GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

zaterdag 14 augustus 2010

Overleven is een kunst 4




Pater Siegfried houdt de knaap nauwlettend in ’t oog. Hij weet uit ondervinding dat de eerste dagen de moeilijkste zijn. Hij is tegen het beleid van afzondering, het druist in tegen z’n principes. Hij mag dan wel een pater zijn, maar hij is pedagogisch geschoold, heeft meerdere diploma’s in de opvoedkunde. Doch het beleid wordt niet door hem bepaald, ’t is de bureaucratie in Brussel die de lakens uitdeelt. De minister van Geestelijke Gezondheid & Welzijn benoemt de leidinggevende ambtenaren. Met op kop ene professor Verbraeken J. die in zowat alle gestichten wel een vinger in de pap heeft. Benoemd voor het leven door de CVP is hij zeker om tot aan z’n pensioen en nog langer een riante vergoeding op te strijken. Hij waant zich meer en meer een god, beslist over de toekomst van de hem toegewezen kinderen, zonder dat hij rekenschap moet geven aan wie dan ook…
Pater Siegfried is streng maar rechtvaardig, voelt voor sommige van z’n pappenheimers een zekere affectie. Probeert hen te helpen zoveel hij kan, maar wordt gedwarsboomd door z’n eigen bestuur. Hij wordt meerdere malen op ’t matje geroepen bij de directie. Z’n sterke handen jeuken. Hij moet zich bedwingen om niet op het zelfvoldane gezicht van die snertpsycholoog te timmeren. Kinderpsychologie moet men op het veld leren en niet uit de boekskes. Pater Siegfried weet wat het betekent om alleen te zijn, verstoken van nestwarmte. Hij komt zelf uit een verscheurd gezin, is op zeker moment zelfs blij dat hij z’n studies kan aanvatten onder de vleugels van de Jezuieten. Z’n vader, heiliger dan de paus, is tevreden. Eindelijk komt z’n zoon goed terecht. Hij moest eens weten dat z’n vrouw een affaire heeft met de dominee van de Gereformeerde Kerk. Maar hij heeft geen poot om op te staan, daar hij zelf de katjes in ’t donker knijpt…

De jongen vraagt zich af hoe laat het is. Hij wordt op z’n wenken bediend. Ergens ver weg hoort hij een klok slaan. Hij telt de slagen mee. Tien slagen, tien uur dus. Hij staat op en loopt naar het raampje, dat hoog tot tegen het plafond reikt. Telt het aantal passen tot tegen de muur en terug. De vrijheid ligt achter dat raampje, zo stelt hij zich voor. Nu tellen in de breedte. Moet hij hier de rest van z’n leven doorbrengen? Nee dus, want in het groene boekje staat één maand. Maar een maand kan lang duren als men opgesloten zit. Hij schuift de stoel tot tegen de muur, klimt er op, hijst zich verder tot z’n neus juist boven de vensterbank komt. Het enige dat hij ziet is de blauwe lucht. Het enige dat hij hoort is het geroezemoes van spelende kinderen ergens beneden.
Hij weet niet dat pater Siegfried hem gadeslaat door het spionnetje. Normaal moet de jongen nu gestraft worden want er staat duidelijk in het groene boekje dat men geen meubels mag verplaatsen. De jongen is zo bezig met krampachtig vasthouden aan de smalle vensterbank dat hij niet hoort dat de sleutel omgedraaid wordt in het slot.
“ Wat krijgen we nu?”
De knaap verschiet, laat de vensterbank los, schuift weg met de stoel en komt met een doffe knal op de chauffage terecht. Resultaat een gekloven lip en een afgebroken tand. Pater Siegfried heeft dat ook niet verwacht en z’n boosheid smelt weg als sneeuw voor de zon.
“ Godverdomme toch, godzijgeloofd, da’s de reden waarom er geen meubels mogen verplaatst worden en stoelen horen daar ook bij…”
De jongen zit verdwaasd en versuft op de grond. Hij proeft z’n eigen bloed, wist niet dat een lip zo hard kan bloeden. Pater Siegfried trekt hem voorzichtig recht, neemt de handdoek en drukt die tegen de gekloven lip. Vasthouden, zegt hij. Hij tilt hem op alsof hij een pluimpje is. ’t Komt wel goed, zegt hij zachtjes, ’t komt wel goed…

©GoNo

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage