Van krulstaartvisje tot madeliefvisje…
Het krulstaartvisje is één van de weinige visjes die paren door middel van hun staartje. Hun staartje, dat de vorm heeft van krulletje, haakt zich in het krulstaartje van het vrouwtje vast. Wat er dan gebeurt, hoeft geen tekeningetje. Het vrouwtje kronkelt zich in alle bochten om van dat mannelijk aanhangsel verlost te zijn. Het helpt geen moer. Eens het mannelijk krulstaartje zich als het ware vastgebeten heeft, laat hij nooit meer los. Of het moet zijn dat hij opgevreten wordt door een grotere vis. Wat meerdere malen al gebeurd is. In het vuur van zijn liefdespel onderschat hij soms de gevaren die hem omringen.
De krulstaartvisjes leven meestal tussen de koraalriffen. Samen met de papegaaivis en de trompetvogelvis. Deze twee vissen zijn geen vijanden van de krulstaartvisjes. Ze leven in harmonie met elkaar. Wat men niet kan zeggen van de harpoenvis. Die schiet een giftige stekel af, in de vorm van een harpoen, op z’n prooi. De stekel is verbonden met een zijdeachtige draad. De harpoenvis hoeft alleen maar de draad binnen te halen en z’n prooi op te vreten. Meer moet dat niet zijn.
De schobbejakvis is een vis die altijd op de loer ligt om andermans eten te pikken. Is geweldig snel en schiet als een raket door het water. Lijkt een beetje op een piranha met een vals gebit. Ziet er verwijfd uit met z’n volle lippen, maar is het helemaal niet. Toch niet allemaal. Er zullen wel homofiele vissen bestaan, maar die hebben dezelfde rechten als de heterovissen. Vroeg of laat worden ze opgegeten door een grotere vis. De wet van de sterkste.
De pastoorvis, de kardinaalvis en de patervis zijn meestal te vinden waar de vissen hun eitjes droppen. Vroeg begonnen is half gewonnen. Ze eten de eitjes niet op. Ze koesteren ze alsof ze hun eigen kinderen waren. Met alle gevolgen vandien en vandaar. Ze krijgen al gauw de naam van pedovissen. Worden met een scheef oog bekeken door de vispopulatie. Zeker door de éénoogvis, die gevaarlijk kan uithalen met z’n één oog ingekapseld in een soort schelp. Maar meestal gebeurt er weinig of niets, gezien hij z’n één oog dicht doet en op de tast oogstoten heeft.
Dan hebben we het nog niet over de aprilvis gehad. Die bestaat dus echt. Die paart maar een keer in het jaar. Juist, in april, vandaar de originele naam. De paartijd duurt de hele verdomde maand. De vis is na afloop zo moe dat het hem allemaal niet meer kan schelen of hij nu opgevreten wordt of niet. Hoe zoudt ge zelf zijn nietwaar?
De bobbelvis is ook een geval apart. Bij mijn weten ken ik maar één vis die allergisch is aan water. Houdt zich schuil in ondiepe wateren. Komt ’s nachts aan land en schuurt zich tegen de rotsen. Ik kan u verzekeren dat een vis met jeuk geen appetijtelijk zicht is. Bloederig zelfs. Waarna hij bij het ochtendgloren terug het water in moet en z’n lijdensweg opnieuw begint. De inboorlingen die hem vangen, gooien hem stantepede terug. Ze denken dat hij een afgezant van de duivel is. Als men er van eet, wat vroeger meermaals gebeurde door de Spaanse conquistadoren, krijgt men na een paar uren afzichtelijke puisten. Die een geur verspreiden van rotte eieren en rotte vis. Dat laatste moet men met een korreltje zout nemen, zo erg ruikt het nu ook weer niet…
Het madeliefvisje is feitelijk geen visje, maar een kwalletje. Een onooglijk klein kwalletje dat bij gevaar zich kan opblazen tot de grootte van een volwassen voetbal. Nooit aanraken, want het madeliefvisje ontploft en laat een groene smurrie achter die ge zelfs met vernieuwde waspoeder niet wegkrijgt.
De zee heeft nog vele geheimen, die ze maar met mondjesmaat prijsgeeft…
©GoNo
De krulstaartvisjes leven meestal tussen de koraalriffen. Samen met de papegaaivis en de trompetvogelvis. Deze twee vissen zijn geen vijanden van de krulstaartvisjes. Ze leven in harmonie met elkaar. Wat men niet kan zeggen van de harpoenvis. Die schiet een giftige stekel af, in de vorm van een harpoen, op z’n prooi. De stekel is verbonden met een zijdeachtige draad. De harpoenvis hoeft alleen maar de draad binnen te halen en z’n prooi op te vreten. Meer moet dat niet zijn.
De schobbejakvis is een vis die altijd op de loer ligt om andermans eten te pikken. Is geweldig snel en schiet als een raket door het water. Lijkt een beetje op een piranha met een vals gebit. Ziet er verwijfd uit met z’n volle lippen, maar is het helemaal niet. Toch niet allemaal. Er zullen wel homofiele vissen bestaan, maar die hebben dezelfde rechten als de heterovissen. Vroeg of laat worden ze opgegeten door een grotere vis. De wet van de sterkste.
De pastoorvis, de kardinaalvis en de patervis zijn meestal te vinden waar de vissen hun eitjes droppen. Vroeg begonnen is half gewonnen. Ze eten de eitjes niet op. Ze koesteren ze alsof ze hun eigen kinderen waren. Met alle gevolgen vandien en vandaar. Ze krijgen al gauw de naam van pedovissen. Worden met een scheef oog bekeken door de vispopulatie. Zeker door de éénoogvis, die gevaarlijk kan uithalen met z’n één oog ingekapseld in een soort schelp. Maar meestal gebeurt er weinig of niets, gezien hij z’n één oog dicht doet en op de tast oogstoten heeft.
Dan hebben we het nog niet over de aprilvis gehad. Die bestaat dus echt. Die paart maar een keer in het jaar. Juist, in april, vandaar de originele naam. De paartijd duurt de hele verdomde maand. De vis is na afloop zo moe dat het hem allemaal niet meer kan schelen of hij nu opgevreten wordt of niet. Hoe zoudt ge zelf zijn nietwaar?
De bobbelvis is ook een geval apart. Bij mijn weten ken ik maar één vis die allergisch is aan water. Houdt zich schuil in ondiepe wateren. Komt ’s nachts aan land en schuurt zich tegen de rotsen. Ik kan u verzekeren dat een vis met jeuk geen appetijtelijk zicht is. Bloederig zelfs. Waarna hij bij het ochtendgloren terug het water in moet en z’n lijdensweg opnieuw begint. De inboorlingen die hem vangen, gooien hem stantepede terug. Ze denken dat hij een afgezant van de duivel is. Als men er van eet, wat vroeger meermaals gebeurde door de Spaanse conquistadoren, krijgt men na een paar uren afzichtelijke puisten. Die een geur verspreiden van rotte eieren en rotte vis. Dat laatste moet men met een korreltje zout nemen, zo erg ruikt het nu ook weer niet…
Het madeliefvisje is feitelijk geen visje, maar een kwalletje. Een onooglijk klein kwalletje dat bij gevaar zich kan opblazen tot de grootte van een volwassen voetbal. Nooit aanraken, want het madeliefvisje ontploft en laat een groene smurrie achter die ge zelfs met vernieuwde waspoeder niet wegkrijgt.
De zee heeft nog vele geheimen, die ze maar met mondjesmaat prijsgeeft…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage