. En gelieve de animator goed te volgen, zo moeilijk kan dat toch niet zijn hé?
Moeilijk? Moeilijk? Vraagt Isidoor. Isidoor is de ondervoorzitter van de kookclub. Vroeger beenhouwer geweest. Bekend om z’n worsten en fijne charcuterie. Heeft al meer dan een uur goesting om diene kletskop van een Piet Luizentrui in de vleesmolen te draaien. Maar ’t zou zonde zijn van de kruiden die hij er aan toe moet voegen. Beweert hij bij hoog en laag…tegen z’n medecursisten. Ze geven hem volmondig gelijk, gezien hij de rijkste is van de hoop en ieder jaar trakteert met een mosselsouper in café “ Den Bonten Os.”
Dat toevallig van z’n dochter is. Maar dit terzijde en totaal irrelevant.

Piet Luizentrui komt terug binnen, geschminkt en wel. De cameraploeg volgt hem op de voet en andere lichaamsdelen.
“ We gaan het deze keer goed doen hé? Er mag al eens gelachen worden, maar de kijkers willen ook nog iets leren. Ha, ik zie dat Cyriel terug neergedaald is in onze contreien? Grapje hé?”
De animator zit met z’n handen in z’n haar dat hij niet heeft. Iemand heeft z’n bordjes weggenomen en zonder bordjes voelt hij zich naakt als een wijngaardslak dat z’n huisje kwijt is , wegens het niet betalen van de huur.

©GoNo

Ik leef de dagen…

Ik leef de dagen
met mij af te vragen
hoe het komt dat ik iedere dag
minder en minder lach

komt het door al dat geweld
dat ik constant zie op de tv
leven in armoede zonder geld
brengt agressie met zich mee

mijnwerkers worden nu gered
tussen de media-tanden geplet
in China sterven er alle dagen
daar loopt niemand over te zagen

Congolese kinderen die op de straat leren
hoe ze zich later deftig moeten prostitueren
moedertjes van amper een jaar of tien
die nooit de schoolbanken hebben gezien

verdoken armoede in ’t eigen land
vetgemestte politici in de ochtendkrant
een leger van honderdduizenden werkelozen
waarvan men zegt: ze hebben er zelf voor gekozen

families die elektriciteit en gas niet kunnen betalen
de deurwaarders die de laatste restjes komen halen
kinderen die moeten studeren bij een beetje kaarslicht
ze zijn toch onze toekomst, ’t is hun verdomde plicht

ik leef de dagen
met mij af te vragen
hoe het komt dat ik iedere dag
minder en minder lach…

©GoNo

dinsdag 12 oktober 2010

Koken met Piet Luizentrui 2.

Wat voorafging:
Pietje , zeg maar Piet, heeft Cyriel en niet Kyriel, een ferme patat op z’n hoofd gegeven met een staalharde pan van inox, dat geheel toevallig z’n naam draagt. De pan bedoel ik hé? De schedelpan, ook een pan, vertoont nu een ferme bult. Een beetje zoals de klokkenluider van Notre Dame, maar dan op z’n hoofd. Cyriel hoort op de achtergrond vogeltjes fluiten en ziet sterretjes verschijnen boven z’n geteisterde hoofd…

Piet Luizentrui heeft de pan waar normaliter in gebakken wordt met een ferme graai vastgenomen. Het arme hoofd van Cyriel moet voor de tweede maal in amper vijf minuten een dreun incasseren. Deze mep is er teveel aan, Cyriel is nu totaal van de kaart en begint de uiterlijke tekenenen van een vergevorderde debiel te vertonen.
“ Hoort ge het verschil? Ja? Voilà, da’s nu hetgene wat ik bedoelde. U hoort duidelijk dat deze pan niet de heldere toon heeft van mijn pan. Kwaliteit, daar moet ge op studeren hé? Mijn pannen worden in de Westhoek gemaakt, worden duizenden keren getest alvorens ze op de markt komen…”
De animator steekt z’n bordje omhoog met: “ JOELEN ZOALS IN AMERIKA !!”
Een bejaard vrouwtje joelt met fijne piepstem, begint op en neer te springen als een pasgeboren veulen in een groene wei. “ Ik wil ook zulke pan, ik wil ook zulke pan,” roept ze. ’t Is aanstekelijk want op slag begint de helft van de cursisten mee te roepen:” Wij willen ook zulke pan…” Kamiel die hardhorig is roept het luidst: “ Ik wil dakpannen voor m’n duivenkot, dakpannen voor m’n duivenkot…”
Katrijntje, die doof is langs ene kant, vraagt aan haar buurcursiste of ze die bedpannen ook in andere kleuren hebben. Wacht, zegt de buurvrouwcursiste, ik versta u niet zo goed, ze roepen hier de pannen van ’t dak. De animator is dik tevreden, geen Bananasplit dus. Hij steekt het bordje met:” STOP!!” in de hoogte, maar da’s gemakkelijker gezegd dan gedaan. Probeer maar eens een losgeslagen meute bejaarden tot de orde te roepen. ’t Lukt niet in Benidorm, waarom zou het hier dan lukken hé?
“ Pietje, mag ik er u attent opmaken dat we hier samen zijn om een spiegelei te leren bakken?”vraagt Mia Croissant.
“ ’t Is Piet en geen Pietje, hoeveel keer moet ik dat nu nog zeggen? Als ik Pietje hoor, moet ik denken aan m’n Charelke dat tussen m’n benen hangt. ‘k Krijg er verdomme een complex van.”
“ ’t Was maar een grapje hé?”probeert Mia om z’n gemoed te bedaren.
“ Kan er niet mee lachen, Mie Boterkoek, ik kan er niet mee lachen…”
“ ’t Is Croissant, Pieterman…”
“ Met of zonder koffie? Grapje hé?”
De gemoederen zijn bedaard, er heerst terug stilte in de keuken. Één onverlaat vraagt aan de regie-assistente wanneer ze nu eindelijk koffie krijgen. De animator steekt z’n bordje omhoog: “ STRAKS IS ER KOFFIE MET CROISSANTS !!”
Mia’s gezicht heeft nu veel weg van een donderwolk. Piet Luizentrui doet moeite om niet de slappe lach te krijgen. Cyriel is nog aan ’t bekomen van de donderslag op z’n schedelpan, maar wordt nu met zachte dwang weggeleid naar een stoel op de achtergrond. Vaag horen ze hem mompelen dat hij geen spiegeleieren lust.
“ Wat hebben we nodig om een perfect spiegelei te bakken? Gij Katrijntje, zeg het me eens…”
“ Een spiegel?”
“ Gaat gij een ei bakken op een spiegel? Denkt ge dat ge in de woestijn zit?”
Katrijntje is haren kluts kwijt en gezien ge spiegeleieren nooit moogt klutsen, want anders hebt ge een omelet…
“ Katrijntje, we hebben eieren nodig, eieren hé? En niet zomaar eieren uit een legbatterij, nee, eieren van kiekens die loslopen. Scharreleieren dus. ( Dit om een bepaalde lezeres waarvan ik de naam om deontologische redenen niet mag vernoemen, tevreden te stellen.) Zoals de boer die met z’n meid scharrelt. Of de pastoor die met z’n misdienaartjes…Grapje hé? Kijk, ik heb hier twee bakjes met eieren staan. Het ene bakje bevat eieren uit een legbatterij en het andere zijn scharreleieren. Ik zal u het verschil laten zien. Kamiel kom een keer naar hier, gij ziet er nogal een slimme uit…”
Kamiel is zich van geen kwaad bewust en denkt dat hij eindelijk z’n dakpannen voor ’t duivenkot gewonnen heeft. Pet Luizentrui verkneukelt zich al op hetgeen komen gaat. De kijkcijfers zullen weer de hoogte ingaan. Kassa, kassa…
“ Bukt u een keer in onderdanige nederigheid, Kamiel, BUKKEN zeg ik u !”
“ Ik moet geen krukken, ik wil dakpannen voor m’n duivenkot…”zegt hardhorige Kamiel.
“ Als ge niet oppast, gaat ge hier buiten op krukken, dove kwartel…”sist Piet Luizentrui tussen z’n tanden en gehemelte.

©GoNo
Wordt vervolgd ?

maandag 11 oktober 2010

Koken met Piet Luizentrui…



“ Beste vrienden, vandaag gaan we leren koken. We gaan een spiegeleitje maken. Vrienden, lach niet, weet u dat 90% van de bevolking geen deftig spiegeleitje kan maken? Wist u dat? Nee, zo te zien en te horen. Neem nu plaats achter het fornuis of moet ik zeggen voor het fornuis? Doe niet zoals Prosper die tussen de muur en het fornuis kroop, ’t heeft verdomme een halve dag geduurd eer de brandweer hem er tussenuit kon halen. Ze hebben Prosper moeten afvoeren met een beetje ademnood. Wegens toevallig boven een gaslek in te ademen. Waarvoor onze dank aan Prosper, want voor dezelfde prijs zaten we nu bij Sint Pieter te koken. En zoals iedereen weet maken ze daar alleen maar rijstebrij. Om spleetogen van te krijgen…
Vandaag schrijven we geschiedenis. Zoals u kunt zien is er een cameraploeg aanwezig van de alom geprezen zender VTM. Dankzij deze zender, die zich onbaatzuchtig inzet om het gepeupel vertier en vermaak te schenken, kunnen wij deze kookcursus aan sterk verminderde prijs aanbieden. Daarom wil ik vragen om een hartelijk applaus voor niemand minder dan onze chefkok Piet Luizentrui…”

“ Dag Piet, ik heet u hartelijk welkom…”
“ Ik niet, ik niet…grapje hé?”
“ Zo Piet, vertel eens, is het echt zo moeilijk om een spiegeleitje te bakken?”
“ Euh, wat is uw naam ook alweer?”
“ Mia Croissant, maar zeg maar gewoon Mia, hé Pietje…”
“ Croissant? Toch niet toevallig getrouwd met een bakker?”
“ Nee, waarom denkt ge dat?”
“ ’t Was maar een grapje, en zeg gerust maar Piet in plaats van Pietje hé?”
“ Zoals je wilt, Pietje, zoals je wilt…”
“ Wat was de vraag ook alweer?”
“ Of het moeilijk is om een deftig eitje te bakken…”
“ Jazeker, om te beginnen heb je een goede braadpan nodig, geen rommel uit de Ikea of den Aldi. Een braadpan moet een heel leven meegaan. De pannen die mijn naam dragen, geheel toevallig, zijn te koop in de Blokker. Ge krijgt er dertig jaar garantie op. En als ik hier zo eens rondkijk, zullen de meesten die dertig jaar niet eens nodig hebben. Ze zijn hier allemaal op sterven na dood. Dat noemt zich dan een kookclub? Allemachtig, op ’t kerkhof lig je prachtig. Grapje hé?”
Het publiek kan er niet mee lachen. De animator, buiten beeld, die pogingen doet om de cursisten aan te zetten tot lachen door het opsteken van een pancarde waarop staat “ LUID LACHEN !!”voelt zich in z’nkruis getast. Ondankbaar publiek. Geen goed begin.
“ Ik heb m’n eigen pan meegebracht en ik ga jullie laten zienwat het verschil is tussen mijn pan en de pannen die jullie gebruiken…Mag ik vragen dat er een cursist of hoe je het ook moge noemen, naar voren komt?”
Niemand is geneigd om naar voren te komen, de animator houdt z’n bordje met aanwijzingen in de hoogte: “ MAN- TWEEDE VAN LINKS- RODE TRUI- BLAUWE BROEK”. De man in kwestie heeft totaal geen zin om mee te spelen. Kijkt achtereenvolgens naar ’t plafond, de grond en z’n pan. Z’n buurman stoot hem aan. De animator gaat hem halen, tussen z’n tanden sissend: “ Onnozelaar, ge moet u aan uw afspraken houden hé?”
“ Waart ge de weg kwijt?”vraagt Piet Luizentrui met een schijnheilig lachje.
“ ‘k Peins dat gij meer kwijt zijt dan alleen maar de weg…”antwoordt de cursist dik tegen z’n goesting.
“ Kom een wat dichter, beste vriend, zodat ik uwen naam kan lezen; ’t Staat ook zo klein geschreven. Ha, ‘k zie het al. Cyriel. Of moet ik Kyriel zeggen? Grapje hé?”
De animator steekt z’n bordje de hoogte in waarop staat: “ LUID KLAPPEN !!” Niemand klapt. Om je haren van uit te trekken, maar zelfs dat kan hij niet, gezien hij een kaalkop heeft. Hij verdenkt er de producer van onder één hoedje te spelen met Bananasplit. Ergens tussen de potten en de pannen moet er een verborgen camera zitten. Het kan bijna niet anders.
“ Zo Cyriel, buig uw hoofd even in stille nederigheid…”
De verbaasde Cyriel doet wat van hem gevraagd wordt. Pietje Luizentrui neemt z’n pan en klopt ermee op ’t hoofd van de cursist. Een geweldige galm gaat door de keuken. Cyriel die verbaasd was, is nu ook verdwaasd.
“ Hoort ge dat, beste cursisten, hoort ge hoe mijn pan klinkt? ’t Is alsof de klokken van Rome gepasseerd zijn hé? Die helderheid, die harmonieuze klank van zuiver inox? En om te bewijzen dat ik gelijk heb, ga ik nu een pan uit deze keuken gebruiken…”

©GoNo
wordt vervolgd ( maar wanneer?)

zondag 10 oktober 2010

De bruine koffiehaai.

Deze haai heeft nog geen koffie gedronken...



“ Hallo meneer, sorry dat ik u even stoor, maar ik bel u om te vragen of u wilt meedoen aan ons onderzoek over de politieke toekomst van België…?”
“ Juffrouw of mevrouw, ik sta juist onder de douche en ik weet niet of mijne gsm waterdicht is. Maar daar zal ik wel rap achterkomen zeker?”
“ Meneer, ’t zijn maar enkele vraagjes, hoop en al een kwartiertje…”
“ Op een kwartiertje heb ik mij drie keer gewassen en vier keer geschoren, terwijl ik intussen m’n patatjes schil, om maar te zeggen wat een mens allemaal niet kan doen op een kwartier, hé?”
“ Mag ik u een vraag stellen?”
“ Natuurlijk, maar of u een antwoord krijgt is een andere vraag hé?”
“ Wat vindt u van het huidige politieke klimaat dat er heerst in België?”
“ Bewolkt, wreed bewolkt met kans op onweer…”
“ Wat bedoelt u juist?”
Ik denk dat m’n antwoord niet klopt met de lijst die voor haar ligt.
“ Ik bedoel dat er onweer op komst is, waarschijnlijk komt dat door die depressie die boven Wallonië hangt. Volgens De Wever is er geen vuiltje aan en in de lucht. Maar één zwaluw maakt de lente nog niet hé?”
Stilte doorbroken door een zucht.
“ Meneer, spreekt u altijd in beeldtaal?”
“ Alleen als ik meedoe aan een onderzoek over toekomstbeelden…”
“ Bent u voorstander van een scheiding tussen Wallonië en Vlaanderen?”
“ Mevrouw, wat gaan we dan doen met de Oostkantons? En het Brussels Gewest? De Oostkantons kunnen misschien naar Duitsland gaan, die zijn toch Duitsgezind. Van het Brussels Gewest maken we een soort van Vatikaanstad. We droppen daar alle pedofielen, junkies en andere marginalen. De asielzoekers zijn er ook welkom. En de Roma-zigeuners mogen gratis kamperen op de Heizel. Een echt multi-cultureel Gewest, zou ik zo zeggen. We laten alles betalen door de Europese Gemeenschap. Door het nog op te richten Fonds voor de Solidariteit onder de Achtergestelden. Kortweg het F.S.A. Natuurlijk is het aan te raden om die mensen zelf hun vertegenwoordigers te laten kiezen. Democratischer kan haast niet. Noteert u dat maar…”
Ik hoor niets meer, zal waarschijnlijk naarstig aan ’t schrijven zijn. Veronderstel ik toch. Intussen sta ik in m’n badkamertje als een hond die pas uit ’t water komt, nadat z’n baasje een stok erin gegooid had. De baas vindt het plezant, de hond ietske minder, maar om alle dagen je kost te verkrijgen moet je er iets voor overhebben.
Ik hoor alleen maar gekreun en gezucht. Lijkt me een leuk onderonsje op dat bureel.
“ Hallo meneer?”
Hé, daar is ze weer, ze leeft nog, hoe gaan we dat schrijven?
“ Ik heb je gemist, waar was je ?”
’t Gaat goed vooruit , zei de slak terwijl ze op de ochtendspits tussen de wagens laveerde.
“ Ik had mijn koffiebekertje omgestoten…”
Vandaar dat zuchten en kreunen wellicht. Waarom heb ik toch altijd seksueel-getinte gedachten? Ik probeer me voor te stellen hoe al haar paperassen wegdrijven in een zee van koffie. Uren werk naar de haaien. In haar geval de koffiehaaien. Een nieuwe soort bruine haaien dus.
“ Mag ik u vragen om uw laatste antwoord nog eens te herhalen?”
“ Mevrouw, u moogt dat vragen, maar m’n laatste antwoord telt ongeveer veertig bladzijden. En dan nog in steno…”
“ Oei, da’s wel wat veel hé?”
“ ’t Is bijna zoveel als die halve meter water waar ik momenteel insta…”
“ Staat u dan nog onder de douche? Vandaar dat geruis dat ik hoor in m’n oortje…”
“ Wat zegt u? Ik hoor niets anders dan geruis, zou het kunnen dat uw telefoon onder de koffie zit? Bent u er nog? Hallo? Hallo?”

M’n gsm geeft het op, batterij is leeg. Verdorie toch, net nu het spannend begon te worden. Het volgende onderzoek zal hoogstwaarschijnlijk gaan over de toekomst van de bruine koffiehaai…

©GoNo

zaterdag 9 oktober 2010

Een plaatsje vrij?

De mens is niet te stoppen
in ’t vernielen der natuur
de mens is niet te kloppen
doet het vol passie en vuur

geen boom zal nog rechtstaan
geen bloem zal meer bloeien
maar als we mee tenonder gaan
zal er uit de asse een plantje groeien

zo zal de aarde zichzelve recycleren
ontdaan van menselijke dommigheid
gezien wij uit ’t verleden niet willen leren
hebben we zelfs geen recht op schijnheiligheid

dus laat de boel maar onderlopen
met giftig afval en andere smeerlapperij
we kunnen maar één ding hopen:
“ Is er op Mars nog een plaatsje vrij?”

©GoNo

donderdag 7 oktober 2010

't Weverke versus the King of Belgium

“ Mijne heren, en ik richt me voornamelijk tot Bartje ’t Weverke, wordt het niet de hoogste tijd om uw verantwoordelijkheid op te nemen en te zorgen dat er een nieuwe regering kan aantreden?”vraagt de koning op strenge, doch rechtvaardige toon.
“ Sire, ik ben gekozen door het volk, u daarentegen…”antwoordt ’t Weverke in z’n wiek geschoten.
“ Elaba, Weverke, denkt ge dat de job van koning zo gemakkelijk is? Al die staatsbanketten zijn niet goed voor mijne gezondheid. Mijne cholestorol heeft een duizelingwekkende hoogte bereikt, om nog maar te zwijgen van mijne lever…”
“ ’t Kan allemaal zijn, ik moet toegeven dat ik ook uit m’n broek barst, maar ik wil maar zeggen dat ik bijna achthonderdduizend stemmen achter m’n naam kreeg, wat van u niet gezegd kan worden hé?”
Die zit, denkt ’t Weverke, ’t zal hem leren mij uit te dagen. De koning twijfelt een ogenblik om de guillotine in ere te herstellen, maar weet ook wel dat hij geen tweederde meerderheid zal vinden om de doodstraf terug in te voeren.
“ Weverke, mag ik er u attent op maken dat slechts een goeie 28% van de bevolking op u of uw partijtje gestemd heeft? Wat mij tot de conclusie brengt dat er 72% voor een andere partij gestemd heeft!”
Die zit, denkt de koning, ’t zal hem leren mij van m’n troon te willen stoten. ’t Weverke twijfelt een ogenblik om stante pede de onafhankelijkheid van Vlaanderen uit te roepen, maar weet ook wel dat hij geen tweederde meerderheid zal vinden bij het leger.
“ Sire, ik verdenk u ervan dat u koningsgezind bent, u doet er alles aan om mij te dwarsbomen in de uitvoering van m’n verborgen agenda. U zou beter op pensioen gaan en uw zoontje op de troon laten plaatsnemen. Me dunkt dat u gezegd heeft dat u maar een overgangskoning zou zijn, maar ’t is zoals in de tijd van de middeleeuwen, eens op de troon altijd op de troon…Hebben wij daarvoor gevochten in 1302? Nee, zou ik zo denken hé?”
“ Weverke, ieder zijne stiel, tot nader order ben ik nog altijd het staatshoofd en als ge niet oppast geef ik zelfs audiëntie aan Flupke Deherfst, die kerel is minder veeleisender dan u…”
“ Daar gaan we weer. Altijd hetzelfde liedje. Sire de koning is het staatshoofd en de rest moet zwijgen hé?”
“ Zo is het, m’n vriend, zo is het…”
“ ’t Wordt tijd dat we het koningshuis afschaffen, ’t is toch maar geldverspilling. Dat geld kan beter gebruikt worden om de staatsschuld af te bouwen of om ons, arme volksvertegenwoordigers, opslag te geven. Als compensatie voor de vele uren afwezigheid in ons gezin. Moeder de vrouw zal content zijn, de kinderen ook. Ze zagen al zo lang om een villa met zwembad, jacuzzi en tennisveld. En paarden, struisvogels, lama’s. Als Herman Decloot dat mag hebben, waarom wij dan niet. Zeggen ze.”
“ Weverke, een beetje langer in de politiek en ge zult verschieten hoeveel je bij elkaar kunt sparen. Alles op zijne tijd, het Paleis van Laken is niet op ene dag gebouwd. M’n buitenverblijven ook niet, maar dit terzijde.”
“ Sire, mag ik u vragen waarom we hier zijn?”
“ Euh, ja, da’s een goeie vraag, u moogt dat vragen…”
“ Sire, waarom zijn we hier?”
“ Het stond zo in m’n agenda, daarom hé?”
“ Dan stel ik voor om twee onderhandelaars en een commissie op te richten. De commissie moet er op toezien dat de onderhandelaars onpartijdig zijn. Eentje dus van de NV-A en eentje van de PS. Mag ik voorstellen om Siegfried Cracke te benoemen, dat ventje loopt nu al over van grootheidswaanzin. En dat voor een meterke zestig. Maar ’t is een gewezen journalist en in ’t geheim een supporter van u…”
“ Weverke, da’s een goed gedacht, hoe kom je er toch op hé?”
“ Zegt m’n vrouw ook altijd, ’t is soms wat acrobaat spelen, maar ’t lukt wel, gezien de kindjes die we al gemaakt hebben…”
“ Tegen wie zegt ge het, tegen wie zegt ge het? Philippe maken liep ook niet van een leien dakje, maar dat kwam door het strodak op ons buitenverblijf. Paola heeft dagenlang met stro tussen de kaken van haar toen nog prinselijke achterste gelopen. Wat een tijden, wat een tijden…”gniffelt de koning.
“ Sire, ik vraag me af, hoe u Laurent gemaakt hebt?”
“ Weverke, ge moogt drie keer raden. Op z’n hondjes natuurlijk…”
“ ‘k Had het kunnen denken, ’t is er aan te zien hé?”
“ Da’s een goeie, kom Weverke, laten we een frisse pint gaan drinken in de Marollen, ’t schijnt dat er daar een moord gebeurd is. En drievoudige nog wel. Misschien komen we Witse wel tegen…”

In café “ Royal Horse” deden ze beiden een plas en alles bleef zoals het was…

©GoNo

dinsdag 5 oktober 2010

Er is leven op andere planeten…zegt professor P.Luto.


“ Vertel me eens, waarde heer professor, is er echt leven op andere planeten?”
Deze vraag stel ik me al sedert m’n geboorte. Toen ik m’n oogjes opende was dat de eerste vraag die door m’n brein, toen nog in volle ontplooing, schoot. Andere pasgeboren baby’s denken aan zo vlug mogelijk tepeltje-zuigen, ik zat toen al te denken aan de toekomst van het mensdom. ’t Had waarschijnlijk, toen al, iets te maken met een zekere vorm van zelfbehoud.
“ M’n waarde vriend, natuurlijk is er leven op andere planeten. Denkt ge nu werkelijk dat wij de enige intelligente wezens zijn die er rondlopen in het univers? Het duurt geen twintig jaar meer, eer we contact zullen leggen met buitenaardse beschavingen. Misschien niet in de vorm die we gewoon zijn. Het kunnen even goed creaturen zijn die meer gelijkenissen vertonen met kakkerlakken of pissebedden, om maar iets te zeggen…”
Ik moet toegeven dat dit zou kunnen, waarom denken wij toch altijd dat buitenaardsen op ons moeten gelijken? En waarom zouden die aliëns contact met ons moeten opnemen? Als ik een buitenaarder was, zou ik na het zien van al dat geweld en rotzooi, stante pede rechtsomkeer maken. Maar dat komt omdat ik zo vredelievend ben. Het kan ook zijn dat die buitenaardsen van geweld houden, dat ze als het ware leven van de rotzooi die we de lucht inblazen. Dan zijn ze hier op het juiste adres, alle dagen feest. Stel dat ze een beetje lijken op ons, zouden ze dan de moeite doen om nader kennis te maken? Met het risico afgeschoten te worden, want zo zijn we nu eenmaal. Misschien komt zulk creatuur wel ergens in een glazen container met formol terecht?
Ik zeg dat tegen de eminente professor. Ik scoor er een punt mee, hij beaamt het volmondig, gezien hij juist een broodje-gezond in z’n opengesperde mond steekt. De krulsalade met stukje tomaat blijft halverwege z’n ongeschoren kin plakken. Komt het door z’n, in paardenstaart samengebonden, haar dat ik plots moet denken aan een overjaarse hippieknol? En dan dat strikje. Een beetje zoals Siegfried Bracke. Maar die heeft, sedert hij verkozen is, z’n strikje ingeruild voor een propere das. Gewassen met Dash, waarschijnlijk.
“ M’n beste, wat je nu zegt, is compleet hypothetisch, we weten het niet zolang we geen contact hebben…”
“ Maar m’n waarde professor, veronderstel eens dat ze hier al zijn? Dat ze hier sedert Roswell 1947 wel degelijk geland zijn? Vanwaar komt plots al die nieuwe technologie vandaan? Komt dat zomaar uit de lucht gevallen? Ik zou het bijna geloven, met een vliegende schotel waarschijnlijk of een vliegende sigaar. Misschien hebben ze ons uiterlijk wel aangenomen om niet op te vallen? Misschien is uw schoonmoeder wel een aliën?”
Dat laatste floepte eruit voor dat ik het besefte. De professor kijkt me aan alsof ik de nagel op de kop sla, alsof ik de laatste spijkers op laag water gevonden heb. Een schot recht in de roos. Dat hebt ge als ge niet kunt schieten met pijl en boog. Weer een roos naar de vaantjes of naar de wimpels.
“ M’n beste, daar zegt ge zowat, nu ge het zegt en ik erover nadenk, zou het best kunnen dat m’n teerbeminde schoonmama van een andere planeet komt. Ze kan briesen als een stier, als ze lacht hinnikt ze als een paard en ze kwaakt als een kikker. Als ze door een scanner loopt, beginnen alle lichtjes aan-en uit te gaan, niet normaal zou ik zo zeggen…”
“ M’n beste professor, al die eigenschappen doen me meer denken aan een aardling, zo lopen er hier veel rond…zoals mensen die broodjes eten, waarvan de helft aan hun paardenstaart en kinnebak blijft kleven…”
“ Je hebt een gezonde kijk op het mensdom, m’n beste, maar denk er eens over na, we zijn niet alleen in het heelal. Stephen Hawking heeft het ook gezegd, die kan het weten want die komt zelf van een andere planeet. Maar houdt het voor u, hé?”
Ik probeer me voor te stellen hoe ik Stephen Hawking voor mij moet houden, maar ’t lukt me niet. Z’n rolstoeleke blijft niet stilstaan. Banden platzetten lijkt me de enige optie. Maar ‘k heb geen zin hem zien te veranderen in een soort krab-of kreefachtige…
De weg naar contact leggen met buitenaardse wezens is nog lang en ligt bezaaid met stukjes krulsalade en tomaat…

©GoNo

zondag 3 oktober 2010

AFVALCONTAINER 1

De stad heeft nog een beetje geld gevonden, ergens in een zwarte kous, onder de matras van de schepen van Financiën. Verleden jaar en de jaren voordien moest men nog de gevallen bladeren in een soort van geïmproviseerde mand doen. Nu heeft men een zwarte container op de hoek van de straat gezet. ’t Is een beetje zoals de kat bij de melk zetten of de vos in het kippenhok. Ik zat me al af te vragen hoe lang het zou duren eer de plaatselijke jeugd haar baldadige neigingen zou botvieren op dat zwarte ding. Niet lang dus.
Om drie uur in de vroege ochtend hoor ik een kabaal alsof er een onweer is losgebarsten. Ik rep me uit m’n warme bed, vinnig als een jonge meikever in de vroege middeleeuwen. ‘k Weet het, ’t slaat op niets, maar ’t klinkt goed in m’n oren. Ik trek m’n raam open en zie twee bezopen kerels met hun fiets tegen de grond liggen. Hoe ik weet dat ze bezopen zijn? Gezien hun taaltje dat ze gebruiken heb ik er geen tekeningetje bij nodig hé?
Dit wordt de nacht van m’n leven, denk ik. Hier en nu valt er iets te beleven. De zwarte container staat half in de goot, de klap moet hevig geweest zijn. Maar hij is van pvc en kan tegen een stootje. De twee lawaaimakers schijnbaar ietske minder. Hun fiets nog minder. Hoe kan men, in godsnaam, nu tegen een afvalcontainer botsen die op de stoep geparkeerd staat? Vraag ik me af. Hoeveel moet men gezopen hebben om zo’n ding niet te zien? Wat denkt zo een verzopen kieken als hij plots tegen een zwarte muur aanrijdt? Uit de weg, uit de weg? Opzij, opzij, we hebben ongelooflijke haast?
Ze rapen elkaar op, wat niet meevalt, gezien hun toestand van “ eentje-teveel-gedronken “. Schijnbaar kennen ze maar drie woordjes. Fuck, fuck, en nog eens fuck… De ene trekt zich op aan de container, maar dat moet je niet doen, ze hebben de vrijdag hem komen ledigen. Dus het gewicht van diene bak is niet van die aard om een tegengewicht te vormen. Resultaat? Bak speelt het spelletje mee en geeft zich gedwee over. Onze held voor één nacht krijgt de bak over zich heen, met inhoud, niet veel maar toch genoeg om hem er uit te laten zien als een buitenaards wezen. Fuck, fuck en nog eens fuck. Z’n vriendje trekt hem er onderuit, maar valt zelf met z’n dik achterste in een plas met water. Ik besterf het bijna, probeer niet in een schaterbui uit te barsten, maar ’t is hopeloos. Zou deze slapstick de hele nacht duren? ’t Is te hopen, er is toch niets op tv. Het lukt hen beiden om op hun voeten te staan. Zich rechthoudende aan elkaar. Vriendschap is een mooie deugd hé? De ene gaat zitten op het scheidingsmuurtje, de andere schopt tegen de container. Ook niet slim als je maar één schoen draagt. Wat een kieken. Schop dan met de voet waar er nog een schoen aanzit. Het levert weer de nodige fuck’jes op. Plus een blauwe grote teen, daar ben ik zeker van. Z’n vriend waggelt naar de container, waarschijnlijk staat de moordlust in z’n ogen te lezen. Hij zet de fiets tegen de boom, inspecteert hem met kennersoog, zo lijkt het toch. Mijn kennersoog zegt dat z’n voorwiel paraplu staat, z’n stuur op halfzeven en z’n zadel staat nu in tegenovergestelde richting. ’t Ziet er nochtans een duur merk uit.
“ Fuck, fuck, fuck…ons pa zal niet content zijn…”
Z’n collega-drinkebroer hinkt nu ook naar de fiets.
“ Waar is m’n schoen, waar is m’n schoen? Ziet gij ergens m’n schoen liggen?”
“ Fuck you, mijne fiets is naar de knoppen, ons pa zal niet content zijn…”
“ Waar is m’n schoen, waar is m’n schoen?”
Ik heb de indruk dat de ontnuchtering nabij is, de ontluistering ook. Iemand uit onze onovertroffen straat heeft de politie gebeld. Ik hoor van verre hun sirene. ’t Is dringend zo te horen. Een terroristische aanval op een zwarte afvalcontainer. De stad beschermt z’n eigendommen. Zeker als ze betaald zijn met belastinggeld van de werkende burger. ’t Is dus inderdaad voor onze straat. Ik verwacht nog een in de luchthangende helicopter, een ambulance en een MUG. Om het plaatje compleet te maken.
De flikken stappen uit, instappen zou belachelijk zijn, gezien ze al in de wagen zaten. ’t Zien er nieuwe uit, waarschijnlijk hun eerste patrouille bij nacht en ontij. Er is een agente bij, een kruising tussen een bouvier en een pitbull. Zo ééntje van “ ’t is niet omdat ik een vrouw ben, dat ik m’n mannetje niet kan staan”. Eentje met haar op haar tanden en aanverwante lichaamsdelen.
“ Zozo, wat is het probleem?” Da’s vragen om problemen, denk ik.
Wat een vraag, lees hem z’n rechten ook voor, zoals in de Amerikaanse feuilletons. Mijn inziens is dat die container in overtreding staat, gezien hij op de stoep staat en een hindernis vormt voor eventuele zatlappen. Er hangt ook geen geel licht aan om de in dronken toestand verkerende burger te waarschuwen. In Amerika zou dit een schadeclaim zijn van ettelijke miljoenen, maar we zijn hier in Vlaanderen, hoor ik jullie al zeggen…

Wordt vervolgd of misschien niet..

©GoNo

vrijdag 1 oktober 2010

GEVONDEN....



Met dank aan www.humo.be

Daar zijn ze weer…

De herfst is in ’t land en met het vallen der bladeren duiken ook de Getuigen van Jehova op. Ik heb niets tegen die mensen, maar dat ze op de meest onmogelijke uren hun blijde boodschap verkondigen, daar zit ik wel mee. Ze komen altijd met twee, soms drie. Ik schrik me telkens een beroerte als ik naar beneden kijk. Het lijken wel deurwaarders en die zijn nu niet bepaald m’n beste vrienden…
Er wordt gebeld. M’n elektriciteit is nog niet afgesloten, dus de bel doet het nog. Wie komt er mij nu weer storen terwijl ik gezellig met m’n jongste dochter aan tafel zit? Ik zie m’n kinderen en kleinkinderen al zo weinig, gelieve m’n onderonsje niet te verstoren hé? Ik kijk naar beneden, naar boven kijken zou volstrekt belachelijk zijn want boven m’n hoofd is er alleen een plat dak. Of de paus zou moeten geland zijn, in de hoop mij alsnog te bekeren. Maar ik betwijfel sterk of die halve sinterklaas zich met zulke kleine aardse dingen bezig houdt. En op z’n schoot gaan zitten, zodat hij liefdevol m’n billen kan strelen, zal er ook wel niet inzitten. Denk ik.
“ Ja?”vraag ik.
“ We willen praten over uw problemen…”
“ M’n wat?”
“ Uw problemen…”zegt een in het zwart gekleed heerschap, die recht uit een Amerikaans feuilleton komt.
Da’s een goed begin, denk ik, wie heeft er dezer dagen geen problemen? Zouden het dan toch deurwaarders zijn? Het probleem is dat die mannen nog meer problemen met zich meebrengen. ’t Is een beetje een kettingreactie, het ene probleem brengt het andere mee. En daar heb ik problemen mee…
“ Problemen? Heb ik problemen?”vraag ik met m’n mooiste glimlach.
Ik hoor iets over God, Jezus en aanverwante heiligen. Ik doe alsof ik ze niet versta, zodat ze alles twee keer herhalen. ‘k Weet het, ’t is smerig maar ik ben nu éénmaal zo. Met mij in discussie gaan is een lijdensweg, zei vroeger een pastoor, toen ik op jeugdige leeftijd de Kerk ter discussie stelde. Toen was er nog geen sprake van al die schandalen. Spijtig of juist niet, want ’t had een boeiende discussie kunnen worden. Waarschijnlijk was ik toen in de ban geslagen of erger nog, op een brandstapel terechtgekomen.
De mannen van de Wachttoren beginnen het door te hebben dat ze bij mij aan het verkeerde adres zijn. Eventjes twijfel ik nog om hen drie verdiepingen trappen te laten lopen om dan te zeggen dat het mij geen fluit interesseert. Maar ik ben vredelievend vandaag, m’n sadistische neigingen onderdruk ik zoveel mogelijk hé…
“ Problemen? Ik denk dat jullie problemen hebben, gezien de leegloop van de Kerk…”
Getuigen van Jehova zijn van een ander kaliber dan de doorsnee-kerkgangers. Maar ik steek graag het mes diep in de wonde. Ik scheer ze allemaal over één kam, zei de schaapherder. Veel geblaat en weinig wol, antwoordde de boer en hij schoor z’n varken.
Ze bekijken me alsof ik stante pede in de hel zal belanden. Waarschijnlijk hopen ze het nog ook. Op naar de buren,” belletje-trek” was vroeger een geliefkoosde sport van de opgroeiende jeugd. Nu hebben Getuigen van Jehova er een patent op genomen. Ik vraag me altijd af hoeveel zieltjes per dag ze binnenrijven. Chapeau om in deze barre tijden toch nog op pad te gaan, in regen en wind. En zeggen dat men gebrek aan postbodes heeft…

©GoNo