Z’n vader…
Die oude verschrompelde man, die daar in het ziekenhuisbed ligt dood te gaan, is die man nu werkelijk z’n vader? Is deze uitgemergelde, aan draden en buisjes gekluisterde, de tirannieke heerser van vroeger?
Hij voelt geen medelijden, geen verdriet of enige emotie bij het zien van dat hoopje stervende ellende. De jaren hebben zalvend gewerkt als een pleister op een houten been. Wat kom ik hier feitelijk doen, vraagt hij zich af.
De verpleegster in witte doorschijnende schort, fluistert in z’n oor dat het kwestie van enkele uren is. Maar hij heeft een sterk hart, voegt ze er aan toe. Wat weet zij verdomme van z’n hart? Heeft nooit een hart gehad. Niet voor z’n omgeving en al zeker niet voor z’n kinderen. Was heer en meester over z’n onderdanen, die moesten springen en lopen op z’n bevel. Als puppy’s of marionetten aan een koordje. Hij trok aan de touwtjes. Zijn wil was wet. Wie niet horen wil, moet maar voelen. En gevoeld heeft hij het. De stok-en riemslagen hebben een onuitwisbare indruk op z’n toen nog tere lijf achtergelaten. Op z’n ziel ook.
Hij kijkt neer op het omhulsel van z’n vader, meer rest er niet meer van de eens zo boosaardige man. Laat hem nog wat pijn hebben, bij hem is de pijn over binnen enkele uren. Hij moet die pijn z’n hele verdere leven meedragen. En kijk, de emoties, het verdriet komen terug aan de oppervlakte. Al die jaren van opgekropte woede, van weggestoken pijn in het Niemandsland van z’n hersenen, breken uit. Er vloeit een traan over z’n wang. Één grote, dikke traan…
De verpleegster heeft medelijden met hem. Zegt een troostend woord. Ja, ’t is altijd pijnlijk om je vader zo te moeten zien gaan. Maar geen nood, vroeg of laat zie je elkander weer. Ze meent het want ze gelooft. Als er één ding is dat hij zeker niet wil, is hem terugzien in het hiernamaals. Z’n plaats is tussen de vele Saddams en Hitlers, gezien z’n status van huisdictator. Mens hou toch je dwaze kop, denkt hij. Die brave meneer die daar ligt te creperen heeft hem verrot geslagen, z’n eigen kinderen verkracht en dronk zich alle dagen te pletter. Moest bediend worden als een koning en kende maar één woord: het zijne.
Zal ik je even alleen laten, zodat je afscheid kunt nemen? Vraagt ze stil, terwijl ze op kousenvoeten de kamer verlaat. Waarom vraagt ze dat? Ze is al weg alvorens hij de kans maakt om ja of neen te zeggen. Hij haat ziekenhuizen. Klinisch wit, klinisch dood…
Hij gaat naar het bed. Buigt zich voorover. Brengt z’n lippen tot tegen het linkeroor van z’n vader.
“ Hoor je me?”
Z’n vader doet z’n ogen open, kijkt hem aan, een flauw lachje speelt om z’n mondhoeken. Hij hapt naar adem, steunend en kreunend, de laatste stuiptrekkingen van een dictator.
“ Hoe voelt het om dood te gaan?”vraagt z’n zoon.
Z’n vader klauwt in het beddelaken, wil zich nog oprichten, maar heeft er de kracht niet meer voor.
“ Zal ik de stekker uittrekken?”
Neen, neen, duizend maal neen. Schudt z’n hoofd in een neen-beweging. Wil leven, is bang voor de dood. Verkiest de lange pijn boven de korte. Maar dat weet hij niet. Heeft een sterk hart, volgens de dokter.
“ Hallo, meneer X, uw vader is vannacht om klokslag middernacht overleden. Hij heeft geen pijn meer geleden, lag in coma. Kunt u naar hier komen om deze pijnlijke zaak verder af te handelen? M’n innige deelneming…”
Wat een uur om te sterven, denkt hij. Middernacht, het uur van de spoken. Hij pakt z’n valiezen die klaar staan in de gang. Vertrekt op vakantie voor een maand. Dat ze hun plan trekken met z’n vader, dat ze hem maar gebruiken voor de wetenschap. Doet hij eindelijk eens iets goeds…
©GoNo
Hij voelt geen medelijden, geen verdriet of enige emotie bij het zien van dat hoopje stervende ellende. De jaren hebben zalvend gewerkt als een pleister op een houten been. Wat kom ik hier feitelijk doen, vraagt hij zich af.
De verpleegster in witte doorschijnende schort, fluistert in z’n oor dat het kwestie van enkele uren is. Maar hij heeft een sterk hart, voegt ze er aan toe. Wat weet zij verdomme van z’n hart? Heeft nooit een hart gehad. Niet voor z’n omgeving en al zeker niet voor z’n kinderen. Was heer en meester over z’n onderdanen, die moesten springen en lopen op z’n bevel. Als puppy’s of marionetten aan een koordje. Hij trok aan de touwtjes. Zijn wil was wet. Wie niet horen wil, moet maar voelen. En gevoeld heeft hij het. De stok-en riemslagen hebben een onuitwisbare indruk op z’n toen nog tere lijf achtergelaten. Op z’n ziel ook.
Hij kijkt neer op het omhulsel van z’n vader, meer rest er niet meer van de eens zo boosaardige man. Laat hem nog wat pijn hebben, bij hem is de pijn over binnen enkele uren. Hij moet die pijn z’n hele verdere leven meedragen. En kijk, de emoties, het verdriet komen terug aan de oppervlakte. Al die jaren van opgekropte woede, van weggestoken pijn in het Niemandsland van z’n hersenen, breken uit. Er vloeit een traan over z’n wang. Één grote, dikke traan…
De verpleegster heeft medelijden met hem. Zegt een troostend woord. Ja, ’t is altijd pijnlijk om je vader zo te moeten zien gaan. Maar geen nood, vroeg of laat zie je elkander weer. Ze meent het want ze gelooft. Als er één ding is dat hij zeker niet wil, is hem terugzien in het hiernamaals. Z’n plaats is tussen de vele Saddams en Hitlers, gezien z’n status van huisdictator. Mens hou toch je dwaze kop, denkt hij. Die brave meneer die daar ligt te creperen heeft hem verrot geslagen, z’n eigen kinderen verkracht en dronk zich alle dagen te pletter. Moest bediend worden als een koning en kende maar één woord: het zijne.
Zal ik je even alleen laten, zodat je afscheid kunt nemen? Vraagt ze stil, terwijl ze op kousenvoeten de kamer verlaat. Waarom vraagt ze dat? Ze is al weg alvorens hij de kans maakt om ja of neen te zeggen. Hij haat ziekenhuizen. Klinisch wit, klinisch dood…
Hij gaat naar het bed. Buigt zich voorover. Brengt z’n lippen tot tegen het linkeroor van z’n vader.
“ Hoor je me?”
Z’n vader doet z’n ogen open, kijkt hem aan, een flauw lachje speelt om z’n mondhoeken. Hij hapt naar adem, steunend en kreunend, de laatste stuiptrekkingen van een dictator.
“ Hoe voelt het om dood te gaan?”vraagt z’n zoon.
Z’n vader klauwt in het beddelaken, wil zich nog oprichten, maar heeft er de kracht niet meer voor.
“ Zal ik de stekker uittrekken?”
Neen, neen, duizend maal neen. Schudt z’n hoofd in een neen-beweging. Wil leven, is bang voor de dood. Verkiest de lange pijn boven de korte. Maar dat weet hij niet. Heeft een sterk hart, volgens de dokter.
“ Hallo, meneer X, uw vader is vannacht om klokslag middernacht overleden. Hij heeft geen pijn meer geleden, lag in coma. Kunt u naar hier komen om deze pijnlijke zaak verder af te handelen? M’n innige deelneming…”
Wat een uur om te sterven, denkt hij. Middernacht, het uur van de spoken. Hij pakt z’n valiezen die klaar staan in de gang. Vertrekt op vakantie voor een maand. Dat ze hun plan trekken met z’n vader, dat ze hem maar gebruiken voor de wetenschap. Doet hij eindelijk eens iets goeds…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage