De prins die geen prins wou zijn…
Heel lang geleden, vijf minuten ( de tijd om dit sprookje te verzinnen), woonde er in een groot kasteel een prins. Z’n vader, die koning was, de reden dat z’n zoon een prins is, was oud en wijs. Da’s meestal zo met die koningen. Op een dag riep hij z’n kroonprins bij hem.
“ Zoonlief, ’t wordt tijd dat je mij gaat opvolgen. Ik word te oud om lintjes door te knippen, met m’n handjes te zwaaien en te luisteren naat het geweeklaag van m’n onderdanige onderdanen. Daarom heb ik besloten, in m’n allesomvattende wijsheid, dat de tijd gekomen is om te gaan…”
“ Maar vader, je bent nog te jong om te sterven…”sprak de zoon, die tevens kroonprins was, omdat z’n vader toevallig de koning is.
“ Kieken, wie spreekt er hier van dood te gaan. Je lijkt wel je moeder, God hebbe haar ziel en mag haar houden, je luistert nooit ofte nimmer naar wat ik zeg…”
“ O Heerser van dit koninkrijk, m’n koning, ik had het verkeerd begrepen ende verstaan. Wat was de vraag ook alweer?”
“ Welke vraag, prinselijk uilskuiken?”
“ Heb je een vraag gesteld? Mijn heer en koning, ik moet u het antwoord schuldig blijven, gezien ik de vraag niet gehoord heb…”
“ Luister prins, ik wil de fakkel doorgeven, ik ben lang genoeg het licht in de duisternis geweest. Maar voor je op mijn troon moogt gaan zitten, wil ik dat je met een prinsesje trouwt. En zorg ervoor dat er een nageslacht komt. Mannelijk, als het even kan. Ik heb met de koning van het naastgelegen koninkrijk al gesproken. Z’n dochter, prinses Esmeralda van Golgotha zum Bayernschloss, heeft de leeftijd bereikt om haar hand en de rest van haar ranke lichaam te vragen. Het is een goede partij want ze zitten er warmpjes in. En gezien de financiële toestand van onze staatskas, zou het voor het voortbestaan van dit koninkrijk, mij goed uikomen. Dus, troonopvolger, ga er henen en vraag de hand etc. van die mooie deerne…”
Prins August von Lapschure zu Bommerconte keek z’n vader aan. Trouwen? Ik ben nog maar vierenveertig. Die prinses is er hoop en al twintig. Die maakt mij kapot in de echtelijke bedstede. En ik heb al zo’n last van mijne rug. Denkt hij, maar zegt het niet. Prinsen zijn tevens ridders. En een ridder moet stoer en onversaagd zijn, ook in bed of een hooimijt.
“ Doe je beste prinselijk pak aan, neem het vurigste ros uit de stal en galoppeer spoorslags naar die mooie prinses. Moest ik vijftig jaar jonger zijn, ik deed hetzelve…”
Daar viel weinig of niets tegen in te brengen. Vaders wil was wet. En zo komt het, beste vrienden, dat prins August op een vurig wit ros, in galop naar z’n toekomstige bruid reed. Onderweg zou hij allerlei avonturen beleven, maar dat weet onze prins nog niet. Ik trouwens ook nog niet, gezien ik die avonturen nog moet verzinnen…
©GoNo
“ Zoonlief, ’t wordt tijd dat je mij gaat opvolgen. Ik word te oud om lintjes door te knippen, met m’n handjes te zwaaien en te luisteren naat het geweeklaag van m’n onderdanige onderdanen. Daarom heb ik besloten, in m’n allesomvattende wijsheid, dat de tijd gekomen is om te gaan…”
“ Maar vader, je bent nog te jong om te sterven…”sprak de zoon, die tevens kroonprins was, omdat z’n vader toevallig de koning is.
“ Kieken, wie spreekt er hier van dood te gaan. Je lijkt wel je moeder, God hebbe haar ziel en mag haar houden, je luistert nooit ofte nimmer naar wat ik zeg…”
“ O Heerser van dit koninkrijk, m’n koning, ik had het verkeerd begrepen ende verstaan. Wat was de vraag ook alweer?”
“ Welke vraag, prinselijk uilskuiken?”
“ Heb je een vraag gesteld? Mijn heer en koning, ik moet u het antwoord schuldig blijven, gezien ik de vraag niet gehoord heb…”
“ Luister prins, ik wil de fakkel doorgeven, ik ben lang genoeg het licht in de duisternis geweest. Maar voor je op mijn troon moogt gaan zitten, wil ik dat je met een prinsesje trouwt. En zorg ervoor dat er een nageslacht komt. Mannelijk, als het even kan. Ik heb met de koning van het naastgelegen koninkrijk al gesproken. Z’n dochter, prinses Esmeralda van Golgotha zum Bayernschloss, heeft de leeftijd bereikt om haar hand en de rest van haar ranke lichaam te vragen. Het is een goede partij want ze zitten er warmpjes in. En gezien de financiële toestand van onze staatskas, zou het voor het voortbestaan van dit koninkrijk, mij goed uikomen. Dus, troonopvolger, ga er henen en vraag de hand etc. van die mooie deerne…”
Prins August von Lapschure zu Bommerconte keek z’n vader aan. Trouwen? Ik ben nog maar vierenveertig. Die prinses is er hoop en al twintig. Die maakt mij kapot in de echtelijke bedstede. En ik heb al zo’n last van mijne rug. Denkt hij, maar zegt het niet. Prinsen zijn tevens ridders. En een ridder moet stoer en onversaagd zijn, ook in bed of een hooimijt.
“ Doe je beste prinselijk pak aan, neem het vurigste ros uit de stal en galoppeer spoorslags naar die mooie prinses. Moest ik vijftig jaar jonger zijn, ik deed hetzelve…”
Daar viel weinig of niets tegen in te brengen. Vaders wil was wet. En zo komt het, beste vrienden, dat prins August op een vurig wit ros, in galop naar z’n toekomstige bruid reed. Onderweg zou hij allerlei avonturen beleven, maar dat weet onze prins nog niet. Ik trouwens ook nog niet, gezien ik die avonturen nog moet verzinnen…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage