De Zwarte Ridder 9
De Zwarte Ridder probeert met alle macht binnen te geraken in de
staminee, maar ’t lukt hem niet. Verdomme, denkt hij, kunnen ze hun deuren niet
wat breder maken…
“ Edele heer, misschien is het beter, alvorens binnen te gaan, je eerst van
je paard stapt?”vraagt de knecht.
“ Een kleine vergetelheidje, m’n dierbare knecht, een mens kan niet aan
alles denken hé?”
De zwarte ridder stapt van z’n paard en geeft de teugels uit handen. Hij
duwt de deur verder open en probeert nogmaals binnen te stappen. Het lukt hem
weer niet. Ik heb veel zin om die overjaarse staminee eigenhandig te verbouwen,
roept de ridder kwaad uit.
“ Misschien eens proberen om zijdelings binnen te gaan?”zegt de knecht.
“ Nu je het zegt, ik ben er niet bij met m’n kop hé?”
“ Da’s normaal, edele heer, je moet ook aan alles denken hé?”probeert de
knecht een beeetje te slijmen, in de hoop een salarisverhoging te verkrijgen.
De salarissen voor ridderknechten waren in die tijd niet om over naar
huis te schrijven. Er was wel een minimum barema voorzien, maar men ging er
toen vanuit dat knecht spelen van een ridder “ een eer “ was. Per slot van
rekening kon een knecht hoger op de sociale ladder geraken door z’n trouw aan
de ridder. Vele ridders waren eerst knechten van andere ridders. Zo is er een
geval bekend, van een knecht die de het schommelpaard van de koning redde toen
een deel van het kasteel in de fik
stond. De koning, ten zeerste aangedaan door de onverschrokkenheid van de
knecht, heeft de knecht toen in de adelstand verheven. Hij kreeg een oorkonde
en een zwaard uit handen van de koning. Voortaan zou hij door het leven gaan
als ridder Cheval de Schommel. Er is nog niets veranderd, nu slaat de koning je
tot ridder omdat je de staat een dienst bewezen hebt. Wat meestal neerkomt op
de kunst van het zich verrijken op de kap van de medemens. Maar er zijn er ook
die zich baron mogen noemen omdat ze en film gemaakt hebben of omdat ze goed op
een velo gereden hebben. Of omdat ze een weekje in een ruimtestationnetje
gezeten hebben. Ge ziet het moet niet altijd groots zijn om in de adelstand
verheven te worden. Maar dit terzijde…
Het geroezemoes en lawaai houdt plots op als de ridder in de gelagzaal
staat. Een ridder in vol ornaat ziet men niet alle dagen. En zeker hier niet.
De waard is er niet gerust in. Zou dat die inspecteur zijn van het nieuwe
ministerie van Plezier & Vertier, vraagt hij zich af. Dan zijn ze er wel
vlug bij, want amper twee bladzijden geleden moest het nog opgericht worden. De
waard schudt z’n verzopen kop en pijnigt z’n weinige overgebleven hersencellen.
Z’n bier is aangelengd met water uit de waterput, de spijzen die hij verkoopt
zijn al lang de houdbaarheidsdatum overschreden. De klanten, die op doortocht
zijn, moeten dubbel betalen en zeker in het toeristische seizoen. Een ritje met
een ezel door het dorp kost ook al stukken van mensen. Voor de bediening op het
terras wordt ook al flink bijgerekend. Kortom onze voorvaderen horeca-houders
kenden er toen ook al wat van…
De zwarte ridder baant zich een weg naar de toog. Wat niet zo moelijk
is, gezien iedereen al opzij gegaan is.
“ Kastelein, kan ik hier overnachten en iets te eten krijgen?” vraagt de
ridder op bevelende toon.
“ M’n weledele heer, de kok is al gesloten en de keuken is al naar
huis…” zegt de waard een beetje ongemakkelijk.
“ Wablief, herhaal dat nog eens, maar nu in ’t Vlaams hé?”
“ Ik bedoel dat de kok ( met K.O.K.) al naar huis is en de keuken reeds
gesloten…”
“ Moet een verdediger des vaderlands dan honger lijden?” vraagt de
zwarte ridder, die voelt dat z’n Spaanse temperament de kop opsteekt.
“ Nee, edele ridder, maar de horecabond kijkt er streng op toe dat wij
de wettelijke uren respecteren. ’t Is al moeilijk genoeg om personeel te vinden
die in het weekend nog willen werken hé?”
“ Daar heb ik geen boodschap aan, ik wil hier terstond eten. Voor mij en
m’n knecht. En ook voor diene andere ezel die buiten staat…”
“ Ik zal de kok laten halen, mag ik u een drankje aanbieden van het
huis?”
“ Dat mag u, wat heb je zoal?”
“ Een wijntje dat bij u, edele heerschap past. Een Beaujolais Grand Cru
uit het jaar onzes heren 1406. Rechtstreeks geïmporteerd uit Frankrijk via de Leie en de Schelde…”
“ Ik drink geen alcohol, mag niet van mijn religie, hebt ge geen
alcoholvrije wijn?”
De kastelein staat er beteuterd bij. Een ridder die geen alcohol drinkt,
de wonderen zijn de wereld nog niet uit.
“ Ik heb ook nog choco-karnemelk…”probeert de kastelein.
“ Ik moet kotsen…”roept de ridder en loopt als een gek door de nog
openstaande deur. Die te smal is, met alle gevolgen vandien…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage