ZIJN dorp 2
De Duitsers kwamen, zagen en overwonnen. Julius Caesar indachtig. De eerste golf viel nog mee, hielden zich aan de regels van de krijgskunst. De officieren van de Wehrmacht waren vriendelijk, in zoverre dat men vriendelijk kan zijn tijdens een oorlog. Hun soldaten kregen het bevel om de boerenmeiden en dorpsdeernen met rust te laten. De Duitse aalmoezenier, die mee ten strijde trok, werd goede maatjes met de pastoor. Hun geloof bracht hen tot elkander. En de slogan : " Gott mit uns" zal er ook wel voor iets tussen gezeten hebben. Meester Rik van zijn kant, had z'n uniform opgeborgen tussen de mottenballen. Dacht erover na hoe hij het verzet tegen de Duitse overheersers kon organiseren. Verdacht de pastoor van overdreven symphatie te hebben voor die rotmoffen. Maar wou z'n vriendschap niet zomaar op de helling zetten. Het leven ging voort en de boer zaaide en maaide. De zomer van 1939 was een ouderwetse Vlaamse zomer, dus warm met af en toe een fikse regenbui.
Hij steekt het plein over naar café " De Gouden Kroon". Een afspanning die al dateerde van in de late middeleeuwen. Toen de huizen nog in leem en hout opgetrokken werden. Maar na de grote brand van 1793, veranderde alles in dit dorpje. Een compleet nieuw dorp werd uit de grond gestampt, dit keer in baksteen. De wegen werden stelselmatig verhard en de baron nam opnieuw z'n intrek in wat de dorpelingen " Het Kasteel "noemden. Generatie na generatie zwaaiden z'n afstammelingen de plak over het dorp en omliggende landerijen. Toen in de jaren twintig er verkiezingen waren, was het niet zo verwonderlijk dat Eugene Orny de Wernimont verkozen werd als burgemeester. Geheel toevallig was hij van katholieke strekking. De tegenkandidaat, de socialist Camiel Cap, tevens beenhouwer van 't dorp, haalde amper één procent van de stemmen. Door toedoen van meneer pastoor, die persoonlijk z'n ronde gedaan had bij de onwetende boeren. Die helemaal niet wakker lagen van verkiezingen. Maar er sluimerde iets in 't dorp. Het dorp werd stilaan in twee kampen verdeeld. En de oppositie liet zich minder en minder de mond snoeren. Maar 't zou allemaal beter worden met de komst van de Duitsers. Per slot van rekening was het koningshuis toch ook Duits?
Hij gaat binnen, zet zich aan het raam, waar de alomtegenwoordige sanseveria's hem aan de blikken van eventuele voorbijgangers onttrekken. Er staan twee boeren aan de toog, in blauwe versleten kiel, zo weggelopen uit Bokrijk. Ze kijken hem nieuwsgierig aan, wat komt die vreemdeling hier doen, ziet er uit als iemand van 't ministerie. Zo'n ambtenaartje van 't zevende knoopsgat, die hen komt controleren op zwart geld en nog meer op zwartwerkers. Hij wacht, maar de waardin maakt geen aanstalten om vanachter haren toog te komen. Hier geldt de wet van " zelf komen halen". Wat hij ook doet.
" Een koffietje, graag, aub?"
" De koffie is op, ik wacht op de brouwer.."zegt ze met schorre stem.
" Een theetje dan maar hé?"vraagt hij vriendelijk.
" De thee is op, ik wacht op de brouwer.." herhaalt ze nog altijd met schorre stem.
Hij begint zich een beetje ongemakkelijk te voelen, voelt zich niet welgekomen in deze achterdochtige omgeving.
" Een pintje of moet de brouwer dat ook nog brengen?"terwijl hij naar de twee boeren hun vol glas wijst.
Met tegenzin tapt de cafebazin een pintje en zet het met een lichte smak op het bierviltje dat voor z'n neus ligt.
" Da's dan ene euro.."
Hier zijn de prijzen nog democratisch, bedenkt hij zich en betaalt.
Waar is de tijd toen hier de fanfare St-Barbara haar onderkomen nog had en ze wekelijks repeteerden onder supervisie van meneer pastoor. Later overgenomen door de koster, die ooit eens appel geblazen had op een bugel. En de enige was die min of meer enkele noten kende. Het zaaltje was nu een soort van museum geworden ter nagedachtenis van de leden van fanfare "St-Barbara". Leden gesneuveld onder de kogels van het SS-vuurpeloton, op verdenking van terroristische aanslagen tegen de Duitse staat en z'n leger. Een verdenking die op niets steunde, maar men moest nu eenmaal een voorbeeld stellen. Maar als balsem op de wonde stond de pastoor hen bij in hun laatste aardse minuten, met de belofte dat ze aan de rechterhand van de Heer zouden mogen zitten.
Zijn vader, postbode Fernand Dezwever, was al schuldig nog voor het proces begon. Volgens de Gestapo van Brugge, was hij de man die de contacten onderhield met het verzet. Na hun vriendelijke behandeling in het hoofdkwartier van de Gestapo, werden ze teruggevoerd naar hun dorp om als voorbeeld te dienen...
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage