Soms zit ik te denken hoe het vroeger moet geweest zijn. Met vroeger
bedoel ik dan toen de eerste mensen aan hun verkenningstocht begonnen. De
eerste mensen? Maar wat met de allereerste? Hoe zag die de wereld die voor hem
lag? Ze zeggen altijd dat Adam de eerste man op aarde was en God, de Schepper,
schiep toen Eva uit een rib van diezelfde Adam. Maar stel je eens voor dat Adam
een homo was? En Eva een lesbische? Dan hadden ze beiden serieuze problemen,
denk ik dan. Ze waren maar met twee hé? Of zou God ze aan hun trekken laten
komen? ’t Blijft een open vraag. ’t Zou kunnen, gezien de staat waarin z’n
Aards Paradijs momenteel verkeerd. Maar dan begrijp ik weer niet waarom hij een
vrouw geschapen heeft. Hij had evengoed een man kunnen scheppen. Was hij
waarschijnlijk wel van plan, maar ze moesten zich ook nog kunnen voortplanten. Had
ze dan eieren laten leggen, denk ik dan…
Eieren leggen, hoor ik jullie al vragen? Maar er moet toch altijd eerst
een bevruchting plaats vinden? Ja, da’s waar, wie zegt dat Adam geen
betrekkingen onderhouden heeft met een kip? Volgens geleerden stammen wij af
van de vogels die op hun beurt afstammen van de dinosaurussen. Moet er nog zand
zijn, vroeg de Arabier zich af in de Sahara. Één van z’n dertig vrouwen raadde
hem aan een stofzuiger te kopen…
Maar laten we ons bij het Scheppingsverhaal houden. God zag dat het goed
was, zo kennen we hem. De hemel zag blauw, de wolkjes waren wit en de aarde was
bedekt met bomen en planten. De Groenen zouden zich hier thuis gevoeld hebben.
Maar er ontbrak iets. God pijnigde z’n hersens, liet een wind en zie, bomen en
planten deinden mee op z’n Goddelijke scheet. Da’s al stukken beter, dacht God.
Ik ga een dutje doen van een paar eeuwen en dan zien we wel verder…
Na vierhonderd jaar, hij had zich overslapen, werd hij wakker. Ik moet
iets doen, maar ‘k weet niet meer wat. Waar is m’n agenda? Ha, hier heb ik hem.
Opstaan, gaan kakken en vlechtjes in uwen baard leggen. Zo stond het er. Hij
kon zich niet herinneren dat hij dat geschreven had. Waar is m’n secretaresse,
riep hij luidop. Meestal als men roept is het al luid hé? Anders zou hij
gefluisterd hebben, denk ik dan. Z’n secretaresse kwam niet, om de eenvoudige
reden dat hij die nog niet gemaakt had. Hoe dom kan een God zijn hé? Moet ik hier alles zelf doen, riep hij in
staat van razernij. Geen antwoord, de stilte was oorverdovend…
God nam een pilletje tegen de koppijn. Hoe hij eraan kwam is heden ten
dage nog steeds een Goddelijk mysterie. Een beetje zoals “ Gods wegen zijn
ondoorgrondelijk..”
Ik vraag me af, toen God de wereld schiep, of hij ook autostrades
geschapen heeft. Die moeten er al geweest zijn, anders heeft die spreuk geen
reden van bestaan. Of die spreuk van “ Oost west, thuis best” . Als men nooit
verder geraakt is dan z’n voordeur, slaat dat ook op niets hé?
God keek naar beneden en zag dus dat het nog niet goed genoeg was. Er
mankeerde nog iets aan z’n schepping. Er zijn geen dieren, dat is het. Tevreden
dat hij zo vlug tot die conclusie gekomen was, zette hij zich aan het werk. ‘k
Heb alle tijd van de wereld, dacht hij. Op een paar uur steekt het niet. Tijd
is relatief, dat zullen ze later wel merken. Hij boetseerde van klei het ene
dier na het andere. Het ene ook al gekker dan het andere. Tot hij aan de apen
kwam. De eerste aap was een complete mislukking. Iedere keer als hij hem recht
zette, viel hij omver. God, gekend om z’n nogal wisselvallig humeur, schoot in
een Vlaamse colère, ofschoon er toen van de Vlamingen nog geen sprake was, maar
’t is bij wijze van spreken hé? Hij pakte de hamer, die hij stiekem geleend had
van Thor en sloeg de aap zo plat als een vijg. Een vijg uit Palestina, later
zouden we er nog van horen. Samen met een braambos, dat op onverklaarbare wijze
in de fik vloog. Net toen ene Abraham zijne zoon wou offeren aan diezelfde God.
Maar da’s voor later hé? Het geduld van God kent grenzen, mompelde hij en
streek in z’n baard met vlechtjes. Hij boetseerde de stukken zo goed en zo
kwaad als het ging terug aan elkaar. Waar zijn z’n handen gebleven, vroeg hij
zich af. De handen van de aap stonden daar waar normaal z’n voeten horen te
staan. En kijk, geloof het of niet, de aap bleef rechtstaan. Zo houden, denkt
God, kan niet beter, ik geef hem vier handen. Da’s gemakkelijk om het vuile
werk op te knappen. M’n Aards Paradijs moet toch af en toe eens opgeruimd
worden. De eerste vuilnisman was dus feitelijk een aap. De afstammelingen van
deze aap komen me nu nog lastig vallen om hun nieuwjaar te krijgen. Foutje in
de genen, denk ik dan…
Toen hij zo z’n werk eens bekeek, kreeg hij weer het gevoel dat het nog
niet af was. Z’n oog viel op z’n laatste creatie. Hé, als ik nu eens iets maak
dat op die aap lijkt? Ik zal het ‘ mens ‘ heten. Maar die krijgen wel voeten,
hoe kan ik anders met hun voeten spelen? Bij die gedachte alleen al, schoten er
sterretjes en vonken uit z’n ogen van toekomstig plezier en leute. Voilà, de
sterren waren nu ook geschapen, zonder veel moeite. Hij keek, in al z’n
Alwetendheid, naar de hemel. Kan er iemand het licht doven, roept hij, ik zie
m’n sterren niet. ’t Wordt tijd dat ik personeel ga scheppen, ik ben het beu om
alles zelf te moeten doen. ’ s Anderendaags heeft hij de engelen geschapen,
maar na een week waren die God al kotsbeu. ’t Is een dictator, zei de engel
Lucifer, een psychopaat met sadistische neigingen. Wedden als het misloopt met
z’n schepping, hij alles op ons gaat steken? Ik heb gehoord dat hij van plan is
om een zoon te maken. Dat belooft hé? Zo de vader, zo de zoon…
God heeft een mens geschapen, naar z’n evenbeeld. In plaats van
vlechtjes in z’n baard, kreeg hij vlechtjes in z’n haar. Ge staat er niet
slecht mee, ge lijkt een beetje op Pipi Langkous, die nog uitgevonden moet
worden, zegt God, tevreden over z’n werk. Ik ga u Amsterdam heten, ze zullen
het later toch afkorten tot A’dam. De Hollanders hebben feitelijk die naam
gepikt van de Heer, dat staat vast. Ik zal je in m’n paradijs plaatsen, je zult
er in harmonie leven met bomen, planten en alle diersoorten en zeker met de
apen want die staan het dichtste bij jou., zegt God op gebiedende toon. Adam
ziet het wel zitten ofschoon hij rechtstond in het aanschijn des Heer. Je mag
alles wat er groeit gebruiken, maar van één ding moet je afblijven, hebt ge me
verstaan, vraagt God. Jaja, je moet zo niet roepen, ik ben niet doof, zegt
Adam. Ik roep niet, ik spreek alleen een beetje hard, is het antwoord van de
Heer. Zou u de vraag even willen herhalen? Vraagt Adam met een lachje rond z’n
lippen. Welke vraag, vraagt God die het stilaan op z’n goddelijke heupen begint
te krijgen. Die van “ of ge mij verstaan hebt …” en waarop ik geantwoord heb
dat ge zo niet moest roepen omdat ik niet doof ben, zegt Adam. De engel Lucifer
ligt zich een breuk te lachen in het struikgewas. Hé, denkt God, wat ruist er
door het struikgewas? Later ook weer gebruikt door een Hollander, zoals
iedereen weet…
Ge moet van m’n appels afblijven. Er zijn appelbomen genoeg, maar van
die appelboom met een aura rond, blijft ge af. Deze appels bevatten alles wat
een mens niet hoeft te weten. Ze zijn het leven en de dood, de onsterfelijkheid
en ze bevatten ook nog vitaminen. Als ge ze perst en aan het sap koolzuur
toevoegt, krijgt ge cider of appelwijn. Klopt dat een beetje, Lucifer? Lucifer,
verdomme, waar zit ge nu weer? Gabriel, Michael, en de rest van m’n engelen,
waar zitten jullie? Engelen hebben vleugels omdat ze dan sneller hun meester
kunnen bedienen. In hun geval dienden die vleugels om zich alleen maar sneller
uit de voeten te kunnen maken als God weer eens z’n litanie afsteekt. ’t Ging
redelijk goed in God z’n huishouden, Adam bleef van de appelboom. Hij keek er
wel heimelijk naar, maar God was geen katje om zonder handschoenen aan te
pakken. Zouden ze in die tijd al handschoenen gehad hebben, vraag ik me af. Als
er handschoenen bestaan, waarom dan geen voetschoenen? Misschien dat de eerste
mensen op hun handen liepen? En een aap, draagt die twee paar handschoenen of
twee paar schoenen? Ik ben er nog niet uit…
Als ik dit verhaal overlees, valt het me op dat God toch wel een
verduivelde slimme geest had. Ge moet maar op ’t gedacht komen om zoiets als de
schepping in mekaar te steken. Ik krijg zelfs met een bouwplan een
Ikea-meubeltje niet in elkaar. Als ik het in elkaar gezet heb, lijkt het
helemaal niet op wat in hun catalogus staat. Die gaatjes die voorgeboord zijn,
stemmen nooit overeen met waar ze moeten voor dienen. Ik heb altijd gaten over.
M’n brein zal waarschijnlijk gemaakt zijn van kaas met gaten, denk ik dan…
Zo, beste lezers, dit was het eerste deel van de wonderbaarlijke
schepping. Als er een vervolg moet komen, gelieve het mij te laten weten, via
de geijkte kanalen. Zo niet, schrijf ik wel andere onzin, de wereld hangt
aanéén van verhalen, zeg ik altijd. Als ze nog niet moesten bestaan, ik zou ze
uitvinden hé?
©GoNo