Bernard weet niet meer of hij nu droomt of niet. Het lijkt allemaal zo
levensecht. Ik ben in een nachtmerrie terecht gekomen, denkt hij. Hij rent naar
de keuken, sluit de deur achter zich. Hijgend staat hij tegen de deur geleund.
De klok aan de schouw slaat 03:00. Onheilspellende slagen, die hem door merg en
been gaan. De lichten boven de keukentafel gaan plots aan. Aan tafel zitten een
oudere heer en dame. Bernard kijkt er met verbijstering naar. Houdt z’n adem
in. Het zijn die twee die zich verhangen hebben. Hij ziet de striemen van de
koorden in hun nek…
“ Welkom in het voorgeborchte van de hel…”zegt de oudere heer.
Ze hebben allebei roodgloeiende ogen, denkt Bernard…
“ Waarom ben je ons komen storen?”vraagt de heer.
“ Ik wilde jullie helemaal niet storen…”zegt Bernard met overslaande
stem.
“ Je bent hier ingebroken als een dief in de nacht. Wilde je iets
stelen?”vraagt de dame.
“ Nee, nee, ik wilde schuilen voor de regen. Ik ben verloren
gereden…”zegt Bernard geheel naar waarheid.
“ Zeggen ze allemaal hé?”zegt de oudere heer tegen de dame.
“ ’t Is de zuivere waarheid. Ik mag doodvallen als ik lieg. Er staat ‘
Te Koop’, dus ik dacht dat die villa niet meer bewoond was…”
“ Niet meer bewoond? En wie zijn wij dan? Geesten misschien?”zegt de
heer in een lach schietend.
“ ‘k Weet het niet. Ben ik aan het dromen? Ik wil hier weg, het spijt me
als ik jullie gestoord heb…”zegt Bernard, het angstzweet staat hem in de
schoenen.
“ Je wilt hier weg? De enige manier om hier weg te geraken, is je ziel
verkopen aan m’n meester. Niet zo moeilijk hé? Gewoon papiertje tekenen met je
bloed en klaar is Kees. De Zwarte Raaf is getuige van de transactie. Maar ik
moet je wel verwittigen, je zult trouw m’n meester moeten dienen…”zegt de
oudere heer.
“ M’n ziel verkopen? Ik wist niet eens dat ik een ziel had. Da’s toch
voor de gelovigen? Ik ben atheïst. Ik geloof alleen in mezelf en m’n
bankrekening. Iets anders telt er toch niet in deze maatschappij?..”zegt
Bernard, die duidelijk z’n schrik overwonnen heeft.
“ Weer zo ene die alles beter weet….”zegt de dame.
“ Ja, ze geloven alleen wat ze kunnen zien. De duivel en God zien ze
niet, dus geloven ze ook niet. Raar hé? Lucht zien ze ook niet en toch geloven
ze dat het er is. Je krijgt een kwartier bedenktijd, daarna pikt de Zwarte Raaf
je ogen uit. Je hebt die toch niet nodig want je bent al ziende blind…”
De raaf heeft zich op de schouder van de oudere heer genesteld, kijkt
Bernard aan…Hij meent het, denkt hij…
“ We moeten hem wakker maken…”hoort Bernard in de verte.
“ Ja, doen we. ’t Heeft al lang genoeg geduurd…”zegt een mannenstem.
Bernard wordt hardhandig wakker geschud. Ik droomde dus toch, denkt hij.
“ Ik ben inspecteur Kromhaes en dit is m’n collega hoofdinspecteur
Vanacker. We hebben een paar vraagjes voor u. Ben je al wakker genoeg of moeten
we eerst een kopje koffie zetten? Nee? Zo meneer is terug bij z’n positieven.
Goed zo. Bent u familie van de bewoners van deze villa? Of bent u toevallig de
makelaar? Zo niet, hoe bent u hier binnen geraakt? Ingebroken? Was je op zoek
naar een vette buit? Antiek of zo? Waar staat je wagen? Ben je te voet? Waar
zijn de andere bendeleden? Zijn ze gaan vliegen?...”zegt de hoofdinspecteur.
Bernard z’n hoofd tolt van de spervuur van vragen. Verkoop je ziel en je
bent van die twee heren vanaf, fluistert er iemand in z’n oor. Nee, schudt
Bernard met z’n hoofd, deze keer droom ik niet. Laat me gerust, ga weg
duivelsgebroed, roept hij tegen de trawanten van de duivel. De twee
politiemannen kijken hem aan. Tegen wie roept die kerel, toch niet tegen hun
zeker? Duivelsgebroed? Da’s verdomme smaad aan de politie. Zal hem zuur
opbreken…
Er komt een derde agent binnen. Bernard hoort hem zeggen dat ze z’n
wagen gevonden hebben, enkele kilometers verderop. De wagen is tegen een omver
gewaaide boom gereden. Van eventuele mededaders geen spoor te bekennen…
“ Is dat uw wagen wat verderop? Goed geparkeerd, moet ik zeggen. Er was
geen plaats naast zeker?” vraagt de hoofdinspecteur.
“ ’t Is inderdaad mijn wagen. En als ik van plan was om hier iets te
stelen, zou ik allicht voor de deur geparkeerd hebben. Is het niet? Of denk je
dat ik een paar kilometers te voet ga lopen met een antieke kast op m’n
schouders? Zie ik er soms uit als Arnold
Schwarzenegger? Of de Hulk?...” zegt Bernard die heel het spelletje moe is.
De twee inspecteurs zonderen zich af, plegen druk overleg. Ergens heeft
die kerel wel een punt, besluiten ze…
“ Neemt niet weg, dat u hier toch ingebroken bent. U had in het portaal
kunnen schuilen voor de regen hé?”
“ Dat had ik kunnen doen, maar de deur stond open. Ik heb driemaal
gevraagd of er iemand thuis was. Ik kreeg geen antwoord. Dus ben ik op zoek
gegaan naar de bewoners van deze villa. En ik heb ze gevonden…”zegt Bernard.
“ Hoe zo? Je hebt de eigenaars gevonden? En waar zijn die nu, als ik
vragen mag? Inspecteur Kromhaes, heb jij die gezien? Nee? ’t Zullen geesten
zijn hé?”zegt hoofdinspecteur Vanacker op schampere toon.
“ Maar ik zeg je toch dat de eigenaars hier enkele ogenblikken geleden
nog waren. Waar ze nu zijn, weet ik niet. Misschien boven? Of buiten? “zegt
Bernard met de moed der wanhoop.
“ Meneer, die zogenaamde eigenaars zijn al meer dan tien jaar dood. Ze
hebben zich verhangen na het frauduleuze faillissement van hun firma. Die villa
staat al tien jaar te koop. Ze zeggen dat hun geesten hier nog rondwaren. Al
de eventuele kopers hielden het na één
dag voor bekeken. De boswachter beweert, bij hoog en bij laag, dat hij die twee
achter een vensterraam gezien heeft. Ik geloof niet in geesten, ik denk eerder aan
een koppeltje die hier de nacht wilden doorbrengen…”
Bernard weet niet wat hij er moet van denken. Hij heeft toch met ze
gesproken of niet soms? Heeft hij dan toch alles maar gedroomd?
“ Als die eigenaars al die jaren al dood zijn, hoe komt het dan dat hun
frigo vol zit met etenswaren? Verse salami en witte wijn? Ik heb er zelf van
gegeten en het smaakte nog lekker ook. Vertel me dan eens hoe dat kan?..”zegt
Bernard op verbeten toon.
Inspecteur Kromhaes doet de frigo open. Een geur van bedorven eetwaren
verspreidt zich door de keuken. Er ligt inderdaad een beschimmelde salami in de
frigo. En een fles witte wijn die ooit betere tijden gekend heeft…
“ Heb je daar van gegeten? Dan zou je nu een bloedvergiftiging hebben
hé? Ben je soms aan de drugs? Beetje gehallucineerd? Tegenwoordig verschiet ik
van niets meer hé? Wat is je beroep feitelijk? Kom, geef me je pasje eens…”zegt
Kromhaes.
Bernard geeft hem z’n pasje…
“ Bernard Haezelaar. Wat een naam hé? Je teelballen noemen hazelnootjes
zeker? Toen ze die foto genomen hebben, was je zeker zat? Man, man , man toch.
Maar ik weet nog altijd niet wat je voor de kost doet…”zegt Kromhaes
grijnslachende.
“ Ik ben verkoper. Verkoper van kruidendrankjes. Ik verkoop aan
apothekers en aan marktkramers. M’n flesjes kruidendrank liggen in de koffer
van m’n wagen. Hier zijn de sleutels. Kijk in de koffer en je zult zien dat ik
de waarheid spreek…”zegt Bernard.
Hoofdinspecteur Vanacker roept de agent bij zich. Geeft hem de sleutels
met het bevel om te gaan kijken in de koffer van de wagen…
Verkoop je ziel en je bent verlost van die twee onnozelaars, hoort hij
weer fluisteren.
“ Kom meneer Hazelnootjes. We gaan buiten een luchtje scheppen. Het
ruikt hier een beetje te veel naar verdorvenheid…”zegt Kromhaes.
De zwarte raaf zit op de brievenbus. Kijkt hen aan met roodgloeiende
ogen. Bernard ziet het. Het zweet loopt over z’n voorhoofd. Hij wordt bleek als
de dood. De twee politiemannen zien dat er iets mis is met Bernard. Verdomme,
die gaat toch geen hartinfarct krijgen, denkt Vanacker. Kunnen we nog een
ambulance bellen ook, denkt hij.
“ Gaat het?”vraagt Vanacker bezorgd.
“ Die raaf…die raaf…kijk naar die raaf…”zegt Bernard, terwijl hij
langzaam ineenzakt.
De doorstane emoties zijn hem te veel geworden. Bernard is het bewustzijn
verloren…
“ Zo, eindelijk, daar ben je terug. ’t Heeft even geduurd hé? Kom, teken
dat stuk papier en je bent zo vrij als een raaf, ik wil zeggen een vogel hé?
“zegt de oudere heer.
“ Waar wacht je nog op? Of zit je liever ergens in een cel weg te
rotten? Je zult rijk zijn, kunnen doen en laten wat je wilt. Je blijft eeuwig
jong. Een eeuw is nog altijd honderd jaar hé? Daarna krijg je de job van je
leven. Of moet ik zeggen de job van je dood? “zegt de dame, met een glimlach.
“ Geef dat verdomde papier. Ik zal tekenen…”zegt Bernard, die het zo moe
is als koude pap. Het vooruitzicht op eeuwige rijkdom spreekt hem wel aan.
De Zwarte Raaf vliegt molenwiekend in de lucht. Maakt salto’s van
blijdschap. Z’n meester zal tevreden zijn. Weer een dwaas die er in gelopen is…
©GoNo