Digitaal, wat een kabaal…
Er begint stilaan een mentaliteitswijziging te ontstaan bij de mensen. Meer en meer mensen ergeren er zich aan dat ze voortdurend opgebeld worden. Dat constant bereikbaar zijn voor iedereen begint de mensen op de zenuwen te werken. Bij mij werkt het op mijn zenuwen als ik in een overvolle bus of tram doorlopend getuige mag zijn van gesprekken die me geen bal of reet kunnen schelen. Ik heb ook een mobieltje, maar meestal ligt hij thuis op het salontafeltje. In het begin was het vergeetachtigheid, nu laat ik dat ding liggen omdat ik ervan uitga dat ze maar moeten terugbellen als het toch zo dringend is. Wat meestal niet gebeurt…
Soms vraag ik me af of mensen nog een gewoon gesprek kunnen voeren. Zonder een mobieltje aan hun oor. Of in hun hand. Je moet er eens opletten hoeveel keer per minuut iemand op z’n mobieltje kijkt om te zien of er geen berichtje is. Met die smartphones loopt het helemaal uit de hand. Je mails lezen, surfen en spelletjes spelen, een film bekijken tot je scheel ziet van de hoofdpijn wegens te klein scherm. Het kan allemaal. De pubiliciteitsjongens spelen er handig op in. Meelopen met de kudde of je bent ouderwets en niet ‘ cool’…
Kinderen kunnen bijna niet meer schrijven, alles moet digitaal. Zelfs boeken zijn nu digitaal. Wat is er heerlijker dan op de vodden- en rommelmarkt een oud boek ter hand te nemen en zich af te vragen wat dat boek allemaal meegemaakt heeft? Een boek is goed op weg om een rariteit te worden. Ik kan me perfect voor stellen dat er binnen honderd jaar alleen nog boeken zullen staan in zwaarbewaakte bibliotheken, toegankelijk voor de happy few. We zijn zo afhankelijk geworden van al dat digitaal gedoe, dat we bij de minste storing niet meer weten op welke planeet we leven. Probeer maar eens aan geld te geraken als door een zogenaamde technische storing de pc’s uitvallen. Meestal met een weekend voor de deur. ’t Is zo’n beetje als aan de kassa staan, wetende dat er nog geld op je rekening staat en toch zegt dat rotding dat je saldo ontoereikend is. Meerdere malen meegemaakt. Je staat daar met het schaamrood op je wangen. Probeert een uitleg te verzinnen die kant noch wal raakt. Karretje laten staan, te voet naar de bank. Geld opvragen aan het loket. Bank zegt dat alles in orde is en de storing verholpen is. Waarvoor dient een bankkaart, vraag ik me soms af. Nu zorg ik dat ik steeds twintig euro op zak heb, in geval van nood. ’t Heeft ook nog z’n voordelen. Ik koop alleen datgene wat ik broodnodig heb, er zorg voor dragende dat ik die twintig euro niet overschreid. Budgetbeheer, noem ik dat sarcastisch. Of pure noodzaak hé?
Maar nu lees ik in m’n krant, ook digitaal, dat de mensen het beu worden. Smartphones zijn op de terugweg, gewone mobieltjes waarmee je alleen maar kunt bellen en een sms’je versturen komen terug in de mode. Goedkoop spul van zeggen en schrijven pakweg 25€.
Weg met die dure gagdets die je telefoonrekening naar ongekende hoogten brengt. Sommige mensen hebben geen geld om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, maar lopen wel met het laatste nieuwe mobieltje tegen hun oor geplakt. Kwestie van status zeker? Ik krijg soms de opmerking dat ik moeilijk te bereiken ben. Dat ik meestal niet antwoord als men mij belt. Alsof er een ongeschreven wet bestaat die zegt dat ik ten alle tijde bereikbaar moet zijn. M’n kat ja? Ze weten me wonen, als ze dringend een gesprek willen, dat ze dan in hun nog niet afbetaalde wagen springen. Misschien hebben ze dan kans om mij te pakken te krijgen. Wat kan er in godsnaam zo dringend zijn om mij te storen om tien uur ’s avonds? Een meteoriet die zal inslaan op deze aardkloot? ‘Tja, daar zal ik weinig aan kunnen veranderen. ’t Is voorbij voor je het weet, denk en zeg ik altijd.
Een overlijden in de familie? Ook voorbij voor je het weet hé? Als ze levend waren keken ze naar mij niet om, als ze overleden zijn kijk ik naar hen niet om. Zo simpel als pompwater. Even helder en fris…
Straks vertrek ik om te solliciteren. Ik moet er om halftien zijn. M’n beknopte cv ligt al gereed. Ik zal zoals gewoonlijk niet de enige kandidaat zijn om die droomjob in de wacht te slepen. Misschien word ik wel afgerekend op het al dan niet hebben van een smartphone. Op de vraag of ik altijd bereikbaar ben, zal ik deftig liegen. Natuurlijk, zal ik zeggen, dag en nacht. Vierentwintig uur per dag bereikbaar. Bij mij is er geen verschil tussen dag en nacht. Als toekomstige bediende in uw hooggeroemde firma is dat het minste dat ik kan doen hé? Ik wil zelfs werken aan een hongerloontje waarvoor de meeste werklozen nog hun bed niet voor uitkomen. M’n toekomstige baas zal me aankijken met tranen in de ogen. Tranen van geluk, waar vindt ge tegenwoordig nog zo een plichtsbewuste bediende? En dat hongerloontje is mooi meegenomen, zie ik hem al denken. ’t Kan ook zijn dat die kerel mij gewoon buitenschopt omdat hij geen bal gelooft van wat ik hem op z’n mouw aan het spelden ben. Maar kom, wie niet waagt, niet wint hé? Straks, eerst op de tram daarna op de bus, zal ik wederom getuige zijn van de verworvenheden van deze uitermate moderne maatschappij. Of ik nu wil of niet, ik zal deel uitmaken van mobiele gesprekjes. Nietszeggende debiele gesprekken. Kijk toch eens hoe belangrijk ik ben, kijk toch eens naar m’n laatste nieuwe mobieltje. Ooit heb ik eens gezegd aan iemand die naast mij zat te kwetteren in haar mobieltje om de groeten te doen van mij aan haar gesprekspartner. Ze keek me aan alsof ze door een wesp gestoken was. Da’s privé, daar heb jij geen zaken mee. Was haar voortreffelijk antwoord. Nee, juffrouw, uw gesprek is niet privé, u maakt mij getuige van uw onnozele gesprek, derhalve is er niks vertrouwelijk aan. Bel dan buiten, maar laat mij gerust, ik wens geen deel uit te maken van uw vriendenkring. Daar bestaat Facebook voor hé? Ze is op een andere plaats gaan zitten. Kwaad. Haar plaats werd ingenomen door een bruingetaande snotneus met een mp3-speler. Nog erger. Arabische muziek die mij na drie noten deden verlangen naar de eenzaamheid en desolatie van een woestijn. Met als enige buur een dromedaris of bij gebrek aan, een kameel.
Maar kom, al bij al kan ik niet klagen, er is nog hoop in de toekomst. Tussen hier en twintig jaar, als ik het zo lang nog zal volhouden, gaan we met z’n allen op vakantie op de maan. Of Mars, wie weet. Naar het schijnt is het daar geweldig stil…
©GoNo
Soms vraag ik me af of mensen nog een gewoon gesprek kunnen voeren. Zonder een mobieltje aan hun oor. Of in hun hand. Je moet er eens opletten hoeveel keer per minuut iemand op z’n mobieltje kijkt om te zien of er geen berichtje is. Met die smartphones loopt het helemaal uit de hand. Je mails lezen, surfen en spelletjes spelen, een film bekijken tot je scheel ziet van de hoofdpijn wegens te klein scherm. Het kan allemaal. De pubiliciteitsjongens spelen er handig op in. Meelopen met de kudde of je bent ouderwets en niet ‘ cool’…
Kinderen kunnen bijna niet meer schrijven, alles moet digitaal. Zelfs boeken zijn nu digitaal. Wat is er heerlijker dan op de vodden- en rommelmarkt een oud boek ter hand te nemen en zich af te vragen wat dat boek allemaal meegemaakt heeft? Een boek is goed op weg om een rariteit te worden. Ik kan me perfect voor stellen dat er binnen honderd jaar alleen nog boeken zullen staan in zwaarbewaakte bibliotheken, toegankelijk voor de happy few. We zijn zo afhankelijk geworden van al dat digitaal gedoe, dat we bij de minste storing niet meer weten op welke planeet we leven. Probeer maar eens aan geld te geraken als door een zogenaamde technische storing de pc’s uitvallen. Meestal met een weekend voor de deur. ’t Is zo’n beetje als aan de kassa staan, wetende dat er nog geld op je rekening staat en toch zegt dat rotding dat je saldo ontoereikend is. Meerdere malen meegemaakt. Je staat daar met het schaamrood op je wangen. Probeert een uitleg te verzinnen die kant noch wal raakt. Karretje laten staan, te voet naar de bank. Geld opvragen aan het loket. Bank zegt dat alles in orde is en de storing verholpen is. Waarvoor dient een bankkaart, vraag ik me soms af. Nu zorg ik dat ik steeds twintig euro op zak heb, in geval van nood. ’t Heeft ook nog z’n voordelen. Ik koop alleen datgene wat ik broodnodig heb, er zorg voor dragende dat ik die twintig euro niet overschreid. Budgetbeheer, noem ik dat sarcastisch. Of pure noodzaak hé?
Maar nu lees ik in m’n krant, ook digitaal, dat de mensen het beu worden. Smartphones zijn op de terugweg, gewone mobieltjes waarmee je alleen maar kunt bellen en een sms’je versturen komen terug in de mode. Goedkoop spul van zeggen en schrijven pakweg 25€.
Weg met die dure gagdets die je telefoonrekening naar ongekende hoogten brengt. Sommige mensen hebben geen geld om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, maar lopen wel met het laatste nieuwe mobieltje tegen hun oor geplakt. Kwestie van status zeker? Ik krijg soms de opmerking dat ik moeilijk te bereiken ben. Dat ik meestal niet antwoord als men mij belt. Alsof er een ongeschreven wet bestaat die zegt dat ik ten alle tijde bereikbaar moet zijn. M’n kat ja? Ze weten me wonen, als ze dringend een gesprek willen, dat ze dan in hun nog niet afbetaalde wagen springen. Misschien hebben ze dan kans om mij te pakken te krijgen. Wat kan er in godsnaam zo dringend zijn om mij te storen om tien uur ’s avonds? Een meteoriet die zal inslaan op deze aardkloot? ‘Tja, daar zal ik weinig aan kunnen veranderen. ’t Is voorbij voor je het weet, denk en zeg ik altijd.
Een overlijden in de familie? Ook voorbij voor je het weet hé? Als ze levend waren keken ze naar mij niet om, als ze overleden zijn kijk ik naar hen niet om. Zo simpel als pompwater. Even helder en fris…
Straks vertrek ik om te solliciteren. Ik moet er om halftien zijn. M’n beknopte cv ligt al gereed. Ik zal zoals gewoonlijk niet de enige kandidaat zijn om die droomjob in de wacht te slepen. Misschien word ik wel afgerekend op het al dan niet hebben van een smartphone. Op de vraag of ik altijd bereikbaar ben, zal ik deftig liegen. Natuurlijk, zal ik zeggen, dag en nacht. Vierentwintig uur per dag bereikbaar. Bij mij is er geen verschil tussen dag en nacht. Als toekomstige bediende in uw hooggeroemde firma is dat het minste dat ik kan doen hé? Ik wil zelfs werken aan een hongerloontje waarvoor de meeste werklozen nog hun bed niet voor uitkomen. M’n toekomstige baas zal me aankijken met tranen in de ogen. Tranen van geluk, waar vindt ge tegenwoordig nog zo een plichtsbewuste bediende? En dat hongerloontje is mooi meegenomen, zie ik hem al denken. ’t Kan ook zijn dat die kerel mij gewoon buitenschopt omdat hij geen bal gelooft van wat ik hem op z’n mouw aan het spelden ben. Maar kom, wie niet waagt, niet wint hé? Straks, eerst op de tram daarna op de bus, zal ik wederom getuige zijn van de verworvenheden van deze uitermate moderne maatschappij. Of ik nu wil of niet, ik zal deel uitmaken van mobiele gesprekjes. Nietszeggende debiele gesprekken. Kijk toch eens hoe belangrijk ik ben, kijk toch eens naar m’n laatste nieuwe mobieltje. Ooit heb ik eens gezegd aan iemand die naast mij zat te kwetteren in haar mobieltje om de groeten te doen van mij aan haar gesprekspartner. Ze keek me aan alsof ze door een wesp gestoken was. Da’s privé, daar heb jij geen zaken mee. Was haar voortreffelijk antwoord. Nee, juffrouw, uw gesprek is niet privé, u maakt mij getuige van uw onnozele gesprek, derhalve is er niks vertrouwelijk aan. Bel dan buiten, maar laat mij gerust, ik wens geen deel uit te maken van uw vriendenkring. Daar bestaat Facebook voor hé? Ze is op een andere plaats gaan zitten. Kwaad. Haar plaats werd ingenomen door een bruingetaande snotneus met een mp3-speler. Nog erger. Arabische muziek die mij na drie noten deden verlangen naar de eenzaamheid en desolatie van een woestijn. Met als enige buur een dromedaris of bij gebrek aan, een kameel.
Maar kom, al bij al kan ik niet klagen, er is nog hoop in de toekomst. Tussen hier en twintig jaar, als ik het zo lang nog zal volhouden, gaan we met z’n allen op vakantie op de maan. Of Mars, wie weet. Naar het schijnt is het daar geweldig stil…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage