Zelfbeeld-& assertiviteit
“ Zeg mij na, ja ik kan het, ja ik ben beter dan de rest, ja ik wil iets doen aan m’n zelfbeeld…”
De man roept het, spuugt het uit, z’n gezicht in een grimas vertrokken. Springt van het ene been op het andere. Als daar maar geen ongelukken van komen. De meute meelopers ( een vijftiental als ik goed geteld heb ) roepen en tieren alsof hun leven en welzijn van deze banale woorden afhangen. Ik ben niet zo’n roeper, ik ben een bezadigd en verzadigd man. Een wijs man ook, houd ik mezelf voor. Gelooft die bebaarde aap nu echt dat ik als een klein kind ga zitten meebrullen?
De man in kwestie ziet dat ik er met een glimlach bijzit, richt z’n pijlen nu op mij. Ik moet tot de orde geroepen worden, eentje zoals ik kan heel z’n duurverkochte cursus onderuit halen. Nultolerantie in z’n cursuslokaal. Direkt aanpakken, de revolte in de kiem smoren. Dat is z’n credo en ’t lukt hem altijd. De aanval is de beste verdediging. Hij komt langzaam naar me toe, de klas zwijgt plots in alle talen. Ze gaan waar krijgen voor hun geld. Dat verwachten ze toch. De cursusgever staat bekend om z’n harde aanpak, maakt geen onderscheid tussen man of vrouw. Iedereen gelijk voor de wet. Met losers bouw je geen wereld op, zegt hij.
“ Scheelt er iets, m’n vriend?”
Ik krijg het op m’n heupen als ze me ‘ vriend ‘ noemen. Ik zal zelf wel m’n vrienden kiezen, tot nader order behoort die baardaap er niet bij.
“ Scheelt er iets met u, m’n niet-vriend?”repliceer ik heel gevat.
Oei, onze cursusgever van m’n kloten, verwachtte een ander antwoord, Zoveel is duidelijk.
“ Hoe kunt ge nu iets veranderen aan je zelfbeeld als je niet wil meewerken?”
“ Sedert wanneer tutoyeren wij elkaar? Kennen wij elkaar soms? Zijn we intieme vrienden misschien? Een beetje respect voor de omgangstaal zou u niet misstaan hé?”
De klas geniet van dit intermezzo, de bullebak begint vervaarlijk met z’n ogen te draaien. ’t Maakt op mij totaal geen indruk, laat staan dat ik bang zou worden.
“ Zo meneer wenst dus aangesproken te worden met ‘ u’? Meneer moet dat eerst verdienen, meneer zit hier om iets te doen aan z’n zelfbeeld. Om in de toekomst assertief te zijn en een goeie job op de arbeidsmarkt in de wacht te slepen.” Hij kijkt met een zelfvoldane blik naar de uitwerking van z’n betoog op m’n medeleerlingen. Maar die hebben meer oog voor m’n eventuele reactie op z’n sermoen.
“ U valt in herhalingen, u lijkt wel een bekraste 33-toerenplaat, die blijft hangen. Of moet ik zeggen een bekrast cd-tje? Ik heb zo de indruk dat uw zelfbeeld op een laag pitje staat, brulapen horen thuis in de zoo of beter nog, in hun natuurlijke habitat. Veel geblaat en weinig wol, zei de boer en hij schoor z’n varken. Als ik me niet vergis, zitten we hier allemaal om televerkoop te leren. Van een goeie job gesproken. Mag ik vragen waar u uw studies gedaan heeft? ’t Lijkt me niet meer dan normaal te weten welk vlees we in de kuip hebben hé? Op het informatieblad moesten we onze studies invullen, onze medische achtergrond, de opgedane werkervaringen en de verwachtingen die we hadden. Alsook onze sociale en andere vaardigheden. En dat allemaal om iemand een product aan te kunnen smeren waar niemand op zit te wachten? Dus, laat ons transparant wezen en zeg me eens waar u de autoriteit vandaan haalt om mij aan te vallen?”
“ Bent u naar hier gekomen om de boel op stelten te zetten?”vraagt hij twee tonen lager. Maar hij zegt al ‘ u ‘ en da’s al een goed begin.
“ Is dat een antwoord of een vraag?”zeg ik heel geslepen.
“ Euh,…”
“ Het werkwoord euh, ik euh, gij euht, hij euht enz. “
De man z’n gezicht begint er uit te zien als een paarsrode coalitie. De klas lacht hem vierkant toe. Het is duidelijk dat hij z’n greep op die onbenullen, in z’n ogen toch, aan het verliezen is. ’t Wordt tijd dat ik op vakantie ga, denkt hij.
“ We lassen een koffie-en plaspauze in…”zegt hij met overslaande stem.
Twee vakbondsmannen verzoeken me beleefd het vakbondsgebouw te verlaten. Ben benieuwd of ik met vlag en wimpel geslaagd ben in m’n assertiviteitscursus. M’n zelfbeeld is dermate hoog geklommen dat ik bijna de wolken kan aanraken. Ik geef beide vakbonslui een stevige hand en hoor ze zeggen: “ Er moesten er meer zijn zoals jij…” Vakbondsmannen mogen ‘ jij’ tegen me zeggen, brulapen niet.
©GoNo
De man roept het, spuugt het uit, z’n gezicht in een grimas vertrokken. Springt van het ene been op het andere. Als daar maar geen ongelukken van komen. De meute meelopers ( een vijftiental als ik goed geteld heb ) roepen en tieren alsof hun leven en welzijn van deze banale woorden afhangen. Ik ben niet zo’n roeper, ik ben een bezadigd en verzadigd man. Een wijs man ook, houd ik mezelf voor. Gelooft die bebaarde aap nu echt dat ik als een klein kind ga zitten meebrullen?
De man in kwestie ziet dat ik er met een glimlach bijzit, richt z’n pijlen nu op mij. Ik moet tot de orde geroepen worden, eentje zoals ik kan heel z’n duurverkochte cursus onderuit halen. Nultolerantie in z’n cursuslokaal. Direkt aanpakken, de revolte in de kiem smoren. Dat is z’n credo en ’t lukt hem altijd. De aanval is de beste verdediging. Hij komt langzaam naar me toe, de klas zwijgt plots in alle talen. Ze gaan waar krijgen voor hun geld. Dat verwachten ze toch. De cursusgever staat bekend om z’n harde aanpak, maakt geen onderscheid tussen man of vrouw. Iedereen gelijk voor de wet. Met losers bouw je geen wereld op, zegt hij.
“ Scheelt er iets, m’n vriend?”
Ik krijg het op m’n heupen als ze me ‘ vriend ‘ noemen. Ik zal zelf wel m’n vrienden kiezen, tot nader order behoort die baardaap er niet bij.
“ Scheelt er iets met u, m’n niet-vriend?”repliceer ik heel gevat.
Oei, onze cursusgever van m’n kloten, verwachtte een ander antwoord, Zoveel is duidelijk.
“ Hoe kunt ge nu iets veranderen aan je zelfbeeld als je niet wil meewerken?”
“ Sedert wanneer tutoyeren wij elkaar? Kennen wij elkaar soms? Zijn we intieme vrienden misschien? Een beetje respect voor de omgangstaal zou u niet misstaan hé?”
De klas geniet van dit intermezzo, de bullebak begint vervaarlijk met z’n ogen te draaien. ’t Maakt op mij totaal geen indruk, laat staan dat ik bang zou worden.
“ Zo meneer wenst dus aangesproken te worden met ‘ u’? Meneer moet dat eerst verdienen, meneer zit hier om iets te doen aan z’n zelfbeeld. Om in de toekomst assertief te zijn en een goeie job op de arbeidsmarkt in de wacht te slepen.” Hij kijkt met een zelfvoldane blik naar de uitwerking van z’n betoog op m’n medeleerlingen. Maar die hebben meer oog voor m’n eventuele reactie op z’n sermoen.
“ U valt in herhalingen, u lijkt wel een bekraste 33-toerenplaat, die blijft hangen. Of moet ik zeggen een bekrast cd-tje? Ik heb zo de indruk dat uw zelfbeeld op een laag pitje staat, brulapen horen thuis in de zoo of beter nog, in hun natuurlijke habitat. Veel geblaat en weinig wol, zei de boer en hij schoor z’n varken. Als ik me niet vergis, zitten we hier allemaal om televerkoop te leren. Van een goeie job gesproken. Mag ik vragen waar u uw studies gedaan heeft? ’t Lijkt me niet meer dan normaal te weten welk vlees we in de kuip hebben hé? Op het informatieblad moesten we onze studies invullen, onze medische achtergrond, de opgedane werkervaringen en de verwachtingen die we hadden. Alsook onze sociale en andere vaardigheden. En dat allemaal om iemand een product aan te kunnen smeren waar niemand op zit te wachten? Dus, laat ons transparant wezen en zeg me eens waar u de autoriteit vandaan haalt om mij aan te vallen?”
“ Bent u naar hier gekomen om de boel op stelten te zetten?”vraagt hij twee tonen lager. Maar hij zegt al ‘ u ‘ en da’s al een goed begin.
“ Is dat een antwoord of een vraag?”zeg ik heel geslepen.
“ Euh,…”
“ Het werkwoord euh, ik euh, gij euht, hij euht enz. “
De man z’n gezicht begint er uit te zien als een paarsrode coalitie. De klas lacht hem vierkant toe. Het is duidelijk dat hij z’n greep op die onbenullen, in z’n ogen toch, aan het verliezen is. ’t Wordt tijd dat ik op vakantie ga, denkt hij.
“ We lassen een koffie-en plaspauze in…”zegt hij met overslaande stem.
Twee vakbondsmannen verzoeken me beleefd het vakbondsgebouw te verlaten. Ben benieuwd of ik met vlag en wimpel geslaagd ben in m’n assertiviteitscursus. M’n zelfbeeld is dermate hoog geklommen dat ik bijna de wolken kan aanraken. Ik geef beide vakbonslui een stevige hand en hoor ze zeggen: “ Er moesten er meer zijn zoals jij…” Vakbondsmannen mogen ‘ jij’ tegen me zeggen, brulapen niet.
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage