GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

vrijdag 30 november 2012

Het Geheim van Stonehenge 6 ( slot )





Kara-Miek geeft zonder morren z’n lasergeweer af. Da’s ook de eerste keer, denk ik. Ik mik op de boerka en druk af…
Niets, er gebeurt niets. Hoe is het toch mogelijk, dat een batterij opladen zo moeilijk is? moet ik hier dan alles zelf doen? Voor de tweede keer, op nog geen vijf minuten, sta ik hier volstrekt belachelijk te wezen. Waarom heb ik geen pijl en boog bij, vraag ik me af.
Kara-Miek gaat tot bij de boerka. Een vinnige discussie ontspint zich. Kara-Miek lijkt wel een Romein, maar die zijn nog niet tot hier geraakt. Hij is iets aan het uitleggen met handen en voeten. Tekent met z’n voet een grote cirkel op de grond. ’t Is nu niet het moment om zakdoekje-leggen te spelen hé, denk ik. De boerka trekt zich terug tussen haar stamgenoten. Ze zijn aan het overleggen. Misschien gaan ze een belasting invoeren op stenen leggen. Of de btw op keien verhogen? Van 21% naar 25%?
“ Kara-Miek, als uw commander in chief, zou ik graag weten over wat jullie aan het praten zijn hé? Als dat niet teveel gevraagd is?”zeg ik vastberaden om m’n gezag te laten gelden.
“ Sorry, Gonokriek, we gaan een tempel bouwen ter ere van ons…”zegt Kara-Miek.
“ Een stempel bouwen?”
“ Nee, een tempel…”
“ En wat zouden zij met een stempel moeten doen? “
“ Een tempel…TEMPEL…of hoort ge niet goed?”roept Kara-Miek bulderend.
“ Ge moet zo niet roepen, ik versta je wel hoor…”zeg ik, mij er plots van bewust zijnde  dat m’n hoorapparaat afstaat, gezien de batterijtjes leeg zijn. We staan eeuwen vooruit met al onze technologie, maar deftige batterijtjes hebben we niet. ’t Zijn er allemaal van wit product.

We zijn begonnen aan de tempel. Rotsblokken en grote keien liggen er hier genoeg. Maar ze rechtop zetten is een ander paar mouwen. Kara-Miek staat erbij als een veldheer die z’n troepen overschouwt. De boerka is naar de boerka-maker om zich een feestboerka aan te laten meten. De Stonehengers weten van aanpakkken, een werklustig volkje zo te zien. Die kunnen we binnenkort nog gebruiken om goud en zilver op te delven, denk ik. Kara-Miek heeft een grote cirkel op de grond getekend. Op die cirkel moeten de uitgekapte stenen komen. Alles is berekend met de zakcomputers tot op de millimeter juist. Later zal het mensdom zich afvragen hoe ze het voor elkaar gekregen hebben. Ik moet nu al lachen.

Het gaat goed vooruit met het uitkapwerk. Kara-Miek laat z’n naam in een rotsblok uitkappen. Als bouwmeester is dat z’n recht. Een bouwmeester heeft meer rechten dan een expeditieleider, denk ik een beetje jaloers. Mara-Miek is de dames aan het leren hoe ze een deftige wintersjaal en handschoenen moeten breien. De winters kunnen hier geweldig streng zijn, weet ik van horen zeggen. Kara-Miek legt uit wat de bedoeling is van die cirkels. Je moet alles weggraven wat binnen de cirkels is. En dan laten we de stenen stuk voor stuk zakken. We gooien er de weggegraven aarde tegen aan en zetten dan de volgende steen rechtop. Als alles er staat, graven we de omliggende aarde weg. Van die aarde maken we een grafheuvel. Niet moeilijk hé, hoor ik hem zeggen. Hij kan het goed uitleggen, die moet in de politiek gaan…

Het jaar 2012.

Wetenschappers en archeologen breken zich nog altijd het hoofd hoe ze die verdomde stenen rechtop gezet hebben. Dat ze dienden als een heilige plaats, daar zijn ze het al over eens. Ze proberen nu de naam van Kara-Miek te ontcijferen. Ze hebben in de grafheuvel een pot gevonden met , je raadt het nooit, twee wintersjaals en een paar handschoenen uit schapenwol van de Shetlandschapen. De Stonehengers waren hun tijd ver vooruit is hun conclusie. Over de lege batterijtjes , die ze opgegraven hebben, zwijgen ze als vermoord.

We zijn op weg naar Peru, we gaan daar wat tempels bouwen. We hebben de smaak goed te pakken, zeg ik tegen Mara-Miek. Laten we een muur bouwen aan de grens van China, zegt Kara-Miek. En ook wat piramides, die kunnen dienen als bakens voor onze schotels…
We gaan eerst naar Peru,Bolivië en Guatemala. ’t Is kwestie van prioriteiten leggen hé, zeg ik op gedecideerde toon. Misschien schrijf ik er wel een verhaal over: “ De Geheimen van de Piramides…” Ze zijn niet akkoord. Niemand zal dat ooit willen lezen, zeggen ze. En als ze het al willen lezen, zullen ze het nooit geloven. Ik moet ze gelijk geven, het mensdom is er nog niet rijp voor…eerst moeten we hen nog leren om elkaar op een beschaafde manier om zeep te brengen. Misschien moet ik één van hun geleerden de formule aan de hand doen om een atoombom te maken. Ene Einstein komt er voor in aanmerking, al was het maar omdat die z’n naam een eerbetoon is aan de stenen die we verleggen. ’t Zal een serieuze knal geven, denk ik met een grijnslach…

©GoNo


donderdag 29 november 2012

Het Geheim van Stonehenge 5





We dringen het dorp binnen, op onze hoede voor eventuele valkuilen. Valkuilen zijn kuilen waarin men onverhoeds kan vallen. Daar dienen ze voor. Sommige barbaarse volkeren zetten er ook nog van die vlijmscherpe staken in. De voorlopers van het alom bekende satéstokje. Een collega van mij is eens op een nacht in zo’n kuil gedonderd. Ik dacht nog waarom ligt er hier in ’t midden van een dorp een tapijt. Tapijten hangt men toch op een draad om uit te kloppen? Ik zei nog: pas op, Ri-Mak, maar te laat. Het tapijt was niet meer dan een oogverblinding. Ri-Mak verdween in de aardbodem. Even later zag ik hem de lucht invliegen, om met een lach terug naar beneden te vallen. Naar boven vallen is wat moeilijker hé? Ze hebben er een trampoline ingezet, riep hij me toe…
Na tweeduizend keer op en neer te gaan, moest hij kotsen. ’t Was geen zicht want hij kwam telkens in z’n eigen kots terecht. Peterseliekool kan geweldig zwaar op de maag liggen, was m’n conclusie. Moesten we hem niet onderschept hebben, hij zou nog op en neer aan ’t gaan zijn.
Ri-Mak is nadien nog verkozen voor het Intergalactische Parlement. Z’n eerste wetsvoorstel was het verbieden van trampolines. Ridicuul, zei de meerderheid van ’t parlement, kinderen hebben recht op hun dagelijkse portie trampoline-springen. Laten we wel wezen, waarom worden er anders tornooien ingericht hé? Op Klootjesdag is er al eeuwen een tornooi dat door de grote massa aandachtig gevolgd wordt. Het stamt nog uit de tijd toen ze bokkegeiten vanaf een hoogte van tien meter op een trampoline gooiden. Wat een gemekker bracht dat teweeg. Gezien bokkegeiten nogal serieus grote teelballen hebben en die door het steeds maar weer vallen op de trampoline met de minuut kleiner werden, wat nog meer gemekker teweeg bracht, hebben ze die dag Klootjesdag genoemd. Waarin een volk toch groot kan zijn hé? Ach, ’t is een traditie, en ’t verzet de zinnen zullen we maar denken.
Er zijn geen valkuilen te bespeuren, maar toch hebben we schijnbaar iets gemist. Vraag me niet wat, maar ik voelde plots een gemis. We gingen volledig de mist in, maar dat kwam door de mist die ons benevelde. Toen de mist optrok zagen we ons omsingeld door Stonehengers. Ze keken ons stilzwijgend aan. Wat wij ook deden…
“ Zijn ze vijandig?” fluisterde Mara-Miek.
“ ‘ k Zou het niet weten, ik ken ze van haar noch pluim. Die ene met z’n beschilderde tronie lijkt me het gevaarlijkste. Z’n gegrom staat me niet aan. Ik heb veel zin om hem de weg naar een urne te tonen…”
M’n vinger speelt nonchalant met het knopje van m’n laserwapen. Laatste nieuw model FX 17.01. Met ingebouwde chip van Tintel en geprogrammeerd door Macrosoft. De beschilderde tronie doet een stap voorwaarts in m’n richting. Nu gaan we het krijgen, denk ik, eindelijk mag ik een demonstratie geven.
“ How do you do?” zegt hij in vlekkeloos Engels met Oxfords accent.
“ Euh, very good, toedeloe, we are aliëns from Ridiculus, we are here on visite, we come to help jullie with yours tempels…” antwoord ik in even vlekkeloos Engels met Ridiculus accent.
De kerel kijkt me niet begrijpend aan.
Hij doet een stap achteruit, daar gaat m’n demonstratie, denk ik teleurgesteld.
“ You are aliëns? I don’t believe you…” zegt de beschilderde baardaap.
’t Is maar een woord, denk ik, terwijl ik m’n laserwapen op hem richt.
“ Good looken hé? Good naar the little bird looken…”zeg ik met een grijnslach.
Ik druk af en ’t moet weer eens lukken, er gebeurt niets. Verdomme vergeten de batterij op te laden, kom dat tegen…
“ I’m gonna give your picture tomorrow…” zeg ik weinig overtuigend.
Plots gaan de dorpsbewoners opzij. Onder tromgeroffel komt een in een boerka gekleedde personage haar opwachting maken. Multicultureel, denk ik ineens, de vooruitgang werpt z’n vruchten af. Alhoewel? Buiten een paar vijgen en enkele trossen druiven, is het maar triestig gesteld met de tuinbouw hier, me dunkt. De boerka doet teken met haar hand en iedereen gaat zitten op de grond. Waar anders hé? Op hun duim? Moeten wij nu ook gaan zitten, vraag ik me af. Dat zitten is niets, maar ’t is dat terug rechtstaan hé? M’n knoken willen niet altijd mee en de rest van m’n lijf ook niet…
Het tromgeroffel houdt op. Mara-Miek zegt dat de boerka een hogepriesteres is en aanzien wordt als de spreekbuis van de goden. M’n gedacht, denk ik, wij zijn toch die goden? Ik vraag aan Kara-Miek z’n laserwapen. Ik ben heel die vertoning meer dan zat. Ineens korte metten mee maken…

©GoNo

zaterdag 24 november 2012

Het Geheim van Stonehenge 4





Ik bereken op m’n zakcomputer hoeveel tijd Mara-Miek nog heeft eer haar zuurstoffles leeg zal zijn. M’n berekening zegt dat ze nog minstens een uur heeft. Maar gezien ik geen kei in ’t rekenen ben, kan ik er drie kwartier naast zitten. Over een detail gaan we niet moeilijk doen, zeg ik altijd…
Ik kijk naar de kraterrand en wat zie ik? Kara-Miek die staat te verbroederen met een uit de kluiten gewassen microbe-virus. Kom van die rand af, ‘k waarschuw niet meer, roep ik al zingend. Later zullen ze één woordje veranderen en een hit is geboren. Spijtig dat ik nooit geen auteursrechten zal vangen. Ene Peter Warmewijn zal met de eer gaan lopen…
Kara-Miek neemt afscheid van de slijmerige microbe-virus. Ze omarmen elkaar alsof ze elkaar al jaren kennen. Ik besluit om Kara-Miek in quarantaine te plaatsen tot we geland zijn op de planeet Aarde. Dat zal hem leren om de voorschriften aangaande het omgaan met microbe-virussen te respecteren…

We gaan landen op de maan. Eventjes de benen strekken kan geen kwaad. We landen aan de achterkant. Daar is het altijd donker omdat de zon er nooit schijnt. Logischer kan haast niet hé? Zouden die galactische nomaden hier nog komen? Ze drijven handel met de aardbewoners, die denken dat ze goden zijn. Ge kunt die ook vanalles wijsmaken die simpelen van geest. Ge komt met een spaceship uit de lucht gevallen en ze denken dat ge met een tempel geland zijt. Veel hebben ze niet te bieden, buiten goud, zilver en wat dierenhuiden. Ze werken zich een beroerte en wij helpen ze met wat bouwwerken op te richten. Een kinderhand is rap gevuld, denk ik altijd.
We plegen overleg. Waar gaan we landen op de Aarde? Van dinosaurussen moeten we geen bang meer hebben na die welgemikte meteoriet van enkele vierkante kilometers groot. Wat een klap hé? In één klap alles weggeveegd. En gelachen dat we hebben…
Sommigen zullen wel zeggen dat we gewetenloze moordenaars zijn, maar het liep aardig uit de hand op de planeet Aarde. Die beesten bleven maar groeien. We hadden ons de evolutie een beetje anders voorgesteld.
Mara-Miek zegt dat er ergens een eiland ligt dat Brittanica noemt. Ze is er ooit geweest met haar vader. Daar lopen mensen rond die het aap-zijn verleerd hebben. Ze aanbidden de sterren en de zon en als ze goedgeluimd zijn ook de maan. Ze toont me de weg die ik moet volgen om daar te geraken. Het zegt me wel iets. Ze zullen nogal verschieten als ze ons zullen zien. We zijn nu niet bepaald de mooiste schepping der natuur hé? Maar ’t is niet het uiterlijke dat telt, maar het innerlijke zeg ik altijd als m’n moordzuchtige neigingen weer opsteken…
We landen midden in de nacht op enkele kilometers van een dorpje dat Stonehenge noemt. Kara-Miek kwijlt bij het aanhoren van de naam. Stonehenge, een keitje naar z’n hand. Stenen liggen er hier schijnbaar genoeg. Ik stamp m’n poten als een volslagen ezel twee keer tegen dezelfde steen. M’n kleine teen is nu even groot als m’n grote teen. Wat tot gevolg heeft dat m’n laarzen geweldig beginnen te spannen. Mara-Miek vraagt waarom ik een vreugdedansje aan het doen ben. Ik haat Mara-Miek, ik haat feitelijk heel de familie Miek, die momenteel maar uit twee personen bestaat. Als het aan mij ligt zullen er geen meer bijkomen. Waarom ze mij met die twee opgezadeld hebben mag ene Joost weten. Maar papa Miek zit in de raad van bestuur van de InterGalactische Exploratietochten, kortweg de IGE…

’t Is hier verdomme donker in dat achterlijk gat. Kunnen die geen toortsen laten branden zodat een welopgevoede aliën z’n weg kan vinden? Of is er een oliecrisis uitgebroken en staan de toortsen op rantsoen? Ik was beter met m’n vliegende doodskist in hun dorp geland. De boel op stelten zetten is een hobby van mij. Bang dat ze ons gaan aanvallen, moeten we niet hebben. We zijn gewapend met lasergeweren. Een druk op t’ knopje en er ligt een hoopje smeulende asse. Ik heb veel goesting om puur voor de lol een kleine demonstratie te geven, zeg ik tegen Mara-Miek. Ze antwoordt dat ik altijd ruzie moet zoeken als het niet nodig is. Wanneer is het dan wel nodig, vraag ik haar. Als Pasen op een kruiwagen valt, zegt ze. Wat een rare zin, denk ik…

©GoNo

vrijdag 23 november 2012

Het Geheim van Stonehenge 3





De wc-dame is van de planeet Cyclopia, beter gekend als Uranus. Zoals iedereen weet of toch zou moeten weten, wordt deze planeet bevolkt door reuzen. Cyclopen hebben maar één oog, zijn ongeveer drie meter groot en hebben zweetvoeten. En ook schilfertjes in hun haar. Ze spreken een taal die een beetje lijkt op het Luxemburgs. De planeet wordt geregeerd door een cycloop met een bril met maar één glas. Kwestie van er een beetje intelligent uit te zien. Z’n eerste minister is er ene met een glazen oog. Als hij te diep in het glas gekeken heeft, valt het regelmatig uit z’n oogkas. Tot algemeen jolijt van z’n medeconfraters…
Orélia, de wc-madam, is maar een kleine meter groot. Een dwergcycloop. Ze is een uitzondering op de regel. Na haar doorgedreven opleiding als rioolbuizeninspectrice, die ze met grote onderscheiding gevolgd heeft, kon ze aan de slag bij het Ministerie van Riolering en Aanverwante Buizen. Maar na een verstopte buis, die de hoofdstad voor de helft onder water zette, is ze verbannen naar de Rode Planeet. Ze slijt nu haar dagen als wc-madam. Treurend en vol heimwee naar de stank van rioolbuizen.
“ Dag Orélia, je ziet er goed uit vandaag…”zeg ik vriendelijk.
Haar ene oog kijkt me argwanend aan. Ze trekt haar ene wenkbrauw op.
“ Kltzk, kkt n w eign mmr hé?”
Ik versta er geen bal van, alleen die ‘ hé’ komt me bekend voor. Ik zet m’n automatische translator aan.
“ Wilt ge uw antwoord eens herhalen?”vraag ik nog altijd even vriendelijk.
“ Kltzk, kkt n w eign mmr hé?”
De translator zoemt in m’n oren, ik moet dringend eens laten kijken naar de frequentie. Ha, de boodschap komt door.
“ Klootzak, kakt in uw eigen emmer hé?”
“ Een beetje vriendelijker kan ook…Of moet ik eens in uw oog spugen?” Ik maak een dreigende beweging met m’n slurf. Cyclopen kunnen er niet tegen als men in hun oog spuugt. Ze slaat haar oog neer, murmelt iets dat m’n translator vertaalt als ‘ ge kunt de pot op…” Maar daar kwam ik juist voor. Ik betaal met m’n kaart. De prijzen zijn weer de hoogte ingegaan. Een volledig leegmaken van de darmen kost tegenwoordig stukken van een aliën. Dat heb je met al die computergestuurde wc’s. Comfort noemen ze dat. Ik noem het afzetterij, waar tegen ik me afzet. ’t Is nog niet zo lang geleden dat zo een computergestuurde wc volledig op hol sloeg. In plaats van m’n gat te schrobben met de gatschrobborstel, begon die m’n tanden te kuisen met dezelfde borstel. Ik kan je verzekeren dat het geen pretje is om iemand anders z’n darminhoud te proeven. Ik zat daar op die pot met een mond vol tanden en een wc-borstel. Het toppunt was dat ik zelfs niet om hulp kon roepen. Sedertdien heb ik zo m’n bedenkingen bij al die ingenieuze vooruitstrevende ideeën…
Het systeem van vooruitbetalen ligt me ook niet. In geval van constipatie ben je de sigaar hé? In geval van diaree, zal het je worst wezen, denk ik altijd. Om voor de handliggende redenen.
Orélia keurt me geen blik meer waardig. Haar schele oog kijkt langs me heen alsof ik lucht ben. Ik begin er over na te denken om toch maar die bus luchtverfrisser in haar oog te spuiten. Mara-Miek zegt dat ik moet stoppen met ruzie te maken, Kara-Miek is in geen velden of wegen te bespeuren. Wat niet zo moeilijk is, gezien er op Mars geen velden of wegen zijn…
“ Waar is die verdomde Kara-Miek gebleven?” vraag ik meer aan mezelf dan aan Mara-Miek.
“ Hij zal keien aan het opstapelen zijn, als ze later dan een foto nemen van het oppervlak zullen ze denken dat er hier ooit leven was…”
“ Zijn wij dan geen leven?”vraag ik op gebeten toon. Ik haat het om te moeten wachten op een kei-stapelaar.
“ Oei, oei, oei, Gonokriek, hebt ge geen kusje gekregen van Orélia? Ze ziet u nochtans graag, weliswaar een beetje scheel, maar toch…”
“ Mara-Miek, ik begin er over na te denken om u beiden hier achter te laten. Als reserve-wc-personeel.In geval dat de automatische wc-borstel het laat afweten…”
“ We moeten Kara-Miek gaan zoeken voor het donker wordt…”zegt Mara-Miek, m’n aanbeveling in de wind slaande.

We zijn nu al uren in een kringetje aan ’t lopen. Onze zuurstof begint op te raken. Waar mag Kara-Miek toch gebeleven zijn? Toch niet ontvoerd door aliëns? Een specialist in keienstapelen kunnen ze wel ergens gebruiken, al was het maar om een muurtje te bouwen in één of ander hooggebergte bij de toekomstige Maya’s,Azteken en Inca’s. En dan vergeet ik er nog een paar.
“ We moeten terug naar de vliegende schotel. Zuurstof bijtanken. En een stukske eten, want ik scheur van de honger en nog meer van de dorst…desnoods zoeken we morgen verder. Hij moet vroeg of laat ook zuurstof bijtanken hé?”
“ Ik laat m’n broer hier niet alleen achter,Gonokriek, je mag op je kop staan dansen, ’t is de enige familie die ik nog heb…”zegt Mara-Miek met snikkende stem. Een beetje overdreven theater, denk ik. Als dat de enige familie is die overschiet, pleeg ik onmiddellijk zelfmoord door m’n slurf in m’n bloemkooloor te steken…

©GoNo

dinsdag 20 november 2012

Het Geheim van Stonehenge 2





Onze eerste tussenstop is de Rode Planeet. Later zouden ze die Mars noemen, naar één of andere God waar ze toen in geloofden. Hoe gek kan een mens zijn hé? Of er leven is op Mars? Welnee, buiten een paar virussen die we gekruist hebben met wat microben, zult ge weinig of geen leven vinden. ’t Zijn wel venijnige microben, ze zijn getraind om bezoekers de duvel aan te doen. Dat wordt weer lachen geblazen als ze ooit mensen naar Mars sturen…
We gaan landen in een krater, die kunstmatig aangelegd is. Ge ziet het verschil niet met een echte krater. Onze ingenieuze ingenieurs hebben dat perfect gedaan. Maar ze zouden beter dat bordje wegnemen waarop staat: ‘ WC’. Ge weet nooit wie er langs kan komen hé?
“ Moet er iemand naar de wc gaan?” vraag ik.
“ Jawel, ik moet dringend m’n nagels lakken en m’n wenkbrauwen epileren…”zegt Mara-Miek.
“ Ik ook…”zegt Kara-Miek.
Ik moet dringend m’n mening herzien over de geaardheid van Kara-Miek.
Ik land voorzichtig in de krater, althans dat probeer ik toch. Maar onze vliegende schotel is al zo oud als het heelal en vertoont wat mankementen. Om te remmen moet men gas geven en om gas te geven moet men remmen. ’t Is kwestie van gewoonte hé? Met al onze vergevorderde technologie weten ze bij de onderhoudsdienst nog altijd niet het verschil tussen een rem-en een gaspedaal. En zeggen dat zo’n ding werkt op nucleaire energie. Als ik tegen de kraterwand bots, zullen ze vanop Aarde denken dat er een vulkaanuitbarsting is.
Behendig als een kapitein, die laveloos gezopen z’n schip in de haven stuurt, kom ik tot stilstand op enkele centimeters van de kraterwand. Het zweet druppelt in beken van m’n voorhoofd. Groene zweetdruppels teisteren m’n gitzwarte ogen. Met m’n slurf veeg ik ze af. M’n bloemkooloren wapperen om een beetje frisse lucht ter verkoeling van m’n hersenen. Oef, weer eens gelukt, denk ik.
We trekken onze op maat gemaakte pakken aan. Ze zijn van Arlani, een bekende couturier op onze planeet. Heeft zelfs een paar bijhuizen op Pluto, Uranus en Jupiter. Stinkend rijk is hij geworden met z’n modieuze pakken met ingebouwde airconditioning. Alleen het molentje dat op onze helm staat, vind ik maar belachelijk. Als er geen wind is, dient het voor niets. En als er wel wind is, dan krijg je het gevoel dat je elk moment kunt opstijgen…
Er kruipen microben over de uitgesleten weg, die op een droge rivierbedding lijkt, kwestie van toekomstige bezoekers van de Aarde op een dwaalspoor te brengen in hun zoektocht naar water op de Rode Planeet. Er is water, maar ’t zit diep onder het oppervlak. Ik trap een paar van die microben dood, puur uit frustratie want ik haat microben en virussen. En zeker als ze gekruist zijn met elkaar.
“ Ze zijn al goed gegroeid hé?”zeg ik tegen Mara-Miek via de ingebouwde intercom.
“ Ja, zeg dat wel, ze groeien als peterseliekolen…”antwoordt Mara-Miek.
Peterseliekolen is zowat het nationale gerecht van onze planeet. Ze zijn blauw en groeien aan stekelige takken. Niet te verwarren met de blauwe andijviewortel. Die is giftig, als je er van eet, treedt de dood al na enkele uren in. Uren waarin je langzaam uitéén valt. ’t Is geen pretje en ook geen zicht. Een vriend van mij heeft ze eens klaargemaakt voor z’n schoonmoeder. Na enkele uren was er alleen nog haar gebit over dat klapperde in de wind. Hij gebruikt nu dat gebit om de kraaimeeuwen van z’n peterseliekolenveld weg te houden…
Kara-Miek kan het niet laten, is druk in de weer met het opstapelen van keien. Beroepsmisvorming, denk ik.
Ik steek m’n platinium card in de gleuf en tik m’n persoonlijke code in. De kraterwand gaat open. Er zijn twee deuren. Een deur voor de dames en een deur voor de heren. Zo hoort het ook, we zijn geen barbaren hé? De wc-dame kijkt ons met haar één oog wantrouwig aan. Haar één oog ziet dan nog scheel op de koop toe. Kijkt ze nu naar mij of kijkt ze naar het plafond? ‘k Zou het niet weten…

©GoNo

zondag 18 november 2012

Het Geheim van Stonehenge…1





’t Was op een zaterdag, 2300 v. C aardse tijd. We verveelden ons rot in onze vliegende schotel. Op de intergalactische satelliet-tv was er alleen maar voetbal. Interplanetaire Voetbal. Mijn planeet Ridiculus lag er al van de eerste ronde uit. We waren niet opgewassen tegen de bewoners van Urbi, die vier benen en vier armen hebben. Ze stonden,met hun zusterplaneet Orbi, samen aan de leiding. Ik ben totaal geen voetbalfanaat, maar op straffe van verbannen te worden naar een planeet, die we gemakshalve maar Aarde zullen noemen, supporterde ik alsof m’n leven er vanaf ging.
’t Was nogal krapjes in die vliegende schotel, veel plaats was er niet om met drie te leven. Ze denken allemaal dat zo’n vliegende schotel geweldig groot is. Vergeet het maar. ’t Is ietske groter dan een tuinhuisje. Maar dan een rond hé?
Zoals ik al eerder schreef, verveelden we ons. Kara-Miek en Mara-Miek, zus en broer van elkaar, waren m’n medereizigers. Kara-Miek was een kei in het opeenstapelen van grote keien. Tot op de milimeter juist, je kon er geen sigarettenblaadje tussen krijgen. Mara-Miek daarentegen kende de meeste planeten op haar duimpje. Papa Miek nam z’n dochtertje overal mee op exploratietocht naar verre planeten. Kara-Miek speelde liever met de keitjes, die hij tot op de nano-milimeter opstapelde tot metershoge bouwwerken waar niemand het nut van inzag. Ze zouden later ongelijk krijgen…

“ Kara-Miek, wat gaan we doen vandaag?” vraag ik.
“ Gonokriek, ik stel voor om nog eens op bezoek te gaan naar de Aarde. Eens kijken hoever ze al geëvolueerd zijn. Ze moeten nu toch al op twee benen lopen, denk ik…”
“ Denkt ge dat, broertje-lief?”vraagt Mara-Miek met een glimlachje.
“ De laatste keer kropen ze nog op handen en voeten rond, maar da’s ondertussen al een kleine honderdduizend jaar geleden. Ik weet dat ze nogal traag van begrip zijn, maar dat ligt uitsluitend aan de wetenschappers die dit experiment op poten gezet hebben. ’t Was nog voor verbetering vatbaar, zeiden ze…”
“ Bon, laten we de planeet Aarde nog eens een bezoekje brengen…”hakte ik de knoop door.

We zetten koers naar de Aarde. Mara-Miek tovert een intergalactische kaart op de binnenkant van het enige raam dat aanwezig is in de vliegende schotel. Zodat ik geen bal meer zie van wat er buiten gebeurt. Als ik tegen een verdwaalde meteoriet aanbots, moeten ze niet komen klagen. Mara-Miek duidt de stopplaatsen aan. Ondergrondse sanitaire stopplaatsen, zodat men later zou denken dat er geen leven mogelijk is op Mars of de maan. Wisten wij toen veel, dat die verdomde mensen op zoek zouden gaan naar buitenaards leven. We dachten dat ze al werk genoeg zouden hebben om hun eigen planeet leefbaar te houden. We zouden ongelijk krijgen…

©GoNo

donderdag 15 november 2012

Salah Salami…




M’n bakkerij begint meer en meer op een kleine kruidenier te lijken. Melk, eieren, koffie, charcuterie, frisdranken en ga zo maar door. O ja, ze verkoopt ook nog brood. Echt waar. Salah heet ze, was vroeger het hulpje van de bakkerin en heeft nu de zaak overgenomen. Ik heet haar Salami. Kwestie van een beetje op stang te jagen. Maar het helpt niet, ze kent me. Ze is van Marokkaanse afkomst, maar heeft lak aan religieuze regeltjes. Voor haar geen hoofddoek en met de ramadan doet ze ook al niet mee. Niet dat het veel zou uitmaken voor mij, want ik kom er omdat het dicht tegen m’n deur is. En het brood is nog altijd even vers als vroeger. Klanten heeft ze niet verloren, buiten een paar onnozelaars die nu een kilometer verderop gaan en diepvriesbrood in hun kas slaan. Brood dat ge de volgende dag tegen de muur kunt gooien en het komt automatisch terug. Brood waarmee ge uw ramen kunt zemen zonder strepen na te laten…
“ Goeiemorgen Salami…”
“ ’t Is Salah, wat zal het zijn?”vraagt ze vriendelijk.
“ Salah Salami? Vreemde naam hé?”antwoord ik even vriendelijk.
“ Laat maar, zalig de armen van geest hé?”
“ Voilà, een moslima die katholiek opgevoed is, dat ik dat nog mag meemaken?” zeg ik met een grijnslachje.
“ Ben jij katholiek?”vraagt ze;
Oei, we begeven ons op gevaarlijk terrein, met godsdienst valt niet te spotten. Er is al voor minder een oorlog uitgebroken.
“ Ja, ik ben katholiek, ik heb ooit nog gestudeerd voor pater, maar ik ben buitengevlogen omdat ik de nonnen niet kon gerust laten…”
“ Is ’t waar?”
“ Nee, ’t is niet waar, feitelijk wilde ik priester worden, maar ik kreeg toen een aanbod om de koran te bestuderen. Een aanbod dat ik afgeslagen heb omdat het boedhisme me meer interesseerde. Ik ben toen op een berg gaan zitten in de Ardennen, met aan m’n voeten een kabbelend en klaterend beekje. Wachten op het Licht dat op m’n duistere pad zou schijnen. Het enige wat ik gezien heb zijn duizenden glimwormen en vuurvliegjes. Maar alle begin is moeilijk en ge moet beginnen met een klein lichtje, had de monnik uit de tempel in Schoten gezegd…”
Er komen klanten binnen, die ik met veel plezier laat voorgaan. Ik heb tijd zat en m’n klok staat nog altijd op ’t zomeruur. De klanten verdwijnen in de druilige regen. Ze doen twee stappen naar hun wagen en schudden zich alsof ze een hond zijn die uit het water komt. En zeggen dat ze bijna allemaal in m’n straat wonen. Er is geen crisis, denk ik, zolang iedereen de auto kan nemen om naar de bakker om de hoek te gaan…
“ Waar waren we gebleven?”vraag ik haar.
“ Je was op weg om boedhist te worden…”
“ Was ik op weg om boedhist te worden? ’t Was een lange weg, die slingerde tussen de bomen. Een steile weg ook, maar da’s normaal in de Ardennen. Een kilometer verder zat Eddy Planckaert met z’n familie in een chalet. Overal stonden er wagens van VTM. Als ik m’n mantra’s begon te zingen kwam er een kereltje vragen of ik twee minuten m’n grote muil wou houden. Zo’n gastje die overliep van pretentie omdat hij bij de tv werkte. Toen ik m’n Rambo-mes liet zien en zegde dat ik juist gelost was uit de psychiatrie, waar ik verpleegd werd omdat ik aanvallen van razernij telkens kreeg, piepte hij een toontje lager. Wist hij veel dat ik een menslievend persoon ben, die alleen maar muggen dood slaat. Ik heb die onnozele familie een paar keer gezien. De jongste dochter was amper veertien en ze liep al rond met een dikke buik. Waarschijnlijk van de H.Geest of de Geestige Heilige. Maar kom, ’t zijn mijn problemen niet, ik zat verheven op m’n berg te mediteren over de zin van m’n bestaan en m’n plaats in de cosmos…”
Weer een paar klanten. Een tijgerbrood en 150 gr préparé. En doe er maar zes pistolets bij en zes eieren. Heb je nog melk? Geef hem de borst, denk ik, dan kan ik meegenieten.
Salma, uw pistolets zijn precies kleiner geworden. Vroeger waren ze groter, zegt de andere klant. Uw teelballen waren vroeger ook groter, ouwe zeurpiet, de pistolets zijn nog juist hetzelfde als vroeger. ’t Is Salah, zeg ik tegen de man. Salah Salami, ik kan er ook niet aandoen dat ze een rare naam heeft. Ge kiest uw ouders niet hé?
De man kan niet lachen, waarom zou hij ook hé? De regen valt met bakken uit de lucht en hij is met de fiets. Zonder nog een woord te zeggen verlaat hij de winkel. Beleefdheid is tegenwoordig een deugd, denk ik.
“ Ik ga eerst bestellen, Salmonellla, anders sta ik hier morgen nog…”
“ Zeg het maar; wat zal het zijn?”
“ Een gebakken cervela met tartaar en een curryworst met warme curry. En ge moet het niet inpakken, ’t is om weg te geven aan een dakloze die aan de Delhaize staat…”
Ze kijkt me verbaasd aan, schiet in een lach, ik weet niet waarom.
“ Als dat niet gaat dan moogt ge mij een product geven waar brood in zit. Een licht grof. En vier pistolets die kleiner geworden zijn dan vroeger. En 150 gr vleessalade. Ik moest nog iets hebben, maar ik ben het vergeten. Da’s het probleem met Alzheimer, ge vergeet alles. Ik moest al m’n klokken een uur achteruit zetten, maar door m”n geheugenverlies zet ik telkens m’n klok om drie uur op twee uur. Wat maakt dat m’n kalender langs geen kanten meer klopt. Ik denk dat ik momenteel al een week achter sta.  Maar ’t kan me niet schelen, als ik nog wat geduld heb, begint de zomer voor mij terug…”
Ze doet m’n bestelling.
“ Moet ge een zakje hebben?”vraagt ze.
“ Nee, ik loop al zevenenvijftig jaar met een zakje rond…”zeg ik naar waarheid.
Er komen teveel klanten binnen, ik ga opkrassen. De rest van m’n nietszeggende verhaal zal voor de volgende keer zijn. Als ik tenminste nog zal weten waarover ik geluld heb.
“ Dag Sally, tot de volgende keer, u was een aangename gesprekspartner…” Hupsakee, ik ben er weg mee.
“ ’t Is Salah…”hoor ik haar zeggen.
“ Salah Salami, vreemde naam hé?”roep ik naar haar in de gietende regen. Fluitend zet ik m’n weg voort. De regen deert me niet, voorlopig nog niet…

©GoNo

Cartoons





dinsdag 13 november 2012

Vrouw-onvriendelijk…






Het verbaast me altijd dat deze maatschappij zo vrouwonvriendelijk is. Vrouwen  worden meestal afgebeeld als een lustobject. Kijk maar naar de reclame.
Waarom moet er op de Autobeurs steevast mooie meiden op de motorkap zitten? Verkopen ze dan meer wagens? Ik denk het niet. ’t Is een beetje zoals die reclames voor dieetproducten. Meestal is het een vrouw die na zo’n kuur ettelijke kilo’s kwijt is. Je ziet raar of zelden een vent met uitgezakte bierbuik die na het volbrengen van een dieet er uitziet als Arnold Schwarzenegger.
We leven in een mannenwereld. En dat terwijl het wetenschappelijk bewezen is dat er meer vrouwen zijn dan mannen. Waarom zijn er geen vrouwelijke dictators? De laatste eeuwen zijn het allemaal mannen. Van discriminatie gesproken. Zou de wereld er niet anders uitgezien hebben moest Hitler een vrouw geweest zijn? Of Stalin? Ik weet het niet. Een concentratiekamp dat er uitziet als een Club Med blijft een concentratiekamp hé? Maar ik dwaal een beetje af, we leven nu hé?
Voetbal op tv? Waarom geen vrouwenvoetbal? Met een mannelijke scheidsrechter, kunnen ze in geval van betwisting, z’n ogen uitkrabben. Of hem een stamp in z’n klokkenspel geven. Ronde van Frankrijk? De ronde voor vrouwen integraal uitzenden. Zouden die vrouwelijke renners ook allemaal doping nemen? Ik vraag het me af. En wat als ze zwanger zijn? Wordt diene baby dan compleet gedopeerd geboren? Of rijdt die met z’n driewielerke gewoon uit mama’s vulva?
De kerk wil geen vrouwelijke priesters. De Heer laat het niet toe, naar het schijnt. En dat terwijl ene Jezus, toch de grondlegger van de katholieke kerk, alles te danken heeft aan z’n Maria Magdalena. Zij was z’n linker-en rechterhand, beheerde z’n financiën en kookte z’n potje. Ze zorgde er tevens voor dat hij propere kleren had en z’n schoofzakje niet vergat als hij moest gaan prediken. Onbaatzuchtig, omdat ze hem graag zag…
En wat zeggen de godfathers van de kerk? Geen vrouwen in onzen boetiek. Ze mogen binnen maar alleen om propere tafellakens op het altaar te leggen en de verwelkte bloemen in de vuilnisbak te gooien. Liefst moeten ze dan ook nog de status van non hebben. Nonnen zijn allemaal getrouwd met Jezus. Ik beklaag Jezus. De kerk erkent Magdalena niet als eerste apostel. Niet moeilijk, anders zou Jezus een doortrapte bigamist zijn. Gezien hij gehuwd was met Magdalena. Dat beweren toch bepaalde historici…
Hoeveel vrouwen staan er aan de top in een bedrijf? Als ze aan de top geraakt zijn, moeten ze luisteren naar de aandeelhouders die overwegend uit mannen bestaan. Een vrouwelijke premier? Buiten Merkel, die er spijtig genoeg meer uitziet als een vent dan een vrouw, weinig zou ik zo zeggen. Thatcher was ook zo een bevlogen vrouw, die at ’s morgens tijdens haar ontbijt een paar venten op. De mannen zijn toen in opstand gekomen en hebben haar gewipt. Na tien jaren van vrouwelijke heerschappij was haar rijk uit. Sedertdien zijn ze als de dood voor een vrouwelijke premier in het Verenigde Koninkrijk.
Ik pleit voor een vrouwelijke premier hier in België. Een premiére als het ware. Die al die haantjes op hun plaats zet. Die hun grote ego’s herleidt tot het ego van een ei. After all, we komen toch allemaal uit de buik van een vrouw? Of niet soms? Alhoewel ik bij sommigen m’n twijfels heb, maar dit terzijde hé?
De nieuwe man helpt mee in het huishouden, spijtig dat de overgrote meerderheid geen flauw benul heeft hoe een wasmachine of droogkast werkt. Laat staan dat ze weten hoe ze de was moeten sorteren. Ik ben al meer dan twintig jaar alleen en ik weet het nog niet…
Als ik al die etiketten moet lezen die ingenaaid zijn in m’n kledingstukken, ben ik al een halve dag kwijt. Dus was ik alles op veertig graden. M’n keukenhanddoeken hebben er zich bij neergelegd dat ze altijd grijs zullen zijn. ’t Heeft ook z’n charmes, denk ik dan. Ze volgen m’n evolutie naar het grijze bestaan van een grijsaard. Niets om me druk over te maken. Misschien is God wel een vrouw hé? Als dat zo is, dan kan ik begrijpen dat ze zich niets meer aantrekt van deze wereld. De hemel laten draaien zal wel veel van haar tijd opslorpen. Adam en Eva werden uit het Aards Paradijs gezet omdat Eva, op aanraden van haar man ( hoewel ze niet gehuwd waren), in een appel beet. De duivel, die zich verkleedt had in een slang, was de pineut. God was kwaad omdat ze niet geluisterd hadden. God, de Alleswetende en Liefhebbende, gooide hen met hun klieken en klakken buiten. Daar is het gat van de timmerman, zei Hij. En doe een blad voor jullie edele delen, ik heb ook m’n gevoelens. Allemaal de schuld van Eva, eerwaarde God, zei Adam tegen God, bij gebrek aan iemand anders. Er leefden toen nog geen andere mensen, ze hadden de wereld voor hen alleen. Sedertdien hebben de vrouwen het altijd gedaan…

©GoNo

zaterdag 10 november 2012

Vallende bladeren 7





Sedert hij z’n elektrische rolstoel heeft en nu ook af en toe zonder begeleiding het dorp en omgeving mag verkennen, gaat het de goede richting uit met Bert. Hij doet mee aan alle oefeningen en therapeutische sessies. Z’n ouders zijn tevreden, de staf van RC “ Amadeus” ook. Z’n woedeuitbarstingen zijn fel verminderd moet iedereen toegeven. Maar op de vraag wat z’n toekomstplannen zijn wil of kan hij geen antwoord geven. Stephanie, de jonge verpleegster, is nog altijd even begaan met hem. Stukje bij beetje leert ze hem minder afhankelijk te zijn. ’t Is zaterdag en zoals gewoonlijk trekt Bert erop uit in de namiddag. Een uurtje in de vrijheid van de natuur doen wonderen bij hem. Z’n ouders komen om 14:00 op bezoek. Ze zijn volop bezig om met de verbouwing van z’n gelijkvloerse appartement. De aanpassingen schieten aardig op. Ze hebben zelfs een vrijwilliger gevonden om Bert voorlopig gezelschap te houden. Maar het hangt volledig van Bert af of het zal klikken tussen beiden…

Bert staat aan de overweg te wachten tot de slagbomen terug opengaan. De enige klokvaste trein die om 11:05 voorbij het stationnetje van Boechout flitst is in aantocht. Bert ziet hem aankomen en schiet plots als een raket tussen de slagbomen door. Rijdt zich vast in de rails. De trein kan onmogelijk stoppen…

Vader en moeder Coppieters zijn op weg naar het Shoppingcentrum als ze plots het nieuws horen op de radio. In Boechout zou een jongeman met een rolstoel tussen de slagbomen door gereden zijn. De jongeman waas op slag dood. Het treinverkeer tussen Antwerpen en Lier ligt om deze reden lam. Er zijn bussen ingezet om de gestrandde reizeigers naar hun bestemming te brengen. Vader kijkt naar moeder, hebben ze dit wel goed gehoord? We moeten naar Boechout rijden, zegt moeder Coppieters. Nu, onmiddellijk…

Aan de spoorweg is er geen doorkomen aan. De politie laat niemand door. Iedereen wordt afgeleid naar de naburige straten. Vader Coppieters parkeert z’n wagen en stapt samen met z’n vrouw naar een agent. De man kan hem ook niet helpen, hij weet alleen dat er een jongeman onder de trein terechtgekomen is…

Rust, rust, eindelijk rust, denkt Bert terwijl hij het monster op hem af ziet stormen. De klap is enorm, maar hij voelt niets…

Vader heeft een hartinfarct gekregen. Ligt nu op dezelfde afdeling waar Bert ook gelegen heeft. Het gaat niet goed met hem, de dokter zegt dat het lijkt alsof hij niet verder wil leven. De moeder van Bert zit thuis voor haar raam, spreekt met niemand meer. Stephanie komt haar bijna elke dag bezoeken. Stephanie is haar goedlachse humeur kwijt. Vraagt zich af waarom ze niets gezegd heeft over de zelfmoordplannen van Bert. Ik ben niet geschikt voor deze job, besluit ze…
Vader Coppieters is niet meer. Overleden in z’n slaap om 03:00. Hij wordt samen met z’n zoon Bert begraven. Moeder Coppieters heeft een zenuwinzinking gekregen na de begrafenis en is opgenomen op de psychiatrische afdeling van het UZ in Edegem. Ze is totaal apathisch geworden voor alles wat zich afspeelt rondom haar. Ze ligt vastgebonden op haar bed en murmelt telkens weer: “ Bert, Bert…” Eten krijgt ze via een sonde. Het verplegend personeel hebben er geen goed oog in. Een vogel voor de kat, fluisteren ze…

Epiloog:

Moeder Coppieters heeft nog bijna een jaar geleefd. Ze is gestorven aan longkanker, zo leert ons de autopsie. Ze heeft nooit gerookt. Volgens de verpleging is ze gestorven aan een gebroken hart. Maar zoiets is moeilijk wetenschappelijk te bewijzen…

Einde.

©GoNo

vrijdag 9 november 2012

Vallende bladeren 6




Bert kijkt naar de aanwezigen. Ze kijken hem hoopvol aan. Hij vraagt zich af of ze moed putten uit de verhalen die hier verteld worden. Moet hij nu doen alsof het de doodnormaalste zaak ter wereld is dat hij zich bloot heeft? Wat nut heeft het om te zeggen dat hij een ongeval heeft gehad, dat zien ze toch ook? Het lijkt hier wel de AA-club, bedenkt hij zich. Een clubje gehandicapten die bij elkaar steun zoeken, die zichzelf de hemel inprijzen omdat ze niet bij de pakken blijven zitten…
De psychologe wacht geduldig. Neem gerust je tijd , zegt ze vriendelijk. Ik neem m’n tijd tot in de eeuwigheid, denkt Bert.
“ Ik ben Bert en het enige wat ik wil, is dat iedereen mij gerust laat. Ik heb geen zin om over m’n ongeval te praten, laat staan dat ik het aan jullie neus ga hangen. Ik moet het verwerken, jullie zijn al bij de gevorderden…”zegt Bert op smalende toon.
De psychologe kijkt hem doordringend aan. Dat had ze niet verwacht van Bert. Hij hing enige minuten geleden nog aan de lippen van Mark. Wat is dan de reden dat hij zich terugtrekt achter z’n muurtje, vraagt ze zich af. De andere aanwezigen weten niet wat ze moeten denken. Beginnen zich nu ook vragen te stellen over het nut van die sessies. Behalve Mark, die zit te glimlachen. Enige tijd geleden was hij ook zo. Hij begrijpt Bert.
“ Met zelfmedelijden komen we nergens, Bert, probeer het toch maar hé?”zegt de psychologe.
Zelfmedelijden? Hoe zot is dat mens? Ik heb met niemand medelijden, ook niet met mezelf.
“ Hebt u soms niet begrepen wat ik daar juist gezegd heb? Ik wil gerust gelaten worden, is dat nu zo moeilijk? Als jullie zin hebben om verhaaltjes te vertellen, mij niet gelaten. Maar ik doe hier niet aan mee. Het interesseert me geen barst. En als ik zelfmedelijden heb, is dat mijn probleem hé?” barst Bert in woede uit.
De psychologe besluit om de sessie te stoppen voor het verder escaleert. De verpleegster duwt Bert naar buiten in de zon.
“ Was dat nodig, Bertje?”vraagt ze nog altijd even vriendelijk.
“ Waarom zeg jij altijd Bertje tegen mij?”
“ Omdat je je gedraagt als een kind, daarom…”
Bert moet eventjes nadenken, misschien heeft ze wel gelijk. Soms ben ik een echt klein kind, soms, niet altijd hé?
“ Hoe heet jij feitelijk?”vraagt Bert op minzame toon.
“ Heb je m’n naam nog niet gelezen, Bertje?”
“ Euh, neen, waarom zou ik hé?”
Hij kijkt nu naar het naamplaatje op haar borst. Stephanie. Mooie naam op een mooie borst, denkt hij. Hij wordt er zowaar rood van. Ineens komt z’n ex-verloofde in beeld, verdomme, waarom heeft ze me laten zitten? Hij moet vechten tegen z’n tranen, is dat nu ook zelfmedelijden, vraagt hij zich af.
“ Wat scheelt er?” vraagt Stephanie.
“ Stephanie, kun je een geheim bewaren?”
“ Als het moet, wel hé?”
“ Ik heb geen zin meer in dit leven, ik wil me van kant maken, er uitstappen…”
“ Is het zo erg, Bert?” Geen Bertje deze keer.
“ Ja, ik heb erover nagedacht, ik droom er zelfs van…”
“ En je ouders die alles voor je doen? Tellen die dan niet meer mee?”
“ ’t Zijn niet m’n ouders die in een rolstoel zitten hé? Zij zijn niet afhankelijk van iemand. Ze gaan en staan waar ze willen…”
“ Bert, als je niet onder ogen kunt zien wat er juist gebeurd is, dan kan ik je ook niet helpen. Niemand kan je helpen, jij alleen hebt de sleutel die de deur open kan maken. Maar iedereen buitensluiten, is dat de oplossing?”
“ Weet je, een half jaar geleden was ik de gelukkigste mens op aarde. Ik verdiende goed m’n boterham, had een hele hoop vrienden en had zelfs plannen om te trouwen. Er schiet niets van over, alles weg op enkele ogenblikken. Gedoemd om voor de rest van m’n leven in een rolstoel door te brengen…” snikt Bert het uit.
Stephanie aait hem door z’n haar. Een liefdevol gebaar dat zomaar in haar opkomt. Ze wil hem troosten, hem zeggen dat er nog zoveel is om voor te leven. Maar ze weet ook wel dat Bert geen nood heeft aan troostende woorden. Nu toch nog niet…
De psychologe slaat beiden gade achter het gordijn. Ze voelt aan dat de verpleegster het vertrouwen gewonnen heeft van Bert. Misschien kan ze haar inschakelen in het genezingsproces. Alle beetjes helpen, denkt ze…
Morgen krijgt Bert een elektrische rolstoel. Dat zal hem minder afhankelijk maken. ’t Moet een verrassing zijn, hopelijk spreekt Stephanie haar mond niet voorbij.
“ Bert, we gaan naar binnen, ’t is tijd om te eten, de soep staat al klaar. Ik ruik het tot hier…”
“ Stephanie, alles wat ik gezegd heb blijft onder ons hé? Beloof het mij !!”vraagt Bert met aandrang.
Stephanie zit in een tweestrijd. Iemand die zelfmoord wil plegen, moet zij dat niet melden?

©GoNo

dinsdag 6 november 2012

Vallende bladeren 5





Iedereen aanwezig op de sessie moet zich voorstellen. Bert luistert met een half oor. Het interesseert hem niet wat de anderen doorgemaakt hebben. Als Mark aan de beurt is, luistert hij wel. De manier waarop Mark zich voorstelt heeft zo te zien impact op de aanwezigen…
“ Hoi, ik ben Mark. Toen ik van m’n werk kwam, werd ik ’s avonds omvergereden door een dronken chauffeur, die door het rood licht gereden was. Ik was met de fiets en heb het niet zien aankomen. Het gebeurt alemaal zo rap hé? Ik ben terecht gekomen op de vangrail en m’n been werd letterlijk afgesneden. Ik voelde geen pijn, pas nadat de ambulanciers mij op de draagberrie legden voelde ik een hevige pijn. Ze hebben me morfine toegediend die de pijn wat draaglijker maakte. Op weg naar het ziekenhuis ben ik in coma geraakt. Vier maanden heeft dat geduurd. Ik werd wakker met maar één been. M’n wereld stortte in. Hoe moest het nu verder? Zou ik ooit nog kunnen lopen? Zouden m’n vrienden mij nog willen kennen? Ik zat met een heleboel vragen waarop ik geen antwoord wist. Ik ben nog jong en m’n leven leek al voorbij. Ik vervloekte de maatschappij die het toeliet dat zatte chauffeurs een mensenleven zomaar kunnen vernietigen. Chauffeurs die er vanaf komen met een rijverbod van enkele maanden. Mijn straf is veel zwaarder, ik moet zien te leven met m’n handicap. De eerste weken, na m’n ontwaken, zat ik in een serieuze depressie. Ik wilde niet verder leven. M’n werk bij Atlas Copco deed ik graag, maar welke firma wil er nu een gehandicapte in dienst houden als hij maar voor vijftig procent productief is? Maar na enige tijd kwam ik tot de conclusie dat zitten kniezen ook geen oplossing is. Ik begon in te zien, dat m’n leven niet gedaan was. Dat het mijn schuld niet was dat mij dit overkomen is. Ik nam mij voor om er het beste van te maken. De weg die ik afgelegd heb was er één van vallen en opstaan. Ik kan het aaantal keren dat ik gevallen ben tijdens de oefeningen niet meer tellen. Maar ik wilde dit gevecht winnen. M’n handicap zou me niet klein krijgen. Ik zou bewijzen dat ik wilskrachtig genoeg ben om te overwinnen. En daar ben ik nog alle dagen mee bezig…”

’t Is stil in het vergaderzaaltje. Bert kijkt met grote ogen naar z’n kamergenoot. Voelt zich schuldig omdat hij hem links liet liggen. Waar haalde die kerel de wilskracht vandaan om op te boksen tegen z’n noodlot? Waar zit het verschil tussen Mark en mij, vraagt hij zich af. Speel ik niet een beetje teveel het slachtoffer? Zou het niet beter zijn dat ik doe zoals Mark? Bewijzen dat m’n leven nog niet gedaan is? de psychologe zegt dat het de beurt is aan Bert om zich voor te stellen. Bert schraapt z’n keel. Na de speech van Mark weet hij niet goed hoe hij moet beginnen. Moet hij praten over z’n problemen of volstaat het om gewoon te zeggen wat er voorgevallen is? De aanwezigen wachten geduldig af. Bert schraapt voor de tweede keer z’n keel.
“ Ik ben Bert en heb een ongeval gehad met m’n moto…” De stem van Bert stokt, hij moet zoeken achter z’n woorden…

©GoNo

maandag 5 november 2012

Vallende bladeren 4





Het gesprek met de chirurg verliep in een gemoedelijke sfeer, althans dat probeerde de arts toch. De psycholoog, die uit hoofde van z’n deskundigheid ook aanwezig was, hield zich op de vlakte. Voor hem was de zaak al gesloten, anderen moeten het nu maar oplossen. De ouders van Bert voelden een zekere vijandigheid vanwege de beide heren. Was het hun schuld dat Bert weerspannig was en zich niet wilde neerleggen bij het parcours dat ze uitgestippeld hadden, vraagt vader Coppieters. Dat zeggen we niet, maar het is voor alle partijen beter dat hij naar een gespecialiseerde revalidatiecentrum gaat. Uw zoon Bert heeft geen goede invloed op andere patienten die aan het revalideren zijn, voegt de psycholoog eraan toe.
Vader en moeder Coppieters hebben weinig keuze, thuisverpleging is ook geen optie. Ze tekenen de papieren die het ziekenhuis ontslaan van elke verantwoordelijkheid. Morgen zal Bert overgeplaatst worden naar RC “ Amadeus”, dat onder de hoede valt van de Broeders Alexianen, die tevens het nabij gelegen psychiatrische ziekenhuis uitbaten. Boechout is een landelijke gemeente, midden het groen. Gemakkelijk te bereiken vanuit Antwerpen. Vader en moeder Coppieters rijden achter de ambulance die Bert naar z’n nieuwe stek brengt. Bert kan het allemaal niet schelen, het brengt geen verandering in z’n gemoedstoestand teweeg…

Het verplegend personeel is vriendelijk, Bert en z’n ouders krijgen zelfs een rondleiding. Bert zal logeren in paviljoen A, op een kamer van twee. Z’n medebewoner is een jongeman van 23, die net als Bert een zwaar verkeersongeval gehad heeft. Bert heeft honger, de rest interesseert hem weinig of niets. Hij vraagt aan de verpleegster om hem te helpen met drinken. De verpleegster kijkt hem aan, neemt het flesje cola en duwt het in z’n linkerhand. Probeer maar, zegt ze vriendelijk. Wat krijgen we nu, vraagt Bert zich af. Ik kan m’n linkerarm toch niet bewegen? Wat hij ook zegt tegen de verpleegster. Ze schudt haar hoofd, probeer het maar Bertje, of  ga je liever dood van de dorst? Bert voelt een woedeuitbarsting opkomen, wie is hier het slachtoffer? Zij moeten mij verplegen, daar worden ze toch voor betaald? Hij knijpt in het flesje, brengt het centimeter na centimeter naar z’n lippen. Zuigt aan het rietje, zich niet bewust van de verpleegster en z’n ouders die staan te kijken. Zie je wel, Bertje, waar een wil is, is een weg, zegt de verpleegster met een glimlach. Wat een cliché, denkt Bert. Als ze denken dat ze de oorlog gewonnen hebben, zullen ze nog aardig verschieten…

De eerste week verloopt op een vooropgesteld schema. De dagindeling is erop gericht om geleidelijk aan meer en meer sociale vaardigheden aan te kweken. De speciaal op maat gemaakte prothesen worden vanaf de eerste dag gebruikt. Geen gezeur van ‘ ik wil dat niet’, we zijn geen kleine kinderen hé, zegt de kinesist. Hier is iedereen gelijk voor de wet, we streven er naar om jullie leven terug een beetje aangenamer te maken. Dat gaat niet lukken op één dag, maar door samen te werken kunnen we veel bereiken, zegt de kinesist…

De kamergenoot van Bert is Mark, 23 jaar en goedlachs. Hij heeft ook een beenprothese. Met behulp van z’n krukken pikkelt hij door de lange gangen. Hij heeft het al aardig onder de knie. Wat een woordspeling hé? Bert is er niet van onder de indruk, laat staan dat hij veel praat met Mark. Hij kan niet goed begrijpen waarom Mark zoveel moet lachen. Er is totaal geen reden om te lachen. Vanmiddag is er een sessie met de psycholge. Die sessie gaat door in een lokaal waar men ook koffie en thee kan krijgen. Nee, geen bediening, je moet het zelf nemen of samenwerken om het te nemen. De patienten zijn onderverdeeld in groepjes van vier. Niet zomaar uitgekozen, er zit een structuur achter. Bert zit in Groep 2, samen met Mark. De andere twee zijn Patricia en Cindy. Vrouwen zitten normaal in een apart paviljoen, gescheiden van de mannen. Maar voor de sessies komen ze samen, we leven in de 21ste eeuw nietwaar?
Cindy en Patricia kijken met belangstelling naar Mark en Bert. Mark lacht hen toe, Bert kijkt naar de twee vrouwen met een verbeten trek op z’n gezicht. De psychologe komt binnen. Ze is nog jong, denkt Bert. De vriendelijke verpleegster, Chantal, van het eerste uur is er ook. Ze knipoogt naar Bert. Bert voelt hoe hij rood wordt.
“ Beste vrienden, ik mag toch vrienden zeggen, hoop ik, deze samenkomst heeft tot doel elkaar beter te leren kennen. Jullie zijn hier allemaal uit vrije wil, niemand wordt gedwongen om hier te zijn. Maar door de aard van de verwondingen opgelopen door een ongeval, zijn jullie aangewezen op deze revalidatie. Het is niet alleen het lichaam dat moet genezen, maar ook de geest. De beperkingen die jullie nu hebben, hoeven niet noodzakelijk een achteruitgang te betekenen in jullie verdere leven. ’t Is alleen maar een kwestie van het zelf te willen, er zelf voor te vechten…”
Daar heb je ze weer, denkt Bert. Woorden, duizenden woorden om niets te zeggen. Wat weet zo’n zieleknijper nu van hoe ik me voel? Ik moet me door die ellendige dagen sleuren, zij gaan naar huis en ik zit hier te kniezen. Mooie praatjes kosten geen geld hé?
Ik wil hier weg, ik ben het hier beu, dat ze me gerust laten, meer vraag ik niet…

©GoNo

zondag 4 november 2012

Vallende bladeren 3





Drie maanden verder…

De operatie, waarbij Bert z’n hand en been verloor, is goed verlopen. Even werd er gevreesd voor complicaties, maar uiteindelijk deed de natuur haar werk. Bert heeft alleen veel last van fantoompijn.  Z’n verloofde Angelique heeft het uitgemaakt. Naar eigen zeggen wilde ze niet leven met een gehandicapte, die continue verzorging nodig heeft. Bert is serieus aangeslagen door de beslissing van Angelique. Z’n ouders proberen hem zo goed mogelijk te troosten, maar kunnen er weinig aan doen…
Het parket onderzoekt de omstandigheden waarin het ongeval zich afgespeeld heeft. Er is een getuige opgedoken die alles vanuit z’n vrachtwagencabine gezien heeft. Volgens de man in kwestie zou Bert aan een overdreven snelheid de parking van de Lunch Garden afgereden zijn. De tegenligger kon hem onmogelijk ontwijken en raakte hem aan de rechterkant. Bert werd gekatapulteerd en schoof onder een reclamewagentje van de verkiezingen. De verzekering heeft al laten weten niet te zullen betalen, gezien Bert over de ganse lijn in fout is. de ouders van Bert hebben hem nog niets verteld over deze gang van zaken. Volgens de psycholoog die Bert begeleidt is het beter om hem zo weinig mogelijk te belasten. Tijd brengt raad, zegt hij…

Bert kan zich weinig herinneren van het ongeval. Het laatste wat hij zich herinnert is een bord met “ De Verandering Begint Nu !!”. De revalidatie weegt zwaar op hem. Hij heeft er geen zin in, waarom zou ik nog verder moeten leven, vraagt hij zich af. Voor wie of wat? Om de rest van z’n leven door te brengen in een rolstoel? Afhankelijk zijn van iedereen? De psycholoog heeft goed praten, hij is niet gehandicapt hé? Misschien moet ik er een einde aan maken, bedenkt hij zich. Hoe lang lig ik hier al? Hij weet het niet, z’n geheugen laat hem in de steek. Ze hebben het hem al verscheidene keren gezegd, maar hij vergeet het telkens weer. Da’s normaal, zegt de psycholoog, het geheugen verdringt de feiten en laat niet toe dat bepaalde gebeurtenissen boven water komen…
Bert wil naar huis, zo vlug mogelijk. Beter thuis sterven dan hier. Ze moeten me gerust laten, ik wil rust, rust, rust, verdomme nog aan toe. Stop met dat gepamper, ik ben geen klein kind meer. Ik ben minder dan een klein kind, een kind kan meestal al lopen en ik niet, denkt hij cynisch. Straks gaan ze hem weer voederen zoals de dieren in de dierentuin. Mondje open, een lepeltje voor mama en een lepeltje voor papa. Flink zo, je hebt alles opgegeten. Wil je wat tv kijken? Tot ze je komen halen? Nee, ik wil dat je me gerust laat en uw kinderlijke praat voor uw eigen houdt, denkt Bert…

De staf vergadert over het geval Bert Coppieters.

De hoofdverpleegster is niet te spreken over Bert, die zich weinig of geen moeite getroost om mee te werken. De psycholoog zegt dat ze Bert de tijd moeten geven om alles te verwerken. De chirurg die Bert geopereerd heeft is het eens met de psycholoog, bij de ene gaat het al wat vlugger dan bij de andere. De hoofdverpleegster knikt, maar is niet helemaal overtuigd. Na drie maanden zouden er toch al tekenen moeten zijn van aanvaarding, zegt ze. De kinesist zegt dat Bert soms gewoonweg weigert de oefeningen te doen. Bert laat uitschijnen dat het totaal geen zin heeft. Z’n leven is verwoest en hij kan niet begrijpen waarom dit hem moest overkomen. Er lopen grotere klootzakken op deze bol rond, zegt hij. Heeft hij al gesproken over eventuele zelfmoordplannen, vraagt de psycholoog. Nee, maar aanwijzingen in die richting zijn er wel. Misschien moeten we hem naar een gespecialiseerde inrichting verplaatsen  zegt de chirurg. Het zou toch al te gek zijn dat een patiënt zelfmoord pleegt op deze afdeling? Ik zal morgen met z’n ouders spreken. Zijn jullie akkoord? Of moeten we nog even afwachten?

De ouders verdelen hun tijd tussen hun zoon en thuis. Hun leven zal nooit meer zijn wat het was. Morgen hebben ze een gesprek met de chirurg. Zouden er dan toch nog complicaties zijn na drie maanden? De hoofdverpleegster wilde niets zeggen, de chirurg zal het wel allemaal uitleggen. Als er complicaties zijn, willen we het nu weten, zegt vader Coppieters. Voor klachten is er een ombudsdienst, zegt de hoofdverpleegster. En daarmee is de kous af. Vader en moeder Coppieters kijken haar beteuterd na…
Ze gaan binnen in de kamer van Bert. Bert ligt naar buiten te staren. Een mus kijkt naar hem met kleine oogjes vanop het balkon. Waar blijven m’n kruimeltjes brood, lijkt het vogeltje te vragen. Op de andere kamers krijg ik meestal brood. Ik zou willen wegvliegen, denkt Bert. Ver weg van hier, naar een eiland waar het rustig is…
“ Dag Bert, we hebben druiven meegebracht, zonder pitjes…”zegt z’n moeder.
Bert kijkt haar aan, glimlacht.
“ Ik heb maar één hand, mama en in m’n arm zit een baxter. Ik kan m’n arm bijna niet bewegen, hoe zou ik dan druiven moeten eten?”
“ Wil ik je helpen?”vraagt z’n moeder bezorgd.
“ Wil je ook nog m’n gat afkuisen? En mij een andere pamper aandoen? En mij wassen en m’n haartjes kammen?” zegt Bert op scherpe toon.
Z’n vader kijkt hem aan, wil zeggen dat hij een beetje respect moet hebben voor z’n moeder. Maar hij zwijgt…
Er vloeit een traan over mama haar gezicht. Een traan die alles zegt wat niet geschreven kan worden. Waarom is Bert toch zo hatelijk geworden, vraagt de moeder zich af. ’t Is misschien niet gemakkelijk voor hem, maar voor ons ook niet, denkt ze.

©GoNo

donderdag 1 november 2012

Vallende bladeren 2





Z’n ouders wachten met een bang hart op de resultaten van het onderzoek. De vader ijsbeert door de wachtkamer, de moeder zit wezenloos voor zich uit te staren. Tranen van immens verdriet glijden over haar gezicht. Ze kan en wil het niet geloven. Haar enige zoon die aan het vechten is voor z’n leven. Vader vervloekt de banken, die zo gemakkelijk krediet geven aan jonge mensen, vroeger moest er gespaard worden wilde men enige luxe verwerven…
Vader gaat op het balkon een sigaret roken, mag normaal niet van z’n dokter maar dit is een noodgeval. Hij verfrommelt het plastic koffiebekertje en gooit het naar beneden. Hij kijkt op z’n mobieltje, nog altijd geen antwoord van Angelique, de verloofde van Bert. Wanneer komt die verdomde dokter iets zeggen? Zijn ze vergeten dat we hier wachten? Of zijn ze een koffietje gaan drinken? Hij slaat met z’n vuist op de ballustrade. Uit pure onmacht. Hij gaat terug naar binnen, zet zich naast z’n vrouw, neemt haar hand vast. Ze kijkt hem aan, knijpt in z’n hand alsof ze wil zeggen dat alles goed zal komen. Twee mensen, twee hoopjes ellende…

“ Ik ben er mee weg, wens me geluk en als ge braaf zijt moogt ge er ook eens mee rijden…”zegt Bert.
“ Belofte maakt schuld, maar ik denk niet dat ik ooit nog op een moto stap. Ik heb m’n les geleerd, met vallen en opstaan…” Treffende beeldspraak, bedenkt hij zich.
Bert zet z’n helm op, start de moto en rijdt wat onwennig de oprit af. De neiging om nu al de gas open te draaien, zet hij eventjes van zich af.
Wachten tot hij op de Boomsesteenweg is, daar heb je geen last van spelende kinderen. Hij draait de hoek om, rijdt voorzichtig straat in en uit tot hij de Boomsesteenweg kan opdraaien. Er is bijna geen verkeer, de verleiding lokt. Een beetje gas kan geen kwaad, denkt Bert. Hij draait de gas een beetje open, de moto schiet vooruit. Wat een machine.
120, 160, 180…, de kilometers leiden een eigen leven. Verdomme, ik ben door het rode licht gereden. Gelukkig kwam er niemand van rechts. Bert voelt zich verheven boven iedereen. Een beetje gas minderen en op naar het volgende kruispunt. Ik ga eerst naar de Lunch Garden of nee de Pizzahut, da’s al lang geleden…

Na eindeloze uren komt de chirurg eindelijk verslag uitbrengen.
“ Meneer en mevrouw Coppieters?”vraagt de chirurg.
Wie anders, denkt de vader, er is hier niemand anders dan wij.
Ze knikken allebei.
“ Ik heb slecht nieuws, uw zoon is er slecht aan toe. Z’n rechterbeen zal waarschijnlijk geamputeerd moeten worden, z’n rechterhand ook. Maar de bloedingen zijn gestopt, z’n toestand is nu min of meer stabiel. We doen al het mogelijke, maar we zijn geen wonderdokters…”
De ouders kijken elkaar aan, wat moeten ze met die uitleg? Ligt hun zoon op sterven soms? Het zinnetje:” we zijn geen wonderdokters…” is nogal rekbaar…
“ Kunnen wij hem zien?”vraagt de vader.
“ Meneer Coppieters, dat zal moeilijk gaan. Hij ligt op de operatietafel, volledig onder narcose. En als we hem opereren zal het minstens nog een paar uren duren voor hij naar de intensive gaat. Ik stel voor dat u uw nummer geeft en enkele uren naar huis gaat. Ik bel u wel als de operatie achter de rug is…”
Die man is gek, denkt de vader. Denkt die nu werkelijk dat we onze zoon in de steek gaan laten? De moeder begint opnieuw te huilen. Wie stuurt er nu een vader en moeder weg, terwijl de zoon er zo slecht aan toe is?
De chirurg voelt dat hij de zaak verkeerd aangepakt heeft. Hij mompelt een verontschuldiging …
“ Maar u kunt natuurlijk ook hier wachten, misschien is dat wel de beste oplossing hé?”
Ze kijken hem dankbaar aan.
“ Ik laat een thermos koffie brengen, zodat je niet telkens geld in die koffiemachine moet steken…”
De chirurg verdwijnt naar de balie en geeft opdracht om koffie naar de wachtkamer te brengen. De stagiare rept zich naar de keuken. De chirurg gaat de opratiekamer terug binnen.
“ En hoe staan de zaken hier?”vraagt hij aan z’n team.
“ Stabiel, maar we moeten nu besluiten wat we gaan doen hé? Afwachten is de boodschap niet. Ik stel voor om te amputeren om eventuele infecties de das om te doen. Z’n been en z’n hand zijn toch niet meer te redden…” zegt z’n collega-chirurg.
“ Laten we dan maar beginnen, hoe vlugger het gedaan is, hoe vlugger ik z’n ouders op de hoogte kan brengen…”
Alles wordt nu verder in gereedheid gebracht om te amputeren…

©GoNo