GoNo's Gedichten & Verhalenhoek
De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.
vrijdag 28 september 2012
dinsdag 25 september 2012
woensdag 19 september 2012
Boer, let op je ganzen als…
Boer Janssens is stinkendrijk, toch klaagt hij steen en been. Er is altijd wel een reden om te klagen. Schijnt de zon teveel, dan is het te droog. Regent het, dan is het te nat. Doet het geen van beiden, dan klaagt hij over z’n vrouw, z’n kiekens die niet willen leggen of z’n zoon die het verschil niet kent tussen een bok en een geit…
Boer Jannsens is van huis uit katholiek opgevoed, z’n ouders waren dat ook. Zestig jaar geleden had de kerk nog een grote aanhang. Maar tijden veranderen, mensen ook. De moderne jeugd heeft haar eigen goden geschapen hé? We moeten terugkeren naar de basis van de leer van Jezus. Wat die basis dan mag wel wezen, laat hij wijselijk in ’t midden. Vraag het aan meneer pastoor, ieder op z’n eigen weide hé?
Boer Janssens heeft zich voorgenomen om in de politiek te gaan. In z’n voorhof staat nu een groot bord: “ STEM VOOR JAN JANSSENS- DE MAN DIE ER EEN PATAT GAAT OP GEVEN !!!. Origineel en zelf gevonden, zegt hij. Hij staat er met een foto op, gekleed als boer met inbegrip van rode bolletjeszakdoek en scheve klak. Vanavond moet hij spreken in de parochiezaal, naast de kerk. Na de avondmis worden de boeren en andere burgers verwacht. Er is gratis koffie, thee en koffiekoeken. Een Wortegemse jeneverke kan men ook krijgen…
“ Ik ga het op z’n Amerikaans doen…”zegt boer Janssens tegen Marie, z’n vrouw, die tevens boerin is.
“ Op z’n Amerikaans? Dan moet ge in een Amerikaanse slee aankomen. En de rode loper moet uitgerold worden…en de fanfare moet staan spelen…”antwoordt Marie.
“ De rode loper? Dat ziet ge van hier hé? Ik ga geen reclame maken voor de socialisten, zoek maar een oranje loper of iets dat er op trekt…”
“ Misschien kunnen we een groene loper leggen?”oppert Marie.
“ Een groene loper? Zie ik er uit als een groene? Die verpesten de edele stiel van het boerenschap…”
“ We moeten het vragen aan Patrick, uwen kozijn uit Antwerpen, die kent toch iets van reclame?”zegt Marie, die het ook niet meer weet.
“ Den Patrick? Die zit bij de verkeerde partij, die denkt dat heel Antwerpen van hem is. maar z’n slogan “ Antwerpen van “A” is goed gevonden, ik zou ook zo iets moeten hebben…zoiets als “ Koedrecht is van “ U”. Dat de helft van de gronden van mij zijn, is maar een detail. Maar laat me nu even nadenken, ik moet m’n speech nog voorbereiden. Zijn de koeien al gemolken? Hebt ge de vlaggetjes al uitgedeeld aan de chirojeugd? Is de fanfare al verwittigd? Hetb ge de 1263 inwoners van dit godvergeten dorp al een uitnodiging gestuurd?”
“ Veel vragen waarop ge weinig antwoorden zult krijgen, gezien ge dat alles overgelaten hebt aan uwen zoon. Die is verantwoordelijk voor marketing, hebt ge zelf gezegd. Omdat hij dichter bij de jeugd en de jonge boeren staat…”zegt Marie, die al vanaf haar geboorte lid is van de Vrouwengilde van de Boerenbond. En daardoor haar handen meer dan vol heeft…
Boer Janssens trekt zich strategisch terug en gaat z’n speech voorbereiden in de varkensstal. Betere toehoorders zijn er niet te vinden. Ze zijn een beetje zoals het kiesvee, die knorren ook altijd. Eerst verkiezen ze iemand om daarna te klagen dat ze voor de verkeerde gekozen hebben. En bij de volgende verkiezing stemmen ze terug op dezelfde, kwestie van hem of haar nog een kans te geven om alsnog de vele loze beloften die ze maken gestand te doen. Maar met mij, gaat het veranderen, denkt boer Janssens. Eindelijk zullen de boeren krijgen waar ze recht op hebben. We hebben niet voor niets de Guldensporenslag gewonnen…
Boer let op je ganzen als de vos de passie preekt…
©GoNo
zondag 16 september 2012
Verzin maar wat…
’s Morgens bij ’t ontwaken
verzin ik een nieuwe dag
terwijl de nevel langzaam verdwijnt
wacht ik tot het zonnetje schijnt
m’n hersens zijn nog moe
van al die gevechten in m’n dromen
maar wat doet het er toe
laat de morgenzon maar komen
eerste lauwe zonnestralen
zo rond een uur of negen
’t is soms een beetje balen
de wolken houden ze tegen
de nachten duren nu al langer
de dageraad is ’s morgens nog moe
de maan mag nog even blijven staan
maak plaats, de zon komt eraan
’s morgens bij ’t onwaken
verzin ik een nieuwe dag
‘k zal een stevige zucht slaken
en zoeken naar een lach
af en toe vind ik er eentje
plots, geheel onverwacht
’t komt niet van de grote mensen
maar van een kind dat lacht…
©GoNo
vrijdag 14 september 2012
Getekend: Clement Devos hoofdinspecteur GP 4
Het raadsel van het verdwenen kruisbeeld.
Clement Devos was nu al zes maanden in dienst als wijkagent. Tot ieders tevredenheid. Buiten controleren of iemand wel op het opgegeven adres woonde, wat brieven van een deurwaarder en folders van de partij van de burgemeester in de bus steken, hield z’n job niet veel in. Als ik dat moet doen tot m’n 65ste, dan ben ik knettergek, denkt Clement. Hij moet nu ook nachtdienst doen, wegens een griepepidemie. De helft van z’n collega’s zijn ziek, de andere helft loopt rond met een snotneus. Het politiekantoor is pas vernieuwd en ze hebben airco. Met alle gevolgen vandien, gezien de bacterieën zich als een lopend vuurtje verspreiden…
Het belooft een kalme avond te worden. ’t Is ijskoud buiten, de wind waait de pannen van het dak. De airco verspreidt een hittegolf in het kantoor. Schijnbaar is de thermostaat kapot. Firmin, die ze opgepakt hebben omdat hij tegen hun combi stond te plassen, beweert met z’n zatte botten dat hij vroeger nog gewerkt heeft bij een firma die chauffageketels plaatste. Dus van thermostaten weet ik wel iets, zegt hij. Prostaten, zul je bedoelen zeker, vraagt de officier van wacht. Dat ook, zegt Firmin, maar ge gaat hier toch zo niet blijven zitten? Tja, er zal niets anders opzitten hé, zegt de officier…
Niet te doen, niet te doen. De hitte binnen is niet te harden, de koude buiten ook niet. Wie niet waagt, niet wint denkt de officier. We halen Firmin uit z’n cel, hij kan z’n roes op een andere keer uitslapen.
“ Clement, haal Firmin uit z’n kot, hij moet diene thermostaat reparen. Anders kunnen we morgen onzen boetiek sluiten wegens gebrek aan personeel…” beveelt de officier van wacht.
Firmin wordt uit z’n cel gehaald, staat erbij alsof hij zich nog in dromenland bevindt.
“ Ik ben onschuldig, ‘k heb niets gedaan en ’t was een geval van overmacht. Ik dacht dat het een combi van de rijkswacht was…”
“ Firmin, ge moet geen verklaring afleggen, je bent betrapt op heterdaad hé?”zegt Clement op minzame toon.
“ Mag ik dan naar huis gaan?” vraagt Firmin hoopvol.
“ Naar de kroeg, bedoel je?”
“ Dat ook, maar eerst naar huis, om de stank van die cel uit m’n kleren te krijgen…”
Firmin is altijd eerlijk. Een eerlijkere dief als hij bestaat er niet.
“ Ge moet eerst diene thermostaat repareren hé? Ge kent er toch iets van of niet?”
“ Natuurlijk dat ik er iets van ken, ge kunt geen betere vinden…”zegt Firmin met een grijnslachje. Firmin kent er niets van, z’n taak bestond erin de juiste sleutels en tangen te geven. Maar van zien kan men veel leren hé?
“ Hebt ge hier wel gerief om zulke delicate operatie te doen?”vraagt Firmin.
“ Jawel, in de kelder ligt nog een inbrekerstas, daar zit alles in wat je nodig zult hebben…” zegt de officier.
“ Zijn dat geen bewijsstukken? Als ik dat gebruik staan m’n vingerafdrukken erop en waar kom ik dan terecht hé?”
“ Een paar jaar in de bak?”vraagt de officier met een lachje.
Firmin is druk bezig met de thermostaat aan de hoofdleiding. Hij kan gemakkelijk z’n schup afkuisen want niemand houdt hem nog in ’t oog, omdat het plots nogal druk geworden is op het kantoor. De pastoor, de koster en de huishoudster zijn in vliegende vaart het kantoor binnengestormd. Alsof de duivel hen op de hielen zat. De pastoor slaakt een vloek en vraagt onmiddellijk vergiffenis aan z’n Grote Baas. De koster vloekt ook en vraagt niets. Hij heeft het niet met bazen. De huishoudster heft haar devote ogen ten hemel en slaat een kruisteken. Eens non, altijd non hé?
“ Kalm, een beetje kalmte kan helpen…” zegt Clement op vermanende toon.
“ ’t Is godgeklaagd, dat het godgeklaagd is…” foetert de pastoor.
“ Klaagt God nu ook al? Wie niet hé, tegenwoordig klaagt iedereen…dat heb je met die moderne tijden …”probeert Clement de gemoederen een beetje te bedaren.
“ Ze hebben m’n kerk onteerd en gestolen…” zegt de pastoor nu nog kwader.
’t Is weer eens iets anders, denkt Clement, ’t moeten niet altijd dezelfden zijn die van de medemens stelen. Clement en de kerk gaan niet goed samen, da’s duidelijk.
“ Dus ze hebben uw kerk onteerd en gestolen?”herhaalt Clement.
“ Dat zeg ik toch?”antwoordt de pastoor, die alle moeite van de wereld doet om Clement en het hele politiebureau niet in de ban te slaan.
“ Dat onteren kan ik nog begrijpen, maar een kerk stelen? Een kerk steek je zomaar niet in je binnenzak hé?”
“ Jezus, Maria, Jozef, dat bedoel ik niet hé?” De pastoor gaat zitten, veegt z’n voorhoofd af met het kleed van de non, bij gebrek aan zakdoek. De non denkt eraan om haar habijt nooit nog te wassen en het te aanschouwen als relikwie. Het zweet van zulke heilige man, die al zoveel gedaan heeft voor de parochie, mag niet verloren gaan…
“ Koster, vertel jij het maar, per slot van rekening heb jij de diefstal het eerst gemerkt…”
“ Welnu, ik kwam binnen om de kaarsen uit te doen en de offerblok te ledigen. Dat doe ik altijd na de zevenurenmis. Om acht uur sluit de kerk, daarom hé?”
“ Niet te vlug, ik moet alles letterlijk noteren, meneer de koster…”zegt Clement met de tong tussen de lippen.
“ Ik ledig dus de offerblok, waar zoals gewoonlijk weeral meer knopen dan geld inzat. Als ge knopen nodig hebt om aan uwen frak te naaien, ik heb er nog met kilo’s liggen. In de Congo willen ze er ook al geen meer. Waar was ik gebleven? Ik doe de kaarsen uit, tegen de verspilling en het brandgevaar. En zoals gewoonlijk ga ik dan achterwaarts van het altaar weg. En wat zie ik?”
“ Zeg het mij, wat zag je?”probeert Clement er de vaart in te houden?
De koster is er blijkbaar nog van aangedaan. Z’n stem stokt en hij kijkt hulpeloos naar z’n pastoor…
©GoNo
donderdag 13 september 2012
Getekend: Clement Devos hoofdinspecteur GP 3
De gebroeders Strappats stappen binnen in de kroeg. Als dat maar goed komt, denkt Lange John. Frank stapt recht naar de toog, z’n broer Frans volgt hem op de hielen en andere lichaamsdelen. Ze gaan naast Clement staan. Sluiten hem in. Er gaat een dreiging van hen uit, intimidatie van een politiefunctionaris tijdens het uitoefenen van z’n dienst. Clement grijpt onbewust naar z’n pistool. Z’n hand ligt losjes op de kolf. Hij lijkt nu nog meer op een cowboy. Z’n paard kan elk moment binnen komen en een whisky vragen of een zak haver…
“ Hierzie, de nieuwe wijkagent, ge moet uwen snor laten groeien, dan ziet ge er uit als een echte vent…”zegt Frans op sarcastische toon.
“ Ja en uwen baard en bakkebaarden. Dan zijt ge een echte rock & roll-flik…”doet Frank er nog een schepje bovenop.
Clement moet eens lachen, zij het een beetje groen. Wat moet ik doen in zulke situatie, denkt hij. Dat hebben ze niet geleerd in de politieschool. Een boete geven wegens smaad aan de politie? Een paar kogels door hun bast jagen? Da’s wel heel drastisch, per slot van rekening hebben ze nog niets verkeerd gedaan. En van woorden ga je niet dood, besluit hij…
Hij neemt de stier bij de horens, met de deur in huis vallen lijkt hem de beste optie.
“ Wat een toevallige toeval, ik ben juist op zoek naar jullie…”
“ O ja? En mogen we ook weten waarom?”vragen beide broers bijna tegelijk, met enkele seconden verschil.
“ Weten jullie iets van een zwarte fiets, toevallig eigendom van Emiel de facteur? Naar het schijnt zou hij hier voor de deur gestolen zijn?”
“ Wat wilt ge daar mee zeggen? Dat wij die gestolen hebben?”vraagt Frans op brutale toon.
“ Ik wil jullie niet beschuldigen, maar het toeval wil dat jullie beiden naar buiten gingen en even later de fiets verdwenen was…”
“ Da’s ook toevallig hé Frank?”zegt Frans tegen z’n broer.
“ Het leven hangt aanéén van toevalligheden, zei m’n bomma altijd…”zegt Clement op zalvende toon.
“ Uw bomma heeft gelijk, ons bomma zei dat ook altijd. Onder den oorlog leerde ze een Duitser kennen waar ze smoorverliefd op werd. Na de oorlog hebben ze een hakenkruis op haar voorhoofd getekend, haar haren afgeschoren en in haren bloten door de straat gejaagd. En dat allemaal omdat ze toevallig op diene Duitser verliefd werd. Zes maanden Begijnenstraat heeft ze gekregen. Toen ze buiten uit de bak kwam, had ze niets meer…” Frans zegt het bijna snikkend.
Wat een verhaal, denkt Clement…
“ Maar om op uw vraag te antwoorden, we hebben inderdaad een zwarte fiets gezien. Zien passeren aan 30 km per uur en er zat niemand op…”zegt Frank met uitgestreken gezicht.
“ Wablief? En waar hebt ge die fiets gezien?”
“ Richting Schoonselhof, tram 12…”
“ Hoezo? Tram 12?”
“ Zijt gij een papegaai ofwat?
“ Nee, maar ik kan niet goed volgen hé?”
“ Diene fiets anders wel. Hij was vastgebonden aan de achterbumper van diene tram vanachteren…”
Clement heeft een klein vermoeden dat de daders hier naast hem aan de toog staan. Er rijdt dus een tram in Antwerpen rond met een fiets in z’n kielzog. De toeristen keken hun ogen uit, de agent die het verkeer regelde op de Rooseveltplaats ook.
’t Is uiteindelijk allemaal nog goed gekomen. Emiel kreeg z’n fiets terug en een spiksplinternieuw slot om hem vast te maken. De gebroeders Strappats gingen vrijuit wegens gebrek aan bewijs. Om het te vieren sloegen ze Flupke in elkaar omdat die toevallig van Frans z’n pint gedronken had. Flupke liet het niet aan z’n hart komen, vertelde overal dat hij de rest van z’n leven op de ziekenkas zou zitten. Op kosten van de gebroeders. Beiden werden veroordeeld tot het betalen van de kosten en een schadevergoeding. Met als toemaatje een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De rechter wist al op voorhand dat ze die toch gingen moeten uitzitten…
Toen moest men zelfs één dag uitzitten, maar toen was er ook meer plaats hé?
©GoNo
woensdag 12 september 2012
Getekend: Clement Devos hoofdinspecteur GP 2
Clement Devos stapte als een echte cowboy de kroeg binnen. Z’n hand rustte op z’n pistool, z’n kepie wat naar achteren geschoven. Het enige wat ontbrak waren z’n sporen en z’n paard. Lange John wist niet wat hij zag. Miljaarde, dacht Lange John, dat ik dat nog mag meemaken. Er klonk gelach in de kroeg, en ’t was niet omdat er een goeie mop verteld werd…
“ Ik ben Clement Devos, uwen nieuwe wijkagent…”
Deze woorden sloegen in als een bom. De plotse stilte was oorverdovend. Lange John keek de nieuwe wijkagent doordringend aan. Clement keek even doordringend terug. De jukebox trok er zich niets van aan, speelde lustig verder ‘ In Dreams’ van Roy Orbison. Geheel toepasselijk, vond Lange John.
“ Ik ben John Kennedy, bijnaam Lange John, uwen nieuwe cafébaas…” Lange John heette helemaal niet Kennedy, hoewel hij er een beetje op leek, als hij pas uit de douche kwam. Zonder vetkuif en lederen jekker hé…
Flupke, die doorging als de slimste idioot die een moeder ooit op de wereld gezet heeft, kwam naast Clement staan.
“ Is dat een echte revolver?”
“ Nee, da’s een plastieken die alleen maar propjes afschiet…”
Daarmee was de toon gezet. De aanwezige dokwerkers en rockers vonden het een goeie. De nieuwe wijkagent hield van een beetje lachen, zo’n kwaaie was het nu ook weer niet.
“ Wilt ge iets drinken?” vraagt Lange John.
“ Voor mij een fluitje….” probeert Flupke.”
“ Eerst uwen poef betalen, Flupke, ge staat al voor vijftig frank op de spiegel…”
“ Geef mij maar een colaatje…”zegt Clement.
“ Een colaatje? Zijt ge er mee aan ’t lachen? Een vent gelijk gij die drinkt toch een 33-er? De oude wijkagent liet zich niet kennen op dat gebied. Die trakteerde heel de zaak als blijde kennismaking en even blijde intrede…”
De aanwezigen tikken nu met hun glas op de tafels en de toog. Een vast ritueel als men een toernée generale krijgt. Clement weet niet goed wat hij moet doen, is niet zo goed op de hoogte van de geplogendheden in dit milieu. Maar om het ijs te breken en hopende op een beetje medewerking aan z’n onderzoek, besluit hij om toch maar te trakteren…
“ Oké, geef dan maar een rondje en geef mij een 33-er…”
“ Da’s gesproken, nu hoor ik u klappen…”zegt Lange John. Da’s rap verdiend ook, denkt hij.
“ Kom Flupke, werk een beetje voor uwen poef, ga de lege glazen halen en breng de volle in de plaats…en maak de asbakken leeg terwijl ge nu toch bezig zijt…” Waar is de tijd toen er nog gerookt mocht worden hé? Toen waren er een heel pak minder moraalridders…
Om de één of andere reden begon Clement zich thuis te voelen in deze kroeg. Lag het aan de muziek of aan de ongedwongenheid van de kroeggangers? Hij wist het niet…
“ En zeg eens, hoe kan ik u van dienst zijn?”vroeg Lange John op minzame toon.
“ Ik kom eigenlijk vanwege een klacht…”
“ Toch niet omdat de muziek te hard stond? De rijkswacht zei dat vannacht ook al, de buren hadden geklaagd dat ze niet konden slapen. Slapen moet ge doen als ge dood zijt, dan hebt ge tijd genoeg hé?”
Clement had geen weet van een klacht voor burenlawaai, maar dat was in die tijd geheel normaal. Rijkswacht en politie waren twee werelden apart, de ene wist niets van de andere en omgekeerd ook.
“ Ik kom eigenlijk voor de broers Strappats, die kennen jullie toch?”
Bij het horen van de naam Strappats viel er een onbehaaglijke stilte. Iedereen kende de broers. De oudste had nog op de Sinksenfoor in een bokskraam gestaan, de jongste was worstelaar geweest. Geen katjes om zonder handschoenen aan te pakken. En zeker niet als ze gezopen hadden. Een scheve blik of een scheef woord was genoeg om een vechtpartij uit te lokken. ’t Waren echte straatvechters die ge beter te vriend kon houden…
“ Naar het schijnt zouden ze de velo van Emiel de facteur gestolen hebben. Hier voor de deur. Heeft er iemand iets gezien?”vraagt Clement op gezaghebbende toon.
“ Niemand heeft er iets gezien…” zegt Lange John, nogal vlug. In zijn kroeg zijn klikkers niet welkom, dat de politie het zelf maar uitzoekt, ze worden er voor betaald.
Clement krijgt geen antwoord. Z’n onderzoek is vast aan ’t lopen.
“ Misschien als ge er nog ene geeft, bier maakt de tongen los hé?”vraagt Lange John.
De deur gaat open en ge moogt drie keer raden wie er binnen komt…
©GoNo
dinsdag 11 september 2012
Getekend: Clement Devos, hoofdinspecteur GP…
Het begin…
Hoofdinspecteur Clement Devos, met een staat van dienst van meer dan dertig jaar, kijkt met gemengde gevoelens terug op z’n carriére bij de Gerechtelijke Politie. Nog twee dagen en dan is het onherroepelijk gedaan. ’t Is mooi geweest, denkt hij. Laat de jeugd het maar overnemen. Oplossen van moordzaken is meer en meer een wetenschappelijk onderonsje geworden. ’t Is aan hem niet besteed. Hij gebruikt de methode Sherlock Holmes. Nuchter nadenken en elimineren…
Hij herinnert zich nog heel goed hoe z’n carriére begon. Als pasbenoemde wijkagent werd hij al meteen geconfronteerd met de diefstal van een fiets. Niet zomaar een fiets, nee, de fiets van Emiel de postbode. Die had z’n postfiets, een vehikel van bijna veertig kilo, zoals gewoonlijk tegen de gevel van café “ De Zwalpende Schuit” gezet. Emiel, dat was algemeen geweten, hield van een borreltje. In de winter hield het hem warm, in de zomer daarentegen…Maar “ De Zwalpende Schuit” was z’n laatste stopplaats. Van hieruit ging het bergafwaarts naar de Groenplaats. In die tijd had men nog respect voor de facteurs, dragers en uitbetalers van pensioentjes en postwissels allerhande. Emiel moest alleen maar uitkijken voor de tram die z’n pad kruiste in de Nationalestraat. Toen reden de trams nog traag, een ritje met de tram was een belevenis voor jong en oud. Multiculturele trams bestonden toen nog niet. Clement Devos schudt z’n hoofd. Waar is die tijd gebleven, denkt hij. Hij ziet zich als jong broekje nog wandelend de Groenplaats aflopen. Kuierend in z’n uniform met blinkende knopen. Een praatje makend met de winkeliers en horeca-uitbaters. Af en toe een vermanend vingertje opsteken omdat er iemand door een rood licht liep, dat constant op rood bleef staan. Een roodaangelopen postmeester hield hem staande.
“ Ze hebben de fiets van Emiel gestolen…”zei de postmeester, buiten adem.
“ Wat?”
“ De fiets van Emiel de facteur, staatseigendom en nog zo goed als nieuw…”
“ Zozo, en wanneer is die gestolen?”vraagt Clement Devos op ondervragende toon.
“ Een halfuurtje geleden, aan café “ De Zwalpende Schuit”…”zegt de postmeester, nu wat minder buiten adem.
“ Zozo, en hoe ziet die fiets eruit?”
“ Een zwarte fiets van bijna veertig kilo, met twee zakken opzij en draagvlak aan de voorkant, verder staan er pedalen op, een stuur en een voor-en achterlicht. En remmen, als ik me niet vergis…”antwoordt de postmeester op enigszins verbeten toon.
“ Zozo, ik heb het genoteerd en zal mij nu begeven naar de plaats van het delict…” Clement Devos, pasbenoemde wijkagent, neemt zich voor eens te tonen hoe de nieuwe generatie politieagenten, dergelijke misdrijven van zulke omvang, op kan lossen. Hij heeft een klein vermoeden dat de broertjes Strappats er voor iets tussen zitten. De oude wijkagent, die hij vervangt wegens op pensioenstelling, had hem hiervoor verwittigd. Als er iets in de omgeving gebeurt mag je er donder op zeggen dat die twee schelmen er de hand in hebben. Clement Devos is vastbesloten z’n gezag te laten gelden. Ik ga er keihard tegen aan, geen compromissen, de wet zal en moet gerespecteerd worden.
Café “ De Zwalpende Schuit”…
De Zwalpende Schuit bestaat al lang niet meer. Is nu een boetiek van merkkledij. Maar in de jaren zestig, de tijd van de rock & roll, was het de verzamelplaats van de min of meer losbandige jeugd, die dweepten met Elvis, Buddy Holly, Roy Orbison en andere idolen. De uitbater, Lange John, stond er achter z’n toog in lederen jekker, vetkuif en bakkebaarden. Het neusje van de zalm als het ware. Z’n neus zag er ook uit als een zalm. Maar dat kwam door een asbak die toevallig tegen z’n aanminnig gelaat terechtgekomen was. Af en toe was er al eens een vechtpartijtje met dokwerkers, die niet zo hoog opliepen met die nieuwe generatie van amokmakers. Maar meestal heerste er een soort van wapenstilstand. Het café was netjes in twee kampen verdeeld. Na verloop van tijd konden ze min of meer met elkaar opschieten…
Clement Devos kende het café alleen van horen zeggen. Een bruin café, waar de politie liever niet langs wilde komen. Het verhaal deed de ronde, dat ze daar eens een agent in z’n onderbroek aan een lantaarnpaal gebonden hadden. Op klaarlichte dag. De arme man moest er een openstaande boete gaan innen. Sedertdien heeft men om zulke excessen te vermijden, de takszegels ingevoerd. Maar Clement Devos geloofde niet alles wat er gezegd werd. Ik moet dat eerst proefondervindelijk ondervinden, was en is nog steeds z’n leuze…
De toog is bruin geschilderd, dateert duidelijk nog van uit de middeleeuwen. Gemaakt van stevige eikenhouten balken. Niet van dat armzalig triplex-gedoe. Het stof en de spinnewebben laten vermoeden dat de kuisvrouw terug naar Polen vertrokken is. De oorlog is ook al meer dan vijftien jaar voorbij hé? Aan het raam staan de sanseveria’s te verkommeren. Er staat een kachel, een duveltje, zoals dat heet in de volksmond. De muren zijn bedekt met vergeelde aankondigingen van openbare verkopen. De kerstversiering van tijdens de oorlog is blijven hangen. Als eerbetoon voor de verzetslieden, die hem opgehangen hebben. Die zelf opgehangen zijn in Breendonk. Lange John z’n bloedeigen vader was één van de weinigen die ze niet opgehangen hebben. Hij kwam er vanaf met wat folteringen en wat stampen op z’n muil. Maar als dokwerker moet ge daar tegen kunnen…
Wat valt er verder nog te vertellen over deze bruine kroeg? Dat de wc stinkt naar kots en uitwerpselen? Naar verschaald bier? Dat als de kroeg dicht is, de ratten en muizen een feestje brouwen met gratis zakjes chips? Lange John lag er niet van wakker, z’n kroeg draaide goed. Het bier was er fris, z’n glazen waren proper en dat was ’t voornaamste. O ja, er staat ook nog een jukebox, een Wurlitzer. De laatste nieuwe. Met de laatste nieuwe 45-toerenplaatjes. De enige investering die Lange John ooit gedaan heeft. Het legde hem geen windeieren, het ding speelde constant…
©GoNo
vrijdag 7 september 2012
Wat hebben we geleerd vandaag?
Wie zei er ook weer dat met de eenmaking van Europa, de euro het bindmiddel moest zijn? De euro, alles ging beter en goedkoper worden. De euro als tegenhanger van de dollar. De Amerikanen hebben eens goed gelachen en wachten gewoon hun tijd af. De ratingsbureau’s zetten meer en meer Europese landen op hun lijstje. De macht van een paar bureaucraten die beslissen over het wel en wee van hele staten. Banken dreigen over kop te gaan, speculeren en betalen zichzelve bonussen uit dat het niet mooi meer is om te zien. Ze liggen er niet van wakker, de brave burger zal wel opdraaien voor hun malversaties. We worden uitgemolken tot we geen melk meer kunnen geven…
Europa moest één worden. De Verenigde Staten van Europa, met z’n eigen president. Hoe meer landen erbij kwamen, hoe meer vreugde er was. Landen die heel hun staatsboekhouding vervalsten, werden met open armen ontvangen. Controle zou wel achteraf gebeuren. We hebben gezien naar waar het leidt. Europa is één grote luchtbel. Uitgerangeerde politici, die in de nationale politiek weggestemd zijn, duiken terug op in het Europese parlement. Daar brandt de lamp, zeggen ze. We werken hard om de Europese burger uit te melken, dus mogen we er ook dik voor betaald worden. Ze denken dat ze iets te zeggen hebben, terwijl er feitelijk maar twee landen zijn die de Europese teugels in handen hebben. Frankrijk en Duitsland. De vroegere aartsvijanden zijn nu de beste vriendjes. Die twee landen willen dat we onze begroting op orde stellen. Niet meer dan normaal, tot daar kan ik nog volgen. Maar ze eisen ook dat we miljarden geven aan de noodlijdende landen. ’t Is ’t één of ’t is ’t andere hé? Die miljarden die we zogezegd uitlenen kunnen beter dienst doen om onze eigen economie te ondersteunen. Om onze eigen bevolking meer koopkracht te geven.
Griekenland, Portugal, Spanje, Italië, allemaal landen die vroeg of laat aan de bedelstaf zijn. In Griekenland is het al zover. Het hele land verkeert in chaos. De burgers slikken het niet langer, ze stevenen recht af op een militaire dictatuur. Het leger heeft daar al eens de macht naar zich toe getrokken. De geschiedenis zal zich herhalen. Hoe kunnen politiekers nog met een gerust geweten gaan slapen. De banken met hun ongebreidelde hebzucht hebben schuld aan het debacle, de politici even goed. In iedere bank zit er wel een politieker in de beheerraad. Vetbetaalde postjes, die alleen maar ‘ja’ mogen knikken. Die met voorkennis hun aandelen op tijd kunnen verkopen. Dat de kleine spaarder z’n geld kwijt is, zal hen worst wezen…
Als de burger op z’n tandvlees zit, stort de economie in elkaar. Men kan duizenden producten maken, maar men moet ze ook nog kunnen verkopen. Maak alles nog wat duurder en kom dan klagen dat niemand nog iets wil kopen hé? Wacht maar af tot Electrabel de kraan dicht draait. Zitten we hier allemaal zonder elektriciteit. En dan mogen de regeerders mij nog honderd keer komen vertellen dat ze de prijzen bevroren hebben. Tot januari 2013. Wat daarna? De vraag stellen is ze beantwoorden. De burger zal mogen opdraaien voor het verlies dat Electrabel geleden heeft. Ze gaan het dubbel en dik aanrekenen. Nog meer mensen die hun maandelijkse factuur niet meer zullen kunnen betalen. Nog meer mensen die zullen moeten bezuinigen. En toen viel de economie op een dag volledig stil en heerstte plotseling de anarchie. De machthebbers zagen maar één uitweg om hun macht te behouden, namelijk schieten op hun eigen burgers. In Griekenland is het al bijna zover, daar kloppen de oproerpoltie op hun eigen collega’s omdat die betogen. Rechters, advocaten, de hele rechterlijke macht komt op straat omdat de regering besloten heeft hun lonen bijna te halveren. Als de oproerpolitie nu ook nog de handdoek in de ring gooit, is het hek van de dam. Wie zal die politiekers beschermen, vraag ik me af. Datzelfde scenario kan zich ook afspelen in de rest van Europa. Macht is gebaseerd op wapens en geld. De wapens om in geval van nood de massa in bedwang te houden en het geld om de aankoop van diezelfde wapens te ondersteunen. Maar achter ieder wapen staat een persoon. En het hangt van die persoon af in welke richting hij schiet. In Roemenië dachten ze ook dat het leger aan hun kant stond, niets was minder waar. In Portugal idem, Spanje ook. Of zijn we de Anjerrevolutie in Portugal al vergeten? De poging tot een staatsgreep in Spanje? Wat hebben we geleerd vandaag, zou Piet Huysentruyt vragen? Niets, totaal niets, waarom zouden we ook hé?
©GoNo
donderdag 6 september 2012
Als stenen konden praten 5.
“ Wacht eens even, was die middeleeuwse deerne kwaad omdat ze beter dichteres geworden was? Misschien kon ze wel helemaal niet schrijven hé? Moest ze overal een kruisje zetten? Of had ze een dichtbundel uitgegeven in Gotische letters, die 99% van de toenmailige bevolking niet kon lezen? Omdat toen het analfabetisme bij de bevolking een must was? Hoe dommer het plebs, hoe meer het opbracht hé? Maar vertel rustig verder…”
“ Ze was zo kwaad dat ze de brandende toorts in de brandstapel gooide. Haar vader had altijd gezegd dat je met vuur niet moet spelen. Een hoge steekvlam aangewakkerd door de wind schoot uit de brandstapel. Ze schrok, wilde weglopen, maar haar kleed zat vast aan een uitstekende tak. Een tak dus van goede kwaliteit. Voor ze het goed en wel besefte stond ze mee in lichterlaaie. Clothilde schaterde het uit. Dat die dame nog kon lachen onder zulke omstandigheden was een wonder. Wat toch wel een bewijs was dat ze een echte heks was, concludeerden de heren van de vierschaar…”
Kamiel en Germaine keken er met wijdopen ogen naar. Sorry, verkeerd verhaal. M’n personages nemen een loopje met mij…
“ En zo ben ik geheel toevallig aan m’n einde gekomen, zei de deerne tegen mij. Maar ik moet nu verdwijnen, dat staat zo in m’n contract. En wist je dat kabouters zich kunnen transformeren in gelijk welke persoon? Dus als je je overleden schoonmoeder aan je bedsponde ziet verschijnen kan het evengoed een kabouter zijn. Denk daar maar eens over na, ja? En floep, ze was weg…”
“ Meneer de gids, neem me niet kwalijk, maar ik geloof er de ballen van. Je moest schrijver geworden zijn. Er is veel vraag naar zulke verhaaltjes. Ik denk dat je een beetje teveel tekenfilms van Walt Disney gezien hebt. Maar ik moet eerlijk toegeven dat ik op sommige momenten er bijna ingetrapt was…”
“ Je gelooft me dus niet?” vraagt de gids, duidelijk in z’n kruis getast.
“ Nee, ik geloof je niet, ’t is bij de haren getrokken en wetenschappelijk onbewezen…”
“ Zalig de armen van geest, want zij zullen het Rijk Gods betreden hé?”
“ Wat heeft dat ermee te maken?”
“ Niets, helemaal niets…”zegt de gids grijnlachend.
“ Maar je hebt me al bij al een onvergetelijke dag bezorgd, waarvoor m’n innige deelneming en volstrekt nutteloze dank…” zeg ik tegen hem om het een beetje goed te maken.
Ik verdwijn langs het pad dat bezaaid is met doornen en netels. Er waren ook nog valkuilen en schietgeweren, maar die kon ik behendig ontwijken. Ik draai me nog eenmaal om en verdomd, ik mag doodvallen als het niet waar is…tegen de muur staat een kabouter met naast zich iets dat vrouwelijke contouren heeft. Ik knipper met m’n ogen, kijk naar de muur……..er is niets te zien. Als ik de trein neem in het aftandse stationnetje, voel ik me opgelucht. Weg van hier, zo ver mogelijk. Ik installeer me op de houten bank van de boemeltrein. Verdiep me in m’n notities. Ik werp een laatste blik door het raam en kijk pal in twee vuurrode ogen…
©GoNo
woensdag 5 september 2012
Als stenen konden praten 4
Ik doe m’n uiterste best om iets op te vangen van z’n conversatie, maar de gids gaat telkens een stapje verder staan. Ik ook, onopvallend. We schieten aardig op en zijn nu al een metertje van de ruine weg. Doe zo voort, denk ik en straks staan we beiden op het dorpsplein. Ik hoor hem iets zeggen over omelet met paddestoelen. Waarschijnlijk het lokale streekgerecht. Hij doet een uitleg over hoe men moet flamberen. Ik vind het nogal luguber. Hij heeft z’n mond vol van kabouters maar ziet er geen graten in om zomaar hun huizen in de fik te steken. Of weet die man niet dat kabouters in paddestoelen wonen? In een sociale woning zullen die wel niet wonen, denk ik. Alhoewel? Die zijn even klein hé?
Het gesprek is ten einde en heeft me niet veel wijzer gemaakt…
“ Waar waren we gebleven?”vraagt de gids.
“ Bij de ogen van die deerne uit de middeleeuwen, denk ik…”
“ O ja? Was ik al zover? De ogen van dat meisje waren vuurrood. Als gloeiende kolen. Ik kreeg het er warm van. Het leken wel duivelsogen. Ik verwachtte ieder moment Satan in hoogsteigen persoon te zien. M’n hond had z’n kop verborgen onder z’n twee voorste poten, liet af en toe een klagend geluid horen. Ik dacht aan al die verhalen over heksen die hier gestorven waren op de brandstapel. Was zij ook een heks?”
De gids liet een stilte vallen. Een onbehaaglijke stilte die oorverdovend klonk in m’n oren. Ik moet de stilte verbreken, dacht ik.
“ Ik dacht dat heksen altijd lelijke wijven waren met een wrat op hun neus en kin. En een zwarte kat op hun schouder. Met tussen hun knokige benen een bezem. Of een stofzuiger als ze van deze eeuw zijn. Maar schijn kan bedriegen hé? Misschien gebruiken ze wel een toverspreuk om zichzelf te veranderen?”
“ Ja, dat dacht ik ook. De duivel heeft vele gedaanten, zei m’n grootmoeder altijd, terwijl ze onder de pastoor lag. Ik raapte al m’n moed bijeen en vroeg haar op de man of vrouw af wie ze was…”
“ En wat zei ze? De kuisvrouw en ge moogt me betalen met dienstencheques? Of zei ze: ik ben de maagd Maria?”
“ Ze zei dat ze Assepoester was en op zoek was naar haren butler, een kabouter…”
“ Echt waar? Dat had ik helemaal niet verwacht. Ik wist zelfs niet dat Assepoester een butler had en dan nog een kabouter. Ik dacht ooit iets gehoord te hebben over een glas tegen haar muiltje. Vandaar het glazen muiltje hé? ’t Was niet tegen haar muiltje, maar veeleer in haar muiltje. Wat een wezenlijk verschil toch maakt, zou ik zo denken…”
“ Denk je nu werkelijk dat ze zei dat ze Assepoester was? Ze had evengoed Doornroosje kunnen zijn of Alice in Plopsaland. Om maar iets te zeggen…”
“ Kom nu to the point, man en zeg me wat ze zei…”
“ Ze keek me aan, haar ogen veranderden van vuurrood naar hemelsblauw. Een hele verbetering, dat wel. Ze toonde me haar mooiste glimlach en vroeg met schorre stem of ik de vraag wilde herhalen…” Met schorre stem? Duidelijk een geval van teveel roken, maar op een brandstapel kan het bijna niet anders…
“ Ik vroeg haar nogmaals wie ze was…”
“ Ik zal maar niet meer raden, zeker?’ vroeg ik de gids.
“ Nee, da’s beter voor m’n verhaal en ook voor m’n zielerust. Ze zei dat ze gestorven was in 1492, op dezelfde dag dat Columbus Amerika ontdekte. Wat helemaal niet klopte, want de Vikingen waren daar eerst geweest. Maar dat wisten ze toen nog niet. Ben je gestorven op de brandstapel, was m’n volgende vraag. Zie ik er uit als een heks, was haar wedervraag. Ik heb geen flauw idee hoe een heks er uit ziet, was m’n antwoord. Nee, ik ben niet gestorven op de brandstapel, maar wel in de nabijheid…”
“ Ze houdt van raadseltjes, uw deerne uit de middeleeuwen hé?”
“ Dat dacht ik ook en ik zei het haar. Laat me het uitleggen, zei ze. M’n papa was houthakker en m’n mama was turfsteekster. Een branche waar in die tijd veel geld mee te verdienen was. Toen de brandstapels in de mode kwamen, was ons broodje gebakken. Weet ge dat wij de mooiste brandstapels hadden van mijlen in de omtrek? Nee? Dan weet ge het nu en onthoudt het voor de rest van uw leven hé? Ons papa had een groot bord geschilderd dat in de hof stond: Voor een brandstapeltje, klein ende fijn, moet je bij Kromhout zijn…Kromhout is de naam van onze familie, maar dat had je al begrepen, mag ik hopen? De Inquisitie pakte alle dagen wel een tiental heksen op. ’t Was een beetje bandwerk aan het worden. Gaf de koe geen melk, dan was het de schuld van de buurvrouw, die bekend stond als heks. Kon de kleine niet kakken, ook de schuld van de andere buurvrouw die eveneens bekend stond als heks want ze hadden haar zien vliegen op een bezem. Ge kunt het zo zot niet bedenken of het was de schuld van die verdoemde heksen. Jong of oud, ’t speelde geen rol. Ze deden kettingen rond je hals en lijf, gooiden je in ’t water en als je bleef drijven dan was je geen heks. Geloof me, geen enkele is blijven drijven. Ze zonken allemaal als een baksteen naar de dieperik. Maar om de pret niet te bederven werden ze terug naar boven gehaald. Om te eindigen op de brandstapel. Ik moest zorgen dat de brandstapels netjes opgebouwd waren. Kwestie van een beetje eer van uw werk te hebben, zei m’n papa altijd. En geloof me, na een paar maanden was ik een experte in m’n vakgebied. Na het schikken van de boomtakken op een bedje van stro, was het mijn taak om de brandstapel in de fik te steken. Wat ik met volle overgave deed. Tot op een dag, ik een beetje te hevig was. ’t Was de beurt aan Clothilde Wijsneus. Ik kon dat kind niet rieken of zien. Wist altijd alles beter en dacht dat heel de wereld aan haar gat hing. Ze stond daar maar te krijsen en te gillen dat ze onschuldig was en dat ze helemaal geen seks gehad heeft met de duivel. Wel met de bok van boer Theunis, vandaar die bokkepoten. Die laatste bekentenis hadden ze er uit gekregen op de pijnbank. En op de pijnbank liegt men niet hé? Maar ik vond het een grap van jewelste. Dat zei ik ook tegen haar. Stop met uw gekrijs ende gegil, ’t is klote als je met de duivel gaat vande bil…
En weet ge wat dat pokkewijf zei? Dat ik m’n beroep gemist had en dichteres moest geworden zijn. Dat deed de deur dicht. Ik werd zo kwaad dat ik de brandende toorts nam en…”
©GoNo
dinsdag 4 september 2012
Als stenen konden praten 3
“ Wat was er met die ogen?”vraag ik, in m’n wiek geschoten, dat verhaal begint op m’n zenuwen te werken. Ik ben naar hier gekomen om te onderzoeken wat er in de ruine gaande is. Spoken, geesten, kaboutertjes, voor mij allemaal één pot nat. Als ze al bestaan, worden ze steeds door anderen gezien maar nooit door mij. Het lijkt wel of iedereen een ufo gezien heeft, behalve ik. Een vliegende schotel? De enige vliegende schotel die ik ooit van dichtbij gezien heb, was toen m’n ex een koude schotel naar m’n zatte kop gooide. Ik moet eerlijk zeggen dat de garnaaltjes lekker waren. Toch degene die ik nadien uit m’n haren en baard plukte. Mensenlief, als ik daar aan terugdenk, wat een plakboel was me dat. M’n zoontje zei dat ik proper moest leren eten…
“ Die ogen, die ogen, die ogen…” zegt de gids nogmaals.
“ Ge valt in herhaling, herhaling, herhaling…”probeer ik grappig te zijn en ook om de spanning een beetje weg te nemen.
“ Die ogen van m’n hond, ‘k zag voor de eerste keer dat hij hondstrouwe ogen had…”
“ Ik dacht dat je het over de ogen van die boskabouter had?” Ik doe moeite om z’n verhaal nog te volgen.
“ Toen volgde ik de blik van m’n hond en keek pal in de ogen van de kabouter, op kniehoogte, want kabouters komen in ’t beste geval maar tot aan de knieën. Als het gras hoog staat, zie je ze niet, maar je kunt ze wel horen lachen omdat het gras onder hun oksels kietelt…”
“ Vertel me eens iets nieuw hé?”
“ Welnu, die kabouter zag zo scheel als een blinde mol. Z’n ene oog zegde goeiendag tegen z’n andere. Ik vroeg me direct af of alle kabouters met die afwijking geboren worden. Als dat zo is, is dat de reden dat ze niet gezien willen worden. Ik wist niet meer welk oog ik in ’t oog moest houden. De kabouter had er schijnbaar geen last van, zo te zien…”
“ Dus, volgens u, zijn kabouters scheel?”
“ Niet allemaal, ‘k weet het niet, ‘k heb er maar ene gezien hé?”
“ Juist! En toen?”
“ Toen ging de maan schuil achter de wolken. Het regende nu motten. Motregen. Fijne regen die de kabouter aan het zicht onttrok. Toen de maan terug was van weggeweest door reden van afwezigheid, was de kabouter verdwenen. Zomaar, in het niets opgelost…”
“ Da’s straffe koffie. Beetje melk en suiker bij doen om hem minder straf te maken. Warm water kan ook helpen…”sprak ik tegen m’n eigen.
“ Ik dacht dat ik droomde en vroeg aan m’n hond om even in m’n arm te bijten. Waat hij met volle overgave deed. De pijn zei me dat ik klaarwakker was. Los Bobbie, zo heet m’n hond, los, af, bijt in uw eigen poten…”
“ En de hond luisterde en beet in z’n eigen poten?”vroeg ik uit intens medeleven.
“Nee, maaar hij liet wel los. Brave hond, zei ik, terwijl ik hem een oplawaai van jewelste verkocht…”
“ Da’s wel dierenmishandeling hé?”
“ Nee, da’s een onderdeel van z’n doorgedreven training…”
“ Vertel verder, je maakt me meer en meer nieuwsgierig…”nodig ik hem uit.
“ Ik keek naar de muur, in de hoop om die schele kabouter terug te zien. Je gelooft nooit wat ik toen zag?”
“ Sneeuwwitje, die een dwerg aan het zoeken was?”
“ Je bent er niet ver vanaf, bijna juist…”
“ Dat komt omdat ik meestal m’n verhalen zelf maak hé? Beroepsmisvorming, zullen we maar zeggen…”
“ Er stond, op dezelfde plaats, een jonge dame. In middeleeuwse klederdracht. Slank en goed voorzien van vrouwelijke attributen. Alleen was er iets mis met haar gelaat. Het duurde even voor ik het doorhad…”
“ Ze had een grote mond?”
“ Dat weet ik niet, want voorlopig zei ze niets…”
“ Ze had een vals gebit? Een piercing door neus en lippen? Een wrat op haar neus?”
“ Nee, het waren haar ogen, die ogen, die ogen…”
Daar gaan we weer, bedacht ik mij…
“ Ze zag zo scheel als diene kabouter? ’t Was misschien z’n moeder?” Als de mama van diene kabouter een afwijking heeft, is het misschien erfelijk bepaald, is m’n wetenschappelijke conclusie. Het raadsel van de schele kabouter nadert z’n oplossing. Ik ben op weg om de Nobelprijs voor de Geneeskunde in ontvangst te nemen…
“ Nee, ze zag niet scheel, verre van…”
Oeps, daar gaat m’n stelling, ’t zal voor een andere keer zijn…
“ Verre van wat? Was ze verziende? Ze droeg een middeleeuwse bril? Met van die dikke confituurpotglazen?”
“ Nee, haar ogen waren…”
Op dat moment ging z’n mobieltje af. Hij ging een beetje opzij staan, zodat ik het gesprek maar halvelings kon horen. Misschien was het Sneewwitje die belde om te vragen waar haren dwerg bleef? Ik spande me in om mee te luisteren…
©GoNo
maandag 3 september 2012
Als stenen konden praten…2
Ik vraag aan de gids wat hij gezien heeft. Hij kijkt me aan met een grijnslachje. Wat denk je, vraagt hij. Weet ik veel, je schoonmoeder, de belastingcontroleur, een roze olifant, je kunt vanalles zien als het regent en in een dokere ruine, zeg ik ook met een grijnslachje.
Da’s waar, zegt hij, maar ik zag iets helemaal anders. Is ’t nog voor vandaag, vraag ik met enige aandrang. Ik heb geen zin om hier de hele dag de toerist uit te hangen hé? De gids z’n grijnsslachje slaat om in een serieuze lachbui. Ik zie er de lol niet van in…
“ Weet je wat ik zag?”vraagt hij.
“ Nee en ik wil het niet meer weten…”
“ Wat zijde gij voor een toerist? De meesten van m’n toehoorders doen het in hun broek als ik een verhaal vertel…”zegt de gids enigszins verbolgen.
“ Dat kan zijn, maar ik heb maar één broek bij en ben niet van plan om in m’n blote kont naar huis te gaan hé?”
“ Wat is er mis met een blote kont? In Bredene lopen ze allemaal in hun blote kont…”
“ Ja, dat kan kloppen, maar ik ga niet in m’n blootje op de trein gaan zitten hé? Stel je voor dat het een trein vol met nonnen is, op weg naar Lourdes, ik zou nogal op m’n pik en in m’n kruis getrapt zijn. En vertel me nu in godsnaam, om een beetje in dezelfde sfeer te blijven, wie of wat je gezien hebt?” Ik begin stilaan kwaad te worden en denk dat hij helemaal niets gezien heeft.
“ Ik heb….. een kabouter gezien!!”
“ Een watte?”
“ Een kabouter, een dwerg, een smurf maar dan niet blauw…”
“ Die kabouter heette toevallig niet kabouter Plop of Paulus?”vraag ik vol ongeloof.
“ Nee, die kabouter heette Merlijn en hij kon toveren…”
“ Maak dat m’n kat wijs of uwen hond. Merlijn de tovenaar was een alchemist ten tijde van koning Arthur en z’n Ronde Tafelridders hé?”
“ Welnee, dat zijn allemaal fabeltjes om de kindjes zoet te houden. Ge moet dat zo letterlijk niet nemen, ge moet dat nemen met een kilootje zout…”
“ Je kunt gelijk hebben, denk ik, ik vond vroeger al dat er met die sprookjes iets aan de hand was. Neem nu Sneeuwwitje en de zeven dwergen. Klopt niet. De zeven dwergen waren oorspronkelijk met acht. Maar ééntje was een bastaard en z’n broers hebben hem eruit gebonjourd. ’t Had iets te maken met erfenisrechten ofzo. Ze waren met acht broers en geen enkele zusje? In heel dat verhaal van Sneeuwwitje is er nergens sprake hoe ze zich voortplanten. Toen ik klein was vroeg ik me dat altijd af, hoe planten kabouters of dwergen zich voort. Een simpele vraag waar ik nooit een antwoord op gekregen heb…” Stof om over te filosoferen, bedenk ik mij.
“ Mag ik mijn verhaal verder afmaken?”vraagt de gids mij op onzekere toon.
“ U doet maar hé?”
“ Welnu, ik zag dus een kabouter. Die stond met z’n armen gekruist tegen de muur en zei telkens: “ Wie niet weg is, is gezien…”
“ Dat komt me bekend voor, ik heb dat precies nog ergens gehoord…” zeg ik met uitgestreken gezicht vanwege m’n facelift die min of meer gelukt is.
“ Ik dacht dat kaboutertje spreekt een geheime code-taal, zoiets als het verzet tijdens de oorlog. Moet ik nu het spel meespelen of moet ik m’n hond op hem afsturen? Ik twijfel even want uiteindelijk heeft die kabouter me niets misdaan hé?”zegt de gids die het allemaal opnieuw beleeft…
“ Ik zou m’n hond erop afgestuurd hebben. Alleen maar om te zien hoe rap een kabouter kan lopen met z’n korte beentjes. Ik vroeg me vroeger af hoe rap een kabouter kan lopen en of er Olympische Spelen bestaan voor kabouters. Die zijn toch ergens ook gehandicapt hé? Dwergwerpen bestaat al, waarom dan geen kabouterwerpen? Die dwergen uit Sneeuwwitje gingen altijs ’s nachts gaan werken in hun mijn. Totaal absurd, want in hun mijn was het altijd donker. Waarom werkten die niet overdag? Volgens mij werkten die in ’t zwart, wat volkomen normaal is als men in een mijn werkt hé? Maar laat u niet afleiden door m’n bedenkingen hé?” zeg ik met een smalend lachje.
“ Ik laat me niet afleiden, waar was ik gebleven?”vraagt de gids me die het noorden stilaan kwijt is.
“ Ben je het noorden kwijt? ’t Ligt rechtover het zuiden, ge kunt niet missen…”help ik hem terug de goede richting uit.
“ Dank u, ik besloot om het spel mee te spelen, al was het maar om achteraf te kunnen vertellen dat ik een spookkabouter gezien heb…”
“ Hoezo, was het kabouter die spookte? Ik heb ooit een film gezien met een kabouter die verrassend veel op Frans Bauer leek, ik dacht dat ik een spook zag. Echt griezelig, dezelfde stem en dezelfde maniertjes. Eventjes dacht ik aan Bananasplit, maar ik vond nergens geen verborgen camera. Ook niet in m’n tros bananen, die ik één voor één gepeld heb. Uw verhaal begint nu wel echt de spuigaten uit te lopen hé? Ge vergeet dat ik nog moet gaan slapen zeker?” Dit is geen spookverhaal meer, maar een regelrechte griezelverhaal. Ik krijg er kippenvel van, zei de kip tegen de haan. Da’s normaal bij een kip, zei de haan…
Weet je waarom kippen altijd rondjes draaien? Nee? Omdat ze verdorie op een spit zitten hé…Maar dit terzijde…
“ Dus ik roep naar de kabouter dat hij gezien is. Wat nog klopte ook. Twee keer zelfs, m’n hond had hem ook gezien of geroken. De kabouter schrok. Draaide z’n hoofd in m’n richting en keek me doordringend aan. Ik voelde het bloed in m’n aderen koud worden. M’n hart ging als een razende tekeer, m’n hond begon opnieuw te huilen. Als een klein kind. Die ogen, die ogen, die ogen….”
©GoNo