Dansen met de duivel…2
Bernard probeert nogmaals de garagepoort open te krijgen. Het begint
harder en harder te regenen. De garagepoort vertikt het om open te gaan.
Bernard vloekt. Hij zoekt beschutting in het portaal. De raaf zit nog steeds op
de brievenbus. Het lijkt wel of de regen hem niet deert. Bernard voelt z’n maag
knorren. Het is geleden van de middag dat hij nog iets achter z’n kiezen
gestoken heeft. Honger is de beste saus, zei ons mama altijd, denkt hij. Achter
hem zwaait de deur zachtjes open. Bernard, die tegen de deur leunt, valt
letterlijk met de deur in huis. Hoe kan dat nu, die deur was toch op slot,
denkt Bernard. ’t Is toch geen spookvilla, zeker? Het moet niet gekker worden,
ik weet zeker dat die deur op slot was. Bernard schudt z’n hoofd…
“ Hallo, is hier iemand?” roept hij bedeesd.
Geen antwoord. Als er al iemand is, dan heeft die vast en zeker een
slaappil genomen, denkt Bernard.
“ Hallo, is hier iemand?”roept hij voor de tweede keer, maar nu wat
harder.
Weer geen antwoord.
Ik ben binnen en da’s ’t voornaamste, denkt Bernard. Hij kijkt rond, z’n
ogen beginnen te wennen aan de duisternis. Voor hem is er een trap, naast de
trap een gang. Hij laat de deur op een kier staan, in geval van nood zal hij
rapper terug buiten zijn dan dat hij binnen gekomen is. Hij voelt, op de tast,
naar een lichtschakelaar. Vindt er ene. Hij duwt op de schakelaar, heeft weinig
hoop dat het licht zal gaan branden. Maar de goden zijn hem gunstig, het licht
floept aan. Dus woont er hier toch iemand, besluit hij. Hij roept voor de derde
keer…
De deur, die op een kier staat, gaat zachtjes dicht. Bernard hoort de
deur in het slot vallen. Hij kijkt om. ’t Zal de wind zijn, denkt hij, niet
geheel zeker van z’n stuk. Hij loopt door de gang. Komt in de keuken terecht. Hij
steekt het licht aan, ziet een ouderwetse keuken, die nog stamt uit de jaren
zestig. Met een groot fornuis en een nog grotere koelkast van Bosch. Hij opent,
door de honger gedreven, de koelkast. Die zit boordevol eten en drinken. Da’s
even geluk hebben, denkt Bernard. Zou ik wat eten nemen, denkt hij, niet goed
wetende of hij het zal doen of niet. Maar de honger is een slechte leermeester,
z’n eventuele bezwaren smelten als sneeuw voor de zon. Ik leg twintig euro op
het aanrecht, dat lijkt me ruimschoots voldoende. Ik steel niets, want ik
betaal er voor, zegt hij tegen zichzelf…
Hij neemt een salami uit de frigo, snijdt er een ruime portie af.
Verdomme, denkt hij, ’t is nog goeie ook. Nu pas ziet hij dat de keukentafel
gedekt is voor twee personen. Ze verwachten mij, glimlacht hij, terwijl hij
nogal schrokkerig van z’n salami eet. Drinken, ik moet drinken, denkt Bernard.
In de frigo staan flesjes bier van een merk dat hij niet kent. Een fles witte
wijn, waar al van gedronken is. Ik neem een biertje, denkt Bernard. Slechter dan Heineken kan haast niet, denkt
hij, terwijl hij op zoek gaat naar een flessenopener. Hij vindt hem in een
schuif. Op de tafel staan twee wijnglazen. Hij neemt er een van. Bier in een
wijnglas, ’t is weer eens iets anders, hij heeft ooit al cola gekregen in een
wijnglas. Toen hij vroeg aan de ober waarom ze cola schonken in een wijnglas,
kreeg hij als antwoord omdat de mensen die aan het raam passeren zouden denken
dat het rode wijn is. Hij kon niet volgen…
Zo, denkt hij voldaan, de innerlijke mens is gevoed en bijna terug op
krachten. ’t Wordt tijd dat ik er vandoor ga. Hij legt tien euro op ’t
aanrecht, trekt z’n broek op en gaat naar de voordeur. Hij wil de deur open
doen, maar ze is op slot. Geen beweging in te krijgen. Net als bij die verdomde
garagepoort. Bernard is niet van plan om zich zomaar gewonnen te geven. Hij
sleurt met al z’n kracht aan de klink van de deur. De eiken deur beweegt geen
millimeter. Hij krabt zich in het haar. Denkt na. Dan kruip ik door het raam,
besluit hij. Het raam krijgt hij ook niet open. Geen enkele deur en geen enkel
raam gaat open. Ik ben in de aap gelogeerd, stelt hij vast. Wie wil er nu een
villa kopen, waar je wel binnen geraakt, maar niet meer naar buiten? Hij zet
zich aan de keukentafel. Z’n hoofd rust op z’n handen. Er is iets mis met die
villa. Plots ruikt hij een vreemde geur. De geur van de dood. M’n fantasie
begint me parten te spelen, denkt hij, straks zie ik nog roze olifanten en
kabouters op een bezemsteel…
Een vreemde loomheid maakt zich meester van hem. Hij probeert tegen de
slaap te vechten. M’n god, wat ben ik toch moe, denkt hij. Z’n rolluiken gaan
naar beneden. Niets tegen te doen. Hij nestelt zich in de warmte van z’n
dromen. Droomt van z’n klein huisje, verscholen achter de duinen van
Oostduinkerke. Een laag wit vissershuisje met rode dakpannen. Een erfenis van
z’n vader en moeder. Z’n vader, een visser, die met man en muis vergaan is in
een storm op de Noordzee. Z’n moeder heeft hem alleen opgevoed, verdiende haar
kost met garnalenverkoop in de rijke buurt van Oostduinkerke. Ze hadden niet
veel, maar waren gelukkig. Huishuur moesten ze niet betalen, want vader had er
voor gezorgd dat het hun eigendom was. De garnalenverkoop ging zo goed, dat z’n
moeder een vergunning kon kopen om op de dijk te mogen staan. Ze had de beste
garnalen en de toeristen kwamen er op af. Bernard heeft daar de kneepjes van ’t
verkopersvak geleerd. Daar leerde hij ook hoe goedgelovig de mensen wel kunnen
zijn…
Twee roodgloeiende ogen slaan hem gade in het deurgat van de keuken. De
raaf zit nu op de schouw, als een standbeeld. Het regent en een bliksemflits
zet de hemel in lichterlaaie. Bernard hoort het niet eens. Twee mensen zitten
aan de keukentafel. Ze kijken naar Bernard, die de slaap der onschuldigen slaapt.
Het zijn een oudere heer en een even oudere vrouw. Ze zijn gekleed in
klederdracht van de jaren zestig. Hij draagt dezelfde klederen als de Beatles
in die tijd droegen. Zij heeft haar blonde haar hoog opgestoken. Ze draagt een
minirokje en van die witte laarzen. Haar benen mogen nog gezien worden. De rest
ook…
De oudere heer schenkt een glaasje witte wijn uit voor de dame. Hij zet
de radio in de keuken aan. Op de radio horen ze zeggen dat president John
Kennedy neergeschoten is in Dallas. Een klopjacht op de dader of daders is
bezig. De president is nu aangekomen op de spoedafdeling van het ziekenhuis.
Naar het schijnt zou de president een kogel in z’n hoofd gekregen hebben…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage