GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

woensdag 9 juni 2010

Bij de les blijven hé…



Ik loop een dagje bezoek bij een krant, waarvan ik om deontologische redenen, de naam niet mag vernoemen. De zon schijnt al vollen bak, priemt haar felle stralen door wat men hier ‘het glazen huis’ noemt. We worden ontvangen ( ik ben niet de enige met journalistieke aspiraties) door een soort van airhostess, maar dan op de grond. Een grondhostess dus als ’t ware. Ze tovert haar mooiste glimlach te voorschijn, probeert een huiselijk sfeertje te creëren. We volgen haar gedwee naar een groot lokaal, waar een beamer met bijbehorend groot wit scherm, een zwart scherm zou niet zo handig zijn hé, ons wegwijs zal maken hoe men een krant moet maken. Ooit heb ik meegewerkt aan een schoolkrant, maar gezien de aard van m’n artikelen, was m’n loopbaan van korte duur. Zeker nadat ik, toen al, de pastoor van een affaire met z’n dienstmeid beschuldigde. Ik had het nochtans uit goeie bron vernomen. Van Marieke van de visboer, die het had horen zeggen van Josefienneke, de dochter van de lokale beenhouwer. Die het op haar beurt had van Jefke, de misdienaar. Die had beiden betrapt in de biechtstoel. Om maar te zeggen dat m’n bron goed en onvervalst was. De pastoor kon er niet mee lachen, de dienstmeid evenmin, de schooldirectie nog minder.
En nu zit ik hier in een zaaltje dat bijna evengroot is als de audiëntiezaal van ’t Koninklijk Paleis. Ik heb mij strategisch op een hoek geplaatst, wat niet meevalt aangezien het een ronde tafel is. De koffie, van een merk die ik niet mag vernoemen om dezelfde redenen als de krant, ruikt overheerlijk. Smaakt ook navenant. ’t Zijn de kleine dingen die het hem doen hé? Spijtig dat er geen koekske bij is, maar een geven paard mag men niet in de bek kijken, zegt m’n grootje altijd. Waarom we daar grootje tegen zeiden, zal me altijd een raadsel wezen, ’t menske was amper 1 m 50 en dan nog in de breedte.
Er stapt een jonge vent de zaal binnen, zo’n sympathieke knul die iedereen wel wil als toekomstige schoonzoon. Ik verdenk hem ervan met een BMW te rijden, ’t kan natuurlijk ook zijn dat hij alle dagen met zijne velo met 25 versnellingen + 1 achteruit, naar z’n werk komt. Kwestie van een gezond lichaam te behouden en de stress van het maken van een krant van zich af te gooien.
Hij heet ons hartelijk welkom, kijkt mij even aan en vraagt zich nu al af wat ik hier kom doen. ’t Was mij nog niet opgevallen, maar schijnbaar ben ik het enige voorhistorische dier dat hier rondloopt of beter gezegd zit. ’t Moet weer eens lukken dat ze speciaal mij uitgekozen hebben om de bruggepensioneerden te vertegenwoordigen. Zou ik hem een paar scherpzinnige vragen stellen om te laten zien dat de oudjes nog best bij de pinken en andere lichaamsdelen zijn? M’n onovertroffen brein zet zich nu al in stand-by, afwachtend wat die joviale kerel uit z’n mouw zal schudden. Zal niet gemakkelijk zijn want hij heeft korte mouwen.
De beamer begint te zoemen als een nest muggen die ten aanval trekken. Met een druk op de knop van de afstandsbediening schuiven de gordijnen zachtjes dicht. De jongeman geeft commentaar bij het gebeuren dat zich voor onze ogen afspeelt op het grote scherm. Ik heb altijd problemen om m’n aandacht erbij te houden als ik thuis voor de tv zit, meestal doezel ik in, schiet ik pas wakker als de aftiteling al bezig is. Geloof me of niet, zo ook hier. Ik krijg plots een fikse por tussen m’n derde en vierde rib vergezelt van de woorden: “ Ge zijt aan ’t snurken!” Wie? Ikke? En ik slaap niet eens, ik deed alleen maar m’n ogen dicht om beter te kunnen horen. Ik absorbeer nu éénmaal beter de geluiden met de oogjes dicht hé…
Een bediende komt binnen met een pak mapjes onder z’n arm. Deelt ze uit aan ieder van ons. We danken hem overhartelijk, blij dat we nog wat extra-documentatie krijgen. Ik doe m’n mapje open, zeg dat het niet waar is hé? Blijkt er een ellenlange vragenlijst in te zitten over hetgene dat jongmens zo goed uitgelegd heeft. De schoolverlater naast mij bedekt z’n mapje met z’n twee handen, wat een loser, ik kan niet eens afkijken van hem. Terwijl spieken vroeger een nationale sport was. Ik zit hier mooi met de gebakken peren, wat nu geblazen zei de kikker. Ik krijg er verdomme een opgeblazen gevoel van. Moet dringend m’n blaas ledigen. Ik sta recht, steek als een schoolkind m’n vinger op, doe teken aan de kortgemouwde dat ik dringend moet gaan plassen. Die me in al z’n goedheid een korte ja-knik geeft. Oef, gered door de bel. Ik verlaat de zaal, kijk rechts en links, m’n opvoeder zei altijd: eerst links en rechts kijken als ge oversteekt. Nergens een bordje te bekennen die mij de sanitaire voorzieningen wijst. Ik wil de zeikerd niet uithangen, maar nu moet ik echt gaan plassen. Waar is hier die verdomde uitgang?
Kan ik teminste m’n overtollige water kwijt aan de fauna en flora die hier ontegensprekelijk wel aanwezig zullen zijn. Ik herinner me vaag dat ik ergens een grote plant tegengekomen ben. Als ik die vind is de uitgang nabij, anders is de afgang ook nabij.

Ik sta buiten te plassen tegen een asbak, twee meter verder staat er een boom naar mij te kijken. Een boom van een vent, die er uitziet alsof hij op z’n eentje de redactie is van de afdeling Moordzaken in de krant.
“ Wat zijt ge aan ’t doen?”vraagt hij.
Het valt niet mee om daar een zinnig antwoord op te geven als ge met uwen flierefluiter in uw hand de laatste druppels voorbij uw broek probeert te mikken. Eventjes denk er over na om hem wijs te maken dat ik een artikel moet schrijven over asbakken die de pispaal zijn, maar ’t klinkt zelfs voor m’n oren ongeloofwaardig. Ik steek m’n attribuut weg, trek m’n broek op z’n plaats, wens hem nog een fijne en prettige dag enkele liters van m’n enigszins stinkende vocht achterlatend. Met zo’n warmte is ieder litertje meer dan welkom, bedenk ik mij…

©GoNo

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage