GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

maandag 2 juli 2012

Help mij…

Hij hoort hen heel stil praten. Hij zou willen antwoorden, maar dat gaat niet. Waarom kan ik niet antwoorden, vraagt hij zich af. Hij probeert z’n hand te bewegen. ’t Lukt hem niet. Hij hoort de dokter zeggen dat er weinig kans is dat hij zal herstellen. Daarvoor is de schade te groot. We hebben ons best gedaan, maar we kunnen niet toveren hé?
De familie staat rond z’n bed. Kijken hem droevig aan. Nog zo jong, ’t zijn altijd de goeien die eerst gaan, zegt opa. Oma zegt niets, die huilt. Papa slaat herhaaldelijk met z’n vuist in z’n handpalm. Is er dan geen enkele dokter die ons kan helpen? Nee, zegt de dokter, als u katholiek bent, dan moet u tot God bidden. Baat het niet, schaadt het niet…

Hoe lang ligt hij hier nu al? Het laatste wat hij zich herinnert, is een vangrail waar hij met een harde knal tegen terecht kwam. Had z’n vriend de bocht gemist? Het kan bijna niet anders. Wat is er met m’n vriend gebeurd? Die moet er ook slecht aan toe zijn, denkt hij. De verpleegster komt controleren of alles nog werkt. Hij wordt gek van dat gedruppel van zijn baxters. Om nog maar te zwijgen van het gezoem en gepiep van de machines die hem in leven moeten houden. Zet dat stom ding af, ik leef, zie je dat niet?
De verpleegster hoort hem niet, doet wat ze moet doen. Gaat het , lig je goed? Nee, ik lig niet goed, heb een hekel aan ziekenhuizen, haat dokters en ‘k wil hier weg. Ze luistert niet, ze kan de pot op. En de rest ook. Ze spannen samen, zijn op m’n geld uit, maar ’t zal hen niet lukken. Als er iets met mij gebeurt, is alles voor ’t asielcentrum. ’t Asielcentrum voor verloren honden en katten. Wat een grap, die gaan verschieten…

We kunnen beter de stekker uittrekken, hoort hij de dokter zeggen. ’t Is nutteloos en het bespaart een hoop kosten. Volgens onze opinie is de man klinisch dood. Hij heeft totaal geen hersenactiviteit meer. Als we de beademing loskoppelen, zal hij zachtjes inslapen. Hij zal geen pijn voelen of hebben. Zegt de hooggeleerde dokter. Ik wil dat niet, zegt z’n vader. Misschien is hij morgen uit coma. Iedere mens heeft recht op leven. Wel, wel, wel, m’n vader houdt toch nog van mij, wie had dat gedacht? Hij weet wel z’n moment uit te kiezen. Moest ik hier niet vastgebonden liggen, ‘k zou hem een kus geven. Denkt hij. Die dokter kletst uit z’n nek. Geen hersenactiviteit? M’n hersens hebben nog nooit zo goed gewerkt als vandaag. Ik moet wat meer met m’n kop tegen een vangrail botsen. Schijnbaar helpt dat geweldig. Klinisch dood? Het leven stroomt met beken door m’n lijf. Zie je dat niet?

Ze staan rond z’n bed. Bedroefd, zo hoort het. Ze komen afscheid nemen. Om vier uur stipt zal de stekker uitgetrokken worden. Wat een gedoe, denkt hij. Alsof daar de oplossing zal liggen. Ze denken toch niet dat op commando dood zal gaan? Ik blijf gewoon ademen, al was het alleen al om hen te kloten. Ik beslis wanneer ik sterf en niet die witjas. Waar zijn we mee bezig hé? Als ze niet oppassen, sta ik op en trek ik zelf de stekker uit. En wat staat die pastoor daar te doen? Komt die nu al m’n ziel opeisen? Naar de duivel ermee. Alle dagen rijstebrij eten met gouden lepeltjes, zegt me niets. Geef mij maar de hel, lekker warm in de winter en alle dagen feest vieren…

De dokter komt binnen, ’t is plots stil in de kamer. Gaat het nu gebeuren? ’t Zal me benieuwen. Iedereen verlaat de kamer, behalve de dokter en de verpleegsters. Eindelijk, verlost van dat gezeur over die stekker. Steek die stekker op een plaats waar het zonlicht niet schijnt hé?

De dokter zegt dat het niet lang meer kan duren, ’t is kwestie van tijd. Maar hij ademt nog, vraagt z’n vader. Ja, dat is nog al gebeurd, maar plots houdt het op. Leg me dan eens uit hoe dat kan zonder hersenactiviteit, zegt z’n vader. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk, is het antwoord. De pastoor kan niet anders dan dit volmondig beamen. De verpleegster komt naar buiten. En, vraagt de dokter. Niets, hij blijft ademen. Lastige klant, denkt de dokter. We gaan hem een beetje moeten helpen. Daar zijn we goed in. Mensen in nood moeten geholpen worden. Zeker als ze in stervensnood zijn. De dokter gaat naar binnen. Luistert naar de man z’n hart. Verdomme, het klopt ritmisch en in de juiste cadans. Hoe kan dat nu?

Daar kijk je van op hé? Ik had het toch gezegd? Maar nee, die witjassen weten alles beter. En laat me nu gerust, ik wil een dutje doen. Kom morgen maar eens terug. Of nee, blijf liever weg, je zou een mens nog de dood injagen…

Hoe lang lig ik hier nu al? Maanden, jaren? Verdomme, ik wil dood gaan en ze laten me niet gaan. Ik hoor, zie en ruik alles, maar ik kan het niet zeggen. Ik ben als een plant, die men af en toe water geeft. Ik wil niet meer leven. Wat voor zin heeft dit leven? Dokter, ik trek m’n woorden terug, maar verlos me uit m’n lijden. Geef me een overdosis morfine, zodat ik zachtjes in kan slapen. Verdomme, is er dan niemand die mij wil helpen?

©GoNo

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage