GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

maandag 1 september 2014

Dansen met de duivel…2



Bernard probeert nogmaals de garagepoort open te krijgen. Het begint harder en harder te regenen. De garagepoort vertikt het om open te gaan. Bernard vloekt. Hij zoekt beschutting in het portaal. De raaf zit nog steeds op de brievenbus. Het lijkt wel of de regen hem niet deert. Bernard voelt z’n maag knorren. Het is geleden van de middag dat hij nog iets achter z’n kiezen gestoken heeft. Honger is de beste saus, zei ons mama altijd, denkt hij. Achter hem zwaait de deur zachtjes open. Bernard, die tegen de deur leunt, valt letterlijk met de deur in huis. Hoe kan dat nu, die deur was toch op slot, denkt Bernard. ’t Is toch geen spookvilla, zeker? Het moet niet gekker worden, ik weet zeker dat die deur op slot was. Bernard schudt z’n hoofd…

“ Hallo, is hier iemand?” roept hij bedeesd.
Geen antwoord. Als er al iemand is, dan heeft die vast en zeker een slaappil genomen, denkt Bernard.
“ Hallo, is hier iemand?”roept hij voor de tweede keer, maar nu wat harder.
Weer geen antwoord.

Ik ben binnen en da’s ’t voornaamste, denkt Bernard. Hij kijkt rond, z’n ogen beginnen te wennen aan de duisternis. Voor hem is er een trap, naast de trap een gang. Hij laat de deur op een kier staan, in geval van nood zal hij rapper terug buiten zijn dan dat hij binnen gekomen is. Hij voelt, op de tast, naar een lichtschakelaar. Vindt er ene. Hij duwt op de schakelaar, heeft weinig hoop dat het licht zal gaan branden. Maar de goden zijn hem gunstig, het licht floept aan. Dus woont er hier toch iemand, besluit hij. Hij roept voor de derde keer…

De deur, die op een kier staat, gaat zachtjes dicht. Bernard hoort de deur in het slot vallen. Hij kijkt om. ’t Zal de wind zijn, denkt hij, niet geheel zeker van z’n stuk. Hij loopt door de gang. Komt in de keuken terecht. Hij steekt het licht aan, ziet een ouderwetse keuken, die nog stamt uit de jaren zestig. Met een groot fornuis en een nog grotere koelkast van Bosch. Hij opent, door de honger gedreven, de koelkast. Die zit boordevol eten en drinken. Da’s even geluk hebben, denkt Bernard. Zou ik wat eten nemen, denkt hij, niet goed wetende of hij het zal doen of niet. Maar de honger is een slechte leermeester, z’n eventuele bezwaren smelten als sneeuw voor de zon. Ik leg twintig euro op het aanrecht, dat lijkt me ruimschoots voldoende. Ik steel niets, want ik betaal er voor, zegt hij tegen zichzelf…

Hij neemt een salami uit de frigo, snijdt er een ruime portie af. Verdomme, denkt hij, ’t is nog goeie ook. Nu pas ziet hij dat de keukentafel gedekt is voor twee personen. Ze verwachten mij, glimlacht hij, terwijl hij nogal schrokkerig van z’n salami eet. Drinken, ik moet drinken, denkt Bernard. In de frigo staan flesjes bier van een merk dat hij niet kent. Een fles witte wijn, waar al van gedronken is. Ik neem een biertje, denkt Bernard.  Slechter dan Heineken kan haast niet, denkt hij, terwijl hij op zoek gaat naar een flessenopener. Hij vindt hem in een schuif. Op de tafel staan twee wijnglazen. Hij neemt er een van. Bier in een wijnglas, ’t is weer eens iets anders, hij heeft ooit al cola gekregen in een wijnglas. Toen hij vroeg aan de ober waarom ze cola schonken in een wijnglas, kreeg hij als antwoord omdat de mensen die aan het raam passeren zouden denken dat het rode wijn is. Hij kon niet volgen…

Zo, denkt hij voldaan, de innerlijke mens is gevoed en bijna terug op krachten. ’t Wordt tijd dat ik er vandoor ga. Hij legt tien euro op ’t aanrecht, trekt z’n broek op en gaat naar de voordeur. Hij wil de deur open doen, maar ze is op slot. Geen beweging in te krijgen. Net als bij die verdomde garagepoort. Bernard is niet van plan om zich zomaar gewonnen te geven. Hij sleurt met al z’n kracht aan de klink van de deur. De eiken deur beweegt geen millimeter. Hij krabt zich in het haar. Denkt na. Dan kruip ik door het raam, besluit hij. Het raam krijgt hij ook niet open. Geen enkele deur en geen enkel raam gaat open. Ik ben in de aap gelogeerd, stelt hij vast. Wie wil er nu een villa kopen, waar je wel binnen geraakt, maar niet meer naar buiten? Hij zet zich aan de keukentafel. Z’n hoofd rust op z’n handen. Er is iets mis met die villa. Plots ruikt hij een vreemde geur. De geur van de dood. M’n fantasie begint me parten te spelen, denkt hij, straks zie ik nog roze olifanten en kabouters op een bezemsteel…

Een vreemde loomheid maakt zich meester van hem. Hij probeert tegen de slaap te vechten. M’n god, wat ben ik toch moe, denkt hij. Z’n rolluiken gaan naar beneden. Niets tegen te doen. Hij nestelt zich in de warmte van z’n dromen. Droomt van z’n klein huisje, verscholen achter de duinen van Oostduinkerke. Een laag wit vissershuisje met rode dakpannen. Een erfenis van z’n vader en moeder. Z’n vader, een visser, die met man en muis vergaan is in een storm op de Noordzee. Z’n moeder heeft hem alleen opgevoed, verdiende haar kost met garnalenverkoop in de rijke buurt van Oostduinkerke. Ze hadden niet veel, maar waren gelukkig. Huishuur moesten ze niet betalen, want vader had er voor gezorgd dat het hun eigendom was. De garnalenverkoop ging zo goed, dat z’n moeder een vergunning kon kopen om op de dijk te mogen staan. Ze had de beste garnalen en de toeristen kwamen er op af. Bernard heeft daar de kneepjes van ’t verkopersvak geleerd. Daar leerde hij ook hoe goedgelovig de mensen wel kunnen zijn…

Twee roodgloeiende ogen slaan hem gade in het deurgat van de keuken. De raaf zit nu op de schouw, als een standbeeld. Het regent en een bliksemflits zet de hemel in lichterlaaie. Bernard hoort het niet eens. Twee mensen zitten aan de keukentafel. Ze kijken naar Bernard, die de slaap der onschuldigen slaapt. Het zijn een oudere heer en een even oudere vrouw. Ze zijn gekleed in klederdracht van de jaren zestig. Hij draagt dezelfde klederen als de Beatles in die tijd droegen. Zij heeft haar blonde haar hoog opgestoken. Ze draagt een minirokje en van die witte laarzen. Haar benen mogen nog gezien worden. De rest ook…

De oudere heer schenkt een glaasje witte wijn uit voor de dame. Hij zet de radio in de keuken aan. Op de radio horen ze zeggen dat president John Kennedy neergeschoten is in Dallas. Een klopjacht op de dader of daders is bezig. De president is nu aangekomen op de spoedafdeling van het ziekenhuis. Naar het schijnt zou de president een kogel in z’n hoofd gekregen hebben…

©GoNo



0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage