De Zwarte Ridder 4
Laten we even terug gaan in de tijd…
De Zwarte Ridder is geboren, allicht wel want anders was hij er niet, op
een mooie zomerdag rond een uur of tien in de morgen. ’t Kan ook wat vroeger of
later geweest zijn, de tijd stelde toen nog niet veel voor hé? Hij was een
bastaardzoon van de toenmalige onderkoning van Casa Blanca, een kolonie van
Spanje. Z’n moeder was naaister aan het hof van onderkoning Alfonso Canto a
Galicia. Z’n moeder werd voor bewezen diensten in de adelstand verheven en laat
zich nu Dona Margaritha de Pizza y Castagnetta heten. Z’n pleegvader vaart de
hele wereld rond als galeislaaf, omdat hij weigerde z’n zoon te erkennen. De
man treurt er niet om, want galeislaaf zijn is altijd een stukje reizen hé?
De Zwarte Ridder, die normaal Carlos Montagna heet, maar aan het hof
roept iedereen Carlos Negro, omdat hij altijd zwart en vuil rondloopt, groeit
op zoals iedere jongeling aan het Spaanse hof. Alfonso, de onderkoning, is
streng maar rechtvaardig en maakt geen onderscheid tussen z’n twee wettelijke
kinderen en de vijf bastaardzonen die hij bij z’n verscheidene dienstmaagden
verwekt heeft. Hij maakt ze wijs dat ze allemaal vroeg of laat de troon zullen
bestijgen. De één al wat rapper dan de andere. Ze zijn nog klein en ge kunt ze
nog vanalles op de mouw spelden. Maar voor ze ooit de troon zullen bestijgen
moeten ze een opleiding volgen tot ridder. Vooreerst moeten ze leren wat het
verschil is tussen een ezel en een paard. Het lijkt gemakkelijk, maar de
meesten weten het nu nog niet. ’t Is zo simpel als pompwater, een ezel balkt en
een paard hinnikt. Als een ezel hinnikt en een paard balkt, zit ge met een
probleem. Dan zit ge met beesten met een gespleten persoonlijkheid. Een beetje
zoals de politici heden ten dage…
Carlos is nu zeven jaar en het wordt hoge tijd dat hij leert omgaan met
zwaard en katapult. Een houten zwaard wordt op zijn maat gemaakt. Katapulten
zijn standaard, die worden dus niet op maat gemaakt. Carlos is een vinnig
baasje, die niet op z’n mondje gevallen is. Sorry, één keer is hij wel op z’n
mondje gevallen. Dat was toen hij met z’n schommelpaard zodanig hard aan ’t
wiebelen was, dat hij met z’n gezicht tegen de kasseien van de binnenkoer
terecht kwam. Wat hem een gescheurde lip en bloedneus opleverde. Die gescheurde
lip werd vakkundig door z’n mama genaaid. Ge zijt naaister of niet hé? ’t Moet
zijn dat ze haren stiel goed verstond, want ge moet al goed kijken om er nog
iets van te zien…
De eerste les zwaardvechten voor beginnelingen zal doorgaan in de
ridderzaal wegens het slechte weer buiten. Alfonso is aanwezig, z’n gemalin
niet want die is op vakantie Spanje. Meer bepaald aan de Costa del Luna, nu
bekend als Costa del Sol. De maan kan men overal zien, de zon niet, zal men
gedacht hebben. Aan de lange eikenhouten tafel zitten nog een stuk of twaalf
ridders. De jury. Zij zullen de punten geven. Nu weet ge in één klap vanwaar
die jury komt in ’t assissenhof. En Jezus had ook twaalf apostelen hé? Op een
uurwerk staan twaalf cijfers. De Tien Geboden waren oorspronkelijk met
twaalf. Maar twee geboden zijn in de
loop der tijden van de stenen tafels verdwenen. het Elfde Gebod: “ ge zult uw
vrouw altijd gelijk geven” en het Twaalfde Gebod: “ ge zult uw eigen gouden
lepeltje meebrengen als ge naar het Koninkrijk Gods komt”. Die laatste twee
geboden waren gewoonweg niet in de praktijk om te zetten, dat zag God ook wel
in.
Merkwaardig, al zeg ik het zelf…
Juan moet vechten tegen Guiseppe, die van Italiaanse afkomst is. ze
groeten de tafel, zoals het hen geleerd is. De scheidsrechter staat in het
midden en wacht tot ze hun plaats ingenomen hebben.
Hij roept hen naar zich toe.
“ We vechten op een faire manier. Steken onder de gordel is verboden.
Een anus dient om te kakken en niet om een zwaard in te steken. Dat de beste moge
winnen..”
Juan kijkt naar z’n tegenstander Guiseppe. Probeert z’n tegenstander in
te schatten. Juan houdt niet van Guiseppe, die hij stiekem Seppe heet. Hij zal
dat kereltje eens vlug leren hoe een zwaard gebruikt moet worden. Seppe, laten
we hem zo maar heten, denkt dat hij die flapdrol wel de baas zal kunnen. Hij
stamt toch af van de Romeinse veldheer Pius Sextus, die de legendarische
veldslag gewonnen heeft tussen de heuvelen van Picardië. Tegen een overmacht
van duizenden opstandelingen, die in opstand waren gekomen omdat ze niet
mochten staken.
Juan haalt uit met z’n houten zwaard, plets, met de platte kant recht
tegen de kaak van Seppe. Een goedkeurend gemompel bij de jury. Dat levert een
punt op, zoveel is zeker.
Seppe voelt z’n kaak rood worden. Hij schudt even met het hoofd. Is dat
alles, vraagt hij aan Juan. Terwijl Juan nog achter een antwoord aan ’t zoeken
is, slaat Seppe met z’n zwaard tegen de mond van Juan. Plots ontbreken er twee
melktanden in de eetkamer van Juan. De jury klapt in de handen, da’s zeker twee
punten waard. De match wordt even stilgelegd om de schade op te meten. Daarvoor
gebruiken ze een koord met knopen in. ’t Valt nog redelijk mee, is de
beslissing van de barbier van Sevilla. Later hebben ze nog een opera over die
man gemaakt, echt waar…
De tweede ronde, roept de scheidsrechter.
Juan valt als een razende leeuw de Seppe aan. Hij hakt, steekt en klopt
met z’n zwaard waar hij hem ook maar raken kan. Seppe deinst achteruit onder
zoveel geweld. Als de scheidsrechter niet ingrijpt wordt het een bloedbad.
Seppe struikelt over z’n eigen voeten en valt neer op de grond. Juan kan z’n
vaart niet meer stoppen en struikelt over Seppe. Juan komt met een harde bons
op z’n hoofd terecht. Uitgeteld. Er zit niet anders op dan Seppe uit te roepen
tot winnaar. Het reglement schrijft het voor. Wanneer één van de partijen niet
meer is staat is om verder te vechten, wordt degene die wel nog in staat is, de
winnaar.
Carlos heeft z’n ogen goed de kost gegeven en is op een plannetje aan ’t
broeden…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage