Musti 2
M’n kat heeft iets tegen mij. Ze is nog erger dan een klein kind. Als ik iets verbied, dan mag je er gif op innemen dat ze het toch doet. Ik verbied haar om op de vensterbank te liggen. Ik heb er niets op tegen dat ze in de zon ligt, maar dan liefst langs de binnenkant. M’n vorige kat is zo aan haar einde gekomen, ik wil dat geen tweede keer meemaken. Ze heeft het gepresteerd om een gat in het vliegen raam te maken. Da’s de kortste weg, moet ze gedacht hebben. Ik sta doodsangsten uit en probeer haar met zachte dwang terug binnen te komen. Ze bekijkt me alsof ik niet goed bij m’n verstand ben. Ik vloek binnensmonds. Stomme kat, moet je soms naar beneden totteren? Vraag ik heel lief aan haar. Ze laat een langgerekte miauw horen. Wat zoveel wil zeggen als bemoei je met je eigen zaken. Maar dan kent ze me nog niet. Ik ben geen kater om zonder handschoenen aan te pakken. Dat ik een kater heb, komt door de Kriek. Na vier Kriek Mort Subite gingen de poppen al aan het dansen. ’t Was weer lang geleden en ’t smaakte verdorie zo goed…
Musti kent de klok. Ze is beter dan een wekker. Als ik zeg dat ze me niet moet wakker maken voor vijf uur, luistert ze met half toegeknepen ogen. ’s Anderendaags maakt ze me wakker om vijf na vijf. Dan begint ze op het bed te springen, likjes te geven, haar nagels in m’n rug zetten en meer van die dingen. Of ik wil of niet, uit m’n bed moet ik komen. Ze volgt me als een slaafse hond en dat voor een kat. Misschien heeft ze wel een gespleten persoonlijkheid. De ene helft is kat, de andere hond. Ze wacht aan de deur van de badkamer. Tot ik het kraantje openzet. Da’s voor haar het sein om op de lavabo te springen en te drinken. Madame moet lopend water hebben…
De volgende stap is parmantig naar de keuken gaan en daar gaan zitten tot ik haar bakje vul. Met een gratis concert erbij. ’t Kan niet rap genoeg gaan. Ze vreet als een paard. Intussen maak ik een bakje troost. Steek een sigaretje op. Een beetje genieten op m’n balkonnetje. Voilà, het circus begint. Musti is de ster. Loopt als een sneltrein door de living, zetel op, zetel af. Gaat een gevecht aan met het vloerkleed. Springt op de strijkplank, die tevens dienst doet als sigarettenmakerij. Filters vliegen in het rond, het sneeuwt sigarettenfilters midden juni. Ze vindt het leuk, ik ietske minder. Gaat het niet wat kalmer, vraag ik op een kalme manier. Nee, is haar antwoord, ’t kan nog erger…
Als je niet oppast, krijg je een stamp onder je gat, roep ik. Schijnbaar weet ze dat dit loze beloften zijn, want aan haar loopkoers komt geen einde. Als ze moest meedoen met de paardenkoers, wint ze op één been. Met ruime voorsprong. Twee minuten stilte. Te stil naar m’n goesting. Ze is weer iets aan het uitsteken. Ik ga kijken, maar ze is braaf en zit terug de rest van haren voederbak naar binnen te spelen. Ze heeft maar pas rust als die helemaal keeg is. Zo, mevrouwtje heeft haar buikje vol. Nu gaat ze me vergasten op enkele stinkende drollen. Geen nood, de spuitbus staat al klaar en de kattenbak wordt nadien toch ververst. Na al die inspanningen, geleverd vroeg in de morgen, is het tijd om te rusten. En rusten doet ze het liefst daar waar ik moet zitten. Wil ik op de zetel zitten, dan zit zij er nog voor ik de kans heb om zelfs maar aanstalte te maken om op m’n eigen plekje te zitten. Wil ik aan de pc zitten, wat denk je? Musti is helderziende, ze heeft de stoel al ingenomen. Eraf, kattekop, eraf. Doet alsof ze mij niet hoort. Stoeletje beetje heen en weer schudden. De Titanic is er niks tegen. Ze klauwt zich vast alsof ze met man en muis vergaat. Storm op zee, roep ik. Eindelijk lost ze, waarschijnlijk wegens zeeziekte. Ze is kwaad op mij, draait haar kont naar mij. Gaat op haar eigen stoel liggen. Zo, weer gewonnen, denk ik. Ik zit dit te schrijven en plots springt ze vanaf de vensterbank op m’n bureau. Ik verschiet me een bult. Nu heb ik twee bulten. Ze kopt tegen m’n hoofd. Ik moet haar aaien. Wat ik ook doe. Maar nu wil ik dat je me gerust laat, toch voor eventjes. Ze begrijpt dat ik m’n hersenspinsels aan het schrijven ben. Eraf, nu, onmiddellijk, beveel ik. Met eraf, bedoel ik op de grond springen en niet op de schouw. Ze zit op de schouw, een levend schilderijtje: “ Kat op schouw..” Ze volgt met haar slimme oogjes de beweging van m’n handen. Ik denk dat ze perfect de letters weet staan. Vroeg of laat zal ze me een brief schrijven. Om haar beklag te doen. Of om te zeggen dat me nu al kotsbeu is…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage