GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

woensdag 11 november 2009

Nooit geen oorlog meer…?


Vier jaar lig ik al in de modder, tussen de ratten en ander ongedierte, om dat laatste stukje vaderland te verdedigen tegen die rot-Duitsers. Vier jaar en ’t lijkt of er aan die verdomde oorlog nooit een einde zal komen. Bestookt met granaten, aanvallen met de bajonet wegens gebrek aan munitie, mosterdgas om maar niet te spreken over de invasie van schaamluizen. ‘k Heb het allemaal weer-en doorstaan. De bevelen worden uitsluitend in het Frans gegeven, maar om te sterven heb je geen taal nodig. Honderden doden liggen hier te rotten in kuilen gemaakt door de bommen. Het zegt me niks meer, de doden ook niet meer. Later zullen ze wel begraven worden onder een wit kruisje. Zo van die lange eindeloze rijen, als soldaten in ’t gelid. En ieder jaar een kransje om dan over te gaan tot de orde van de dag.
De eerste Duitser die ik neerschoot, was een jonge kerel van amper 18 jaar, nog jonger dan ik. Hij kwam met veel gebrul de heuvel in stormloop opgelopen. Z’n gebrul had iets dierlijks, iets onmenselijks. Ik schrok me bijna dood. Doodgaan van ’t verschieten en dat voor een soldaat, ge zult het maar meemaken. Weinig eervol. Want als we dan toch moeten sterven, dan op een eervolle manier hé? ’t Is maar voor het nageslacht en de geschiedenisboekjes.
Die Duitser richtte z’n geweer op mij en drukte af. Ik deed m’n ogen dicht, riep op m’n moeder en verwenste heel die rotwereld. Ik voelde m’n battle-dress vollopen, met alle vloeistoffen die in m’n stinkend lijf aanwezig waren. Maar er gebeurde niets, de Duitser was even verbaasd dan ik. Probeerde te herladen, in zichtbare paniek. ’t Is hij of ik. Ik leg aan, de situatie meester, richt op z’n hoofd en knal…Een klein gaatje tekent zich af, juist onder de rand van z’n helm. Prachtschot. Er sijpelt wat bloed uit de wonde, niet veel, ‘k had meer verwacht. Even staat hij te wankelen, kijkt me met triestige en verbaasde ogen aan, nog niet beseffend dat de oorlog voor hem gedaan is. Zo lijkt het althans. In z’n heimat zullen ze oorkonde afgeven met de vermelding dat hij gesneuveld is voor z’n vaderland. Aan de Ijzer? Hij mag al blij zijn dat ze hem terug zullen vinden. Meestal verzeilen ze in een bommentrechter, worden ze bedolven door opspattende polderklei en andere delen van wat eens een mens was.
In de loopgraven waar ik schuil, voor zover er hier te schuilen valt, liggen tientallen dode makkers.
Aangevreten door de hongerige ratten, die verdomme zo groot zijn als een konijn. Ik heb er al eens op geschoten, maar dat leverde me bijna krijgsraad op wegens verspilling van munitie. ’t Scheelde niet veel of ik had die franskiljon van een luitenant naar de Eeuwige Champs Elysee gestuurd. Gevallen in de strijd door een verdwaalde kogel. Kan gebeuren.
Het gerucht doet de ronde, dat we met Kerstdag thuis zouden zijn. We zijn nu 10 november, ’t is kwestie van nog een maandje te overleven. Ik verlang er naar om eindelijk in de geborgenheid van m’n ouders woonst nog eens de mijnen te zien. Nee, geen landmijnen, daar heb ik m’n hongerige buikje meer dan vol van. Maar ’t zijn maar geruchten die ze verspreiden om de moraal hoog te houden. Zoals die twee soldaten die weigerden om nog verder te vechten en hun wapens kapotsloegen op het hoofd van monsieur le colonel, met z’n gepommadeerde witte snor en volbloedpaard. Krijgsraad van een half uurtje en het vuurpeloton. Om de moraal hoog te houden en eventuele desserteurs op afstand. Da’s ook oorlog.
Morgen zal de klaroen het teken geven dat we de zoveelste zinloze aanval moeten inzetten om die ingegraven Duitsers uit hun stellingen te jagen. Die ons zullen vergas(s)ten op een lading mosterdgas.
Mij zullen ze niet liggen hebben, ik heb m’n gasmasker steeds bij de hand, al doende leert men.
Kom soldaten, kanonnenvoer allerhande, laat ons genieten van de relatieve rust, morgen gaan we sneuvelen voor vrijheid en vaderland, tot meerdere eer en glorie van la patrie et le plat pays. Le jour de gloire est …’k spreek al een aardig mondje Frans.

Lange rijen witte kruizen, als soldaten in ’t gelid
opgesteld, aangekleed in eenvoudig maagdelijk wit
families zullen huilen aan hun graf en telkens weer
zeggen: “ NOOIT GEEN OORLOG MEER “

©GoNo

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage