De oude eiken boom…
De knoestige oude boom staat er al eeuwen. Hij is ouder dan de stenen huizen die wat verderop staan. Hij herinnert zich nog de tijd dat de soldaten van Napoleon hun bivak aan z’n wortels opslaan. Hij herinnert zich ook dat de Duitsers een bunker uit gewapend beton optrokken, om als munitiedepot te dienen. De andere bomen zijn stuk voor stuk gesneuveld, aan hem hebben ze niet geraakt. Een heilige boom vellen brengt ongeluk…
Z’n verweerde bast is doorkerft met harten, grote en kleine. Met namen en beginletters. De oude eik kent hun gezichten nog. Gezichten die overlopen van prille liefde, van hooggespannen toekomstverwachtingen. Je naam kerven in de boom, brengt geluk. Dat zeiden de ouderen tegen hun kinderen. Zij hadden het ook gedaan en hun ouders ook. Maar iedere kerf deed z’n hout bloeden. Bij iedere kerf werd een stukje van z’n leven weggesneden. Hij wapende er zich tegen met een nog dikkere bast. Hij vraagt zich af wie van al die koppeltjes er nu nog samen zouden zijn. Van sommigen wist hij het, omdat ze nog regelmatig langs kwamen. Neergezeten op één van z’n dikke wortels halen ze dan herinneringen op aan hun eerste escapades op het Pad der Liefde.
Heksen kent hij ook. Satanisten ook. Heksen op zoek naar een heksenkring, maar die was er niet. Bij gebrek aan beter werd hij dan maar gepromoveerd als dienstdoende heilig object uit een andere wereld. Een geheime wereld tussen schemering en duisternis. Met bezwerende formules die de Heer der Duisternis uit z’n tent moesten lokken. Vroeger werd er aan z’n voeten al eens een mens geofferd of een pasgeborene. Waarom wist hij ook niet, ’t hielp hen geen moer. Hij schudde met z’n takken alsof hij wou zeggen:- doe dit niet..,, maar het schudden met z’n takken zagen ze als een bevestiging dat ze goed bezig waren. Er was een tijd dat er mensen opgeknoopt werden aan z’n dikke takken. Schuldige en onschuldige. Ze dwalen nu ’s nachts rond z’n verweerde stam. Ze vragen hem de weg, maar hij kan hen niet helpen. Hij is maar een oude boom…
Hij heeft passie zien oplaaien. Vurige passie. Die eindigden met de liefdesdaad. Waarbij z’n stam als ondersteuning diende. Ze moesten eens weten hoe hij gniffelde bij het horen van het gekreun en gesteun. Hoe hij op het ritme van hun liefdesspel mee wiegde met z’n kruin. Hij heeft de wereld zien veranderen, de natuur werd een stukje kleiner. Beetje bij beetje nam de mens de ruimte in. Houten huisjes van keuterboertjes veranderden in stenen hofsteden. Er werd een kerk gebouwd. Met een kerkhof ernaast. En rond de kerk kwamen er nog meer huizen. Het bos werd gerooid. Jonge bomen, in de bloei van hun leven, sneuvelden ter ere van de vooruitgang. Nu stond hij er nog alleen. Ze hebben een nieuw bos aangeplant, een kilometer verderop. De jonge boompjes staan er verweesd bij. ’t Zal eeuwen duren eer ze de wijsheid van de oude eik zullen evenaren. Als ze het overleven, nietwaar. Want de mens kent geen grenzen. Wat vandaag landelijk gebied is, is morgen industriezone. Het geronk van kettingzagen doen hem huiveren. Het gedreun van bulldozers ook. Doet hem telkens weer afvragen wanneer het zijn beurt is.
Er liggen plannen op de tafel van de burgermeester. Grootse plannen. Als we die autostrade kunnen laten aansluiten op ons wegennet, dan zou dit de plaatselijke middenstand ten goede komen. Het land dat we nodig hebben, kunnen we onteigenen. Er moet nieuw leven komen in deze dode brouwerij. We moeten jonge mensen aantrekken, anders is dit dorp ten dode opgeschreven. Legt de burgermeester met handen en voeten uit. Hij kent enkele bouwpromotors die de klus kunnen klaren voor een vriendschappelijk prijsje. De schepenen hebben er hun bedenkingen bij, maar zwijgen. Na honderden jaren katholieke overheersing heeft men leren zwijgen…
Ze staan rond de tafel, een architect wijst hen op de uitbreiding. Waar ze moet komen. Op papier lijkt het allemaal niet zo erg. ’t Zijn maar enkele lijnen. Een gebied dat rood gearceerd is. Niet eens zo’n groot gebied in vergelijking met wat door de eeuwen heen gestolen is van de natuur.
Maar, werpt de schepen van Ruimtelijke Ordening op, is dat niet de plaats waar die oude eik staat? Staat er een oude eik, vraagt de architect die duidelijk niet van hier is. Kunnen we hem niet verplaatsen? Te gek voor woorden, een oude eik verplaatst men niet, een oude eik sterft waar hij staat. Rechtop en met fierheid. Dan zit er maar één ding op, hem afzagen, het hout verkopen en de opbrengst in de gemeentekas storten. Wie ligt er verdorie wakker van een oude boom? Vraagt de architect. Het raam staat open en de vogels luisteren mee. Heb je het gehoord vraagt de grasmus aan de vink. Ze zijn gek, compleet gek. Waar moeten wij dan ons nestje bouwen? Wat moeten wij later vertellen aan onze kinderen? Dat er ooit bomen bestonden?
Ze vertellen het aan de oude eik. Hij schudt z’n oude kruin. Het zat eraan te komen. De ene z’n dood, is de andere z’n brood. Vergeten ze dan hoe hij het water opzuigt, zuurstof produceert en leven geeft rondom hem?
De werknemers staan rond hem. Kijken naar de eeuwenoude boom. Het is stil, de wind zwijgt, de vogels in z’n kruin wachten stilzwijgend af. De architect loopt rond de boom. De metersdikke stam torent boven hem uit, als een kathedraal. De architect hoort een diepe stem. Of droomt hij het? Waarom, vraagt de boom. Waarom? Jouw hart is even gevoelloos als de stenen waarmee je werkt. Als het beton dat je hier wil storten. Een hart bloedt, beton krijgt alleen maar betonrot. Je zult begraven worden onder een grote steen met je naam erin gekerfd. Binnen vijftig jaar onleesbaar en niemand zal weten dat je ooit geleefd hebt…
De architect schrikt, doet een stap achteruit. Heeft die eik tegen hem gesproken? Is die eik behekst? De arbeiders wachten nog steeds, de kettingzagen in aanslag. De wolken pakken samen, donker en dreigend. Er hangt onweer in de lucht, alsof de natuur er genoeg van heeft…
De autostrade ligt er blinkend bij met haar witte strepen. Met rotonde. Een grote rotonde met in het midden een eeuwenoude eik. Met in z’n kruin vogels van allerlei pluimage. Die het steeds drukker wordende verkeer gadeslaan. De mensen hebben alle tijd van de wereld om de eeuwenoude eik te bewonderen. Wat moeten ze anders doen, gezien ze weer eens in de file staan? Te gek voor woorden, zeggen de vogels tegen de oude boom. Inderdaad, antwoordt de boom, te gek voor woorden, ze gaan erop vooruit met stil te staan…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage