GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

dinsdag 7 februari 2012

Onherstelbare schade…

Ze vragen mij soms of die verhalen over die paters en nonnen echt gebeurd zijn. De verhalen zijn echt, soms zou ik de personen die erin voorkomen bij naam en toenaam willen noemen. Maar ik veronderstel dat de meesten van hen al aangekomen zijn in de hel. ’t Heeft dus weinig of geen zin. Ik kan er alleen over schrijven, noem het voor mijn part een zekere vorm van therapie. Maar na al die jaren heb ik het er nog moeilijk mee. De gebeurtenissen staan op m’n netvlies gebrand. Het is een film die steeds terug keert of ik het nu wil of niet. Zeker, ik lach maar in m’n binnenste huil ik omdat ik nooit een normale jeugd heb gekregen. De ontbrekende nestwarmte heeft z’n sporen nagelaten. Ooit dacht ik dat het allemaal zo’n vaart niet zou lopen. Dat ik een sterk karakter had. Maar hoe ouder ik word, hoe meer ik ervan overtuigd ben dat ik mezelf zand in de ogen strooi.
Als ik nu zie hoe mondig de kinderen zijn, op het onbeleefde af, zie ik een wereld van verschil tussen hoe ik met harde hand opgevoed ben en de hedendaagse jeugd. Waarbij ik niet wil zeggen dat de kinderen vandaag zouden moeten meemaken wat ik doorstaan heb. Soms wens ik dat wel eens als ik zo’n ettertje bezig hoor. Dan denk ik, verdomme, je zou zulk een antwoord eens moeten gegeven hebben aan pater Frans of zuster Sulpitia. Dan konden ze je met een aardappelmesje van de muur krabben…
Het enige middel om te ontsnappen aan die gestichten van wederopvoeding was naar het leger gaan. Wat ik ook gedaan heb. Veel verschil maakte dat niet uit, gezien die befaamde heropvoedingsgestichten op militaire leest geschoeid waren. Klakkeloos bevelen opvolgen, zonder zich te mogen afvragen wat het nut of de relevantie was van de uit te voeren taak. ’t Was gewoon brainwashing, niet meer en niet minder. Ze hadden het volgens mij van de Duitse bezetter geleerd. De schooljeugd in Duitsland kende maar één god en dat was Hitler. De “ Hitlerjugend” dat zegt genoeg hé?
Bij ons in het gesticht kenden we twee goden. De pater-directeur en de boven-al-beminde God. Met de beminde God viel nog te leven, die was zogezegd alom tegenwoordig maar je zag Hem nooit. De pater-directeur was alom tegenwoordig,die zag en voelde je ook. ’t Was geen pretje om bij dat heerschap op de thee of koffie uitgenodigd te worden. Die man kon niet normaal spreken, had de gewoonte om je bij je oor vast te grijpen en er luidkeels in te brullen. Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig, zegt men. De straffen die hij uitdeelde werden met plezier en leedvermaak door z’n mede-sadisten uitgevoerd. Soms liet hij de grotere kinderen beslissen hoe een straf moest uitgevoerd worden. Ik kan u verzekeren dat die grote jongens er ook wat van kenden. Ik ken twee gevallen van kinderen die van het dak van de keuken gesprongen zijn. Ze overleefden het, verbleven maanden op de ziekenboeg en zijn op aanraden van de psycholoog overgeplaatst naar een psychiatrische instelling voor kinderen in Schaarbeek. Ik vraag me af wat ervan die twee geworden is.
Ik heb ook met zelfmoordplannen rondgelopen. Ik veronderstel dat ik niet de enige was. Maar ’t was moeilijk om iemand in vertrouwen te nemen. Wie was er vriend of vijand? Dus kropte ik het op, verbeet m’n tranen en hield er een dagboek op na. Ik vertrouwde het papier. ’t Zat weggestopt in de boekenkast bij de leraar Plastische Opvoeding. Die was geen pater, maar een doodgewone leraar die het goed meende met z’n pupillen. Het toppunt was dat wij iedereen over dezelfde kam scheerden en hem het leven op alle mogelijke manieren zuur maakten. Soms deed ik er ook aan mee. ’t Was wij tegen hen hé? Moest de arme man dit ooit lezen, verontschuldig mij. Zoals Jezus aan het kruis zei: “ Ze weten niet wat ze doen…”
Dat hakenkruis met dat ventje aan de galg was niet voor jou bedoeld, maar voor pater Frans. En ja, je had gelijk om echt boos te worden, maar het verhaal van je vader die omgekomen was in Bergen-Belsen, drong op dat moment niet door bij ons. Voor ons was het alle dagen oorlog. Ik vraag me af wat er met dat kladschriftje gebeurd is. Iemand zal het wel gevonden hebben. Iemand zal m’n diepste zieleroerselen wellicht gelezen hebben, zich afvragend wie dat kind is die zo schrijft…
’ t Kan ook zijn dat men het gewoon weggegooid heeft, om de confrontatie uit de weg te gaan. Per slot van rekening waren wij maar kinderen van het gerecht. We stonden onder voogdijschap van de heer Jeugdrechter. Een nummer op een dossier. Een dossier dat vernietigd is of ergens diep in een kelder ligt weg te rotten. De muizen kunnen er maar goed mee zijn.
Was er dan niets positief aan heel die periode? Weinig moet ik zeggen. Het enige lichtpuntje was de enige keer dat ik een weekendje naar huis mocht. Na zeven maanden in een heropvoedingsgesticht, stond ik totaal verweesd met m’n treinticketje op het perron van Mol. Ik had terug hoop om voorgoed naar huis te mogen. Zou m’n uitertse best doen thuis, zodat niemand iets zou kunnen zeggen. Het is gebleven bij dat éénmalig weekendje. M’n moeder wou mij niet terug, was blij dat ze van mij vanaf was. Dat deed mij ontzettend veel meer pijn dan heel dat heropvoedingsgesticht. Dat was een onzichtbare vijand, ergens ver weg in Gent. Een vijand waar tegen ik mij niet kon verweren. Ik denk nog steeds aan al die keren dat ik op de speelplaats stond, te wachten tot ze mijn naam zouden afroepen, mij de envelop met treinticket en zakgeld geven. En telkenmale bleef ik alleen achter, met de aangroeiende zekerheid dat niemand van mij hield. Wat doe je dan als puber? Ergens wegkruipen in een hoekje, vechtend tegen de opkomende tranen. De ene sigaret roken na de andere, want roken was niet verboden toendertijd. Misschien volgende week, zegt de opvoeder. Doe maar flink je best, we zullen eens praten met je moeder. Er moet wat afgepraat zijn tussen hen en m’n moeder. Ze hebben zoveel gepraat dat een klein briefje van harentwege zelfs overbodig was. En ik ? Ik hoopte dat ooit alles goed zou komen, dat ik m’n broers en zusjes terug zou zien. Ik heb ze terug gezien, drie jaar later. Toen ik bij het leger was. En nee, ’t is nooit goed gekomen, er was iets gebroken. Onherstelbaar…

©GoNo

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage