Vallende bladeren 4
Het gesprek met de chirurg verliep in een gemoedelijke sfeer, althans
dat probeerde de arts toch. De psycholoog, die uit hoofde van z’n deskundigheid
ook aanwezig was, hield zich op de vlakte. Voor hem was de zaak al gesloten,
anderen moeten het nu maar oplossen. De ouders van Bert voelden een zekere
vijandigheid vanwege de beide heren. Was het hun schuld dat Bert weerspannig
was en zich niet wilde neerleggen bij het parcours dat ze uitgestippeld hadden,
vraagt vader Coppieters. Dat zeggen we niet, maar het is voor alle partijen
beter dat hij naar een gespecialiseerde revalidatiecentrum gaat. Uw zoon Bert
heeft geen goede invloed op andere patienten die aan het revalideren zijn,
voegt de psycholoog eraan toe.
Vader en moeder Coppieters hebben weinig keuze, thuisverpleging is ook
geen optie. Ze tekenen de papieren die het ziekenhuis ontslaan van elke
verantwoordelijkheid. Morgen zal Bert overgeplaatst worden naar RC “ Amadeus”,
dat onder de hoede valt van de Broeders Alexianen, die tevens het nabij gelegen
psychiatrische ziekenhuis uitbaten. Boechout is een landelijke gemeente, midden
het groen. Gemakkelijk te bereiken vanuit Antwerpen. Vader en moeder Coppieters
rijden achter de ambulance die Bert naar z’n nieuwe stek brengt. Bert kan het
allemaal niet schelen, het brengt geen verandering in z’n gemoedstoestand
teweeg…
Het verplegend personeel is vriendelijk, Bert en z’n ouders krijgen
zelfs een rondleiding. Bert zal logeren in paviljoen A, op een kamer van twee.
Z’n medebewoner is een jongeman van 23, die net als Bert een zwaar
verkeersongeval gehad heeft. Bert heeft honger, de rest interesseert hem weinig
of niets. Hij vraagt aan de verpleegster om hem te helpen met drinken. De
verpleegster kijkt hem aan, neemt het flesje cola en duwt het in z’n
linkerhand. Probeer maar, zegt ze vriendelijk. Wat krijgen we nu, vraagt Bert
zich af. Ik kan m’n linkerarm toch niet bewegen? Wat hij ook zegt tegen de
verpleegster. Ze schudt haar hoofd, probeer het maar Bertje, of ga je liever dood van de dorst? Bert voelt
een woedeuitbarsting opkomen, wie is hier het slachtoffer? Zij moeten mij
verplegen, daar worden ze toch voor betaald? Hij knijpt in het flesje, brengt
het centimeter na centimeter naar z’n lippen. Zuigt aan het rietje, zich niet
bewust van de verpleegster en z’n ouders die staan te kijken. Zie je wel,
Bertje, waar een wil is, is een weg, zegt de verpleegster met een glimlach. Wat
een cliché, denkt Bert. Als ze denken dat ze de oorlog gewonnen hebben, zullen
ze nog aardig verschieten…
De eerste week verloopt op een vooropgesteld schema. De dagindeling is
erop gericht om geleidelijk aan meer en meer sociale vaardigheden aan te
kweken. De speciaal op maat gemaakte prothesen worden vanaf de eerste dag
gebruikt. Geen gezeur van ‘ ik wil dat niet’, we zijn geen kleine kinderen hé,
zegt de kinesist. Hier is iedereen gelijk voor de wet, we streven er naar om
jullie leven terug een beetje aangenamer te maken. Dat gaat niet lukken op één
dag, maar door samen te werken kunnen we veel bereiken, zegt de kinesist…
De kamergenoot van Bert is Mark, 23 jaar en goedlachs. Hij heeft ook een
beenprothese. Met behulp van z’n krukken pikkelt hij door de lange gangen. Hij
heeft het al aardig onder de knie. Wat een woordspeling hé? Bert is er niet van
onder de indruk, laat staan dat hij veel praat met Mark. Hij kan niet goed
begrijpen waarom Mark zoveel moet lachen. Er is totaal geen reden om te lachen.
Vanmiddag is er een sessie met de psycholge. Die sessie gaat door in een lokaal
waar men ook koffie en thee kan krijgen. Nee, geen bediening, je moet het zelf
nemen of samenwerken om het te nemen. De patienten zijn onderverdeeld in
groepjes van vier. Niet zomaar uitgekozen, er zit een structuur achter. Bert
zit in Groep 2, samen met Mark. De andere twee zijn Patricia en Cindy. Vrouwen
zitten normaal in een apart paviljoen, gescheiden van de mannen. Maar voor de
sessies komen ze samen, we leven in de 21ste eeuw nietwaar?
Cindy en Patricia kijken met belangstelling naar Mark en Bert. Mark
lacht hen toe, Bert kijkt naar de twee vrouwen met een verbeten trek op z’n
gezicht. De psychologe komt binnen. Ze is nog jong, denkt Bert. De vriendelijke
verpleegster, Chantal, van het eerste uur is er ook. Ze knipoogt naar Bert.
Bert voelt hoe hij rood wordt.
“ Beste vrienden, ik mag toch vrienden zeggen, hoop ik, deze samenkomst
heeft tot doel elkaar beter te leren kennen. Jullie zijn hier allemaal uit
vrije wil, niemand wordt gedwongen om hier te zijn. Maar door de aard van de
verwondingen opgelopen door een ongeval, zijn jullie aangewezen op deze
revalidatie. Het is niet alleen het lichaam dat moet genezen, maar ook de
geest. De beperkingen die jullie nu hebben, hoeven niet noodzakelijk een
achteruitgang te betekenen in jullie verdere leven. ’t Is alleen maar een
kwestie van het zelf te willen, er zelf voor te vechten…”
Daar heb je ze weer, denkt Bert. Woorden, duizenden woorden om niets te
zeggen. Wat weet zo’n zieleknijper nu van hoe ik me voel? Ik moet me door die
ellendige dagen sleuren, zij gaan naar huis en ik zit hier te kniezen. Mooie
praatjes kosten geen geld hé?
Ik wil hier weg, ik ben het hier beu, dat ze me gerust laten, meer vraag
ik niet…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage