GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

dinsdag 4 september 2012

Als stenen konden praten 3


“ Wat was er met die ogen?”vraag ik, in m’n wiek geschoten, dat verhaal begint op m’n zenuwen te werken. Ik ben naar hier gekomen om te onderzoeken wat er in de ruine gaande is. Spoken, geesten, kaboutertjes, voor mij allemaal één pot nat. Als ze al bestaan, worden ze steeds door anderen gezien maar nooit door mij. Het lijkt wel of iedereen een ufo gezien heeft, behalve ik. Een vliegende schotel? De enige vliegende schotel die ik ooit van dichtbij gezien heb, was toen m’n ex een koude schotel naar m’n zatte kop gooide. Ik moet eerlijk zeggen dat de garnaaltjes lekker waren. Toch degene die ik nadien uit m’n haren en baard plukte. Mensenlief, als ik daar aan terugdenk, wat een plakboel was me dat. M’n zoontje zei dat ik proper moest leren eten…
“ Die ogen, die ogen, die ogen…” zegt de gids nogmaals.
“ Ge valt in herhaling, herhaling, herhaling…”probeer ik grappig te zijn en ook om de spanning een beetje weg te nemen.
“ Die ogen van m’n hond, ‘k zag voor de eerste keer dat hij hondstrouwe ogen had…”
“ Ik dacht dat je het over de ogen van die boskabouter had?” Ik doe moeite om z’n verhaal nog te volgen.
“ Toen volgde ik de blik van m’n hond en keek pal in de ogen van de kabouter, op kniehoogte, want kabouters komen in ’t beste geval maar tot aan de knieën. Als het gras hoog staat, zie je ze niet, maar je kunt ze wel horen lachen omdat het gras onder hun oksels kietelt…”
“ Vertel me eens iets nieuw hé?”
“ Welnu, die kabouter zag zo scheel als een blinde mol. Z’n ene oog zegde goeiendag tegen z’n andere. Ik vroeg me direct af of alle kabouters met die afwijking geboren worden. Als dat zo is, is dat de reden dat ze niet gezien willen worden. Ik wist niet meer welk oog ik in ’t oog moest houden. De kabouter had er schijnbaar geen last van, zo te zien…”
“ Dus, volgens u, zijn kabouters scheel?”
“ Niet allemaal, ‘k weet het niet, ‘k heb er maar ene gezien hé?”
“ Juist! En toen?”
“ Toen ging de maan schuil achter de wolken. Het regende nu motten. Motregen. Fijne regen die de kabouter aan het zicht onttrok. Toen de maan terug was van weggeweest door reden van afwezigheid, was de kabouter verdwenen. Zomaar, in het niets opgelost…”
“ Da’s straffe koffie. Beetje melk en suiker bij doen om hem minder straf te maken. Warm water kan ook helpen…”sprak ik tegen m’n eigen.
“ Ik dacht dat ik droomde en vroeg aan m’n hond om even in m’n arm te bijten. Waat hij met volle overgave deed. De pijn zei me dat ik klaarwakker was. Los Bobbie, zo heet m’n hond, los, af, bijt in uw eigen poten…”
“ En de hond luisterde en beet in z’n eigen poten?”vroeg ik uit intens medeleven.
“Nee, maaar hij liet wel los. Brave hond, zei ik, terwijl ik hem een oplawaai van jewelste verkocht…”
“ Da’s wel dierenmishandeling hé?”
“ Nee, da’s een onderdeel van z’n doorgedreven training…”
“ Vertel verder, je maakt me meer en meer nieuwsgierig…”nodig ik hem uit.
“ Ik keek naar de muur, in de hoop om die schele kabouter terug te zien. Je gelooft nooit wat ik toen zag?”
“ Sneeuwwitje, die een dwerg aan het zoeken was?”
“ Je bent er niet ver vanaf, bijna juist…”
“ Dat komt omdat ik meestal m’n verhalen zelf maak hé? Beroepsmisvorming, zullen we maar zeggen…”
“ Er stond, op dezelfde plaats, een jonge dame. In middeleeuwse klederdracht. Slank en goed voorzien van vrouwelijke attributen. Alleen was er iets mis met haar gelaat. Het duurde even voor ik het doorhad…”
“ Ze had een grote mond?”
“ Dat weet ik niet, want voorlopig zei ze niets…”
“ Ze had een vals gebit? Een piercing door neus en lippen? Een wrat op haar neus?”
“ Nee, het waren haar ogen, die ogen, die ogen…”
Daar gaan we weer, bedacht ik mij…
“ Ze zag zo scheel als diene kabouter? ’t Was misschien z’n moeder?” Als de mama van diene kabouter een afwijking heeft, is het misschien erfelijk bepaald, is m’n wetenschappelijke conclusie. Het raadsel van de schele kabouter nadert z’n oplossing. Ik ben op weg om de Nobelprijs voor de Geneeskunde in ontvangst te nemen…
“ Nee, ze zag niet scheel, verre van…”
Oeps, daar gaat m’n stelling, ’t zal voor een andere keer zijn…
“ Verre van wat? Was ze verziende? Ze droeg een middeleeuwse bril? Met van die dikke confituurpotglazen?”
“ Nee, haar ogen waren…”
Op dat moment ging z’n mobieltje af. Hij ging een beetje opzij staan, zodat ik het gesprek maar halvelings kon horen. Misschien was het Sneewwitje die belde om te vragen waar haren dwerg bleef? Ik spande me in om mee te luisteren…

©GoNo

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage