O Romeo, waar ben je?
Vroeger
kon ik al m’n dromen ‘s anderendaags herinneren. Kon ik ze
navertellen en ze zelfs aanvullen met de nodige fantasie. M’n
dromen, toen ik nog klein was, ongeveer een halve meter groot,
speelden zich af in een wereld van ridders en jonkvrouwen, draken en
gevechtsscenes waar Jean Claude Van Dam een puntje kon aan zuigen.
Maar in die tijd was hij nog niet bekend. Het was meer Kapitein
Zeppos, Axel Nort, de Kat ( voorloper van Batman ) en ons aller
Zorro. Hoe vaak ik onze hond gebruikt heb als Tornado, ik weet het
niet meer. Onze bouvier liet het gewillig toe, alleen hinikken viel
hem zwaar...het leek meer op het gehijg van een overjaarse kat die
net uit een beek geklauterd was en tot de conclusie was gekomen dat
er nog een beetje gesleuteld moest worden aan z’n honderd meter
schoolslag…
Soms
vraag ik me af of ik nog wel droom. Ik schiet meestal wakker omdat ik
dringend een plasje moet gaan doen. Waarna ik dringend op zoek ga om
iets in m’n mond te proppen. Niet dat ik echt honger heb, maar het
is een ritueel geworden. M’n kat doet net hetzelfde, raar maar
waar. Als ik droom van een mooie vrouw, kan ik er gif op innemen dat
als ik de droom terug opneem, ze veranderd is in een lelijke heks met
een bobbel op haar neus en een ribbenkast waar je piano kunt op
spelen…
Ik
spring ook in m’n dromen van de hak op de tak. Daar zit dan zo een
leprachaun die de tak met een grijns aan het doorzagen is. Met gevolg
dat ik uit m’n bed donder en de kat in de gordijnen jaag. En dan
begint pas het feest. Probeer maar eens in slaap te geraken als de
buurvrouw juist dat moment gekozen heeft om mij te laten genieten van
haar hoogtepunten. Dus verhuizen naar de living. Kat denkt ‘t is
hier de moment om te laten zien dat hij er ook nog is. Beetje
ravotten met z’n balletje en z’n versleten stoffen muis. Ik zet
me voor de pc, twijfelend of ik dat duivelsding wel zou starten. Ik
weet van mezelf dat ik niet stop voor ik de grootste onnozele
filmpjes op YouTube gezien heb. Als dat niet helpt, kijk ik wel naar
Netflix. Een uurtje meer of minder zal het niet maken hé?
M’n
ogen worden moe, m’n lijf ook. Ik dommel zachtjes in, droom van een
deerne die op een balkon staat te kwelen. Ze roept constant Romeo
naar mij. Trut, denk ik, ik heet helemaal niet Romeo. Een
voorbijgangster ( dat is een gangster die toevallig voorbij komt )
zegt dat de dame in kwestie Juliette heet, voor de vrienden Julia.
Het is een beroemd stuk van ene Schaakspier. Tientallen films en
boeken over geschreven, vertrouwt hij me toe op samenzweerderige
toon. Louche kerel, maffiatype is m’n conclusie. Die Julia kan een
stukske zagen , haar vader was waarschijnlijk een schrijnwerker.
‘ O
Romeo, waar ben je?’
‘ Julia,
verdomd viswijf, ik sta onder je balkon...’antwoord ik heel gevat,
het spelletje meespelend.
‘ O
Romeo, ik zie je niet, maar hoor je wel!’
‘ Julia,
ik sta hier goed en daarbij het gaat volgens de weerman regenen.
Plaatselijk weliswaar, maar ik sta hier droog...’
‘ O
Romeo, zal ik m’n paraplu nemen want ik ben net naar de kapster
geweest...’
‘ Julia,
de druppels hebben geen vat op jou, ze glijden van je af wegens de
kilo’s haarlak die ze erop gespoten hebben...’
En
kijk, wat heb ik gezegd? Ze verandert in een kwakende pad met van die
lelijke puisten. Ze zal zeker niet gekust worden door mij. Ik word
met kloppend hart wakker, alleen al door het feit dat ik met m’n
aanminnige gelaat op m’n toetsenbord terecht gekomen ben.
Dat
heb je met indommelen hé?
©GoNo