Over-leven aan de toog 1
Hij zit, zoals gewoonlijk na een dag van hard labeur, in z’n stamkroeg. De jukebox speelt voor de zoveelste keer “ de Marie-Louise” van Bart Javel. De baas wordt er stapelzot van, maar ’t is zo gezellig voor de klanten hé? Boven, in de beslotenheid van z’n appartementje, luistert hij naar Franse chansons. Naar Jacques Bretel, Charles Asnavuur, Gilbert Berceau en andere Franse grootheden van het betere lied. Maar hier beneden, tussen z’n stamgasten, moet hij zich aanpassen aan z’n publiek. Per slot van rekening leeft hij van de inkomsten die zij aanbrengen.
Het café heeft z’n beste tijd gehad, de klanten schijnbaar ook. Vroeger speelde er hier iedere zaterdag en zondag een Decap-orgel. Toen was het café nog van z’n ouders. Gezelligheid troef. Klanten bij de vleet, de Nederlanders wisten de weg te vinden. De broodjes gezond en de gehaktballen vlogen de deur uit. Letterlijk en figuurlijk. Soms. De dokwerkers gingen graag op de vuist met die Hollanders. Waarna ze broederlijk naast elkaar de zoveelste pint achterover sloegen. Hier werd ook een televisietoestel geplaatst, één van de eerste in een café-dansant. Een mastodont van een tv, zwart-wit, met rollende beelden, veel sneeuw en af en toe het beeld dat wegviel. Maar daar treurden de voetbal-en wielersupporters niet om. De guldens en franken vlogen over de toonbank. De guldens werden steevast onder hun waarde aanvaard, ’t is hier een café en geen bank, zei z’n vader altijd.
Het orgel speelt al lang niet meer. De muizen hebben er hun buitenverblijf van gemaakt. De Hollanders zijn weggebleven, de sanseveria’s niet. Maar die staan in potten, wat veel verklaart. De zoon heeft het café overgenomen. Na een mislukte relatie met een brouwersdochter, die hem een frisse dochter schonk, waarvoor hij jarenlang allimentatie betaalde. Maar hij heeft een goede relatie met z’n nakomelinge, beweert hij. Hij ziet haar alleen als ze centen nodig heeft. En da’s op iedere einde van de maand. Schijnbaar zijn de maanden langer dan haar loon. De brouwersdochter is gelukkig getrouwd met een brouwerszoon en levert nu de vaten aan haar ex-lief. Een groot deel in ’t zwart, maar zo zijn de Belgen nu éénmaal. ’t Maakt deel uit van onze cultuur. Is al begonnen toen de Romeinen hier nog hun befaamde Romanum Imperium-bier verkochten…
Hij zit er wat verloren en beteuterd bij. Ik vraag beleefd, want zo ben ik, of ik naast hem mag zitten. Hij kijkt me triestig aan, ja-knikt, om vervolgens naar z’n bijna lege glas te staren. Alsof het met lang aan te staren terug vol zou raken. Ik hijs me op de kruk, verdomme kunnen ze die dingen niet wat lager maken, bestel een Kriek en trakteer m’n krukgebuur op een glas. Hij kijkt me dankbaar aan, tenminste dat wil ik graag geloven hé. Zou hij zin hebben in een gesprek? Naar een luisterend oor?
“ Verdomme GoNo, ze heeft me liggen…”zegt hij, na een flinke slok van z’n pasverworven glas bier.
“ Wie heeft je liggen gehad?”vraag ik deels uit medeleven en interesse, want zo ben ik nu éénmaal.
“ Ons Germaine, wie anders? Of dacht je dat ik het over de belastingen had? Die hebben ons altijd liggen hé?”
“ Ik vraag het maar Kamiel, ik vraag het maar…”
“ Ze is weg, voorgoed, ze komt nooit meer terug. ‘k Had haar nooit alleen naar Benidorm mogen laten gaan. Ik dacht al, die pakt zoveel kledij mee voor veertien dagen vakantie. Maar ’t is een vrouw en ge weet hoe die zijn hé? Nooit genoeg. De buurman vond het normaal, z’n overleden vrouw was ook zo. En ’t maakte niets uit, ze gingen toch met de auto. Met caravan. De koffers werden ingeladen, de tweede tv ook. Potten en pannen, enfin de helft van ons huisgerief ging mee op reis. Onze Blackie mocht ook mee, want anders zou ze heimwee kunnen krijgen. M’n gat ja? Ik bel haar op, met de vaste telefoon, want van dat modern gedoe met die gsm’vodden moet ik niet weten. Ik vraag haar of ze nog naar huis wil komen, de zon schijnt hier trouwens even hard als in Benidorm en de vuile was stapelt zich op. ‘k Geef u te raden wat ze antwoordde…”
“ Euh, doe uwen was zelf?”zeg ik met enige mensenkennis, omdat het zo voor de handliggend is.
“ Onnozelaar, maar ge hebt gelijk, dat was haar antwoord. Op de dertig jaar dat we getrouwd zijn heb ik nog nooit de was gedaan. Bij ons ma thuis niet en bij Germaine zeker niet. Ik weet nog niet eens waar het knopke zit om dat spul in gang te zetten. Dus bel ik haar terug op om te vragen waar de handleiding ligt. Hoe sorteer ik de was? Geen antwoord. Da’s zoveel zeggen als “ zoek hetzelf “maar uit. Maar ik weet van aanpakken, haar vakantie is maar tijdelijk. Alles komt wel op z’n pootjes terecht, dacht ik toen. Resultaat? Al de was die ooit wit was, ziet nu blauw en roze. Het lijkt bij mij thuis het kot van Di Rupo wel. Binnenkort zeggen ze Kamiel de Homofiel tegen mij. Nee GoNo, ze is weg, zeg ik je, ze is voorgoed weg…”
“ Maar nee, zo erg is het nu ook weer niet. En daarbij ge moogt nog gezien worden op uwen leeftijd. Ik zal u voorstellen aan Koen Crucke of aan Luc Appermont. In ’t slechtste geval aan Bart Javel…”
“ GoNo, ge zijt en blijft een klootzakske. Uw vader had beter in de kolenbak geschoten, kon hij het nadien nog verkopen als antraciet…Betaalt ge er nog ene?”
Ik betaal er nog ene, maak mij uit de voeten. Om spoorslags terug te keren, gezien m’n duurbetaalde boodschappen nog verweesd aan de toog staan.
“ Hey, GoNo, ‘k weet dat ge me niet kunt missen…”
De volgende keer kom ik binnen met een diepe teljoor in m’n broek, ge weet maar nooit hé?
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage