De duif is dood, meneer ( zei Toon Hermans)
Karel neemt nooit een blad voor de mond, zegt overal te pas en te onpas z’n mening. Met deze man in discussie gaan is een lijdensweg. Maar ik hoor hem graag bezig, want hij is een wandelende encyclopedie. Karel heeft lange tijd gewerkt op de redactie van een krant. De Volksgazet. Maar toen de stoel van hoofdredacteur leeg kwam, greep hij ernaast. Waarschijnlijk omdat deze stoel niet berekend was op z’n overgewicht. Iets waar hij nu nog steeds mee kampt, alle goede voornemens ten spijt. Bourgondiërs, ’t is een ras apart, zeg ik altijd. Om de vier à vijf maanden belt hij me op, gewoon om te vragen of ik nog leef. M’n antwoord is altijd hetzelfde, nee, u spreekt met de geest van wijlen GoNo, gelieve aan de lijn te blijven want de duivel heeft voorrang op aardbewoners. Iedere keer hoor ik dezelfde lach en z’n antwoord liegt er niet om, kort en bondig: “ onnozelaar!!”
Vandaag zat ik aan hem te denken, terwijl ik naar de regen keek die op m’n vensterraam tikte. De grijze lucht en het monotone getik zijn niet van die aard om m’n zwarte gedachten een halt toe te roepen. Ik ben weer in een periode dat ik alles haat en verfoei, ook mezelve. Een eventuele werkgever zou me terugbellen om 13:00, maar schijnbaar is z’n telefoonlijn uitgevallen. Na herhaalde pogingen van mijn kant wordt er eindelijk opgenomen met de mededeling dat m’n profiel niet past. Ik stel nog voor om op hun kosten naar de plastische chirurg te gaan, maar de lijn wordt verbroken. De eeuw van doorgedreven communicatie laat veel te wensen over, is m’n conclusie…
En kijk, als je van de duivel spreekt, zie je z’n staart. Karel belt me nog eens.
“ Hallo, ’t is hier met Karel, spreek ik met GoNo?”
“ Pardon, met wie?”
“ Met Karel V. van de wijlen de Volksgazet…Ik spreek toch met GoNo?”
“ Nee, u spreekt met z’n secretaris, meneer GoNo is een dutje aan het doen. Inspiratie aan het zoeken in z’n dromen…”
“ Jamaar, ik wil hem spreken, ’t is al een hele tijd geleden hé…”
“ Meneer Karel, de politie wil hem ook spreken over een openstaande boete, de belastingen over een openstaande schuld en de nutsvoorzieningen over openstaande rekeningen. Sluit u maar aan in de rij, zou ik zo zeggen…”
“ Tja, dan zit er niets anders op dan straks eens terug te bellen, als Zijne Hoogheid z’n schoonheidsslaapje gedaan heeft. Of z’n inspiratieslaapje…”
“ Wacht even, hij is juist wakker, ik geef hem door…”
Met dezelfde stem als mijn nepsecretaris vraag ik hem met uitgestreken gezicht of hij dit gesprek boeiend vindt.
“ Onnozelaar, ‘k heb uw stem wel herkend zulle, maar ik speelde het spel mee…”
“ Maak dat de katten wijs en de honden ook…”is m’n gevat antwoord.
“ GoNo, ik heb een probleem…”
“ Dat kan niet, Karel, jij een probleem? Wel, wel, wel, dat ik dat nog mag meemaken…”
“ Even serieus, ik moet morgen binnen in het ziekenhuis. Voor een maagverkleining. Ik moet minstens veertig kilo afvallen, anders ben ik geen lang leven meer beschoren. De vraag is de volgende…ik zoek iemand die op m’n twee duiven wil passen…”
Ik haat duiven, kan ze niet zien of ruiken. ’t Zijn snertvogels die alles onderschijten met hun plakkerige uitwerpselen. ’t Zijn schepsels die uitsluitend gemaakt zijn om m’n humeur te verpesten. Karel weet hoe ik over die beesten denk. En dat allemaal omdat zo’n rotvogel het gepresteerd heeft om ooit eens in m’n versgetapte Kriek z’n darminhoud te ledigen. In volle vlucht, je moet het maar doen hé? Op een terras, op de Groenplaats. Er zaten daar minstens duizend terrasjesmensen en wie kiest die vogel uit? Juist…
Karel lachte zich een kriek en tevens een breuk. Z’n dikke buik deed het tafeltje schudden. Ik keek met verwonderde ogen naar m’n Kriek, mij afvragend waarom dat nu weer bij mij moet gebeuren. Kies dan verdorie een toerist uit, zei ik hardop. Ik riep de ober erbij. Vraag of het normaal is dat m’n Kriek een grijsgele kleur heeft en of hier de Kriek geserveerd wordt met snottebellen erin. De ober valt uit de lucht zoals de poep van die rotduif. Neemt m’n glas van de tafel en inspecteert het met kennersoog. Dat zijn geen snottebellen, da’s duivenstront. Zegt de ober. Eten en drinken tegelijk, wat wil je nog meer, hoor ik hem mompelen. Karel begint nu wel heel erg rood aan te lopen, op het randje van een hartinfarct, concludeer ik. M’n boosheid gaat over in medelijden, straks heb ik nog een dooie op m’n geweten, denk ik.
“ Garçon, kan ik een ander glas krijgen?”
“ Met Kriek of alleen met duivenpoep?”
“ Je bent ook de leukste thuis zeker?” zeg ik met half toegeknepen ogen, voorbode van meestal een gewapende strijd met woorden.
“ Of ik de leukste thuis ben weet ik niet, maar wat ik wel weet is dat jij momenteel de leukste bent…”
“ t’ Is al goed, breng me een verse Kriek zonder bijbehorend eetmaal…”
Ik laat me niet verleiden tot een discussie die nergens toe zal leiden. Die man doet ook maar z’n job. En ik hou van mensen die gevat uit de hoek kunnen komen. Om maar te zeggen waarom ik die pestduiven zo haat.
’t Is 17:16. Er wordt gebeld. Er staat een jonge kerel voor de deur. Achter de deur kan niet want dan zou hij binnenstaan. Logisch toch? Ik doe m’n raam open. Had ik beter niet gedaan. De wind speelt met alles wat vasthangt en loszit. M’n raam in de slaapkamer wordt met een smak dichtgegooid. Turbulentie, noem ik dat. Ik vloek, ben kwaad op m’n eigen, rep mij om alle deuren dicht te doen. De bel dingdongt opnieuw. Geduld is een schone zaak, maar ’t mag niet te lang duren hé?
“ Ja, wat scheelt er?”vraag ik buiten adem.
“ Ik ben gestuurd door Karel, woont hier een GoNo?”
“ GoNo ben ik…”
“ Ik kom die twee duiven brengen..”
Bij mijn weten had ik niet gezegd dat ik voor z’n duiven zou zorgen. Wat moet ik met die beesten aanvangen. Op mijn balkon zetten? En de hele tijd naar dat geroekoed luisteren? Om zot van te worden en ik ben al gek.
“ Kom maar naar boven…”roep ik naar beneden. Naar boven roepen is totaal zinloos, gezien er niemand boven mij woont. Er zijn maar drie verdiepingen.
Ik laat de jonge gast binnen.
“ Zet u, pak een stoel en blijf staan…”
De kerel kan niet volgen, ik ook niet. Maar ’t zal me worst wezen, ’t klinkt goed.
“ Waar zijn die duiven?”
De jongeman doet z’n plastic zakje van de Aldi open. Zitten die duiven daarin? Ze zijn wel stil, bedenk ik mij. ’t Zal nog meevallen. Duiven met een spraakgebrek. Stomme duiven, een zegen voor de maatschappij.
Hij legt twee verpakte duiven op m’n tafel. Ik kijk er met grote ogen naar.
“ Kunt ge die duiven drie weken in uwen diepvries steken? Dan is Karel terug en kom ik ze halen..”
Ik had het kunnen denken dat er iets niet pluis was met die duivenhistorie. Ik haat duiven, ik lust ze niet. Zelfs niet als ze klaargemaakt zijn in rode wijn. Er is een briefje bij. De jongeman laat me alleen achter met m’n twee dode duiven. Ik doe het briefje open. Benieuwd wat Karel te vertellen heeft.
“ Beste,
Draag zorg voor m’n duiven, ’t zijn er van een goed jaar. Ik heb ze gewonnen met de tombola van de Journalistenbond. Mag ik vragen om ze af en toe eens te laten vliegen? Kwestie van hun smaak op peil te houden en ze niet te taai laten worden. Voor de rest zijn ze content met af en toe eens op uwen schoot te mogen zitten. ’t Zijn getemde en ze schijten niet alles onder. Ik denk zelfs dat ze helemaal niet meer schijten. Door voor de handliggende redenen.
Met vriendschappelijke groet
Karel.”
Ik zit hier nu met twee duiven die ik iedere morgen uit de diepvries haal. Ik neem ze mee op m’n balkon, gooi ze iedere morgen in de lucht. Maar die rotvogels vertikken het om te vliegen. Prijzen zal ik er niet mee halen, zoveel is duidelijk. Het enige wat ik niet doe is ze op m’n schoot nemen. Ik vertrouw ze voor geen haar. Ik zou ze de nek omwringen ware het niet dat ze geen nek meer hebben…
Ik zet de radio aan en wat hoor ik? Bobbejaan Schoepen met “ ‘k Zie zo geire m’n duivenkot…”
Ik neem me voor een slachtpartij aan te richten onder m’n twee dooie duiven..
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage