GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

donderdag 28 juli 2011

BHV splitsen niet zo moeilijk...



Voilà, OPGELOST !!

Met dank aan Sabrina Gouwy.

CARTOONS





Met dank aan Gazet van Antwerpen.
www.gva.be

Stelletje gekken!!

Mistroostig staart hij naar buiten, naar binnen staren heeft totaal geen zin. Over wat moet hij schrijven? Over een kwakkelzomer? De aanhoudende regen die hem depressief maakt? Af en toe piept de zon eens door de wolken, maar daar houdt het ook mee op. Naar zonniger oorden vertrekken is geen optie wegens gebrek aan geld…
Zal ik dan maar schrijven over die gek in Noorwegen? Vraagt hij zich af. Nee, toch maar niet, de media schrijft er al genoeg over. Dat monster staat al dagen in de belangstelling. Zal wel een slechte jeugd gehad hebben, werd niet bergrepen door de maatschappij en, zoals een krant schreef, al jarenlang geen seks meer gehad. Als het ware een vrijgeleide om een massamoordenaar te worden. Tusen nu en een paar maanden spreken we er niet meer over. Tot de volgende gek zich aanmeldt…
De oorlog in Libië heeft ook al geen nieuwswaarde meer. Kadhafi, ook een gek, zit nog altijd in Tripoli. ’t Was kwestie van weken, zei men enkele maanden geleden. De oorlog met de Taliban kabbelt rustig verder in Afghanistan. In Irak ook. En in de grensstreek met Pakistan. Allemaal gebieden die geregeerd worden door enkele gekken. Die steun krijgen van een gekke bevolking. Van aanslagen kijkt niemand nog op. Faits divers, noemt een Brusselse randgemeente-burgermeester dat.
Schrijven over de Belgische politiek? Er valt niets te schrijven. ’t Is windstil in de Wetstraat. Op bevel van de koning. Veertien maanden na de verkiezingen hebben we nog steeds geen regeerders. Wie maalt erom? België draait verder, zij het vierkant. Wat nogmaals het bewijs levert dat we best zonder al die betuttelende postjesgraaiende politiekers kunnen. Een regering, afgestraft door de kiezers, zit rustig verder aan te modderen. Alsof er nooit verkiezingen geweest zijn…
Mistroostig wordt hij van al die toestanden. Kan het nog gekker? Of wordt hij stilletjesaan zelf gek? De wereld wordt geregeerd door een stelletje gekken, is z’n besluit. En ’t zal er niet op verbeteren. De postbode brengt hem z’n dagelijkse portie rekeningen. Éen rekening springt in het oog. Het bedrag te betalen om van de internetdiensten gebruik te mogen maken, is een slag in z’n gezicht. Driehonderdvijftig euro voor 3.5 gb te downloaden. Da’s honderd euro per gigabyte. Welke gek kan dit betalen? Zijn ze nu helemaal gek geworden?

©GoNo

zondag 17 juli 2011

Het geheim van Hotel “ Temps Perdu” 2

Judith, die op aanraden van enkele vrienden, naar dit hotel gekomen was, was niet de vrouw die zich snel van haar stuk liet brengen. Ze kende de verhalen door opzoekingen te doen via het internet. Een spookhotel? Maak dat de katten wijs hé? Eerst zien en dan geloven, zei de H.Thomas. maar hoe meer ze verklaringen zocht, hoe meer ze twijfelde. Niet alles kon toch fake zijn? Foto’s kan men manipuleren, filmpjes kon men zodanig in elkaar flansen dat men het onderscheid tussen echt en fictie niet meer zag. ’t Was een beetje zoals met vliegende schotels. Believers en non-believers…

Judith is een week hier en heeft nog geen spook of geest gezien. ’s Avonds gaat ze naar het dorpscafé en hoort de verhalen die de ronde doen. Over een zwartgeklede dame, die op bepaalde nachten ronddwaalt door het huis. Meestal bij volle maan. Wat een cliché, denkt ze. Maar ze houdt haar gedachten netjes voor zich. De dorpsbewoners vertellen maar al te graag hun eigen verhaal, desnoods met een schepje er boven op. Zo ook op deze pijpenstelenregende avond. Het kost haar ettelijke karafjes rode wijn van ’t huis, om toch maar meer te weten komen over die rondspokende dame.
Camille Boursin, niets te maken met de befaamde smeuïge kaas, weet er schijnbaar alles van. Hij is de autoriteit op ’t gebied van verschijningen. Beweert bij hoog en laag dat hij net als Bernadette Soubirou de H.Maagd gezien heeft. Op een zomeravond in augustus.
Camille was op die bewuste avond naar z’n vriend Jacques, de schapenhoeder, geweest. Jacques woonde afgelegen in een aftandse boerderijtje. Geerfd van z’n ouders. Jacques is een natuurmens, altijd geweest. Dat z’n boerderijtje er uitziet als ruine, overwoekerd door onkruid, kan hem geen barst schelen. Je zou het niet zeggen, maar Jacques heeft geld genoeg. Verkoopt al jaren schapen aan de allochtone bevolking in de grote steden. Door mond- aan- mondreclame heeft hij al lang z’n schaapjes op ’t droge. Hij telt geen schaapjes meer om in slaap te geraken, overdaad kan soms schapen, pardon, schaden. Na ettelijke flessen zelfgebrouwen rode wijn, wordt het stilletjesaan tijd om op te krassen. Camille is lichtjes aangeschoten, als hij de terugweg naar huis neemt. Aan de tweesprong gekomen, met tussenin het kapelletje me de Moeder Gods, wordt hij overvallen door de plotse drang om z’n overvolle blaas te ledigen. Tegen het muurtje. Terwijl hij, al fluitend, staat te wateren hoort hij een stem. Een vrouwenstem. Miljaarde, denkt hij, is dat nu een moment om mij te storen, vraagt hij zich af met z’n bezopen kop. Hij kijkt schichtig om zich heen, plast -en passant- op z’n broekspijpen. Zit er een vrouw in de bosjes? ’t Moet weer eens lukken, net nu hij met z’n klokkenspel in z’n hand staat. Droomt hij? Of is het de drank? Camille, Camille…Hij heeft het duidelijk gehoord. Iemand roept z’n naam. ’t Komt van de voorkant van ’t kapelletje. Camille begeeft zich naar de voorkant. En daar, omgeven door een blauwachtig licht, ziet hij een vrouw staan van bovenaardse schoonheid. De Maagd Maria. In al haar goddelijke glorie. Heeft ze iets gezegd, vragen de omstaanders in ’t café. Jawel. Wat dan? Mag ik niet zeggen, is z’n antwoord. Er komt een dag dat ik alles mag zeggen. De dorpsbewoners weten niet wat ze moeten denken. Hij vertelt het verhaal met zoveel gloed dat ze het wel moeten geloven. Camille draagt een geheim met zich mee en hij weet alleen het fijne ervan. Het tweede verhaal gaat over de zwarte dame. En deze keer had hij niet gedronken, zegt hij met veel nadruk. Judith spitst haar oren. Dit verhaal wil ze horen. Ze bestelt nog een karaf wijn van ’t huis. Straffe wijn om u tegen te zeggen. Wijn die de tongen losmaakt…

©GoNo

dinsdag 12 juli 2011

Het Geheim van Hotel “ Temps Perdu”




Midden in de nacht schoot ze wakker. Ze baadde in het zweet en haar hart ging als een razende te keer. Ze knipperde met haar ogen, probeerde zich aan te passen aan de schemering die in de kamer hing. Ze zag nu duidelijk de contouren van een vrouw die zich aftekende in het weinige licht dat in de kamer viel. Droomde ze of was het realiteit? Ze wist het niet meer. De vrouw of wat het ook moge wezen, zweefde letterlijk in de lucht. Een hand wenkte haar, vroeg als het ware om haar te volgen. Judith kneep eventjes in haar arm. Ze was wakker. Geesten bestaan niet, er moest een andere verklaring zijn. Te zwaar getafeld, teveel landelijke wijn gedronken? Ze deed haar ogen terug dicht in de hoop van dat eng gevoel verlost te worden. Hoorde nu duidelijk zachtjes haar naam roepen. “ Judith, Judith…”
Geesten of spoken bestaan niet, zei ze hardop. Ze probeerde nogmaals een rationele verklaring aan het voorval te geven, maar vond er geen. Was het een kwade of een goede geest? Schijnbaar een goede, gezien het feit dat er feitelijk niets gebeurde…
Het pittoresk dorpje had maar één hotelletje. Een oud herenhuis dat betere tijden gekend had. Rechtover het kleine middeleeuwse kerkje. In de nis, boven de eikenhouten deur, prijkte een plaasteren Madonna. Ze zag er als nieuw uit. Wat geweldig opviel bij het in verval verkerende herenhuis. Het dorpsplein ademde rust en vrede uit. Het monument voor de gesneuvelden van beide wereldoorlogen was omgeven met bloemenperkjes. Ieder gezin hier had wel iemand verloren in die verdomde oorlogen…
De bijgelovige dorpelingen meden het als de pest. Iedereen had wel z’n eigen verhaal over de vrouw die ronddoolde in het huis. Ze kwam uit het niets en verdween in het niets. De nieuwe eigenaar, een stadsmens, hechtte weinig geloof aan al die verhalen. Praatjes voor de vaak. Van de nood een deugd makende, prees hij z’n hotelletje aan als Spookhuis. Het leverde hem misprijzen op van de overige bewoners van ’t dorp. Maar de weinige toeristen die op zoek waren naar iets aparts genoten ervan. Slapen in een spookhuis en geesten zien, da’s pas iets om een kick van te krijgen. Sommigen beweerden dat ze een vrouw in de gangen hadden zien dwalen. Een vrouw, gekleed in in het zwart. Een jonge vrouw nog. Anderen hadden vreemde geluiden gehoord in de eetzaal. Geluiden alsof de eetzaal vol zat met mensen. Wat helemaal niet kon, gezien zij de enigen waren die er op dat moment verbleven. En zo had iedere kostganger z’n eigen verhaal. Een deur die open en dicht ging. Zonder dat er spoortje wind te bespeuren viel. De staanklok die dertien slagen liet horen om middernacht. Kledij, dat netjes opgehangen, ’s anderendaags op de grond lag. Schilderijen die plots allemaal scheef hingen. Er was maar één verklaring voor. Het spookte in dat huis…

©GoNo

maandag 11 juli 2011

Doop van Zita



Bompa zo fier als een gieter, is zojuist verkozen tot peter van Zita. 't Zal maar je kind wezen die zoiets meemaakt !!

zondag 10 juli 2011

Cathy & Frankie

Het raakte z’n kouwe kleren niet. Ze mochten zeggen wat ze wilden, hij geloofde er geen fluit van. Nee, duizendmaal nee, over z’n teerbeminde toekomstige vrouwtje moesten ze zwijgen. Die roddels horen thuis in één of ander roddelblaadje van bedenkelijk allooi. Dat zei hij ook toen z’n vrienden er hem attent op maakten dat z’n Cathy wel veel aandacht schonk de laatste tijd aan een vroegere schoolvriend. Hij verdacht hen van een zekere jaloersheid. Hij was toch maar lekker gaan lopen met de mooiste uit de klas. Blonde Cathy, de vamp van het godvergeten boerendorp, ergens gelegen tussen de plooien van het Heuvelland. Een dorp waar nooit iets gebeurde, waar het enige vermaak bestond uit ganzenrijden en kleiduifschieten. Eénmaal per jaar had je de wijding van de boerensteden, met nadien de Grote Prijs Cyriel Vermeiren. Beker geschonken door de plaatselijke brouwerij. Vierentwintig rondjes rond de kerk en zijstraatjes. Het podium gemaakt van opééngestapelde bierkratten stond uitnodigend te wachten op de toekomstige vedette, die er van zou dromen de Tour de France met ongemene grote voorsprong te winnen. Cyriel Vermeiren was een legende. De man kon zo rap rijden met de fiets, dat hij bij het rondjes rijden rond de kerk z’n eigen meerdere malen dubbelde. Of het waar was, laat ik in het midden. Maar de oorlog brak uit en gezien z’n status van hardrijder werd Cyriel ingedeeld bij de cyclisten. Een bataljon die op de fiets ten strijde trok tegen de Duitse tankdivisies. De tankcommandant wreef eventjes in z’n ogen toen hij die soldaten op hun fiets met rinkelende bellen zag afkomen. Eén obus was genoeg om van dat bataljon een schroothoop te maken. Cyriel had geluk, kon een valpartij voorkomen door z’n behendigheid. Waarna hij pardoes onder een tank terechtkwam die de hoek omdraaide. De tank voelde niets, Cyriel Vermeiren zou deze keer andere bloemen krijgen. En ieder jaar op het dorpskerkhof een pot chrysanten met Allerheiligen. Plus een grote prijs naar hem genoemd…
De kermis was in volle gang en Cathy liet zich de bewonderende blikken van de aanwezige boerenzonen welgevallen. Ze was, zoals ieder jaar, het bloemenmeisje die de beker en de bijbehorende bloemen aan de overwinnaar moest schenken. Ze stond, nonchalant, met haar roodgeverfde lippen een sigaretje te roken. Haar hele lichaam straalde energie uit, tomeloze passie die menige boerenzoon het hoofd op hol zou doen slaan. Ze wist het en genoot ervan. Frankie bleef staan aan het schietkraam. Zou hij die grote teddybeer niet voor haar schieten? Nee dus, hij zag zich niet het marktplein oversteken met zo’n pluche geval. Wat zouden z’n vrienden wel zeggen hé? Z’n vrienden wisten wel beter. Cathy had niet voor niets de bijnaam “ matras “. De liggende stand was als het ware haar tweede natuur. Een eigenschap die ze cultiveerde al sedert ze veertien was. Op de boerenbuiten kenden ze er ook wat van. “t Lag ook een beetje aan de zuivere lucht die men hier inademde. De seizoenen ruiken er anders dan in de stad…
Frankie zag de vroegere schoolvriend van Cathy op z’n Honda Silverwing al van verre aankomen. Hij moet met z’n poten van m’n lief blijven. Maar Cathy heeft andere gedachten, laat haar schare jonge aanbidders staan waar ze staan. Rept zich naar de jonge, in zwart lederen pak gestoken kerel. Kust hem vol overgave op z’n mond. Er breekt iets bij Frankie. Hij baant zich een weg door het publiek, in z’n hand houdt hij een groot slagersmes…

©GoNo

donderdag 7 juli 2011

Tussen hemel & aarde

Ze zouden geschiedenis schrijven. Geboekstaafd staan in de annalen van de vaderlandse geschiedenis als revolutionairen, het leek hen wel wat. Vereerd worden als martelaren voor de goede zaak, de familie zou er wel bij varen. Het doel heiligt de middelen, zo spiegelde men hen voor. Voor de knaap lagen de maagden in het verschiet, voor het meisje was er niets…
Zestien jaar, dolverliefd op elkaar en samen de dood ingaan. Groter kan de liefde niet zijn. Het meisje had eerst haar twijfels. Stel dat er niets is na de dood. Is het dan niet beter om van hier van het leven te genieten? Ze vroeg het aan haar grote liefde. Die wimpelde haar vraag af met enkele koranspreuken. Niets tegen in te brengen, het stond zwart op wit in het heilig boek. Dus was het juist, aan de woorden van de profeet wordt niet getwijfeld. Laat staan dat er van enige discussie kan sprake zijn…
Ze stappen beiden op de wachtpost af. Gedragen zich als verliefde jonge mensen. De wachtpost moet denken aan z’n vrouw en kind. Hoe lang is het al geleden dat hij thuis was? Twee maanden? Of langer?
Nog enkel meters te gaan. Halt, blijven staan, roept de wachter hen toe. Al lachend en spelend naderen ze hem. Verliefde kinderen horen alleen zichzelf, bedenkt hij zich. De andere wachtposten aan de controlepost bekijken het tafereeltje met wantrouwen in hun ogen. De wachtpost richt z’n machinegeweer op de tieners. Ik roep nog één keer “ halt” en dan schiet ik. Halt, stoppen, nu onmiddellijk…
Laat ze door, roept de bevelhebber, ik ken ze. ’t Zijn vrienden. De wachtpost volgt de bevelen op en laat ze de controlepost passeren. De tieners kijken elkaar in de ogen. Verliefde ogen. De jongen voelt de ontsteking in z’n hand, het meisje ook. De wachtposten zijn hervallen in het vervelende van niets te doen te hebben. Schenken geen aandacht meer aan de tieners. Allah is groot roepen ze beiden en drukken gelijktijdig de ontsteking in. Allah is inderdaad groot en Mohammed is z’n profeet…

Twee verliefde tieners. Twee foto’s aan een muur. De families treuren niet, hun kinderen zijn nu bij Allah. De jongen zal z’n maagden krijgen, het meisje niets…De wachtposten zijn weggevaagd door de explosie. Eéntje ligt te huilen en te roepen op z’n moeder. Z’n beide benen zijn aan flarden, ’t is kwestie van enkele uren voor hij ook de weg naar het Koninrijk Gods zal begaan. De enige Blauwhelm met katholieke achtergrond ligt tussen z’n moslim-wapenbroeders te sterven. In de dood is iedereen gelijk. Hij zal z’n vrouw en kind niet terug zien. Maar als troost mag hij aan de rechterkant van God zitten. Z’n plaatsje is nu al gereserveerd.
Allah staat naast God aan de poort van de hemel hen op te wachten.
“ Wees welkom hier…”spreken ze als uit één mond.
“ Gij zult niet doden, wat wij het leven geschonken hebben, zult gij niet doden. Wij en alleen wij beschikken over leven en dood…”
De tieners staan er beteuterd bij. Op enige afstand staat de duivel in z’n baard te wrijven. De commercie draait goed de laatste tijd. Die snotneuzen kan men ook alles wijsmaken. In naam van de goden is alles mogelijk.

Een ambulance komt met loeiende sirene aangereden. De soldaat met de verbrijzelde benen wordt op het nippertje gered. Een lange revalidatie wacht hem. Leren lopen zonder benen, maar eerst in een rolstoel. Hij is een held, zeggen de generaals. Komt in aanmerking voor het Erekruis met Zilveren Loof. Z’n vrouw en kind mogen fier zijn op hem. Fier? Er zit een oude man in een rolstoel, zonder benen. Met nog een gans leven te gaan. We zoeken wel een plaatsje voor hem, een beetje administratief werk kan hij nog wel aan. Je ziet, mevrouwtje, het leger zorgt voor z’n soldaten hé?
Twee jaren is het geleden, ’t lijkt wel een eeuwigheid. De man staat in militaire tenue, beladen met eretekens. Op een stoel. Rond z’n hals ligt een zelfgemaakte strop. Z’n krukken liggen als geweerlopen op de grond. ’t Heeft hem moeite gekost om op de stoel te geraken. Niet nadenken, doen, gewoonweg doen. Maar wat met vrouw en kind die hij achterlaat? Er is geen oplossing voor z’n probleem. Hij ziet de dag waarop die fatale aanslag plaats vond, aan z’n ogen voorbij flitsen. Nee, zo wil ik niet verder leven. M’n vrouw en kind hebben recht op een goede huisvader. Het leger zal wel voor hen zorgen.
Hij springt, het enige wat men hoort is een korte knak. Alsof er een tak breekt.
Aan de hemelpoort staan Allah en God broederlijk naast elkaar.
“ Gij zult u niet van het leven benemen. Wij beslissen over leven en dood…”klinkt het als uit één mond.
De duivel staat verderop te wachten. De zaken draaien goed de laatste tijd…

©GoNo