Vroeger,…. enzovoort 2
Een vrouw in ’t spel, dan weet je het wel…
God zit op z’n troon, die op een wolk staat. Je vraagt je af hoe het
komt dat die niet met z’n hele hebben en houden door die wolk zakt. Hij keek
naar beneden, naar boven kijken had geen zin, want daar waren alleen maar
sterren. En als ge er ene gezien hebt, hebt ge ze allemaal gezien. God tokkelde
met z’n knokige vingers op de leuning van z’n troon. Hij, de schepper van alles
en nog wat, voelde zich een beetje eenzaam. Z’n engelen waren op jaarlijks
verlof, ergens op één of andere verre planeet in wording. ’t Was stil op die
goddelijke wolk. Te stil naar God z’n goesting. Laat ik eens gaan wandelen in m’n
Aards Paradijs, dacht God, eens kijken wie er thuis is…
En alzo daalde God neder op aarde. Omgeven door donder en bliksem,
kwestie van z’n aankomst met het nodige vertoon van Almachtigheid aan te
kondigen. De apen en de enige mens op aarde lagen er niet meer van wakker. Ze tikten
eens tegen hun voorhoofd met de woorden: “ daar heb je hem weer…” ’t Zonnetje scheen
volle bak en ieder schepsel lag te luilakken, want werken was nog niet
uitgevonden. Zelfs de aap-vuilnisman vond het te warm om op te ruimen. Ja, maar
die aap werkte dan toch, zul je zeggen. Nee, ’t was meer een tijdverdrijf, een
hobby als het ware en voor een kilo bananen doet een aap veel hé?
Jezus Christus, de ontvangst laat wel veel te wensen over, mompelde God.
Jezus Christus zou later de zoon van God worden. Zo weet je meteen hoe die
kerel aan z’n naam gekomen is. Gewoon toevallig. Maar alle grote uitvindingen
gebeuren meestal toevallig, denk ik dan…
Adam, waar zit ge, roept God met donderende stem. Hij hoort geritsel in
het struikgewas; wat ruist er nu weer, vraagt hij zich af. Zeg, Almachtige, mag
een mens soms niet gaan kakken, antwoordt Adam, terwijl hij z’n vijgenblad terug
aantrekt. Kakkerlakken, moet ik ook nog maken, denkt God. Puur om de
toekomstige mensheid te koeioneren. Die beestjes maak ik zo sterk dat ze zelfs
een atoomoorlog zullen kunnen overleven. Dat wordt nog lachen geblazen. Adam,
ik heb een vraagje voor jou, zijt ge niet een beetje eenzaam met alleen maar
apen en een zonsondergang waar ge alleen moet naar kijken, vraagt God. Adam schudt
z’n hoofd, wat is dat nu weer voor een vraag? Ik ga een vrouwtje maken, iemand
waar ge lief en leed kunt mee delen in alle eeuwigheid, amen.
Een vrouwtje? M’n geiten zullen jaloers zijn, denkt Adam…
Leg u neder, zodat ik een rib uit uwen borstkas kan halen want zo staat
het in de handleiding. Adam heeft er niet veel zin in, een rib uit z’n
borstkas? God heeft toch altijd van die lumineuze ideeën, denkt hij. Ge moet er
maar opkomen, denk ik dan. Adam, dit is een bevel en bevelen dienen opgevolgd
te worden anders breng ik u voor de krijgsraad, zegt God het wachten meer dan
moe. Waar heb ik dat nog gehoord hé? En zo geschiede, Gods wil is wet. God schept
een vrouw uit een kromme rib. De eerste vrouw had meer weg van een platvis,
maar al doende leert men. Als ik ze nu eens borsten gaf, zodat Adam iets heeft
om mee te spelen? Doe ik, besluit God in al z’n wijsheid. Hij bekeek haar eens
goed, er mankeerde nog vanalles aan. ’t Is een zoogdier, dus moet ze kunnen
voortplanten. Ik geef ze ook nog een vagina, hij wou bijna zeggen een “kut”
maar vindt dat woordje nogal vulgair. Ze moet er uitzien als een toekomstig
cola-flesje. En ja hoor, ze zag er uit om op te eten. Geslaagd, volkomen
geslaagd, roept God in opperste verrukking. Adam, wat vindt ge ervan, vraagt
God. Ze heeft geen haar en haar voeten zijn te groot, zegt Adam met enige
kennis van zaken. Zeurkous, ik maak haar voeten kleiner, zo goed? En ik maak er
een brunette van…Ja, da’s al stukken beter, maar haar ene borst is groter dan
de andere. Nee, haar ene borst is kleiner dan de andere.God heeft altijd gelijk
hé? Da’s een detail, daar let niemand op en daarbij, ge zijt maar voorlopig met
twee hé, zegt God een beetje boos omdat Adam z’n kritiek hem raakt…
Er mankeert ook een stukje vanonder, zegt Adam. Onnozelaar, dat is
haar vagina en ge zult daar nog veel plezier aan beleven, voorwaar ik zeg u. ge
moet hetzelfde doen als met uw geiten, zo moeilijk is dat nu ook weer niet,
veronderstel ik, zegt God met een monkellach. God weet alles, als hij het
niet vergeet, denk ik dan…
Bon, ik heb genoeg gewerkt vandaag, trek er uwen plan mee en zorgt dat
ge elkaar een beetje verstaat, zegt God terwijl hij aanstalten maakt om op z’n
wolk te kruipen. Wacht even, m’n heer en meester, zegt Adam, er zit weinig
leven in, volgens mij. Vergeten er leven in te blazen, kan gebeuren hé? God blaast
leven in de mond van de vrouw, die toen nog geen naam had. Ze knippert met haar
ogen, slaakt een zucht en haar eerste woorden waren: “ Verdomme, uwen adem
stinkt…” God kreeg al direct de neiging om haar te vernietigen, maar ’t zou zonde
zijn van het werk dat hij erin gestoken had. Maken dat ik hier weg ben, Adam is
nog niet thuis met z’n patatjes, denkt de Heer…
We zijn een kleine honderd jaar verder en ’t gaat goed met Adam en z’n
vrouwtje. Zeg, vrouwtje, ’t wordt tijd dat ge een naam hebt hé, zegt Adam
terwijl ze samen naar de zonsondergang kijken. Wat vindt ge van Eva, vraagt
Adam. Eva? Ja, Eva Braun want je haren zijn bruin. Laten we het maar op Eva
houden, die achternaam zal later slechte herinneringen oproepen. Waarom, vraag
ik me af hé?
Zeg Evaatje, wanneer gaan we ons nu eindelijk eens voortplanten, vraagt
Adam heel lief. Voortplanten, echoot Eva. Ja, we moeten toch voor een
nageslacht zorgen, alleen met ons tweetjes gaan we het niet redden, denk ik. Vandaag
niet, zegt Eva, ‘k heb koppijn en m’n maandstonden. Ge zoudt beter wat nieuwe
vijgenbladeren afsnijden, ze zijn bijna op.
Adam voelde een erectie in z’n middelste vinger. Fuck you, mompelde hij,
’t is altijd iets met dat vrouwtje. Eva keek naar haar ventje, sjonge, sjonge,
z’n verstand zit in z’n fluitje, denkt ze…
Wat komen gaat…
Lucifer wordt uit de hemel geknikkerd en neemt wraak…
De uitvinding van appelmoes is een feit…
Adam & Eva worden sterfelijk…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage