Jacko
Ik loop op de zaterdagse markt. Weinig volk, ’t is geen weer om buiten te komen. Een schrale zon met een snijdende wind. Maar ik heb zin in een goeie vettige hamburger. Zo ééntje waar de ketchup uitdruipt en de ajuin in uwen baard blijft plakken. Ik trek me daar niets van aan, toen ik klein was moest ik proper zijn. Nu mag ik naar eigen goeddunken en believen vol hangen met etensresten. Het voordeel van ouder te worden is dat ze op den duur nog compassie met u krijgen. Ocharme, diene mens heeft de ziekte van Parkinson. Zie z’n handen eens bibberen. Een aan alcohol-verslaafde bibbert ook als hij ’s morgens opstaat en z’n eerste pint nog niet gedronken heeft. Ik heb zo van die vrienden die met twee handen hun pintje moeten vastnemen om het aan hun mond te kunnen krijgen. Bij mij bibberden m’n handen van de kou. ’t Is maar dat je het weet hé?
Ik hoor m’n naam roepen, maar zie niet onmiddellijk vanwaar het komt.
“ GoNo, zijt ge doof ofwat?”
Nee, doof ben ik nog niet en blind ook nog niet. Dat zijn dingen voor later als ik dood zal zijn.
“ GoNo, oehoe, oehoe, hier sta ik…”
Bij mijn weten is een oehoe de grootste uil die er bestaat, dus het kan bijna niet anders zijn dan een vriend die mij roept.
“ Oehoe, oehoe, GoNo…”
Diene uil heet GoNo, zoveel is zeker. Waarschijnlijk iemand van de familie die mij roept. Ferme beet in hamburger doen en voor de rest laten waaien hé? Voilà, door al dat geroep een ferme vlek van ketchup doorspekt met ajuin op mijne propere frak…
“ Moet ge nog een servetje hebben, want ge zijt weer goed bezig zo te zien…”vraagt Anita, de hamburgermadam.
“ Ik zou u eeuwig dankbaar kunnen zijn, moest eeuwig niet zo lang zijn hé?”antwoord ik met een lachje.
Ik kijk in het rond, ’t kan ook in het vierkant zijn, maar da’s maar een detail. Plots voel ik een hand op m’n schouder. Levensgevaarlijk, gezien ik de neiging heb om in een reflex een muilpeer uit te delen. Al goed dat ik niet aan het groentenkraam sta. Peren genoeg daar.
“ Zeg Gono, kent ge geen mensen meer?”
Die is weeral zat want ziet overal mensen.
“ Verdorie, de Kamiel, da’s lang geleden, zijt ge nog altijd niet verhuisd naar Benidorm?”
“ Voorlopig nog niet, maar we zijn juist terug voor een weekske…”
“ En hoe is het met de hond en de kat?”
M’n interesse gaat eerst naar het wel en wee van de dieren en dan pas naar de mensen. Altijd zo geweest, altijd zo blijven.
“ Blacky hebben we een spuitje moeten laten geven, ’t beestje was blind en zat vol kanker. Minou, die heeft een Spaanse kater leren kennen en miauwt nu in het Spaans. Als ze haar eten moet krijgen, danst ze eerst de flamenco. En ze blijft hoe langer hoe meer van huis weg. En onze nieuwe huisgenoot Jacko spreekt ook al Spaans…”
“ Heb ge nu ook al een Spaanse bediende? Wat een naam voor een Spanjool, ’t zal je kind maar wezen. Een rijke mens is toch iets raar hé?”
“ Onnozelaar, Jacko is een papegaai, spreekt Spaans met een Vlaams accent. Maar dat beest werkt zo op m’n zenuwen. Zingt de hele dag van ‘dos cerveza’s”. Om zot van te worden. Ge weet toch dat ons Marie een echte kwezel is, ze verstaat gene bal van de Spaanse mis, denkt zelfs dat het Latijn is. Heeft ze dat stom beest toch leren ‘ amen’ zeggen. Dus telkens ik iets zeg, zegt dat beest ‘ amen ‘. Moest ik ook een papegaai zijn, ik durfde mijne bek niet meer opendoen. En dat doet hij alleen bij mij, dat gepluimd kieken…”
“ Maar allé, een beetje leven in de brouwerij kan toch geen kwaad, zou ik zo zeggen…”
“ Da’s geen leven, da’s een hel, Marie die de hele dag kwebbelt, een papegaai die hetzelfde doet en een kat met een Spaanse kater…geef m’n part maar aan de hond, maar die is dood en zal er niet veel meer aan hebben…”
“ Ge moet hem andere woordjes leren. Probeer eens met ‘ schoon wijfeke’ of ‘ nondedju, miljaarde..’”
“ GoNo, met u valt er niet te klappen, ge zijt familie van diene papegaai, denk ik…”
“ Weet ge nu nog niet dat ik afstam van de spot-vogel? En ook van de oehoe’s, maar diene vogel kent ge niet hé?”
“ Als ge toch zoveel van vogels weet, waarom koopt ge dan Jacko niet? Hij zou perfect bij u passen…”
‘k Heb hem feestelijk bedankt omdat de mogelijkheid bestaat dat ik hem, na tien keer ‘ amen’, los de soep indraai…
©GoNo
Ik hoor m’n naam roepen, maar zie niet onmiddellijk vanwaar het komt.
“ GoNo, zijt ge doof ofwat?”
Nee, doof ben ik nog niet en blind ook nog niet. Dat zijn dingen voor later als ik dood zal zijn.
“ GoNo, oehoe, oehoe, hier sta ik…”
Bij mijn weten is een oehoe de grootste uil die er bestaat, dus het kan bijna niet anders zijn dan een vriend die mij roept.
“ Oehoe, oehoe, GoNo…”
Diene uil heet GoNo, zoveel is zeker. Waarschijnlijk iemand van de familie die mij roept. Ferme beet in hamburger doen en voor de rest laten waaien hé? Voilà, door al dat geroep een ferme vlek van ketchup doorspekt met ajuin op mijne propere frak…
“ Moet ge nog een servetje hebben, want ge zijt weer goed bezig zo te zien…”vraagt Anita, de hamburgermadam.
“ Ik zou u eeuwig dankbaar kunnen zijn, moest eeuwig niet zo lang zijn hé?”antwoord ik met een lachje.
Ik kijk in het rond, ’t kan ook in het vierkant zijn, maar da’s maar een detail. Plots voel ik een hand op m’n schouder. Levensgevaarlijk, gezien ik de neiging heb om in een reflex een muilpeer uit te delen. Al goed dat ik niet aan het groentenkraam sta. Peren genoeg daar.
“ Zeg Gono, kent ge geen mensen meer?”
Die is weeral zat want ziet overal mensen.
“ Verdorie, de Kamiel, da’s lang geleden, zijt ge nog altijd niet verhuisd naar Benidorm?”
“ Voorlopig nog niet, maar we zijn juist terug voor een weekske…”
“ En hoe is het met de hond en de kat?”
M’n interesse gaat eerst naar het wel en wee van de dieren en dan pas naar de mensen. Altijd zo geweest, altijd zo blijven.
“ Blacky hebben we een spuitje moeten laten geven, ’t beestje was blind en zat vol kanker. Minou, die heeft een Spaanse kater leren kennen en miauwt nu in het Spaans. Als ze haar eten moet krijgen, danst ze eerst de flamenco. En ze blijft hoe langer hoe meer van huis weg. En onze nieuwe huisgenoot Jacko spreekt ook al Spaans…”
“ Heb ge nu ook al een Spaanse bediende? Wat een naam voor een Spanjool, ’t zal je kind maar wezen. Een rijke mens is toch iets raar hé?”
“ Onnozelaar, Jacko is een papegaai, spreekt Spaans met een Vlaams accent. Maar dat beest werkt zo op m’n zenuwen. Zingt de hele dag van ‘dos cerveza’s”. Om zot van te worden. Ge weet toch dat ons Marie een echte kwezel is, ze verstaat gene bal van de Spaanse mis, denkt zelfs dat het Latijn is. Heeft ze dat stom beest toch leren ‘ amen’ zeggen. Dus telkens ik iets zeg, zegt dat beest ‘ amen ‘. Moest ik ook een papegaai zijn, ik durfde mijne bek niet meer opendoen. En dat doet hij alleen bij mij, dat gepluimd kieken…”
“ Maar allé, een beetje leven in de brouwerij kan toch geen kwaad, zou ik zo zeggen…”
“ Da’s geen leven, da’s een hel, Marie die de hele dag kwebbelt, een papegaai die hetzelfde doet en een kat met een Spaanse kater…geef m’n part maar aan de hond, maar die is dood en zal er niet veel meer aan hebben…”
“ Ge moet hem andere woordjes leren. Probeer eens met ‘ schoon wijfeke’ of ‘ nondedju, miljaarde..’”
“ GoNo, met u valt er niet te klappen, ge zijt familie van diene papegaai, denk ik…”
“ Weet ge nu nog niet dat ik afstam van de spot-vogel? En ook van de oehoe’s, maar diene vogel kent ge niet hé?”
“ Als ge toch zoveel van vogels weet, waarom koopt ge dan Jacko niet? Hij zou perfect bij u passen…”
‘k Heb hem feestelijk bedankt omdat de mogelijkheid bestaat dat ik hem, na tien keer ‘ amen’, los de soep indraai…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage