GoNo's Gedichten & Verhalenhoek
De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.
vrijdag 30 november 2012
Kara-Miek geeft zonder morren z’n lasergeweer af. Da’s ook de eerste
keer, denk ik. Ik mik op de boerka en druk af…
Niets, er gebeurt niets. Hoe is het toch mogelijk, dat een batterij
opladen zo moeilijk is? moet ik hier dan alles zelf doen? Voor de tweede keer,
op nog geen vijf minuten, sta ik hier volstrekt belachelijk te wezen. Waarom
heb ik geen pijl en boog bij, vraag ik me af.
Kara-Miek gaat tot bij de boerka. Een vinnige discussie ontspint zich.
Kara-Miek lijkt wel een Romein, maar die zijn nog niet tot hier geraakt. Hij is
iets aan het uitleggen met handen en voeten. Tekent met z’n voet een grote
cirkel op de grond. ’t Is nu niet het moment om zakdoekje-leggen te spelen hé,
denk ik. De boerka trekt zich terug tussen haar stamgenoten. Ze zijn aan het
overleggen. Misschien gaan ze een belasting invoeren op stenen leggen. Of de
btw op keien verhogen? Van 21% naar 25%?
“ Kara-Miek, als uw commander in chief, zou ik graag weten over wat
jullie aan het praten zijn hé? Als dat niet teveel gevraagd is?”zeg ik
vastberaden om m’n gezag te laten gelden.
“ Sorry, Gonokriek, we gaan een tempel bouwen ter ere van ons…”zegt
Kara-Miek.
“ Een stempel bouwen?”
“ Nee, een tempel…”
“ En wat zouden zij met een stempel moeten doen? “
“ Een tempel…TEMPEL…of hoort ge niet goed?”roept Kara-Miek bulderend.
“ Ge moet zo niet roepen, ik versta je wel hoor…”zeg ik, mij er plots
van bewust zijnde dat m’n hoorapparaat
afstaat, gezien de batterijtjes leeg zijn. We staan eeuwen vooruit met al onze
technologie, maar deftige batterijtjes hebben we niet. ’t Zijn er allemaal van
wit product.
We zijn begonnen aan de tempel. Rotsblokken en grote keien liggen er
hier genoeg. Maar ze rechtop zetten is een ander paar mouwen. Kara-Miek staat
erbij als een veldheer die z’n troepen overschouwt. De boerka is naar de
boerka-maker om zich een feestboerka aan te laten meten. De Stonehengers weten
van aanpakkken, een werklustig volkje zo te zien. Die kunnen we binnenkort nog
gebruiken om goud en zilver op te delven, denk ik. Kara-Miek heeft een grote
cirkel op de grond getekend. Op die cirkel moeten de uitgekapte stenen komen.
Alles is berekend met de zakcomputers tot op de millimeter juist. Later zal het
mensdom zich afvragen hoe ze het voor elkaar gekregen hebben. Ik moet nu al
lachen.
Het gaat goed vooruit met het uitkapwerk. Kara-Miek laat z’n naam in een
rotsblok uitkappen. Als bouwmeester is dat z’n recht. Een bouwmeester heeft
meer rechten dan een expeditieleider, denk ik een beetje jaloers. Mara-Miek is
de dames aan het leren hoe ze een deftige wintersjaal en handschoenen moeten
breien. De winters kunnen hier geweldig streng zijn, weet ik van horen zeggen.
Kara-Miek legt uit wat de bedoeling is van die cirkels. Je moet alles weggraven
wat binnen de cirkels is. En dan laten we de stenen stuk voor stuk zakken. We
gooien er de weggegraven aarde tegen aan en zetten dan de volgende steen
rechtop. Als alles er staat, graven we de omliggende aarde weg. Van die aarde
maken we een grafheuvel. Niet moeilijk hé, hoor ik hem zeggen. Hij kan het goed
uitleggen, die moet in de politiek gaan…
Het jaar 2012.
Wetenschappers en archeologen breken zich nog altijd het hoofd hoe ze
die verdomde stenen rechtop gezet hebben. Dat ze dienden als een heilige
plaats, daar zijn ze het al over eens. Ze proberen nu de naam van Kara-Miek te
ontcijferen. Ze hebben in de grafheuvel een pot gevonden met , je raadt het
nooit, twee wintersjaals en een paar handschoenen uit schapenwol van de
Shetlandschapen. De Stonehengers waren hun tijd ver vooruit is hun conclusie.
Over de lege batterijtjes , die ze opgegraven hebben, zwijgen ze als vermoord.
We zijn op weg naar Peru, we gaan daar wat tempels bouwen. We hebben de
smaak goed te pakken, zeg ik tegen Mara-Miek. Laten we een muur bouwen aan de
grens van China, zegt Kara-Miek. En ook wat piramides, die kunnen dienen als
bakens voor onze schotels…
We gaan eerst naar Peru,Bolivië en Guatemala. ’t Is kwestie van prioriteiten
leggen hé, zeg ik op gedecideerde toon. Misschien schrijf ik er wel een verhaal
over: “ De Geheimen van de Piramides…” Ze zijn niet akkoord. Niemand zal dat
ooit willen lezen, zeggen ze. En als ze het al willen lezen, zullen ze het
nooit geloven. Ik moet ze gelijk geven, het mensdom is er nog niet rijp
voor…eerst moeten we hen nog leren om elkaar op een beschaafde manier om zeep
te brengen. Misschien moet ik één van hun geleerden de formule aan de hand doen
om een atoombom te maken. Ene Einstein komt er voor in aanmerking, al was het
maar omdat die z’n naam een eerbetoon is aan de stenen die we verleggen. ’t Zal
een serieuze knal geven, denk ik met een grijnslach…
©GoNo
donderdag 29 november 2012
Het Geheim van Stonehenge 5
We dringen het dorp binnen, op onze hoede voor eventuele valkuilen.
Valkuilen zijn kuilen waarin men onverhoeds kan vallen. Daar dienen ze voor.
Sommige barbaarse volkeren zetten er ook nog van die vlijmscherpe staken in. De
voorlopers van het alom bekende satéstokje. Een collega van mij is eens op een
nacht in zo’n kuil gedonderd. Ik dacht nog waarom ligt er hier in ’t midden van
een dorp een tapijt. Tapijten hangt men toch op een draad om uit te kloppen? Ik
zei nog: pas op, Ri-Mak, maar te laat. Het tapijt was niet meer dan een
oogverblinding. Ri-Mak verdween in de aardbodem. Even later zag ik hem de lucht
invliegen, om met een lach terug naar beneden te vallen. Naar boven vallen is
wat moeilijker hé? Ze hebben er een trampoline ingezet, riep hij me toe…
Na tweeduizend keer op en neer te gaan, moest hij kotsen. ’t Was geen
zicht want hij kwam telkens in z’n eigen kots terecht. Peterseliekool kan
geweldig zwaar op de maag liggen, was m’n conclusie. Moesten we hem niet
onderschept hebben, hij zou nog op en neer aan ’t gaan zijn.
Ri-Mak is nadien nog verkozen voor het Intergalactische Parlement. Z’n
eerste wetsvoorstel was het verbieden van trampolines. Ridicuul, zei de
meerderheid van ’t parlement, kinderen hebben recht op hun dagelijkse portie
trampoline-springen. Laten we wel wezen, waarom worden er anders tornooien
ingericht hé? Op Klootjesdag is er al eeuwen een tornooi dat door de grote
massa aandachtig gevolgd wordt. Het stamt nog uit de tijd toen ze bokkegeiten
vanaf een hoogte van tien meter op een trampoline gooiden. Wat een gemekker
bracht dat teweeg. Gezien bokkegeiten nogal serieus grote teelballen hebben en
die door het steeds maar weer vallen op de trampoline met de minuut kleiner
werden, wat nog meer gemekker teweeg bracht, hebben ze die dag Klootjesdag
genoemd. Waarin een volk toch groot kan zijn hé? Ach, ’t is een traditie, en ’t
verzet de zinnen zullen we maar denken.
Er zijn geen valkuilen te bespeuren, maar toch hebben we schijnbaar iets
gemist. Vraag me niet wat, maar ik voelde plots een gemis. We gingen volledig
de mist in, maar dat kwam door de mist die ons benevelde. Toen de mist optrok
zagen we ons omsingeld door Stonehengers. Ze keken ons stilzwijgend aan. Wat
wij ook deden…
“ Zijn ze vijandig?” fluisterde Mara-Miek.
“ ‘ k Zou het niet weten, ik ken ze van haar noch pluim. Die ene met z’n
beschilderde tronie lijkt me het gevaarlijkste. Z’n gegrom staat me niet aan.
Ik heb veel zin om hem de weg naar een urne te tonen…”
M’n vinger speelt nonchalant met het knopje van m’n laserwapen. Laatste
nieuw model FX 17.01. Met ingebouwde chip van Tintel en geprogrammeerd door
Macrosoft. De beschilderde tronie doet een stap voorwaarts in m’n richting. Nu
gaan we het krijgen, denk ik, eindelijk mag ik een demonstratie geven.
“ How do you do?” zegt hij in vlekkeloos Engels met Oxfords accent.
“ Euh, very good, toedeloe, we are aliëns from Ridiculus, we are here on
visite, we come to help jullie with yours tempels…” antwoord ik in even
vlekkeloos Engels met Ridiculus accent.
De kerel kijkt me niet begrijpend aan.
Hij doet een stap achteruit, daar gaat m’n demonstratie, denk ik
teleurgesteld.
“ You are aliëns? I don’t believe
you…” zegt de beschilderde baardaap.
’t Is maar een woord, denk
ik, terwijl ik m’n laserwapen op hem richt.
“ Good looken hé? Good naar
the little bird looken…”zeg ik met een grijnslach.
Ik druk af en ’t moet weer
eens lukken, er gebeurt niets. Verdomme vergeten de batterij op te laden, kom
dat tegen…
“ I’m gonna give your picture
tomorrow…” zeg ik weinig overtuigend.
Plots gaan de dorpsbewoners
opzij. Onder tromgeroffel komt een in een boerka gekleedde personage haar
opwachting maken. Multicultureel, denk ik ineens, de vooruitgang werpt z’n
vruchten af. Alhoewel? Buiten een paar vijgen en enkele trossen druiven, is het
maar triestig gesteld met de tuinbouw hier, me dunkt. De boerka doet teken met
haar hand en iedereen gaat zitten op de grond. Waar anders hé? Op hun duim?
Moeten wij nu ook gaan zitten, vraag ik me af. Dat zitten is niets, maar ’t is
dat terug rechtstaan hé? M’n knoken willen niet altijd mee en de rest van m’n
lijf ook niet…
Het tromgeroffel houdt op.
Mara-Miek zegt dat de boerka een hogepriesteres is en aanzien wordt als de
spreekbuis van de goden. M’n gedacht, denk ik, wij zijn toch die goden? Ik
vraag aan Kara-Miek z’n laserwapen. Ik ben heel die vertoning meer dan zat.
Ineens korte metten mee maken…
©GoNo
zaterdag 24 november 2012
Het Geheim van Stonehenge 4
Ik bereken op m’n zakcomputer hoeveel tijd Mara-Miek nog heeft eer haar
zuurstoffles leeg zal zijn. M’n berekening zegt dat ze nog minstens een uur
heeft. Maar gezien ik geen kei in ’t rekenen ben, kan ik er drie kwartier naast
zitten. Over een detail gaan we niet moeilijk doen, zeg ik altijd…
Ik kijk naar de kraterrand en wat zie ik? Kara-Miek die staat te
verbroederen met een uit de kluiten gewassen microbe-virus. Kom van die rand
af, ‘k waarschuw niet meer, roep ik al zingend. Later zullen ze één woordje
veranderen en een hit is geboren. Spijtig dat ik nooit geen auteursrechten zal
vangen. Ene Peter Warmewijn zal met de eer gaan lopen…
Kara-Miek neemt afscheid van de slijmerige microbe-virus. Ze omarmen
elkaar alsof ze elkaar al jaren kennen. Ik besluit om Kara-Miek in quarantaine
te plaatsen tot we geland zijn op de planeet Aarde. Dat zal hem leren om de
voorschriften aangaande het omgaan met microbe-virussen te respecteren…
We gaan landen op de maan. Eventjes de benen strekken kan geen kwaad. We
landen aan de achterkant. Daar is het altijd donker omdat de zon er nooit
schijnt. Logischer kan haast niet hé? Zouden die galactische nomaden hier nog
komen? Ze drijven handel met de aardbewoners, die denken dat ze goden zijn. Ge kunt
die ook vanalles wijsmaken die simpelen van geest. Ge komt met een spaceship
uit de lucht gevallen en ze denken dat ge met een tempel geland zijt. Veel
hebben ze niet te bieden, buiten goud, zilver en wat dierenhuiden. Ze werken
zich een beroerte en wij helpen ze met wat bouwwerken op te richten. Een
kinderhand is rap gevuld, denk ik altijd.
We plegen overleg. Waar gaan we landen op de Aarde? Van dinosaurussen
moeten we geen bang meer hebben na die welgemikte meteoriet van enkele
vierkante kilometers groot. Wat een klap hé? In één klap alles weggeveegd. En
gelachen dat we hebben…
Sommigen zullen wel zeggen dat we gewetenloze moordenaars zijn, maar het
liep aardig uit de hand op de planeet Aarde. Die beesten bleven maar groeien.
We hadden ons de evolutie een beetje anders voorgesteld.
Mara-Miek zegt dat er ergens een eiland ligt dat Brittanica noemt. Ze is
er ooit geweest met haar vader. Daar lopen mensen rond die het aap-zijn
verleerd hebben. Ze aanbidden de sterren en de zon en als ze goedgeluimd zijn
ook de maan. Ze toont me de weg die ik moet volgen om daar te geraken. Het zegt
me wel iets. Ze zullen nogal verschieten als ze ons zullen zien. We zijn nu
niet bepaald de mooiste schepping der natuur hé? Maar ’t is niet het uiterlijke
dat telt, maar het innerlijke zeg ik altijd als m’n moordzuchtige neigingen
weer opsteken…
We landen midden in de nacht op enkele kilometers van een dorpje dat
Stonehenge noemt. Kara-Miek kwijlt bij het aanhoren van de naam. Stonehenge,
een keitje naar z’n hand. Stenen liggen er hier schijnbaar genoeg. Ik stamp m’n
poten als een volslagen ezel twee keer tegen dezelfde steen. M’n kleine teen is
nu even groot als m’n grote teen. Wat tot gevolg heeft dat m’n laarzen geweldig
beginnen te spannen. Mara-Miek vraagt waarom ik een vreugdedansje aan het doen
ben. Ik haat Mara-Miek, ik haat feitelijk heel de familie Miek, die momenteel
maar uit twee personen bestaat. Als het aan mij ligt zullen er geen meer
bijkomen. Waarom ze mij met die twee opgezadeld hebben mag ene Joost weten.
Maar papa Miek zit in de raad van bestuur van de InterGalactische
Exploratietochten, kortweg de IGE…
’t Is hier verdomme donker in dat achterlijk gat. Kunnen die geen
toortsen laten branden zodat een welopgevoede aliën z’n weg kan vinden? Of is
er een oliecrisis uitgebroken en staan de toortsen op rantsoen? Ik was beter
met m’n vliegende doodskist in hun dorp geland. De boel op stelten zetten is
een hobby van mij. Bang dat ze ons gaan aanvallen, moeten we niet hebben. We
zijn gewapend met lasergeweren. Een druk op t’ knopje en er ligt een hoopje
smeulende asse. Ik heb veel goesting om puur voor de lol een kleine
demonstratie te geven, zeg ik tegen Mara-Miek. Ze antwoordt dat ik altijd ruzie
moet zoeken als het niet nodig is. Wanneer is het dan wel nodig, vraag ik haar.
Als Pasen op een kruiwagen valt, zegt ze. Wat een rare zin, denk ik…
©GoNo
vrijdag 23 november 2012
Het Geheim van Stonehenge 3
De wc-dame is van de planeet Cyclopia, beter gekend als Uranus. Zoals
iedereen weet of toch zou moeten weten, wordt deze planeet bevolkt door reuzen.
Cyclopen hebben maar één oog, zijn ongeveer drie meter groot en hebben zweetvoeten.
En ook schilfertjes in hun haar. Ze spreken een taal die een beetje lijkt op
het Luxemburgs. De planeet wordt geregeerd door een cycloop met een bril met
maar één glas. Kwestie van er een beetje intelligent uit te zien. Z’n eerste
minister is er ene met een glazen oog. Als hij te diep in het glas gekeken
heeft, valt het regelmatig uit z’n oogkas. Tot algemeen jolijt van z’n
medeconfraters…
Orélia, de wc-madam, is maar een kleine meter groot. Een dwergcycloop.
Ze is een uitzondering op de regel. Na haar doorgedreven opleiding als
rioolbuizeninspectrice, die ze met grote onderscheiding gevolgd heeft, kon ze
aan de slag bij het Ministerie van Riolering en Aanverwante Buizen. Maar na een
verstopte buis, die de hoofdstad voor de helft onder water zette, is ze
verbannen naar de Rode Planeet. Ze slijt nu haar dagen als wc-madam. Treurend
en vol heimwee naar de stank van rioolbuizen.
“ Dag Orélia, je ziet er goed uit vandaag…”zeg ik vriendelijk.
Haar ene oog kijkt me argwanend aan. Ze trekt haar ene wenkbrauw op.
“ Kltzk, kkt n w eign mmr hé?”
Ik versta er geen bal van, alleen die ‘ hé’ komt me bekend voor. Ik zet
m’n automatische translator aan.
“ Wilt ge uw antwoord eens herhalen?”vraag ik nog altijd even
vriendelijk.
“ Kltzk, kkt n w eign mmr hé?”
De translator zoemt in m’n oren, ik moet dringend eens laten kijken naar
de frequentie. Ha, de boodschap komt door.
“ Klootzak, kakt in uw eigen emmer hé?”
“ Een beetje vriendelijker kan ook…Of moet ik eens in uw oog spugen?” Ik
maak een dreigende beweging met m’n slurf. Cyclopen kunnen er niet tegen als
men in hun oog spuugt. Ze slaat haar oog neer, murmelt iets dat m’n translator
vertaalt als ‘ ge kunt de pot op…” Maar daar kwam ik juist voor. Ik betaal met
m’n kaart. De prijzen zijn weer de hoogte ingegaan. Een volledig leegmaken van
de darmen kost tegenwoordig stukken van een aliën. Dat heb je met al die
computergestuurde wc’s. Comfort noemen ze dat. Ik noem het afzetterij, waar
tegen ik me afzet. ’t Is nog niet zo lang geleden dat zo een computergestuurde
wc volledig op hol sloeg. In plaats van m’n gat te schrobben met de
gatschrobborstel, begon die m’n tanden te kuisen met dezelfde borstel. Ik kan
je verzekeren dat het geen pretje is om iemand anders z’n darminhoud te
proeven. Ik zat daar op die pot met een mond vol tanden en een wc-borstel. Het
toppunt was dat ik zelfs niet om hulp kon roepen. Sedertdien heb ik zo m’n
bedenkingen bij al die ingenieuze vooruitstrevende ideeën…
Het systeem van vooruitbetalen ligt me ook niet. In geval van
constipatie ben je de sigaar hé? In geval van diaree, zal het je worst wezen,
denk ik altijd. Om voor de handliggende redenen.
Orélia keurt me geen blik meer waardig. Haar schele oog kijkt langs me
heen alsof ik lucht ben. Ik begin er over na te denken om toch maar die bus
luchtverfrisser in haar oog te spuiten. Mara-Miek zegt dat ik moet stoppen met
ruzie te maken, Kara-Miek is in geen velden of wegen te bespeuren. Wat niet zo
moeilijk is, gezien er op Mars geen velden of wegen zijn…
“ Waar is die verdomde Kara-Miek gebleven?” vraag ik meer aan mezelf dan
aan Mara-Miek.
“ Hij zal keien aan het opstapelen zijn, als ze later dan een foto nemen
van het oppervlak zullen ze denken dat er hier ooit leven was…”
“ Zijn wij dan geen leven?”vraag ik op gebeten toon. Ik haat het om te
moeten wachten op een kei-stapelaar.
“ Oei, oei, oei, Gonokriek, hebt ge geen kusje gekregen van Orélia? Ze
ziet u nochtans graag, weliswaar een beetje scheel, maar toch…”
“ Mara-Miek, ik begin er over na te denken om u beiden hier achter te
laten. Als reserve-wc-personeel.In geval dat de automatische wc-borstel het
laat afweten…”
“ We moeten Kara-Miek gaan zoeken voor het donker wordt…”zegt Mara-Miek,
m’n aanbeveling in de wind slaande.
We zijn nu al uren in een kringetje aan ’t lopen. Onze zuurstof begint
op te raken. Waar mag Kara-Miek toch gebeleven zijn? Toch niet ontvoerd door
aliëns? Een specialist in keienstapelen kunnen ze wel ergens gebruiken, al was
het maar om een muurtje te bouwen in één of ander hooggebergte bij de
toekomstige Maya’s,Azteken en Inca’s. En dan vergeet ik er nog een paar.
“ We moeten terug naar de vliegende schotel. Zuurstof bijtanken. En een
stukske eten, want ik scheur van de honger en nog meer van de dorst…desnoods
zoeken we morgen verder. Hij moet vroeg of laat ook zuurstof bijtanken hé?”
“ Ik laat m’n broer hier niet alleen achter,Gonokriek, je mag op je kop
staan dansen, ’t is de enige familie die ik nog heb…”zegt Mara-Miek met
snikkende stem. Een beetje overdreven theater, denk ik. Als dat de enige
familie is die overschiet, pleeg ik onmiddellijk zelfmoord door m’n slurf in
m’n bloemkooloor te steken…
©GoNo
dinsdag 20 november 2012
Het Geheim van Stonehenge 2
Onze eerste tussenstop is de Rode Planeet. Later zouden ze die Mars
noemen, naar één of andere God waar ze toen in geloofden. Hoe gek kan een mens
zijn hé? Of er leven is op Mars? Welnee, buiten een paar virussen die we gekruist
hebben met wat microben, zult ge weinig of geen leven vinden. ’t Zijn wel
venijnige microben, ze zijn getraind om bezoekers de duvel aan te doen. Dat
wordt weer lachen geblazen als ze ooit mensen naar Mars sturen…
We gaan landen in een krater, die kunstmatig aangelegd is. Ge ziet het
verschil niet met een echte krater. Onze ingenieuze ingenieurs hebben dat
perfect gedaan. Maar ze zouden beter dat bordje wegnemen waarop staat: ‘ WC’.
Ge weet nooit wie er langs kan komen hé?
“ Moet er iemand naar de wc gaan?” vraag ik.
“ Jawel, ik moet dringend m’n nagels lakken en m’n wenkbrauwen
epileren…”zegt Mara-Miek.
“ Ik ook…”zegt Kara-Miek.
Ik moet dringend m’n mening herzien over de geaardheid van Kara-Miek.
Ik land voorzichtig in de krater, althans dat probeer ik toch. Maar onze
vliegende schotel is al zo oud als het heelal en vertoont wat mankementen. Om
te remmen moet men gas geven en om gas te geven moet men remmen. ’t Is kwestie
van gewoonte hé? Met al onze vergevorderde technologie weten ze bij de
onderhoudsdienst nog altijd niet het verschil tussen een rem-en een gaspedaal.
En zeggen dat zo’n ding werkt op nucleaire energie. Als ik tegen de kraterwand
bots, zullen ze vanop Aarde denken dat er een vulkaanuitbarsting is.
Behendig als een kapitein, die laveloos gezopen z’n schip in de haven
stuurt, kom ik tot stilstand op enkele centimeters van de kraterwand. Het zweet
druppelt in beken van m’n voorhoofd. Groene zweetdruppels teisteren m’n
gitzwarte ogen. Met m’n slurf veeg ik ze af. M’n bloemkooloren wapperen om een
beetje frisse lucht ter verkoeling van m’n hersenen. Oef, weer eens gelukt,
denk ik.
We trekken onze op maat gemaakte pakken aan. Ze zijn van Arlani, een
bekende couturier op onze planeet. Heeft zelfs een paar bijhuizen op Pluto,
Uranus en Jupiter. Stinkend rijk is hij geworden met z’n modieuze pakken met
ingebouwde airconditioning. Alleen het molentje dat op onze helm staat, vind ik
maar belachelijk. Als er geen wind is, dient het voor niets. En als er wel wind
is, dan krijg je het gevoel dat je elk moment kunt opstijgen…
Er kruipen microben over de uitgesleten weg, die op een droge
rivierbedding lijkt, kwestie van toekomstige bezoekers van de Aarde op een
dwaalspoor te brengen in hun zoektocht naar water op de Rode Planeet. Er is
water, maar ’t zit diep onder het oppervlak. Ik trap een paar van die microben
dood, puur uit frustratie want ik haat microben en virussen. En zeker als ze
gekruist zijn met elkaar.
“ Ze zijn al goed gegroeid hé?”zeg ik tegen Mara-Miek via de ingebouwde
intercom.
“ Ja, zeg dat wel, ze groeien als peterseliekolen…”antwoordt Mara-Miek.
Peterseliekolen is zowat het nationale gerecht van onze planeet. Ze zijn
blauw en groeien aan stekelige takken. Niet te verwarren met de blauwe
andijviewortel. Die is giftig, als je er van eet, treedt de dood al na enkele
uren in. Uren waarin je langzaam uitéén valt. ’t Is geen pretje en ook geen
zicht. Een vriend van mij heeft ze eens klaargemaakt voor z’n schoonmoeder. Na
enkele uren was er alleen nog haar gebit over dat klapperde in de wind. Hij gebruikt
nu dat gebit om de kraaimeeuwen van z’n peterseliekolenveld weg te houden…
Kara-Miek kan het niet laten, is druk in de weer met het opstapelen van
keien. Beroepsmisvorming, denk ik.
Ik steek m’n platinium card in de gleuf en tik m’n persoonlijke code in.
De kraterwand gaat open. Er zijn twee deuren. Een deur voor de dames en een
deur voor de heren. Zo hoort het ook, we zijn geen barbaren hé? De wc-dame
kijkt ons met haar één oog wantrouwig aan. Haar één oog ziet dan nog scheel op
de koop toe. Kijkt ze nu naar mij of kijkt ze naar het plafond? ‘k Zou het niet
weten…
©GoNo
zondag 18 november 2012
Het Geheim van Stonehenge…1
’t Was op een zaterdag, 2300 v. C aardse tijd. We verveelden ons rot in
onze vliegende schotel. Op de intergalactische satelliet-tv was er alleen maar
voetbal. Interplanetaire Voetbal. Mijn planeet Ridiculus lag er al van de eerste
ronde uit. We waren niet opgewassen tegen de bewoners van Urbi, die vier benen
en vier armen hebben. Ze stonden,met hun zusterplaneet Orbi, samen aan de
leiding. Ik ben totaal geen voetbalfanaat, maar op straffe van verbannen te
worden naar een planeet, die we gemakshalve maar Aarde zullen noemen,
supporterde ik alsof m’n leven er vanaf ging.
’t Was nogal krapjes in die vliegende schotel, veel plaats was er niet
om met drie te leven. Ze denken allemaal dat zo’n vliegende schotel geweldig
groot is. Vergeet het maar. ’t Is ietske groter dan een tuinhuisje. Maar dan
een rond hé?
Zoals ik al eerder schreef, verveelden we ons. Kara-Miek en Mara-Miek,
zus en broer van elkaar, waren m’n medereizigers. Kara-Miek was een kei in het
opeenstapelen van grote keien. Tot op de milimeter juist, je kon er geen
sigarettenblaadje tussen krijgen. Mara-Miek daarentegen kende de meeste
planeten op haar duimpje. Papa Miek nam z’n dochtertje overal mee op
exploratietocht naar verre planeten. Kara-Miek speelde liever met de keitjes,
die hij tot op de nano-milimeter opstapelde tot metershoge bouwwerken waar
niemand het nut van inzag. Ze zouden later ongelijk krijgen…
“ Kara-Miek, wat gaan we doen vandaag?” vraag ik.
“ Gonokriek, ik stel voor om nog eens op bezoek te gaan naar de Aarde.
Eens kijken hoever ze al geëvolueerd zijn. Ze moeten nu toch al op twee benen
lopen, denk ik…”
“ Denkt ge dat, broertje-lief?”vraagt Mara-Miek met een glimlachje.
“ De laatste keer kropen ze nog op handen en voeten rond, maar da’s
ondertussen al een kleine honderdduizend jaar geleden. Ik weet dat ze nogal
traag van begrip zijn, maar dat ligt uitsluitend aan de wetenschappers die dit
experiment op poten gezet hebben. ’t Was nog voor verbetering vatbaar, zeiden
ze…”
“ Bon, laten we de planeet Aarde nog eens een bezoekje brengen…”hakte ik
de knoop door.
We zetten koers naar de Aarde. Mara-Miek tovert een intergalactische
kaart op de binnenkant van het enige raam dat aanwezig is in de vliegende
schotel. Zodat ik geen bal meer zie van wat er buiten gebeurt. Als ik tegen een
verdwaalde meteoriet aanbots, moeten ze niet komen klagen. Mara-Miek duidt de
stopplaatsen aan. Ondergrondse sanitaire stopplaatsen, zodat men later zou
denken dat er geen leven mogelijk is op Mars of de maan. Wisten wij toen veel,
dat die verdomde mensen op zoek zouden gaan naar buitenaards leven. We dachten
dat ze al werk genoeg zouden hebben om hun eigen planeet leefbaar te houden. We
zouden ongelijk krijgen…
©GoNo
donderdag 15 november 2012
Salah Salami…
M’n bakkerij begint meer en meer op een kleine kruidenier te lijken.
Melk, eieren, koffie, charcuterie, frisdranken en ga zo maar door. O ja, ze
verkoopt ook nog brood. Echt waar. Salah heet ze, was vroeger het hulpje van de
bakkerin en heeft nu de zaak overgenomen. Ik heet haar Salami. Kwestie van een
beetje op stang te jagen. Maar het helpt niet, ze kent me. Ze is van
Marokkaanse afkomst, maar heeft lak aan religieuze regeltjes. Voor haar geen
hoofddoek en met de ramadan doet ze ook al niet mee. Niet dat het veel zou
uitmaken voor mij, want ik kom er omdat het dicht tegen m’n deur is. En het
brood is nog altijd even vers als vroeger. Klanten heeft ze niet verloren,
buiten een paar onnozelaars die nu een kilometer verderop gaan en diepvriesbrood
in hun kas slaan. Brood dat ge de volgende dag tegen de muur kunt gooien en het
komt automatisch terug. Brood waarmee ge uw ramen kunt zemen zonder strepen na
te laten…
“ Goeiemorgen Salami…”
“ ’t Is Salah, wat zal het zijn?”vraagt ze vriendelijk.
“ Salah Salami? Vreemde naam hé?”antwoord ik even vriendelijk.
“ Laat maar, zalig de armen van geest hé?”
“ Voilà, een moslima die katholiek opgevoed is, dat ik dat nog mag
meemaken?” zeg ik met een grijnslachje.
“ Ben jij katholiek?”vraagt ze;
Oei, we begeven ons op gevaarlijk terrein, met godsdienst valt niet te
spotten. Er is al voor minder een oorlog uitgebroken.
“ Ja, ik ben katholiek, ik heb ooit nog gestudeerd voor pater, maar ik
ben buitengevlogen omdat ik de nonnen niet kon gerust laten…”
“ Is ’t waar?”
“ Nee, ’t is niet waar, feitelijk wilde ik priester worden, maar ik
kreeg toen een aanbod om de koran te bestuderen. Een aanbod dat ik afgeslagen
heb omdat het boedhisme me meer interesseerde. Ik ben toen op een berg gaan
zitten in de Ardennen, met aan m’n voeten een kabbelend en klaterend beekje.
Wachten op het Licht dat op m’n duistere pad zou schijnen. Het enige wat ik
gezien heb zijn duizenden glimwormen en vuurvliegjes. Maar alle begin is
moeilijk en ge moet beginnen met een klein lichtje, had de monnik uit de tempel
in Schoten gezegd…”
Er komen klanten binnen, die ik met veel plezier laat voorgaan. Ik heb
tijd zat en m’n klok staat nog altijd op ’t zomeruur. De klanten verdwijnen in
de druilige regen. Ze doen twee stappen naar hun wagen en schudden zich alsof
ze een hond zijn die uit het water komt. En zeggen dat ze bijna allemaal in m’n
straat wonen. Er is geen crisis, denk ik, zolang iedereen de auto kan nemen om
naar de bakker om de hoek te gaan…
“ Waar waren we gebleven?”vraag ik haar.
“ Je was op weg om boedhist te worden…”
“ Was ik op weg om boedhist te worden? ’t Was een lange weg, die
slingerde tussen de bomen. Een steile weg ook, maar da’s normaal in de
Ardennen. Een kilometer verder zat Eddy Planckaert met z’n familie in een
chalet. Overal stonden er wagens van VTM. Als ik m’n mantra’s begon te zingen
kwam er een kereltje vragen of ik twee minuten m’n grote muil wou houden. Zo’n
gastje die overliep van pretentie omdat hij bij de tv werkte. Toen ik m’n
Rambo-mes liet zien en zegde dat ik juist gelost was uit de psychiatrie, waar
ik verpleegd werd omdat ik aanvallen van razernij telkens kreeg, piepte hij een
toontje lager. Wist hij veel dat ik een menslievend persoon ben, die alleen
maar muggen dood slaat. Ik heb die onnozele familie een paar keer gezien. De
jongste dochter was amper veertien en ze liep al rond met een dikke buik.
Waarschijnlijk van de H.Geest of de Geestige Heilige. Maar kom, ’t zijn mijn
problemen niet, ik zat verheven op m’n berg te mediteren over de zin van m’n
bestaan en m’n plaats in de cosmos…”
Weer een paar klanten. Een tijgerbrood en 150 gr préparé. En doe er maar
zes pistolets bij en zes eieren. Heb je nog melk? Geef hem de borst, denk ik,
dan kan ik meegenieten.
Salma, uw pistolets zijn precies kleiner geworden. Vroeger waren ze
groter, zegt de andere klant. Uw teelballen waren vroeger ook groter, ouwe
zeurpiet, de pistolets zijn nog juist hetzelfde als vroeger. ’t Is Salah, zeg
ik tegen de man. Salah Salami, ik kan er ook niet aandoen dat ze een rare naam
heeft. Ge kiest uw ouders niet hé?
De man kan niet lachen, waarom zou hij ook hé? De regen valt met bakken
uit de lucht en hij is met de fiets. Zonder nog een woord te zeggen verlaat hij
de winkel. Beleefdheid is tegenwoordig een deugd, denk ik.
“ Ik ga eerst bestellen, Salmonellla, anders sta ik hier morgen nog…”
“ Zeg het maar; wat zal het zijn?”
“ Een gebakken cervela met tartaar en een curryworst met warme curry. En
ge moet het niet inpakken, ’t is om weg te geven aan een dakloze die aan de
Delhaize staat…”
Ze kijkt me verbaasd aan, schiet in een lach, ik weet niet waarom.
“ Als dat niet gaat dan moogt ge mij een product geven waar brood in
zit. Een licht grof. En vier pistolets die kleiner geworden zijn dan vroeger.
En 150 gr vleessalade. Ik moest nog iets hebben, maar ik ben het vergeten. Da’s
het probleem met Alzheimer, ge vergeet alles. Ik moest al m’n klokken een uur
achteruit zetten, maar door m”n geheugenverlies zet ik telkens m’n klok om drie
uur op twee uur. Wat maakt dat m’n kalender langs geen kanten meer klopt. Ik
denk dat ik momenteel al een week achter sta.
Maar ’t kan me niet schelen, als ik nog wat geduld heb, begint de zomer
voor mij terug…”
Ze doet m’n bestelling.
“ Moet ge een zakje hebben?”vraagt ze.
“ Nee, ik loop al zevenenvijftig jaar met een zakje rond…”zeg ik naar
waarheid.
Er komen teveel klanten binnen, ik ga opkrassen. De rest van m’n
nietszeggende verhaal zal voor de volgende keer zijn. Als ik tenminste nog zal
weten waarover ik geluld heb.
“ Dag Sally, tot de volgende keer, u was een aangename gesprekspartner…”
Hupsakee, ik ben er weg mee.
“ ’t Is Salah…”hoor ik haar zeggen.
“ Salah Salami, vreemde naam hé?”roep ik naar haar in de gietende regen.
Fluitend zet ik m’n weg voort. De regen deert me niet, voorlopig nog niet…
©GoNo
dinsdag 13 november 2012
Vrouw-onvriendelijk…
Het verbaast me altijd dat deze maatschappij zo vrouwonvriendelijk is.
Vrouwen worden meestal afgebeeld als een
lustobject. Kijk maar naar de reclame.
Waarom moet er op de Autobeurs steevast mooie meiden op de motorkap
zitten? Verkopen ze dan meer wagens? Ik denk het niet. ’t Is een beetje zoals
die reclames voor dieetproducten. Meestal is het een vrouw die na zo’n kuur
ettelijke kilo’s kwijt is. Je ziet raar of zelden een vent met uitgezakte
bierbuik die na het volbrengen van een dieet er uitziet als Arnold
Schwarzenegger.
We leven in een mannenwereld. En dat terwijl het wetenschappelijk
bewezen is dat er meer vrouwen zijn dan mannen. Waarom zijn er geen vrouwelijke
dictators? De laatste eeuwen zijn het allemaal mannen. Van discriminatie
gesproken. Zou de wereld er niet anders uitgezien hebben moest Hitler een vrouw
geweest zijn? Of Stalin? Ik weet het niet. Een concentratiekamp dat er uitziet
als een Club Med blijft een concentratiekamp hé? Maar ik dwaal een beetje af,
we leven nu hé?
Voetbal op tv? Waarom geen vrouwenvoetbal? Met een mannelijke
scheidsrechter, kunnen ze in geval van betwisting, z’n ogen uitkrabben. Of hem
een stamp in z’n klokkenspel geven. Ronde van Frankrijk? De ronde voor vrouwen
integraal uitzenden. Zouden die vrouwelijke renners ook allemaal doping nemen?
Ik vraag het me af. En wat als ze zwanger zijn? Wordt diene baby dan compleet
gedopeerd geboren? Of rijdt die met z’n driewielerke gewoon uit mama’s vulva?
De kerk wil geen vrouwelijke priesters. De Heer laat het niet toe, naar
het schijnt. En dat terwijl ene Jezus, toch de grondlegger van de katholieke
kerk, alles te danken heeft aan z’n Maria Magdalena. Zij was z’n linker-en
rechterhand, beheerde z’n financiën en kookte z’n potje. Ze zorgde er tevens
voor dat hij propere kleren had en z’n schoofzakje niet vergat als hij moest
gaan prediken. Onbaatzuchtig, omdat ze hem graag zag…
En wat zeggen de godfathers van de kerk? Geen vrouwen in onzen boetiek.
Ze mogen binnen maar alleen om propere tafellakens op het altaar te leggen en
de verwelkte bloemen in de vuilnisbak te gooien. Liefst moeten ze dan ook nog
de status van non hebben. Nonnen zijn allemaal getrouwd met Jezus. Ik beklaag
Jezus. De kerk erkent Magdalena niet als eerste apostel. Niet moeilijk, anders
zou Jezus een doortrapte bigamist zijn. Gezien hij gehuwd was met Magdalena.
Dat beweren toch bepaalde historici…
Hoeveel vrouwen staan er aan de top in een bedrijf? Als ze aan de top
geraakt zijn, moeten ze luisteren naar de aandeelhouders die overwegend uit
mannen bestaan. Een vrouwelijke premier? Buiten Merkel, die er spijtig genoeg
meer uitziet als een vent dan een vrouw, weinig zou ik zo zeggen. Thatcher was
ook zo een bevlogen vrouw, die at ’s morgens tijdens haar ontbijt een paar
venten op. De mannen zijn toen in opstand gekomen en hebben haar gewipt. Na
tien jaren van vrouwelijke heerschappij was haar rijk uit. Sedertdien zijn ze
als de dood voor een vrouwelijke premier in het Verenigde Koninkrijk.
Ik pleit voor een vrouwelijke premier hier in België. Een premiére als
het ware. Die al die haantjes op hun plaats zet. Die hun grote ego’s herleidt
tot het ego van een ei. After all, we komen toch allemaal uit de buik van een
vrouw? Of niet soms? Alhoewel ik bij sommigen m’n twijfels heb, maar dit
terzijde hé?
De nieuwe man helpt mee in het huishouden, spijtig dat de overgrote
meerderheid geen flauw benul heeft hoe een wasmachine of droogkast werkt. Laat
staan dat ze weten hoe ze de was moeten sorteren. Ik ben al meer dan twintig
jaar alleen en ik weet het nog niet…
Als ik al die etiketten moet lezen die ingenaaid zijn in m’n
kledingstukken, ben ik al een halve dag kwijt. Dus was ik alles op veertig
graden. M’n keukenhanddoeken hebben er zich bij neergelegd dat ze altijd grijs
zullen zijn. ’t Heeft ook z’n charmes, denk ik dan. Ze volgen m’n evolutie naar
het grijze bestaan van een grijsaard. Niets om me druk over te maken. Misschien
is God wel een vrouw hé? Als dat zo is, dan kan ik begrijpen dat ze zich niets
meer aantrekt van deze wereld. De hemel laten draaien zal wel veel van haar
tijd opslorpen. Adam en Eva werden uit het Aards Paradijs gezet omdat Eva, op
aanraden van haar man ( hoewel ze niet gehuwd waren), in een appel beet. De
duivel, die zich verkleedt had in een slang, was de pineut. God was kwaad omdat
ze niet geluisterd hadden. God, de Alleswetende en Liefhebbende, gooide hen met
hun klieken en klakken buiten. Daar is het gat van de timmerman, zei Hij. En
doe een blad voor jullie edele delen, ik heb ook m’n gevoelens. Allemaal de
schuld van Eva, eerwaarde God, zei Adam tegen God, bij gebrek aan iemand
anders. Er leefden toen nog geen andere mensen, ze hadden de wereld voor hen
alleen. Sedertdien hebben de vrouwen het altijd gedaan…
©GoNo
zaterdag 10 november 2012
Vallende bladeren 7
Sedert hij z’n elektrische rolstoel heeft en nu ook af en toe zonder
begeleiding het dorp en omgeving mag verkennen, gaat het de goede richting uit
met Bert. Hij doet mee aan alle oefeningen en therapeutische sessies. Z’n
ouders zijn tevreden, de staf van RC “ Amadeus” ook. Z’n woedeuitbarstingen
zijn fel verminderd moet iedereen toegeven. Maar op de vraag wat z’n
toekomstplannen zijn wil of kan hij geen antwoord geven. Stephanie, de jonge
verpleegster, is nog altijd even begaan met hem. Stukje bij beetje leert ze hem
minder afhankelijk te zijn. ’t Is zaterdag en zoals gewoonlijk trekt Bert erop
uit in de namiddag. Een uurtje in de vrijheid van de natuur doen wonderen bij
hem. Z’n ouders komen om 14:00 op bezoek. Ze zijn volop bezig om met de
verbouwing van z’n gelijkvloerse appartement. De aanpassingen schieten aardig
op. Ze hebben zelfs een vrijwilliger gevonden om Bert voorlopig gezelschap te
houden. Maar het hangt volledig van Bert af of het zal klikken tussen beiden…
Bert staat aan de overweg te wachten tot de slagbomen terug opengaan. De
enige klokvaste trein die om 11:05 voorbij het stationnetje van Boechout flitst
is in aantocht. Bert ziet hem aankomen en schiet plots als een raket tussen de
slagbomen door. Rijdt zich vast in de rails. De trein kan onmogelijk stoppen…
Vader en moeder Coppieters zijn op weg naar het Shoppingcentrum als ze
plots het nieuws horen op de radio. In Boechout zou een jongeman met een
rolstoel tussen de slagbomen door gereden zijn. De jongeman waas op slag dood.
Het treinverkeer tussen Antwerpen en Lier ligt om deze reden lam. Er zijn
bussen ingezet om de gestrandde reizeigers naar hun bestemming te brengen.
Vader kijkt naar moeder, hebben ze dit wel goed gehoord? We moeten naar
Boechout rijden, zegt moeder Coppieters. Nu, onmiddellijk…
Aan de spoorweg is er geen doorkomen aan. De politie laat niemand door.
Iedereen wordt afgeleid naar de naburige straten. Vader Coppieters parkeert z’n
wagen en stapt samen met z’n vrouw naar een agent. De man kan hem ook niet
helpen, hij weet alleen dat er een jongeman onder de trein terechtgekomen is…
Rust, rust, eindelijk rust, denkt Bert terwijl hij het monster op hem af
ziet stormen. De klap is enorm, maar hij voelt niets…
Vader heeft een hartinfarct gekregen. Ligt nu op dezelfde afdeling waar
Bert ook gelegen heeft. Het gaat niet goed met hem, de dokter zegt dat het
lijkt alsof hij niet verder wil leven. De moeder van Bert zit thuis voor haar
raam, spreekt met niemand meer. Stephanie komt haar bijna elke dag bezoeken.
Stephanie is haar goedlachse humeur kwijt. Vraagt zich af waarom ze niets
gezegd heeft over de zelfmoordplannen van Bert. Ik ben niet geschikt voor deze
job, besluit ze…
Vader Coppieters is niet meer. Overleden in z’n slaap om 03:00. Hij
wordt samen met z’n zoon Bert begraven. Moeder Coppieters heeft een
zenuwinzinking gekregen na de begrafenis en is opgenomen op de psychiatrische
afdeling van het UZ in Edegem. Ze is totaal apathisch geworden voor alles wat
zich afspeelt rondom haar. Ze ligt vastgebonden op haar bed en murmelt telkens
weer: “ Bert, Bert…” Eten krijgt ze via een sonde. Het verplegend personeel
hebben er geen goed oog in. Een vogel voor de kat, fluisteren ze…
Epiloog:
Moeder Coppieters heeft nog bijna een jaar geleefd. Ze is gestorven aan
longkanker, zo leert ons de autopsie. Ze heeft nooit gerookt. Volgens de
verpleging is ze gestorven aan een gebroken hart. Maar zoiets is moeilijk
wetenschappelijk te bewijzen…
Einde.
©GoNo
vrijdag 9 november 2012
Vallende bladeren 6
Bert kijkt naar de aanwezigen. Ze kijken hem hoopvol aan. Hij vraagt
zich af of ze moed putten uit de verhalen die hier verteld worden. Moet hij nu
doen alsof het de doodnormaalste zaak ter wereld is dat hij zich bloot heeft?
Wat nut heeft het om te zeggen dat hij een ongeval heeft gehad, dat zien ze
toch ook? Het lijkt hier wel de AA-club, bedenkt hij zich. Een clubje
gehandicapten die bij elkaar steun zoeken, die zichzelf de hemel inprijzen
omdat ze niet bij de pakken blijven zitten…
De psychologe wacht geduldig. Neem gerust je tijd , zegt ze vriendelijk.
Ik neem m’n tijd tot in de eeuwigheid, denkt Bert.
“ Ik ben Bert en het enige wat ik wil, is dat iedereen mij gerust laat.
Ik heb geen zin om over m’n ongeval te praten, laat staan dat ik het aan jullie
neus ga hangen. Ik moet het verwerken, jullie zijn al bij de gevorderden…”zegt
Bert op smalende toon.
De psychologe kijkt hem doordringend aan. Dat had ze niet verwacht van
Bert. Hij hing enige minuten geleden nog aan de lippen van Mark. Wat is dan de
reden dat hij zich terugtrekt achter z’n muurtje, vraagt ze zich af. De andere
aanwezigen weten niet wat ze moeten denken. Beginnen zich nu ook vragen te
stellen over het nut van die sessies. Behalve Mark, die zit te glimlachen.
Enige tijd geleden was hij ook zo. Hij begrijpt Bert.
“ Met zelfmedelijden komen we nergens, Bert, probeer het toch maar
hé?”zegt de psychologe.
Zelfmedelijden? Hoe zot is dat mens? Ik heb met niemand medelijden, ook
niet met mezelf.
“ Hebt u soms niet begrepen wat ik daar juist gezegd heb? Ik wil gerust
gelaten worden, is dat nu zo moeilijk? Als jullie zin hebben om verhaaltjes te
vertellen, mij niet gelaten. Maar ik doe hier niet aan mee. Het interesseert me
geen barst. En als ik zelfmedelijden heb, is dat mijn probleem hé?” barst Bert
in woede uit.
De psychologe besluit om de sessie te stoppen voor het verder escaleert.
De verpleegster duwt Bert naar buiten in de zon.
“ Was dat nodig, Bertje?”vraagt ze nog altijd even vriendelijk.
“ Waarom zeg jij altijd Bertje tegen mij?”
“ Omdat je je gedraagt als een kind, daarom…”
Bert moet eventjes nadenken, misschien heeft ze wel gelijk. Soms ben ik
een echt klein kind, soms, niet altijd hé?
“ Hoe heet jij feitelijk?”vraagt Bert op minzame toon.
“ Heb je m’n naam nog niet gelezen, Bertje?”
“ Euh, neen, waarom zou ik hé?”
Hij kijkt nu naar het naamplaatje op haar borst. Stephanie. Mooie naam
op een mooie borst, denkt hij. Hij wordt er zowaar rood van. Ineens komt z’n
ex-verloofde in beeld, verdomme, waarom heeft ze me laten zitten? Hij moet
vechten tegen z’n tranen, is dat nu ook zelfmedelijden, vraagt hij zich af.
“ Wat scheelt er?” vraagt Stephanie.
“ Stephanie, kun je een geheim bewaren?”
“ Als het moet, wel hé?”
“ Ik heb geen zin meer in dit leven, ik wil me van kant maken, er
uitstappen…”
“ Is het zo erg, Bert?” Geen Bertje deze keer.
“ Ja, ik heb erover nagedacht, ik droom er zelfs van…”
“ En je ouders die alles voor je doen? Tellen die dan niet meer mee?”
“ ’t Zijn niet m’n ouders die in een rolstoel zitten hé? Zij zijn niet
afhankelijk van iemand. Ze gaan en staan waar ze willen…”
“ Bert, als je niet onder ogen kunt zien wat er juist gebeurd is, dan
kan ik je ook niet helpen. Niemand kan je helpen, jij alleen hebt de sleutel
die de deur open kan maken. Maar iedereen buitensluiten, is dat de oplossing?”
“ Weet je, een half jaar geleden was ik de gelukkigste mens op aarde. Ik
verdiende goed m’n boterham, had een hele hoop vrienden en had zelfs plannen om
te trouwen. Er schiet niets van over, alles weg op enkele ogenblikken. Gedoemd
om voor de rest van m’n leven in een rolstoel door te brengen…” snikt Bert het
uit.
Stephanie aait hem door z’n haar. Een liefdevol gebaar dat zomaar in
haar opkomt. Ze wil hem troosten, hem zeggen dat er nog zoveel is om voor te
leven. Maar ze weet ook wel dat Bert geen nood heeft aan troostende woorden. Nu
toch nog niet…
De psychologe slaat beiden gade achter het gordijn. Ze voelt aan dat de
verpleegster het vertrouwen gewonnen heeft van Bert. Misschien kan ze haar
inschakelen in het genezingsproces. Alle beetjes helpen, denkt ze…
Morgen krijgt Bert een elektrische rolstoel. Dat zal hem minder
afhankelijk maken. ’t Moet een verrassing zijn, hopelijk spreekt Stephanie haar
mond niet voorbij.
“ Bert, we gaan naar binnen, ’t is tijd om te eten, de soep staat al
klaar. Ik ruik het tot hier…”
“ Stephanie, alles wat ik gezegd heb blijft onder ons hé? Beloof het mij
!!”vraagt Bert met aandrang.
Stephanie zit in een tweestrijd. Iemand die zelfmoord wil plegen, moet
zij dat niet melden?
©GoNo
dinsdag 6 november 2012
Vallende bladeren 5
Iedereen aanwezig op de sessie moet zich voorstellen. Bert luistert met
een half oor. Het interesseert hem niet wat de anderen doorgemaakt hebben. Als
Mark aan de beurt is, luistert hij wel. De manier waarop Mark zich voorstelt
heeft zo te zien impact op de aanwezigen…
“ Hoi, ik ben Mark. Toen ik van m’n werk kwam, werd ik ’s avonds
omvergereden door een dronken chauffeur, die door het rood licht gereden was.
Ik was met de fiets en heb het niet zien aankomen. Het gebeurt alemaal zo rap
hé? Ik ben terecht gekomen op de vangrail en m’n been werd letterlijk
afgesneden. Ik voelde geen pijn, pas nadat de ambulanciers mij op de
draagberrie legden voelde ik een hevige pijn. Ze hebben me morfine toegediend
die de pijn wat draaglijker maakte. Op weg naar het ziekenhuis ben ik in coma
geraakt. Vier maanden heeft dat geduurd. Ik werd wakker met maar één been. M’n
wereld stortte in. Hoe moest het nu verder? Zou ik ooit nog kunnen lopen?
Zouden m’n vrienden mij nog willen kennen? Ik zat met een heleboel vragen
waarop ik geen antwoord wist. Ik ben nog jong en m’n leven leek al voorbij. Ik
vervloekte de maatschappij die het toeliet dat zatte chauffeurs een mensenleven
zomaar kunnen vernietigen. Chauffeurs die er vanaf komen met een rijverbod van
enkele maanden. Mijn straf is veel zwaarder, ik moet zien te leven met m’n
handicap. De eerste weken, na m’n ontwaken, zat ik in een serieuze depressie.
Ik wilde niet verder leven. M’n werk bij Atlas Copco deed ik graag, maar welke
firma wil er nu een gehandicapte in dienst houden als hij maar voor vijftig
procent productief is? Maar na enige tijd kwam ik tot de conclusie dat zitten
kniezen ook geen oplossing is. Ik begon in te zien, dat m’n leven niet gedaan
was. Dat het mijn schuld niet was dat mij dit overkomen is. Ik nam mij voor om
er het beste van te maken. De weg die ik afgelegd heb was er één van vallen en
opstaan. Ik kan het aaantal keren dat ik gevallen ben tijdens de oefeningen
niet meer tellen. Maar ik wilde dit gevecht winnen. M’n handicap zou me niet klein
krijgen. Ik zou bewijzen dat ik wilskrachtig genoeg ben om te overwinnen. En
daar ben ik nog alle dagen mee bezig…”
’t Is stil in het vergaderzaaltje. Bert kijkt met grote ogen naar z’n
kamergenoot. Voelt zich schuldig omdat hij hem links liet liggen. Waar haalde
die kerel de wilskracht vandaan om op te boksen tegen z’n noodlot? Waar zit het
verschil tussen Mark en mij, vraagt hij zich af. Speel ik niet een beetje
teveel het slachtoffer? Zou het niet beter zijn dat ik doe zoals Mark? Bewijzen
dat m’n leven nog niet gedaan is? de psychologe zegt dat het de beurt is aan
Bert om zich voor te stellen. Bert schraapt z’n keel. Na de speech van Mark
weet hij niet goed hoe hij moet beginnen. Moet hij praten over z’n problemen of
volstaat het om gewoon te zeggen wat er voorgevallen is? De aanwezigen wachten
geduldig af. Bert schraapt voor de tweede keer z’n keel.
“ Ik ben Bert en heb een ongeval gehad met m’n moto…” De stem van Bert
stokt, hij moet zoeken achter z’n woorden…
©GoNo
maandag 5 november 2012
Vallende bladeren 4
Het gesprek met de chirurg verliep in een gemoedelijke sfeer, althans
dat probeerde de arts toch. De psycholoog, die uit hoofde van z’n deskundigheid
ook aanwezig was, hield zich op de vlakte. Voor hem was de zaak al gesloten,
anderen moeten het nu maar oplossen. De ouders van Bert voelden een zekere
vijandigheid vanwege de beide heren. Was het hun schuld dat Bert weerspannig
was en zich niet wilde neerleggen bij het parcours dat ze uitgestippeld hadden,
vraagt vader Coppieters. Dat zeggen we niet, maar het is voor alle partijen
beter dat hij naar een gespecialiseerde revalidatiecentrum gaat. Uw zoon Bert
heeft geen goede invloed op andere patienten die aan het revalideren zijn,
voegt de psycholoog eraan toe.
Vader en moeder Coppieters hebben weinig keuze, thuisverpleging is ook
geen optie. Ze tekenen de papieren die het ziekenhuis ontslaan van elke
verantwoordelijkheid. Morgen zal Bert overgeplaatst worden naar RC “ Amadeus”,
dat onder de hoede valt van de Broeders Alexianen, die tevens het nabij gelegen
psychiatrische ziekenhuis uitbaten. Boechout is een landelijke gemeente, midden
het groen. Gemakkelijk te bereiken vanuit Antwerpen. Vader en moeder Coppieters
rijden achter de ambulance die Bert naar z’n nieuwe stek brengt. Bert kan het
allemaal niet schelen, het brengt geen verandering in z’n gemoedstoestand
teweeg…
Het verplegend personeel is vriendelijk, Bert en z’n ouders krijgen
zelfs een rondleiding. Bert zal logeren in paviljoen A, op een kamer van twee.
Z’n medebewoner is een jongeman van 23, die net als Bert een zwaar
verkeersongeval gehad heeft. Bert heeft honger, de rest interesseert hem weinig
of niets. Hij vraagt aan de verpleegster om hem te helpen met drinken. De
verpleegster kijkt hem aan, neemt het flesje cola en duwt het in z’n
linkerhand. Probeer maar, zegt ze vriendelijk. Wat krijgen we nu, vraagt Bert
zich af. Ik kan m’n linkerarm toch niet bewegen? Wat hij ook zegt tegen de
verpleegster. Ze schudt haar hoofd, probeer het maar Bertje, of ga je liever dood van de dorst? Bert voelt
een woedeuitbarsting opkomen, wie is hier het slachtoffer? Zij moeten mij
verplegen, daar worden ze toch voor betaald? Hij knijpt in het flesje, brengt
het centimeter na centimeter naar z’n lippen. Zuigt aan het rietje, zich niet
bewust van de verpleegster en z’n ouders die staan te kijken. Zie je wel,
Bertje, waar een wil is, is een weg, zegt de verpleegster met een glimlach. Wat
een cliché, denkt Bert. Als ze denken dat ze de oorlog gewonnen hebben, zullen
ze nog aardig verschieten…
De eerste week verloopt op een vooropgesteld schema. De dagindeling is
erop gericht om geleidelijk aan meer en meer sociale vaardigheden aan te
kweken. De speciaal op maat gemaakte prothesen worden vanaf de eerste dag
gebruikt. Geen gezeur van ‘ ik wil dat niet’, we zijn geen kleine kinderen hé,
zegt de kinesist. Hier is iedereen gelijk voor de wet, we streven er naar om
jullie leven terug een beetje aangenamer te maken. Dat gaat niet lukken op één
dag, maar door samen te werken kunnen we veel bereiken, zegt de kinesist…
De kamergenoot van Bert is Mark, 23 jaar en goedlachs. Hij heeft ook een
beenprothese. Met behulp van z’n krukken pikkelt hij door de lange gangen. Hij
heeft het al aardig onder de knie. Wat een woordspeling hé? Bert is er niet van
onder de indruk, laat staan dat hij veel praat met Mark. Hij kan niet goed
begrijpen waarom Mark zoveel moet lachen. Er is totaal geen reden om te lachen.
Vanmiddag is er een sessie met de psycholge. Die sessie gaat door in een lokaal
waar men ook koffie en thee kan krijgen. Nee, geen bediening, je moet het zelf
nemen of samenwerken om het te nemen. De patienten zijn onderverdeeld in
groepjes van vier. Niet zomaar uitgekozen, er zit een structuur achter. Bert
zit in Groep 2, samen met Mark. De andere twee zijn Patricia en Cindy. Vrouwen
zitten normaal in een apart paviljoen, gescheiden van de mannen. Maar voor de
sessies komen ze samen, we leven in de 21ste eeuw nietwaar?
Cindy en Patricia kijken met belangstelling naar Mark en Bert. Mark
lacht hen toe, Bert kijkt naar de twee vrouwen met een verbeten trek op z’n
gezicht. De psychologe komt binnen. Ze is nog jong, denkt Bert. De vriendelijke
verpleegster, Chantal, van het eerste uur is er ook. Ze knipoogt naar Bert.
Bert voelt hoe hij rood wordt.
“ Beste vrienden, ik mag toch vrienden zeggen, hoop ik, deze samenkomst
heeft tot doel elkaar beter te leren kennen. Jullie zijn hier allemaal uit
vrije wil, niemand wordt gedwongen om hier te zijn. Maar door de aard van de
verwondingen opgelopen door een ongeval, zijn jullie aangewezen op deze
revalidatie. Het is niet alleen het lichaam dat moet genezen, maar ook de
geest. De beperkingen die jullie nu hebben, hoeven niet noodzakelijk een
achteruitgang te betekenen in jullie verdere leven. ’t Is alleen maar een
kwestie van het zelf te willen, er zelf voor te vechten…”
Daar heb je ze weer, denkt Bert. Woorden, duizenden woorden om niets te
zeggen. Wat weet zo’n zieleknijper nu van hoe ik me voel? Ik moet me door die
ellendige dagen sleuren, zij gaan naar huis en ik zit hier te kniezen. Mooie
praatjes kosten geen geld hé?
Ik wil hier weg, ik ben het hier beu, dat ze me gerust laten, meer vraag
ik niet…
©GoNo
zondag 4 november 2012
Vallende bladeren 3
Drie maanden verder…
De operatie, waarbij Bert z’n hand en been verloor, is goed verlopen.
Even werd er gevreesd voor complicaties, maar uiteindelijk deed de natuur haar
werk. Bert heeft alleen veel last van fantoompijn. Z’n verloofde Angelique
heeft het uitgemaakt. Naar eigen zeggen wilde ze niet leven met een
gehandicapte, die continue verzorging nodig heeft. Bert is serieus aangeslagen
door de beslissing van Angelique. Z’n ouders proberen hem zo goed mogelijk te
troosten, maar kunnen er weinig aan doen…
Het parket onderzoekt de omstandigheden waarin het ongeval zich
afgespeeld heeft. Er is een getuige opgedoken die alles vanuit z’n
vrachtwagencabine gezien heeft. Volgens de man in kwestie zou Bert aan een
overdreven snelheid de parking van de Lunch Garden afgereden zijn. De
tegenligger kon hem onmogelijk ontwijken en raakte hem aan de rechterkant. Bert
werd gekatapulteerd en schoof onder een reclamewagentje van de verkiezingen. De
verzekering heeft al laten weten niet te zullen betalen, gezien Bert over de
ganse lijn in fout is. de ouders van Bert hebben hem nog niets verteld over
deze gang van zaken. Volgens de psycholoog die Bert begeleidt is het beter om
hem zo weinig mogelijk te belasten. Tijd brengt raad, zegt hij…
Bert kan zich weinig herinneren van het ongeval. Het laatste wat hij
zich herinnert is een bord met “ De Verandering Begint Nu !!”. De revalidatie
weegt zwaar op hem. Hij heeft er geen zin in, waarom zou ik nog verder moeten
leven, vraagt hij zich af. Voor wie of wat? Om de rest van z’n leven door te
brengen in een rolstoel? Afhankelijk zijn van iedereen? De psycholoog heeft
goed praten, hij is niet gehandicapt hé? Misschien moet ik er een einde aan
maken, bedenkt hij zich. Hoe lang lig ik hier al? Hij weet het niet, z’n
geheugen laat hem in de steek. Ze hebben het hem al verscheidene keren gezegd,
maar hij vergeet het telkens weer. Da’s normaal, zegt de psycholoog, het
geheugen verdringt de feiten en laat niet toe dat bepaalde gebeurtenissen boven
water komen…
Bert wil naar huis, zo vlug mogelijk. Beter thuis sterven dan hier. Ze
moeten me gerust laten, ik wil rust, rust, rust, verdomme nog aan toe. Stop met
dat gepamper, ik ben geen klein kind meer. Ik ben minder dan een klein kind,
een kind kan meestal al lopen en ik niet, denkt hij cynisch. Straks gaan ze hem
weer voederen zoals de dieren in de dierentuin. Mondje open, een lepeltje voor
mama en een lepeltje voor papa. Flink zo, je hebt alles opgegeten. Wil je wat
tv kijken? Tot ze je komen halen? Nee, ik wil dat je me gerust laat en uw
kinderlijke praat voor uw eigen houdt, denkt Bert…
De staf vergadert over het geval Bert Coppieters.
De hoofdverpleegster is niet te spreken over Bert, die zich weinig of
geen moeite getroost om mee te werken. De psycholoog zegt dat ze Bert de tijd
moeten geven om alles te verwerken. De chirurg die Bert geopereerd heeft is het
eens met de psycholoog, bij de ene gaat het al wat vlugger dan bij de andere.
De hoofdverpleegster knikt, maar is niet helemaal overtuigd. Na drie maanden
zouden er toch al tekenen moeten zijn van aanvaarding, zegt ze. De kinesist
zegt dat Bert soms gewoonweg weigert de oefeningen te doen. Bert laat
uitschijnen dat het totaal geen zin heeft. Z’n leven is verwoest en hij kan
niet begrijpen waarom dit hem moest overkomen. Er lopen grotere klootzakken op
deze bol rond, zegt hij. Heeft hij al gesproken over eventuele
zelfmoordplannen, vraagt de psycholoog. Nee, maar aanwijzingen in die richting
zijn er wel. Misschien moeten we hem naar een gespecialiseerde inrichting verplaatsen
zegt de chirurg. Het zou toch al te gek zijn dat een patiënt zelfmoord pleegt
op deze afdeling? Ik zal morgen met z’n ouders spreken. Zijn jullie akkoord? Of
moeten we nog even afwachten?
De ouders verdelen hun tijd tussen hun zoon en thuis. Hun leven zal
nooit meer zijn wat het was. Morgen hebben ze een gesprek met de chirurg. Zouden
er dan toch nog complicaties zijn na drie maanden? De hoofdverpleegster wilde
niets zeggen, de chirurg zal het wel allemaal uitleggen. Als er complicaties
zijn, willen we het nu weten, zegt vader Coppieters. Voor klachten is er een
ombudsdienst, zegt de hoofdverpleegster. En daarmee is de kous af. Vader en
moeder Coppieters kijken haar beteuterd na…
Ze gaan binnen in de kamer van Bert. Bert ligt naar buiten te staren.
Een mus kijkt naar hem met kleine oogjes vanop het balkon. Waar blijven m’n
kruimeltjes brood, lijkt het vogeltje te vragen. Op de andere kamers krijg ik
meestal brood. Ik zou willen wegvliegen, denkt Bert. Ver weg van hier, naar een
eiland waar het rustig is…
“ Dag Bert, we hebben druiven meegebracht, zonder pitjes…”zegt z’n
moeder.
Bert kijkt haar aan, glimlacht.
“ Ik heb maar één hand, mama en in m’n arm zit een baxter. Ik kan m’n
arm bijna niet bewegen, hoe zou ik dan druiven moeten eten?”
“ Wil ik je helpen?”vraagt z’n moeder bezorgd.
“ Wil je ook nog m’n gat afkuisen? En mij een andere pamper aandoen? En
mij wassen en m’n haartjes kammen?” zegt Bert op scherpe toon.
Z’n vader kijkt hem aan, wil zeggen dat hij een beetje respect moet
hebben voor z’n moeder. Maar hij zwijgt…
Er vloeit een traan over mama haar gezicht. Een traan die alles zegt wat
niet geschreven kan worden. Waarom is Bert toch zo hatelijk geworden, vraagt de
moeder zich af. ’t Is misschien niet gemakkelijk voor hem, maar voor ons ook
niet, denkt ze.
©GoNo
donderdag 1 november 2012
Vallende bladeren 2
Z’n ouders wachten met een bang hart op de resultaten van het onderzoek.
De vader ijsbeert door de wachtkamer, de moeder zit wezenloos voor zich uit te
staren. Tranen van immens verdriet glijden over haar gezicht. Ze kan en wil het
niet geloven. Haar enige zoon die aan het vechten is voor z’n leven. Vader
vervloekt de banken, die zo gemakkelijk krediet geven aan jonge mensen, vroeger
moest er gespaard worden wilde men enige luxe verwerven…
Vader gaat op het balkon een sigaret roken, mag normaal niet van z’n
dokter maar dit is een noodgeval. Hij verfrommelt het plastic koffiebekertje en
gooit het naar beneden. Hij kijkt op z’n mobieltje, nog altijd geen antwoord
van Angelique, de verloofde van Bert. Wanneer komt die verdomde dokter iets zeggen?
Zijn ze vergeten dat we hier wachten? Of zijn ze een koffietje gaan drinken? Hij
slaat met z’n vuist op de ballustrade. Uit pure onmacht. Hij gaat terug naar
binnen, zet zich naast z’n vrouw, neemt haar hand vast. Ze kijkt hem aan,
knijpt in z’n hand alsof ze wil zeggen dat alles goed zal komen. Twee mensen,
twee hoopjes ellende…
“ Ik ben er mee weg, wens me geluk en als ge braaf zijt moogt ge er ook
eens mee rijden…”zegt Bert.
“ Belofte maakt schuld, maar ik denk niet dat ik ooit nog op een moto stap.
Ik heb m’n les geleerd, met vallen en opstaan…” Treffende beeldspraak, bedenkt
hij zich.
Bert zet z’n helm op, start de moto en rijdt wat onwennig de oprit af.
De neiging om nu al de gas open te draaien, zet hij eventjes van zich af.
Wachten tot hij op de Boomsesteenweg is, daar heb je geen last van
spelende kinderen. Hij draait de hoek om, rijdt voorzichtig straat in en uit
tot hij de Boomsesteenweg kan opdraaien. Er is bijna geen verkeer, de
verleiding lokt. Een beetje gas kan geen kwaad, denkt Bert. Hij draait de gas
een beetje open, de moto schiet vooruit. Wat een machine.
120, 160, 180…, de kilometers leiden een eigen leven. Verdomme, ik ben
door het rode licht gereden. Gelukkig kwam er niemand van rechts. Bert voelt
zich verheven boven iedereen. Een beetje gas minderen en op naar het volgende
kruispunt. Ik ga eerst naar de Lunch Garden of nee de Pizzahut, da’s al lang
geleden…
Na eindeloze uren komt de chirurg eindelijk verslag uitbrengen.
“ Meneer en mevrouw Coppieters?”vraagt de chirurg.
Wie anders, denkt de vader, er is hier niemand anders dan wij.
Ze knikken allebei.
“ Ik heb slecht nieuws, uw zoon is er slecht aan toe. Z’n rechterbeen
zal waarschijnlijk geamputeerd moeten worden, z’n rechterhand ook. Maar de
bloedingen zijn gestopt, z’n toestand is nu min of meer stabiel. We doen al het
mogelijke, maar we zijn geen wonderdokters…”
De ouders kijken elkaar aan, wat moeten ze met die uitleg? Ligt hun zoon
op sterven soms? Het zinnetje:” we zijn geen wonderdokters…” is nogal rekbaar…
“ Kunnen wij hem zien?”vraagt de vader.
“ Meneer Coppieters, dat zal moeilijk gaan. Hij ligt op de operatietafel,
volledig onder narcose. En als we hem opereren zal het minstens nog een paar
uren duren voor hij naar de intensive gaat. Ik stel voor dat u uw nummer geeft
en enkele uren naar huis gaat. Ik bel u wel als de operatie achter de rug is…”
Die man is gek, denkt de vader. Denkt die nu werkelijk dat we onze zoon
in de steek gaan laten? De moeder begint opnieuw te huilen. Wie stuurt er nu
een vader en moeder weg, terwijl de zoon er zo slecht aan toe is?
De chirurg voelt dat hij de zaak verkeerd aangepakt heeft. Hij mompelt
een verontschuldiging …
“ Maar u kunt natuurlijk ook hier wachten, misschien is dat wel de beste
oplossing hé?”
Ze kijken hem dankbaar aan.
“ Ik laat een thermos koffie brengen, zodat je niet telkens geld in die
koffiemachine moet steken…”
De chirurg verdwijnt naar de balie en geeft opdracht om koffie naar de
wachtkamer te brengen. De stagiare rept zich naar de keuken. De chirurg gaat de
opratiekamer terug binnen.
“ En hoe staan de zaken hier?”vraagt hij aan z’n team.
“ Stabiel, maar we moeten nu besluiten wat we gaan doen hé? Afwachten is
de boodschap niet. Ik stel voor om te amputeren om eventuele infecties de das
om te doen. Z’n been en z’n hand zijn toch niet meer te redden…” zegt z’n
collega-chirurg.
“ Laten we dan maar beginnen, hoe vlugger het gedaan is, hoe vlugger ik
z’n ouders op de hoogte kan brengen…”
Alles wordt nu verder in gereedheid gebracht om te amputeren…
©GoNo