Het geheim van de familie Uytbroeck
Hij staat , verscholen achter het struikgewas, te kijken naar de treurende mensen aan een open graf.
De pastoor spreekt z’n grafrede uit met monotone stem. Het regent, triestiger kan het haast niet. Op een begrafenis moet het regenen, dat hoort zo. Een meisje van dertien huilt hartverscheurend. Een oudere vrouw probeert haar te troosten. Tante Julia is altijd goed geweest in troosten, bedenkt hij zich. Tante Julia die haar borsten op z’n schouders legde, zoals in het liedje van Boudewijn de Groot. Z’n handen deden dienst als weegschaal, borsten gewogen en goedgekeurd. Als beenhouwer wist hij wat voor vlees hij in de kuip had. Zij, daarentegen, was geweldig geïnteresseerd in worst. Mag het ietske meer zijn, vroeg hij aan haar terwijl hij in de koelcel een erectie kreeg. Hete bok, zie maar dat uw pietje er niet afvriest, zei ze terwijl haar hand z’n lid streelde. Ja, tante Julia kende iets van troosten.
Nonkel Jean staat er beschonken bij. Te diep en te lang in z’n bierglas gekeken. Zal wel weer ambras gekregen hebben met z’n vriendje. Eigen schuld, dikke bult. Als ge dan toch homo zijt, pak dan een Belg en gene Marokkaan hé? Nonkel Jean heeft een bloeiende kapperszaak, is compleet verwijfd. Wappert altijd met z’n handjes. Wappert zo erg dat hij amper z’n glas kan uitdrinken. Achmed, waarom heten die allemaal Achmed of Mustafa, vraagt hij zich af. Achmed heeft hij leren kennen toen de jongen stage kwam lopen. Die jongen had iets. Die donkere ogen die onpeilbaar waren. Donker als de hel, donker als de nacht. Ze werden vrienden en van ’t één kwam ’t andere. Achmed bleef slapen en z’n geaardheid was niet langer een geheim. Z’n geldhonger ook niet. Maar nonkel Jean zag hem graag, dat beweerde hij bij hoog en laag. Drinken deed hij vroeger ook al, nu nog meer…
De pastoor hoort zichzelf graag praten, er lijkt geen einde te komen aan z’n sermoen. Het begint harder te regenen, Onze Lieve Heer (?) zet z’n sluizen open. ’t Is grote kuis daarboven, zo te zien en te horen. Waarom heb ik geen paraplu meegenomen? Iedereen heeft er ene bij, behalve ik. Kijk nu, Rikske, die halvegare drugverslaafde, die ooit met z’n vieze pollen in z’n kassa zat, is ook gekomen. Zouden ze die losgelaten hebben uit ’t afkickcentrum? Of is hij weer gaan lopen? Rikske zegden ze tegen hem. Rikske was verdomme 1m80 en even mager als Pietje de Dood. Had al heel de familie bestolen en toch waren er nog die ‘ocharme ‘ zeiden. Bij hem heeft hij het één keer geprobeerd. Die ene keer was ook de laatste keer. Liet hem alle hoeken en kanten zien van z’n beenhouwerij. ’t Ventje huilde als een lam dat naar de slachtbank geleid werd. Familie of geen familie, van z’n zuurverdiende centen moeten ze afblijven. Daarna heeft hij hem, ter afkoeling, een paar uur in de koelcel opgehangen. Aan z’n broeksriem, mocht al blij zijn dat het niet aan z’n kiekennekske was. Toen de politie hem kwam ophalen deden ze hem stante pede naar ’t ziekenhuis wegens onderkoelingsverschijnselen. Een betere afkickmethode bestond er niet, vond hij. Geen medelijden met dat tuig van de richel, ze zochten het zelf. En nu staat die hier ook te snotteren. Waarom gaat hij niet inbreken bij z’n familie? Ze staan hier nu toch allemaal?
Tante Vera is er ook in haar rolstoel. Haar man, nonkel Jozef, maar ze zeggen Jef, staat met een verveeld gezicht achter de rolstoel. Z’n gezicht spreekt boekdelen. Waarom ligt z’n zusje in die kist en niet z’n vrouw? Gerechtigheid bestaat niet, ’t is niet eerlijk. Tante Vera, die al jaren in een rolstoel zit, omdat het beter uitkomt voor het incasseren van ziekengeld. Dat mens mankeerde niets, totaal niets. Speelt al jaren comedie. De dokters staan voor een raadsel, maar ’t komt goed uit, ze verdienen er aan. Nonkel Jef zwijgt als een graf, wat nu wel heel toepasselijk is, gezien de omstandigheden. ’t Is een stilzwijgend geheim, waarin hij willens nillens betrokken is. Tante Vera heeft haar geheimen, hij de zijne.
De rest van de aanwezigen zijn van geen tel, vrienden en kennissen allerhande. Die uitgenodigd zijn omdat ze al jaren in de kring van verdorven zielen horen. Haar heksenkringetje, zoals ze het zo mooi kon zeggen. Wicka’s of zoiets. Zal er niet veel meer aan hebben als de wormen haar lijf zullen opvreten. Bijna schiet hij in een lach, bijna had hij zich verraden. Gaat dat hier nog lang duren? Hij kijkt terug in de tijd. De tijd toen hij smoorverliefd op haar was. Veronique was even hitsig als haar zus. Tante Julia dus. Hij heeft ze beiden gehad, de één wist het niet van de andere. Ze mochten er beiden wezen. Hij gaf wel de voorkeur aan Veronique, ze pijpte hem beter dan Julia. Julia wilde te vlug paardje rijden op z’n boerenworst. Julia, die z’n lul tussen haar borsten stak en daarna smeekte om hem erin te steken. ’t Was maar een vraag en ’t antwoord stond klaar. Veronique was geraffineerder, wondt hem op met haar wulps gedoe. Aaide lichtjes met haar hand over de voorkant van z’n zomerbroek waarin zich terstond een erectie ontwikkelde. ’t Waren toen nog echte hete zomers…
De pastoor stopt met z’n gelul, Veronique zal hoogstwaarschijnlijk nu wel binnen mogen in de hemel, kan ze gelijk meehelpen kuisen. Hij schudt de regendruppels van zich af, een hond zou het niet beter kunnen. Niemand die hem kan verdenken, want hij was zogezegd in ’t buitenland toen het gebeurde…
©GoNo
De pastoor spreekt z’n grafrede uit met monotone stem. Het regent, triestiger kan het haast niet. Op een begrafenis moet het regenen, dat hoort zo. Een meisje van dertien huilt hartverscheurend. Een oudere vrouw probeert haar te troosten. Tante Julia is altijd goed geweest in troosten, bedenkt hij zich. Tante Julia die haar borsten op z’n schouders legde, zoals in het liedje van Boudewijn de Groot. Z’n handen deden dienst als weegschaal, borsten gewogen en goedgekeurd. Als beenhouwer wist hij wat voor vlees hij in de kuip had. Zij, daarentegen, was geweldig geïnteresseerd in worst. Mag het ietske meer zijn, vroeg hij aan haar terwijl hij in de koelcel een erectie kreeg. Hete bok, zie maar dat uw pietje er niet afvriest, zei ze terwijl haar hand z’n lid streelde. Ja, tante Julia kende iets van troosten.
Nonkel Jean staat er beschonken bij. Te diep en te lang in z’n bierglas gekeken. Zal wel weer ambras gekregen hebben met z’n vriendje. Eigen schuld, dikke bult. Als ge dan toch homo zijt, pak dan een Belg en gene Marokkaan hé? Nonkel Jean heeft een bloeiende kapperszaak, is compleet verwijfd. Wappert altijd met z’n handjes. Wappert zo erg dat hij amper z’n glas kan uitdrinken. Achmed, waarom heten die allemaal Achmed of Mustafa, vraagt hij zich af. Achmed heeft hij leren kennen toen de jongen stage kwam lopen. Die jongen had iets. Die donkere ogen die onpeilbaar waren. Donker als de hel, donker als de nacht. Ze werden vrienden en van ’t één kwam ’t andere. Achmed bleef slapen en z’n geaardheid was niet langer een geheim. Z’n geldhonger ook niet. Maar nonkel Jean zag hem graag, dat beweerde hij bij hoog en laag. Drinken deed hij vroeger ook al, nu nog meer…
De pastoor hoort zichzelf graag praten, er lijkt geen einde te komen aan z’n sermoen. Het begint harder te regenen, Onze Lieve Heer (?) zet z’n sluizen open. ’t Is grote kuis daarboven, zo te zien en te horen. Waarom heb ik geen paraplu meegenomen? Iedereen heeft er ene bij, behalve ik. Kijk nu, Rikske, die halvegare drugverslaafde, die ooit met z’n vieze pollen in z’n kassa zat, is ook gekomen. Zouden ze die losgelaten hebben uit ’t afkickcentrum? Of is hij weer gaan lopen? Rikske zegden ze tegen hem. Rikske was verdomme 1m80 en even mager als Pietje de Dood. Had al heel de familie bestolen en toch waren er nog die ‘ocharme ‘ zeiden. Bij hem heeft hij het één keer geprobeerd. Die ene keer was ook de laatste keer. Liet hem alle hoeken en kanten zien van z’n beenhouwerij. ’t Ventje huilde als een lam dat naar de slachtbank geleid werd. Familie of geen familie, van z’n zuurverdiende centen moeten ze afblijven. Daarna heeft hij hem, ter afkoeling, een paar uur in de koelcel opgehangen. Aan z’n broeksriem, mocht al blij zijn dat het niet aan z’n kiekennekske was. Toen de politie hem kwam ophalen deden ze hem stante pede naar ’t ziekenhuis wegens onderkoelingsverschijnselen. Een betere afkickmethode bestond er niet, vond hij. Geen medelijden met dat tuig van de richel, ze zochten het zelf. En nu staat die hier ook te snotteren. Waarom gaat hij niet inbreken bij z’n familie? Ze staan hier nu toch allemaal?
Tante Vera is er ook in haar rolstoel. Haar man, nonkel Jozef, maar ze zeggen Jef, staat met een verveeld gezicht achter de rolstoel. Z’n gezicht spreekt boekdelen. Waarom ligt z’n zusje in die kist en niet z’n vrouw? Gerechtigheid bestaat niet, ’t is niet eerlijk. Tante Vera, die al jaren in een rolstoel zit, omdat het beter uitkomt voor het incasseren van ziekengeld. Dat mens mankeerde niets, totaal niets. Speelt al jaren comedie. De dokters staan voor een raadsel, maar ’t komt goed uit, ze verdienen er aan. Nonkel Jef zwijgt als een graf, wat nu wel heel toepasselijk is, gezien de omstandigheden. ’t Is een stilzwijgend geheim, waarin hij willens nillens betrokken is. Tante Vera heeft haar geheimen, hij de zijne.
De rest van de aanwezigen zijn van geen tel, vrienden en kennissen allerhande. Die uitgenodigd zijn omdat ze al jaren in de kring van verdorven zielen horen. Haar heksenkringetje, zoals ze het zo mooi kon zeggen. Wicka’s of zoiets. Zal er niet veel meer aan hebben als de wormen haar lijf zullen opvreten. Bijna schiet hij in een lach, bijna had hij zich verraden. Gaat dat hier nog lang duren? Hij kijkt terug in de tijd. De tijd toen hij smoorverliefd op haar was. Veronique was even hitsig als haar zus. Tante Julia dus. Hij heeft ze beiden gehad, de één wist het niet van de andere. Ze mochten er beiden wezen. Hij gaf wel de voorkeur aan Veronique, ze pijpte hem beter dan Julia. Julia wilde te vlug paardje rijden op z’n boerenworst. Julia, die z’n lul tussen haar borsten stak en daarna smeekte om hem erin te steken. ’t Was maar een vraag en ’t antwoord stond klaar. Veronique was geraffineerder, wondt hem op met haar wulps gedoe. Aaide lichtjes met haar hand over de voorkant van z’n zomerbroek waarin zich terstond een erectie ontwikkelde. ’t Waren toen nog echte hete zomers…
De pastoor stopt met z’n gelul, Veronique zal hoogstwaarschijnlijk nu wel binnen mogen in de hemel, kan ze gelijk meehelpen kuisen. Hij schudt de regendruppels van zich af, een hond zou het niet beter kunnen. Niemand die hem kan verdenken, want hij was zogezegd in ’t buitenland toen het gebeurde…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage