GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

zondag 10 augustus 2014

Emiel Verschaeve, sergeant in 14-18…




Ze zitten muurvast. Al maanden aan één stuk. Af en toe doen beide kampen een uitval, dat hen enkele meters grond oplevert. Waarna ze zich terugtrekken in hun loopgraven. Het regent en de loopgraven veranderen in modderbaden. Als ze te lang op dezelfde plek blijven staan, worden ze vastgezogen in het slijk. Hun officieren, die zitten wel droog. Wat een oorlog, denkt een Duitse korporaal, die dienst doet als boodschapper tussen de verschillende verdedigingslinies. Voor z’n moed en fanatisme heeft hij al het IJzeren Kruis gekregen. Maar hij wil hoger in rang klimmen. Wat is een korporaal in het Duitse leger? Niets, zelfs niet met een IJzeren Kruis…

De Vlaamse strijders proberen de tijd, tussen twee aanvallen, te doden met pietjesbak en kaarten. Het is rustig aan de overkant. De kanonnen zwijgen. Stilte voor de storm, vraagt soldaat van wacht Emiel Verschaeve zich af. Hoe lang gaat deze verdomde oorlog nog duren? Twee volle jaren zit hij al in die even verdomde loopgraven. Met als vast gezelschap de luizen en de ratten. Hoeveel vrienden van m’n compagnie zijn er al niet gesneuveld? Te veel, denkt hij. Jonge mensen, zoals hij, in de bloei van hun leven, die na een kortstondige opleiding als kanonnenvoer zouden dienen…

Emiel Verschaeve, opgeroepen op 1 augustus 1914, na de algehele mobilisatie van 31 juli 1914, melde zich met z’n oproepingsbevel aan de kazernepoort van de toenmalige Garde Civique. Zoals de meeste jonge mannen uit z’n dorp zag hij de oorlog als een groot avontuur. Met vijftien waren ze. Uit de kluiten gewassen boerenzonen, gezonde kerels van lijf en leden.

We gaan die Duitsers een lesje leren, zei een Franstalige officier. De tolk moet z’n woorden, zin per zin, vertalen. Wat een boerenkinkels, denkt de officier. Moeten we daarmee naar de oorlog? De officier staat op een podium. Torent uit boven de nieuwe rekruten. In een op maat gesneden uniform van ’t Belgische leger. Z’n drie gouden sterren van kapitein blinken in het zonlicht. Hij is zich bewust van het feit dat hij gezag uitstraalt…

Na de oorlog ben ik generaal, denkt hij. Mijn manschappen worden de beste soldaten die er ooit geweest zullen zijn. Zonder ons kunnen ze de Duitsers niet verslaan. Die oorlog is een lachertje. Na veertien dagen zijn we al terug thuis. Dat vertelt hij ook aan de opeengepakte massa op het paradeplein. Maar voor jullie ten strijde mogen trekken, moeten jullie eerst een opleiding krijgen. Die opleiding zal niet lang duren, wegens het gebrek aan tijd en de Duitsers die elk moment kunnen binnenvallen. Maar het voornaamste is dat jullie leren omgaan met een geweer. Ik geef jullie de raad om de bevelen van de onderofficieren en officieren stipt en nauwgezet uit te voeren. Bij weigering van een bevel, volgt onherroepelijk de krijgsraad. En ik hoop dat niemand zin heeft om te eindigen voor een vuurpeloton. De tolk kan niet volgen. Spreek eens wat trager, denkt de beenhouwer uit de rue des Bouchers in Brussel, die nog maar een week z’n drie strepen van sergeant heeft. Omdat hij tweetalig is, zoals ieder rechtgeaarde Brussels ketje…

Ze worden opgedeeld in rijen. Het waarom ontgaat Emiel Verschaeve. Z’n vrienden uit hetzelfde dorp worden uiteengetrokken. Ik zit terug in de lagere school, denkt Emiel. Straks gaat de bel en is het speeltijd. Misschien laten ze wel konijnen los en mogen we met ons geweer oefenen. De gedachte alleen al doet hem in een lach schieten. Van jagen op konijnen weet hij alles. Hij en z’n vader stropen er op los in de bossen van meneer de baron. De veldwachter is altijd te laat en heeft de moed al lang opgeheven. Hij verdenkt de Verschaeve’s, maar kan het niet bewijzen. Ze lachen hem vierkant uit in de kroeg ‘ De Schrale Gans’ in Poelkapelle.  Een dorp met amper 1500 inwoners. Gelegen in de provincie West-Vlaanderen. Dat zelfde dorp dat later de geschiedenis zou ingaan als het dorp waar bijna negenhonderd Duitsers in de pan gehakt werden. Zeventig Duitsers hebben het overleefd,  waarvan eentje, een jonge korporaal, die de naam Adolf Hitler droeg…

Emiel Verschaeve probeert z’n vrienden te vinden. Hij ziet de Rosse, die als een vuurtoren tussen z’n mederekruten staat. De Rosse, de zoon van de plaatselijke bierbrouwer, die feitelijk Prosper Schiettecatte heet, staat er als een rots in de branding. Breedgeschouderd en bijna twee meter groot. Amateurbokser in z’n vrije tijd. Achttien jaar, maar geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Maar goed van inborst en verdediger van de zwakkeren in de maatschappij. Bijna een voltijdse job, want er zijn er nogal wat die z’n hulp kunnen gebruiken. Prosper zal na een weekje opleiding z’n twee strepen van korporaal krijgen. Eén van de eerste Vlaamse korporaals. Hij was ook bij de aanval in Poelkapelle. Hij en Emiel Verschaeve. Ze kennen de streek op hun duimpje. Beiden werden nadien gepromoveerd tot sergeant. Tot ergernis van hun kapitein. Dezelfde kapitein die hen allemaal boerenkinkels vindt. Maar het waren die boerenzonen die een toonbeeld van moed en zelfopoffering waren. Zij waren het die in de frontlinie zaten. De kapitein, die z’n peloton moest aanvoeren, zat meestal ergens weggedoken in een loopgraaf. Te vloeken op die verdomde Duitsers, die met hun granaten het slijk deden opspatten. Z’n op maat gesneden en piekfijn uniform zag er meer en meer uit als het uniform van een landloper. Gelukkig dat hij meer dan één uniform had. Z’n ordonnans, een Vlaamse boekhouder van bijna vijftig jaar, had meer werk met het poetsen van de kledij van de officier, dan met de oorlog. Maar hij klaagde niet. Hij moest tenminste niet de Duitse stellingen aanvallen met de bajonet op ’t geweer…

Twee jaren van dood en verderf. Van aanvallen en terugtrekken. Iedere dag opnieuw. Een oorlog, die hooguit een week zou duren, denkt Emiel. Met Franstalige officieren die zich God wanen. Wat is een mensenleven waard? Niets, totaal niets. Maar hij heeft al zoveel schermutselingen en ook echte veldslagen overleefd. Z’n beschermengel heeft hem tot nu toe nog niet in de steek gelaten. De Rosse, die zich sterk en onverwoestbaar waande, is naast hem gesneuveld met een kogel, die dwars door z’n helm gegaan is. Z’n hersens liepen langs z’n nek omlaag. Eén schot was voldoende om die boom van een vent te vellen. Bijna twintig jaar oud en al dood. Hij ziet hem nog staan, rechtop, het geweer in aanslag. Alsof hij aan ’t zoeken was welke Duitser hij zou neerschieten. Maar z’n ogen waren dood. De Rosse was niet meer. Emiel moest kotsen. De enige keer dat hij gekotst heeft. Hij vervloekte de Duitsers, hij vervloekte die oorlog waar niemand om gevraagd heeft. De Rosse z’n dood bracht een verandering in z’n denken teweeg. Hij werd een fanatiekeling, een moordmachine…

De kapitein, inmiddels tot kolonel benoemd, waarom weet niemand,  roept z’n bevelvoerende officieren en onderofficieren bij zich voor een briefing. Hij spreekt nog steeds geen woord Vlaams. Buiten ‘ godverdoeme ‘ en ‘ beetje poepen en niet betalen ‘ kent hij geen Vlaamse woorden. Wat straf is, want z’n regiment bestaat uitsluitend uit Vlamingen.
Hij is er het hart van in dat hij telkens Vlamingen moet benoemen als onderofficier. Ter vervanging van de gesneuvelden. Waarom zit ik hier achter de IJzer, waarom krijg ik het bevel niet over een bataljon in de Ardennen, vraagt hij zich af. Hij staat er niet bij stil dat de Duitsers het Franstalige  gebied ( er bestond toen nog geen taalgrens ) overrompeld hebben. En overal in dorpen en steden bloedbaden aangericht hebben…

“ De Generale Staf heeft mij opgedragen een verkennereenheid uit te sturen achter de frontlinie. De bedoeling is om een Duitse officier gevangen te nemen en die naar het hoofdkwartier te brengen. We hebben inlichtingen nodig over de vijand. Hun wapens en getalsterkte. Zijn er nog vragen?”zegt de kolonel.
“ Wanneer moeten die verkenners in actie treden, mon colonel?”vraagt luitenant Pierre Carpentier.
“ Vannacht om middernacht. Er is geen maan en ’t gaat regenen. Een betere dekking is er niet…”zegt de kolonel.

Emiel Verschaeve heeft er zo z’n bedenkingen bij. Die Duitsers zijn ook niet achterlijk, die zullen wel uitkijkposten overal geplaatst hebben. Maar kom, denkt hij, hij heeft al voor hetere vuren gestaan. Hij zegt tegen luitenant Carpentier dat hij de verkenners wil leiden. De luitenant twijfelt. Als het misloopt, is hij z’n trouwe en beste sergeant kwijt. Voor de luitenant is Verschaeve onvervangbaar, voor de kolonel de zoveelste in de rij die gesneuveld of gevangen genomen is. Emiel kijkt z’n luitenant doordringend aan. Z’n ogen gloeien in z’n kassen. Z’n fanatisme duldt geen ‘ neen ‘ en nog minder een ‘ non ‘…

Poelkapelle middernacht…

Emiel Verschaeve en z’n groep van vijf verkenners sluipen onder de prikkeldraad. Bevinden zich nu in niemandsland. Achter de stellingen van de Duitsers horen ze heimatliederen zingen. Begeleidt door een accordeon. Die zitten daar te feesten alsof er geen oorlog aan de gang is, denkt Verschaeve. Nog twintig meter en ze zijn bij het bos. Ze kruipen over rottende lijken, de geur is niet harden. Duitsers en Belgen, verenigd in de dood. Als broeders…
Er loopt een hond tussen de lijken. Waar komt die vandaan, denkt Verschaeve. Hij doet teken aan z’n verkenners dat ze stil moeten blijven liggen. één verkeerde beweging en die hond zal hen verraden. De hond komt nu in hun richting, nog een paar meter. ’t Is verdomme een Duitse herdershond, zegt Verschaeve tegen zichzelf. Z’n hand glijdt naar z’n bajonet, neemt hem in de hand. De hond snuffelt nu aan de helm van Verschaeve. Gaat achteruit. Die is niet dood, lijkt hij te denken. Hij kwispelt. Blaft alsof hij blij is een levende te zien. Kloothond, denkt Verschaeve. Zijn hand schiet naar voor, de bajonet plant zich in de borstkas van de hond. Een gereutel en dan stilte. Weer een Duitser minder, denkt Verschaeve…

De Duitsers hebben blijkbaar de hond horen blaffen. Er gaan zoeklichten aan, die langzaam maar zeker hun richting uitkomen. We moeten hier weg, voor de hel losbarst, denkt Verschaeve. Hij schat de afstand in tot aan het bos. Hij ziet enkele meters van het bos een diepe krater. Dat is misschien hun redding, als ze die bereiken voor het zoeklicht op hen schijnt…

©GoNo




0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage