101 geworden…
Een eeuw plus één jaar. De tijd staat niet stil hé? Terwijl ik m’n memoires aan de lieftallige verpleegster dicteer, overdenk ik de vervlogen tijd. Schrijven doe ik al lang niet meer, dichten nog minder. Beroemd zijn heeft zo z’n voordelen. Ik word regelmatig gevraagd om in programma’s voor de derde leeftijd op te treden. Maar sedert ik m’n darmen ledigde, in het midden van een waanzinnig gesprek dat ging over bejaarde schrijvers en dichters, word ik niet zoveel meer gevraagd. Ik zat erbij met toegeknepen billen, het publiek met toegeknepen neuzen. Van interactie gesproken en geroken…
M’n memoires zullen boekdelen spreken. Ik zal, zonder schroom, man en paard noemen. Onfrisse praktijken van uitgevers, die zich vergrepen aan opkomende schrijvertjes, zullen als een rode draad door m’n verhaal lopen. Kwestie van het gezegende lezerspubliek ook iets te gunnen. Bernard Livre zal zich enkele keren omdraaien in z’n zelfgedolven graf. Dat komt ervan als men in bed duikt met een minderjarige dichteresje. Voor hem was er geen asiel in de abdij van Westvleteren, laat staan een trappist. De belofte om haar gedichtenbundel te publiceren, kwam hij nooit na. Zes maanden heeft hun geheime relatie geduurd, zes maanden werd ze aan het lijntje, in zijn geval penis gehouden. Tot het brave wicht in blijde verwachting was. Van een gedichtenbundel en een kind. Bernard Livre ging te rade bij z’n biechtvader, niet toevallig een bisschop. Die wist van wanten en andere kledingstukken. Abortus, in godsnaam, abortus. Maar ons dichteresje, godsvruchtig als ze was, zag het niet zitten. Ze zag het nog minder liggen en zeker niet meer op haren rug. Bernard probeerde haar nog te overhalen, doch het was ijdele hoop. De bisschop kende een leuk adresje ergens in Nederlands Limburg. Daar werden abortussen aan de lopende band uitgevoerd in een steriele omgeving. Bernard zou de kosten dekken, ’t is weer eens iets anders dan een onschuldig dichteresje te dekken, zei hij tegen zichzelve. ’t Bracht geen zoden aan de dijk, haar antwoord was nee en nog eens nee. ’t Is uw sperma die het wonder van een nieuw leven veroorzaakt heeft, sprak ze in een poëtische bui…
Het wonder werd geboren, het schandaal ook. Het schrijverswereldje is niet groot, het uitgeverswereldje evenmin. Het arme wicht heeft hem op ’t randje van een zenuwinzinking en het bankroet gebracht. Toen z’n vrouw de scheiding aanvroeg op grond van overspel en kindjes maken op en in een ander, was het hek helemaal van de dam. Op elf september hebben ze hem gevonden. Dood door ophanging. Notabene met aanééngeknoopte slipjes van z’n dichteresje. Symbolischer kan haast niet.
M’n verpleegster vraagt me of dit echt gebeurd is. Natuurlijk, de realiteit overtreft soms de fictie. Op 101-jarige leeftijd laat m’n geheugen soms wat steken vallen, maar noem het, voor m’n part, dichterlijke en schrijverlijke vrijheid. Ken je het verhaal van die schrijver die middeleeuwse teksten vertaalde en er zijn eigen naam onder plakte? Jarenlang werd hij de hemel in geprezen om z’n talent. Tot hij een oud versleten boekske vond op de vlooienmarkt. Van ene Jan Spillebeen. Geschreven in 1934, met als titel “ De kerk in ’t midden houden”. Een boekje dat ging over huishoudelijke perikelen. Ons schrijverke vond er niets beter op om het verhaal te herschrijven. De nazaten van J.Spillebeen konden er niet om lachen. Het schrijverke zit nu in een Tibetaans klooster, ongrijpbaar voor het nageslacht van Spillebeen en de fiscus…
Wederom vraagt m’n secretaresse, tevens verpleegster, of dit verhaal niet uit m’n van artritis kromgebogen duim gezogen is. Nee hoor, echt gebeurd, is m’n schalkse antwoord. Verdomme, wat een borsten heeft die meid…Maar ik ben op een leeftijd gekomen waarop m’n geest geen controle meer heeft over m’n lichaam. M’n geest wil wel, maar m’n lichaam volgt dezelfde gedachtengang niet meer. Ik wil haar vragen of ze even op m’n schoot wil komen zitten. Gewoon om te zien of er nog sprake is van enige beroering in m’n onderbuik. Met het risico dat m’n knoken breken onder haar gewicht, maar dat heb ik er voor over. Eventjes de zachtheid van haar borsten voelen en de geur van haar lichaam opsnuiven…
Moet ik dat allemaal opschrijven, vraagt ze. Wat gaan de mensen wel denken over mij? De mensen zullen niets denken, verzeker ik haar. Ze zullen denken wanneer komen z’n memoires uit…
Zeg, ken je het verhaal van die schrijver/ dichter die z’n memoires ging laten schrijven? Door een verpleegster nog wel, want z’n handen en de rest van z’n goddelijk lichaam werden geteisterd door artritis in de hoogste graad. 101. Een leeftijd om eindelijk eens achterom te kijken, ware het niet dat ik een stijve nek heb, de kwijl uit m’n muil loopt en constant in m’n pamper doe. Voor de rest ben ik al bij al in goede conditie…
©GoNo
M’n memoires zullen boekdelen spreken. Ik zal, zonder schroom, man en paard noemen. Onfrisse praktijken van uitgevers, die zich vergrepen aan opkomende schrijvertjes, zullen als een rode draad door m’n verhaal lopen. Kwestie van het gezegende lezerspubliek ook iets te gunnen. Bernard Livre zal zich enkele keren omdraaien in z’n zelfgedolven graf. Dat komt ervan als men in bed duikt met een minderjarige dichteresje. Voor hem was er geen asiel in de abdij van Westvleteren, laat staan een trappist. De belofte om haar gedichtenbundel te publiceren, kwam hij nooit na. Zes maanden heeft hun geheime relatie geduurd, zes maanden werd ze aan het lijntje, in zijn geval penis gehouden. Tot het brave wicht in blijde verwachting was. Van een gedichtenbundel en een kind. Bernard Livre ging te rade bij z’n biechtvader, niet toevallig een bisschop. Die wist van wanten en andere kledingstukken. Abortus, in godsnaam, abortus. Maar ons dichteresje, godsvruchtig als ze was, zag het niet zitten. Ze zag het nog minder liggen en zeker niet meer op haren rug. Bernard probeerde haar nog te overhalen, doch het was ijdele hoop. De bisschop kende een leuk adresje ergens in Nederlands Limburg. Daar werden abortussen aan de lopende band uitgevoerd in een steriele omgeving. Bernard zou de kosten dekken, ’t is weer eens iets anders dan een onschuldig dichteresje te dekken, zei hij tegen zichzelve. ’t Bracht geen zoden aan de dijk, haar antwoord was nee en nog eens nee. ’t Is uw sperma die het wonder van een nieuw leven veroorzaakt heeft, sprak ze in een poëtische bui…
Het wonder werd geboren, het schandaal ook. Het schrijverswereldje is niet groot, het uitgeverswereldje evenmin. Het arme wicht heeft hem op ’t randje van een zenuwinzinking en het bankroet gebracht. Toen z’n vrouw de scheiding aanvroeg op grond van overspel en kindjes maken op en in een ander, was het hek helemaal van de dam. Op elf september hebben ze hem gevonden. Dood door ophanging. Notabene met aanééngeknoopte slipjes van z’n dichteresje. Symbolischer kan haast niet.
M’n verpleegster vraagt me of dit echt gebeurd is. Natuurlijk, de realiteit overtreft soms de fictie. Op 101-jarige leeftijd laat m’n geheugen soms wat steken vallen, maar noem het, voor m’n part, dichterlijke en schrijverlijke vrijheid. Ken je het verhaal van die schrijver die middeleeuwse teksten vertaalde en er zijn eigen naam onder plakte? Jarenlang werd hij de hemel in geprezen om z’n talent. Tot hij een oud versleten boekske vond op de vlooienmarkt. Van ene Jan Spillebeen. Geschreven in 1934, met als titel “ De kerk in ’t midden houden”. Een boekje dat ging over huishoudelijke perikelen. Ons schrijverke vond er niets beter op om het verhaal te herschrijven. De nazaten van J.Spillebeen konden er niet om lachen. Het schrijverke zit nu in een Tibetaans klooster, ongrijpbaar voor het nageslacht van Spillebeen en de fiscus…
Wederom vraagt m’n secretaresse, tevens verpleegster, of dit verhaal niet uit m’n van artritis kromgebogen duim gezogen is. Nee hoor, echt gebeurd, is m’n schalkse antwoord. Verdomme, wat een borsten heeft die meid…Maar ik ben op een leeftijd gekomen waarop m’n geest geen controle meer heeft over m’n lichaam. M’n geest wil wel, maar m’n lichaam volgt dezelfde gedachtengang niet meer. Ik wil haar vragen of ze even op m’n schoot wil komen zitten. Gewoon om te zien of er nog sprake is van enige beroering in m’n onderbuik. Met het risico dat m’n knoken breken onder haar gewicht, maar dat heb ik er voor over. Eventjes de zachtheid van haar borsten voelen en de geur van haar lichaam opsnuiven…
Moet ik dat allemaal opschrijven, vraagt ze. Wat gaan de mensen wel denken over mij? De mensen zullen niets denken, verzeker ik haar. Ze zullen denken wanneer komen z’n memoires uit…
Zeg, ken je het verhaal van die schrijver/ dichter die z’n memoires ging laten schrijven? Door een verpleegster nog wel, want z’n handen en de rest van z’n goddelijk lichaam werden geteisterd door artritis in de hoogste graad. 101. Een leeftijd om eindelijk eens achterom te kijken, ware het niet dat ik een stijve nek heb, de kwijl uit m’n muil loopt en constant in m’n pamper doe. Voor de rest ben ik al bij al in goede conditie…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage