GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

woensdag 5 september 2012

Als stenen konden praten 4



Ik doe m’n uiterste best om iets op te vangen van z’n conversatie, maar de gids gaat telkens een stapje verder staan. Ik ook, onopvallend. We schieten aardig op en zijn nu al een metertje van de ruine weg. Doe zo voort, denk ik en straks staan we beiden op het dorpsplein. Ik hoor hem iets zeggen over omelet met paddestoelen. Waarschijnlijk het lokale streekgerecht. Hij doet een uitleg over hoe men moet flamberen. Ik vind het nogal luguber. Hij heeft z’n mond vol van kabouters maar ziet er geen graten in om zomaar hun huizen in de fik te steken. Of weet die man niet dat kabouters in paddestoelen wonen? In een sociale woning zullen die wel niet wonen, denk ik. Alhoewel? Die zijn even klein hé?
Het gesprek is ten einde en heeft me niet veel wijzer gemaakt…
“ Waar waren we gebleven?”vraagt de gids.
“ Bij de ogen van die deerne uit de middeleeuwen, denk ik…”
“ O ja? Was ik al zover? De ogen van dat meisje waren vuurrood. Als gloeiende kolen. Ik kreeg het er warm van. Het leken wel duivelsogen. Ik verwachtte ieder moment Satan in hoogsteigen persoon te zien. M’n hond had z’n kop verborgen onder z’n twee voorste poten, liet af en toe een klagend geluid horen. Ik dacht aan al die verhalen over heksen die hier gestorven waren op de brandstapel. Was zij ook een heks?”
De gids liet een stilte vallen. Een onbehaaglijke stilte die oorverdovend klonk in m’n oren. Ik moet de stilte verbreken, dacht ik.
“ Ik dacht dat heksen altijd lelijke wijven waren met een wrat op hun neus en kin. En een zwarte kat op hun schouder. Met tussen hun knokige benen een bezem. Of een stofzuiger als ze van deze eeuw zijn. Maar schijn kan bedriegen hé? Misschien gebruiken ze wel een toverspreuk om zichzelf te veranderen?”
“ Ja, dat dacht ik ook. De duivel heeft vele gedaanten, zei m’n grootmoeder altijd, terwijl ze onder de pastoor lag. Ik raapte al m’n moed bijeen en vroeg haar op de man of vrouw af wie ze was…”
“ En wat zei ze? De kuisvrouw en ge moogt me betalen met dienstencheques? Of zei ze: ik ben de maagd Maria?”
“ Ze zei dat ze Assepoester was en op zoek was naar haren butler, een kabouter…”
“ Echt waar? Dat had ik helemaal niet verwacht. Ik wist zelfs niet dat Assepoester een butler had en dan nog een kabouter. Ik dacht ooit iets gehoord te hebben over een glas tegen haar muiltje. Vandaar het glazen muiltje hé? ’t Was niet tegen haar muiltje, maar veeleer in haar muiltje. Wat een wezenlijk verschil toch maakt, zou ik zo denken…”
“ Denk je nu werkelijk dat ze zei dat ze Assepoester was? Ze had evengoed Doornroosje kunnen zijn of Alice in Plopsaland. Om maar iets te zeggen…”
“ Kom nu to the point, man en zeg me wat ze zei…”
“ Ze keek me aan, haar ogen veranderden van vuurrood naar hemelsblauw. Een hele verbetering, dat wel. Ze toonde me haar mooiste glimlach en vroeg met schorre stem of ik de vraag wilde herhalen…” Met schorre stem? Duidelijk een geval van teveel roken, maar op een brandstapel kan het bijna niet anders…
“ Ik vroeg haar nogmaals wie ze was…”
“ Ik zal maar niet meer raden, zeker?’ vroeg ik de gids.
“ Nee, da’s beter voor m’n verhaal en ook voor m’n zielerust. Ze zei dat ze gestorven was in 1492, op dezelfde dag dat Columbus Amerika ontdekte. Wat helemaal niet klopte, want de Vikingen waren daar eerst geweest. Maar dat wisten ze toen nog niet. Ben je gestorven op de brandstapel, was m’n volgende vraag. Zie ik er uit als een heks, was haar wedervraag. Ik heb geen flauw idee hoe een heks er uit ziet, was m’n antwoord. Nee, ik ben niet gestorven op de brandstapel, maar wel in de nabijheid…”
“ Ze houdt van raadseltjes, uw deerne uit de middeleeuwen hé?”
“ Dat dacht ik ook en ik zei het haar. Laat me het uitleggen, zei ze. M’n papa was houthakker en m’n mama was turfsteekster. Een branche waar in die tijd veel geld mee te verdienen was. Toen de brandstapels in de mode kwamen, was ons broodje gebakken. Weet ge dat wij de mooiste brandstapels hadden van mijlen in de omtrek? Nee? Dan weet ge het nu en onthoudt het voor de rest van uw leven hé? Ons papa had een groot bord geschilderd dat in de hof stond: Voor een brandstapeltje, klein ende fijn, moet je bij Kromhout zijn…Kromhout is de naam van onze familie, maar dat had je al begrepen, mag ik hopen? De Inquisitie pakte alle dagen wel een tiental heksen op. ’t Was een beetje bandwerk aan het worden. Gaf de koe geen melk, dan was het de schuld van de buurvrouw, die bekend stond als heks. Kon de kleine niet kakken, ook de schuld van de andere buurvrouw die eveneens bekend stond als heks want ze hadden haar zien vliegen op een bezem. Ge kunt het zo zot niet bedenken of het was de schuld van die verdoemde heksen. Jong of oud, ’t speelde geen rol. Ze deden kettingen rond je hals en lijf, gooiden je in ’t water en als je bleef drijven dan was je geen heks. Geloof me, geen enkele is blijven drijven. Ze zonken allemaal als een baksteen naar de dieperik. Maar om de pret niet te bederven werden ze terug naar boven gehaald. Om te eindigen op de brandstapel. Ik moest zorgen dat de brandstapels netjes opgebouwd waren. Kwestie van een beetje eer van uw werk te hebben, zei m’n papa altijd. En geloof me, na een paar maanden was ik een experte in m’n vakgebied. Na het schikken van de boomtakken op een bedje van stro, was het mijn taak om de brandstapel in de fik te steken. Wat ik met volle overgave deed. Tot op een dag, ik een beetje te hevig was. ’t Was de beurt aan Clothilde Wijsneus. Ik kon dat kind niet rieken of zien. Wist altijd alles beter en dacht dat heel de wereld aan haar gat hing. Ze stond daar maar te krijsen en te gillen dat ze onschuldig was en dat ze helemaal geen seks gehad heeft met de duivel. Wel met de bok van boer Theunis, vandaar die bokkepoten. Die laatste bekentenis hadden ze er uit gekregen op de pijnbank. En op de pijnbank liegt men niet hé? Maar ik vond het een grap van jewelste. Dat zei ik ook tegen haar. Stop met uw gekrijs ende gegil, ’t is klote als je met de duivel gaat vande bil…
En weet ge wat dat pokkewijf zei? Dat ik m’n beroep gemist had en dichteres moest geworden zijn. Dat deed de deur dicht. Ik werd zo kwaad dat ik de brandende toorts nam en…”

©GoNo

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage