Geheimen uit de Vaderlandse Geschiedenis…
Iedereen zal al wel eens een geheim gehad hebben, vermoed ik. Het nadeel van een geheim is, van zodra het uitkomt, men niet meer kan spreken van een geheim. Geheimen dienen achter slot en grendel bewaard te worden. En zeker als het staatsgeheimen zijn. Stempel met ‘Top Secret ‘en we spreken er niet meer over. Na vijftig jaar kunnen historici hun hart ophalen aan die zogenaamde geheime dossiers. Meestal zijn de betrokkenen dan al lang dood. In geval ze nog leven, zijn ze compleet seniel en weten ze zelf niet meer over welke geheimen het gaat. Of ze weigeren te antwoorden op de vragen van onderzoeksjournalisten. Maar weigeren is de kat bij de melk zetten. Het risico dat er nog meer aan het licht zal komen dan wat er officieel een geheim is, moet men dan maar incasseren…
Wie komt er in aanmerking om geheimen te hebben? Staatshoofden, filmsterren, sport-en zakenlui en de gewone man of vrouw. Maar geheimen van het plebs spreken niet tot de verbeelding. Laat ons veronderstellen dat Jan van Mie Citroen uit Steenokkerzeel al jaren met het vermoeden rondloopt dat hij een onecht kind is. Een bastaardje, zouden ze vroeger gezegd hebben. ’t Is geen schande want vroeger hadden alle koningen er wel een dozijn rondlopen. Dat noemden ze dan een publiek geheim. Je wist het, maar kon het niet bewijzen. Of je kon het wel bewijzen, maar dan had je veel kans dat je kop ergens in een mand terecht kwam. Zonder de rest van je lichaam.
Jan van Mie Citroen had dus al jaren het vermoeden dat de man waartegen hij papa zei, z’n echte vader niet was. Mie Citroen, geboren Maria Schuinschaets, was haar bijnaam. Doordat ze zelfgestookte citroenjenever verkocht aan de dokwerkers in de haven. Naar het schijnt was het straffe kost en van goede kwaliteit. Aan citroenen geraken was totaal geen probleem, die werden er met tonnen tegelijk gelost en er viel al eens iets tussen schip en kaai, om het zachtjes uit te drukken. De douane kneep ook al eens een oogje dicht voor een paar flessen per week. Na die paar flessen waren meestal hun beide ogen dicht en lagen ze hun roes uit te slapen in één of ander magazijn, tussen de opgestapelde balen katoen. Zo is er, geheel per ongeluk, een douanebeambte wakker geworden ergens in het verre Matadi, een haven in het toenmalige Belgisch Kongo. De kerel wreef z’n ogen uit en zag alles zwart. Eerst dacht hij nog dat hij droomde, maar toen hij z’n doorzopen oogjes terug opende en een witte pater met lange baard, omringd door kleine negertjes, voor hem zag staan, moest hij wel toegeven dat er iets niet klopte. Straffe jenever, was z’n eerste gedacht…
In de haven van Antwerpen, had men hem als vermist opgegeven. Waarschijnlijk met een stuk in zijne frak in de Schelde gesukkeld. ’t Zou de eerste en ook de laatste niet zijn, was de conclusie van de onderzoeksrechter. Z’n weduwe en z’n kinderen rouwden. Voor de schijn en voor de buren. En ook omdat het zo moest, gezien de tijdsgeest overwegend katholiek was. Maar toentertijd kon men niet begraven worden zonder dat de overledene in hoogsteigen persoon aanwezig was. Er moest iets tastbaars zijn om te begraven, al was het maar een paar knoken of iets dergelijks. Was dat er niet, dan moest er een speciale toelating komen van het Vaticaan. Ze waren daar bij de Heilige Stoel niet geneigd om zomaar te geloven dat iemand ten hemel opgestegen was. Jezus en Maria, z’n heilige moeder, dat was normaal. Daar steunde hun geloof op. Maar de rest? Buiten Mohammed, ook een profeet, waren er weinig geroepen en nog minder uitverkoren…
Dus was er van een begrafenis helemaal geen sprake. Een herdenkingsmis kon geregeld worden, mits een kleine vergoeding ter ondersteuning van de gezinnen waar een persoon vermist werd. De kerk zorgde voor z’n schaapjes. Het mag gezegd worden. Maar in dit geval zat de kerk er schromelijk naast. De douanebeambte las in een krant van drie maanden oud, z’n eigen doodsbericht. ’t Werd tijd om z’n voorgewende geheugenverlies te laten varen. Spijtig van die mooie negerinnetjes, maar moeder de vrouw zal nogal verschieten als hij plots voor de deur zal staan. Z’n teerbeminde kinderen ook. De oudste had nog een pak slaag tegoed. Waarom dat wist hij niet meer, maar belofte maakt schuld hé? Om een kort verhaal lang te maken, de man scheepte dus in op de eerstvolgende bananenboot die richting Antwerpen voer. Na meer dan drie maanden vermist geweest te zijn, deed het hem toch iets om z’n geliefde stad terug in de armen te sluiten. Z’n geliefde vrouw en kinderen waren zich totaal niet bewust van z’n komst. De kinderen waren aan het spijbelen, gezien er toch geen vaderhand meer was om hen enige discipline bij te brengen. Z’n vrouw lag wellustig te kronkelen in het echtelijk bed met de wijkagent die z’n matrak aan het uittesten was. De commissaris zag groen en blauw, maar bleef wijselijk in de kleerkast zitten. Om maar te zeggen dat de vrouw van de douanebeambte iets met uniformen had…
Ik moet er geen tekeningetje bijmaken wat er gebeurde toen de vermiste echtgenoot z’n huis binnenkwam. Het eerste wat hij hoorde was z’n vrouw die het van de daken schreeuwde dat ze bijna klaarkwam. Eerst dacht hij nog dat het een educatief programma op de tv was. Maar een klein onderzoekje leerde hem dat het de tv niet was, gezien ze geen tv hadden. Met drie treden tegelijk, vloog hij de trap op. Hij gooide de kamerdeur open, overzag het schouwspel en kwam tot stilstand alsof hij op een muur gebotst was. Niet te geloven…z’n vrouw lag geboeid aan handen en voeten op het bed. De wijkagent zat als een volleerde cowboy op haar. Zij gilde en hij riep: ‘ Yipieyee, Yiepiyajee..’ Teveel naar Bonanza gekeken, was z’n conclusie. Of naar Zorro, dat kon ook. Ze hadden geen oog voor hem. Met een vermiste echtgenoot wordt in zulke omstandigheden weinig of geen rekening gehouden. Het beste is om als men vermist is, vermist te blijven. Dit om eventuele misverstanden te vermijden. De commissaris hoorde in de kleerkast het tumult. Was dit een overval op een arme wulpse weduwe? Op z’n wijkagent moest hij niet rekenen. Die had andere zorgen aan z’n hoofd en leden. De commissaris trok z’n pistool en sprong uit de kast. Had hij beter niet gedaan want door z’n onbezonnenheid bleef hij haperen aan het nieuwe zomerkleedje dat hij de dag voordien voor de weduwe gekocht had. Hij duikelde de slaapkamer binnen zonder kloppen noch bellen. Z’n pistool ging af, de kogel zocht z’n weg en vond het zwakke vlees. De douanier kreeg een kogel in de buikstreek en sloeg als een zak patatten tegen de grond. Z’n vrouw en de wijkagent hielden op met hun minnespel. De commissaris struikelde verder de kamer in. Kwam bovenop de douanier terecht. Vanwaar komt die vandaan, vroeg de wijkagent zich af. Word ik nu ook op de werkvloer gecontroleerd, ’t is ver gekomen. De arm der wet is op z’n pik getrapt. Maak me los, schreeuwt de vrouw in paniek. Ik heb een schot gehoord. Ja, denkt de wijkagent en gevoeld ook. Agenten en schieten, ze zijn een onafscheidelijk duo hé?
Einde deel 1
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage