De Zwarte Ridder 8
“ Kom wat dichter en ik rijg je aan m’n zwaard…” zegt de zwarte ridder
op minzame toon.
“ Da’s lief van je, ge gaat het u niet beklagen…”antwoordt de jongeling
met vrouwelijke trekjes.
Ik niet, maar gij wel, denkt de ridder. De jongeling, geheel vervuld van
liefde, schurkt zich tegen de Zwarte Ridder. Z’n zwaard doorboort de buik van
de jongeling en laat een gapende wonde achter. De jongeling kijkt verbaasd naar
z’n bloed, dat langzaam een grote vlek maakt op z’n witte hemd. Als die vlek er
nog maar uit gaat, denkt hij.
“ Ik heb zo de indruk dat ge niet goed begrepen hebt wat ik bedoelde met
op uw zwaard rijgen?” oppert de jongeling.
“ En ik heb zo de indruk dat m’n zwaard een grote indruk op je gelaten
heeft…” meesmuilt de zwarte ridder. De knecht vindt het allemaal maar niets,
een beetje tolerantie voor andersgeaarden mag er wel zijn. De ezel vindt het
zonde van het witte hemd, hij staat er goed mee. Zo vlekkeloos wit,
waarschijnlijk gewassen met een verbeterd product dat nog op de markt moet
komen, denkt de ezel. Weer profetische woorden…
“ Ik ga dood omdat ik aan het sterven ben, ik moet er mij bij
neerleggen…”spreekt de jonge homo theatraal.
“ De meeste doden liggen neer hé?”zegt de ridder, zonder emotie.
De jongeling legt zich neer, na eerst een zacht plekje uitgezocht te
hebben.
“ Ligt ge zo goed?”vraagt de ridder” of moet ge een kopkussen hebben?”
“ Het leven ontvliedt mijn tenger lichaam, het bloed vloeit in de aarde
en zal nieuw leven doen ontspringen…”fluistert de jongeling.
Schoon, heel schoon, denkt de knecht. Ge moet er toch maar opkomen,
terwijl ge aan ’t sterven zijt. De ezel pinkt een traan weg…
“ Zeg, stop met dat dramatisch gedoe en sterf als een echte vent hé? Of
moet ik de genadestoot geven?”vraagt de zwarte ridder in z’n wiek geschoten.
“ Uw stoten moogt ge houden, ze trekken op niets en zeggen dat ik nog
maagd ben…”
“ Luister eens, beste vriend, binnen zeshonderd jaar zal het doodnormaal
zijn dat de helft van de wereld gay is, maar nu hebt ge pech hé?”
“ Was ik maar zeshonderd jaar later geboren, de wereld zou er anders
uitzien…”fluistert de jongeling met bijna laatste krachten.
De ezel en de knecht laten nu rijkelijk hun tranen vloeien…
“ Maar domme homoseksuele jongeling, ge zijt toch een heks, wat houd u
tegen om terug te veranderen?”
“ Denkt ge dat het allemaal zo gemakkelijk gaat? Ge moet eens liggen
doodgaan en terzelfder tijd aan een toverspreuk denken. M’n hersens sterven mee
af hé?”
“ Proberen joeng, proberen, ’t is in uw eigen belang, zou ik zo
zeggen…”zegt de zwarte ridder, die nu toch tekenen van medelevendheid begint te
vertonen.
“ Geef mij een citroenappel en zing met mij mee…”
De ridder geeft hem een citroenappel, de jongeling bijt erin en begint
zachtjes te zingen.
“ Hoeperdepoep
Zat op de stoep
En deed aan vuile manieren
Hij stak z’n fluit in Mie heur gat
En die begon te tieren
Blijf van m’n gat
Of ik stamp uw beurzeke plat…”
Dat middeleeuwse liedje wordt nu nog altijd gezongen. Echt waar.
Geloof het of niet, de jongeling veranderde in een oud vrouwtje. Eind
goed, al goed, zou men denken. Maar nee hoor, een normaal einde is een beetje
te ver gezocht.
“ Zijt gij een heks?”vraagt de ridder.
“ Ik ben een oud vrouwtje die appels verkoopt voor citroenen…” zegt het
oude vrouwtje.
Miljaarde, een heks met geheugenverlies…denkt de zwarte ridder.
“ Kom, we krassen hier op en houden het voor bekeken…”zegt de ridder
tegen z’n twee ezels.
Het oude vrouwtje fluit op haar bezem. Die spontaan het gras begint te
vegen. Beroepsmisvorming, denkt de heks. Ze roept hem tot de orde en gaat op
hem zitten. De bezem vliegt met haar naar het bos. De landing is perfect, los
tegen de eeuwenoude eik. De heks telt haar overgebleven tanden. Ze spreekt nu
met een echo…
“ Gij valt ook altijd uit de lucht hé?”vraagt heks Colette, bijgenaamd
Col, waarschijnlijk komt daar de naam ‘toverkol’ van.
“ Wilt ge nu eens weten wat ik meegemaakt heb heb heb?” Ze spreekt
inderdaad met een echo.
“ Ja, ja, ja…”zegt heks Col.”
“ Ook al je tanden kwijt?”vraagt de oude heks, zonder naam, omdat ik
geen goesting heb om er één te verzinnen.
De Zondernaam-heks doet haar verhaal. De andere heksen geloven er niets
van, want ze weten allemaal dat Zondernaam Alzheimer heeft.
“ Ik kan mij niet herinneren ooit al zoiets meegemaakt te hebben…”zegt
de oude heks.
De Zwarte Ridder is eindelijk aangekomen in het dorp Merelbeeck. Het
dorp bestaat uit een twintigtal houten huizen, gebouwd rond een Romaans kerkje.
In het midden van het plein staat een waterput, naast een oude eik. Ik heb de indruk dat er in al die dorpjes
vroeger oude eiken stonden. Her en der liggen ook nog wat boerderijtjes
verspreid. ’t Stelt niet veel voor, maar alle begin is moeilijk. Ge moet nu
maar eens gaan kijken in Merelbeke. Er brandt nog licht in de enige staminee,
die het dorp rijk is. De jukebox speelt vollen bak. Stop, stop, schrijverke van
m’n botten, ge moet niet overdrijven hé? Er waren toen nog geen jukeboxen.
Verdomme, nu je het zegt, zegt de schrijver tegen zichzelve…
De minnestreel speelt vollen bak. De Zwarte Ridder doet de deur open en
wil naar binnen gaan, maar iets houdt hem tegen…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage