Overleven is een kunst 6.
De jongen zit terug op z’n kamertje. Zo noemen ze dat hier. Een kamertje van twee op drie meter. Z’n lip doet pijn, de verdoving is bijna uitgewerkt. Hij mag van pater Siegfried op z’n bed gaan liggen. De deur blijft openstaan. Tegen de regels van deze sectie. De jongen is moe, valt in slaap in foetushouding. Pater Siegfried dekt hem toe. Normaal moest er deze middag een gesprek zijn met de psycholoog. Een intake-gesprek. De psycholoog staat er op dat iedereen die pas binnenkomt langs hem passeert. Als rechterhand van prof Verbraeken maakt hij het eerste verslag op. Alle voorgaande testen zullen opnieuw overgedaan worden. Het circus moet blijven draaien…
Pater Siegfried stapt het bureel binnen van psycholoog Decoster. Zonder kloppen. De deur staat toch op een kier, waarom zou hij dan kloppen hé? Hij doet het ook om Decoster een beetje op stang te jagen. Hij loopt niet hoog op met zieleknijpers die denken dat ze uit een Amerikaans feuilleton komen. Decoster zit achter z’n bureau, met een stapel dossiers voor z’n neus. Er zijn twee mogelijkheden, denkt pater Siegfried, of de man verzuipt in z’n werk of de man steekt geen reet uit. Hij opteert voor het tweede, gezien psycholoog Decoster maar drie dagen in de week komt. Zie hem daar zitten, met z’n streepjespak en z’n vlinderdasje. Hij mankeert nog een bolhoed en een paraplu. Bijna schiet hij in een lach als hij spontaan denkt aan die detectives uit Kuifje. Hoe heten die nu ook alweer?
Psycholoog Decoster kijkt over z’n John Lennonbrilletje. Moesten z’n ogen kogels zijn, dan was er van pater Siegfried geen sprake meer. Hij haat die pater, die met alle elementaire regels z’n voeten veegt. Hoe kan men in godsnaam tucht en orde leren aan die verdorven schepsels die allemaal zonder uitzondering op het verkeerde spoor terecht gekomen zijn, als die pater niet wil meewerken? ’t Wordt tijd dat ze hem terug naar de brousse sturen. Daar zit hij op z’n plaats. Negertjes bekeren. Dat is toch z’n roeping?
“ Moet er niet meer geklopt worden?”vraagt hij op venijnige toon.
“ De deur stond open…”is het antwoord van de pater, terwijl hij erover nadenkt of hij misschien alsnog zal kloppen, maar dan op die scheve tronie van de psycholoog. M’n God, vergeef me m’n gedachten..
“ Ja en dan? Een beetje beleefdheid zou u niet misstaan. Als de kinderen een voorbeeld moeten nemen aan u, zijn we met onze patatjes nog niet thuis…”sneert Decoster. Goed gevonden van die patatjes, denkt Decoster voldaan.
Pater Siegfried negeert die opmerking. Heeft andere zorgen. Komt hier om te praten over een jongen die pas binnengekomen is. Licht het geval toe, z’n woordenstroom is niet stuiten. Decoster luistert met grote ogen en een verbeten trek rond z’n mond. Hij weet nu al dat hij geen afwijking zal toestaan. Reglement is reglement. Pater Siegfried was erbij toen het nieuwe huishoudelijke reglement werd gestemd. Er is maar één uitzondering en da’s de ziekenboeg. Of de jongen kan praten of niet, maakt hem geen moer uit. Hij hoeft alleen maar ja of neen te knikken. En schrijven kan hij ook nog, daar heeft hij z’n mond niet voor nodig.
Met die vent valt niet te praten, God bestaat echt en hij zit recht voor mij. Is de pater z’n conclusie. Hoeveel kapotgemaakte kinderdromen zou Decoster op z’n geweten hebben? Zou hij het zelf wel weten?
Pater Siegfried dringt niet langer aan, ’t haalt toch niets uit.
“ Ik wil die jongen zien… stipt om 15 uur en geen minuut later…”
“ Tot uw orders, Herr Decoster…” Bijna gooide hij er een “ Sieg Heil “ achterna.
Hij draait zich om, gooit de deur met een daverende knal dicht. Misschien is hij helemaal niet geschikt voor dit werk. Misschien moet hij maar z’n overplaatsing vragen. Terug naar de brousse. Weg van de aasgieren die hem omringen. Weg van al dat kinderleed. Maar wie gaat het dan nog voor hen opnemen? Er lopen hier kinderen rond, die niet eens hun naam meer weten. Kinderen vergeten en uitgespuwd door de maatschappij. Kinderen die nooit bezoek krijgen van hun ouders. Kinderen die zelfs niet meer kunnen huilen…
©GoNo
Pater Siegfried stapt het bureel binnen van psycholoog Decoster. Zonder kloppen. De deur staat toch op een kier, waarom zou hij dan kloppen hé? Hij doet het ook om Decoster een beetje op stang te jagen. Hij loopt niet hoog op met zieleknijpers die denken dat ze uit een Amerikaans feuilleton komen. Decoster zit achter z’n bureau, met een stapel dossiers voor z’n neus. Er zijn twee mogelijkheden, denkt pater Siegfried, of de man verzuipt in z’n werk of de man steekt geen reet uit. Hij opteert voor het tweede, gezien psycholoog Decoster maar drie dagen in de week komt. Zie hem daar zitten, met z’n streepjespak en z’n vlinderdasje. Hij mankeert nog een bolhoed en een paraplu. Bijna schiet hij in een lach als hij spontaan denkt aan die detectives uit Kuifje. Hoe heten die nu ook alweer?
Psycholoog Decoster kijkt over z’n John Lennonbrilletje. Moesten z’n ogen kogels zijn, dan was er van pater Siegfried geen sprake meer. Hij haat die pater, die met alle elementaire regels z’n voeten veegt. Hoe kan men in godsnaam tucht en orde leren aan die verdorven schepsels die allemaal zonder uitzondering op het verkeerde spoor terecht gekomen zijn, als die pater niet wil meewerken? ’t Wordt tijd dat ze hem terug naar de brousse sturen. Daar zit hij op z’n plaats. Negertjes bekeren. Dat is toch z’n roeping?
“ Moet er niet meer geklopt worden?”vraagt hij op venijnige toon.
“ De deur stond open…”is het antwoord van de pater, terwijl hij erover nadenkt of hij misschien alsnog zal kloppen, maar dan op die scheve tronie van de psycholoog. M’n God, vergeef me m’n gedachten..
“ Ja en dan? Een beetje beleefdheid zou u niet misstaan. Als de kinderen een voorbeeld moeten nemen aan u, zijn we met onze patatjes nog niet thuis…”sneert Decoster. Goed gevonden van die patatjes, denkt Decoster voldaan.
Pater Siegfried negeert die opmerking. Heeft andere zorgen. Komt hier om te praten over een jongen die pas binnengekomen is. Licht het geval toe, z’n woordenstroom is niet stuiten. Decoster luistert met grote ogen en een verbeten trek rond z’n mond. Hij weet nu al dat hij geen afwijking zal toestaan. Reglement is reglement. Pater Siegfried was erbij toen het nieuwe huishoudelijke reglement werd gestemd. Er is maar één uitzondering en da’s de ziekenboeg. Of de jongen kan praten of niet, maakt hem geen moer uit. Hij hoeft alleen maar ja of neen te knikken. En schrijven kan hij ook nog, daar heeft hij z’n mond niet voor nodig.
Met die vent valt niet te praten, God bestaat echt en hij zit recht voor mij. Is de pater z’n conclusie. Hoeveel kapotgemaakte kinderdromen zou Decoster op z’n geweten hebben? Zou hij het zelf wel weten?
Pater Siegfried dringt niet langer aan, ’t haalt toch niets uit.
“ Ik wil die jongen zien… stipt om 15 uur en geen minuut later…”
“ Tot uw orders, Herr Decoster…” Bijna gooide hij er een “ Sieg Heil “ achterna.
Hij draait zich om, gooit de deur met een daverende knal dicht. Misschien is hij helemaal niet geschikt voor dit werk. Misschien moet hij maar z’n overplaatsing vragen. Terug naar de brousse. Weg van de aasgieren die hem omringen. Weg van al dat kinderleed. Maar wie gaat het dan nog voor hen opnemen? Er lopen hier kinderen rond, die niet eens hun naam meer weten. Kinderen vergeten en uitgespuwd door de maatschappij. Kinderen die nooit bezoek krijgen van hun ouders. Kinderen die zelfs niet meer kunnen huilen…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage