GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

zaterdag 8 mei 2010

Ik zweer getrouwheid



"Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk".

Deze eed moest ik zweren bij aanvang van m’n legerdienst. Zoals zovelen met mij. Na de eedaflegging waren we ingelijfd bij ons glorieus leger. Vanaf toen waren we echte soldaten,werden we beschouwd als volwassenen. De burgerwetten telden niet meer, we vielen onder de Krijgsraad. De straffen waren in verhouding zwaarder dan bij de gewone burgers. Gezien we het voorbeeld moesten geven. In mijn geval was dat pinten achterover slaan in de kortste mogelijke tijd. Maar ik volgde een onderofficierenopleiding, als zogenaamde KROO ( kandidaat reserve onderofficier ) in de Infanterieschool/ Ecole d’ Infanterie in Arlon. Ik vond het een leuke tijd, gezien mijn verleden in verschillende staatsinstellingen en homes. Ik was de drill en het altijd ja-knikken al gewoon. ’t Was me met de paplepel ingelepeld. Of ik nu moest springen voor een gefrustreerde opvoeder of voor een debiele sergeant, ’t maakte in wezen geen verschil uit. Blij zijnde, dat ik verlost was van al die betweterige opvoeders, die mij probeerden wijs te maken dat ik voor galg en rad zou opgroeien. Die me om de haverklap straften omdat ik hun autoriteit in vraag stelde. Een autoriteit die gebaseerd was op lijfstraffen en koude douches in een naakte cel. M’n beklag bij de jeugdrechter haalde niets uit, ik moest en zou heropgevoed worden. Desnoods met de harde hand en bijkomend geweld. De dagen die ik doorbracht in ’t cachot zijn voor eeuwig in m’n geheugen gegrift. Ze lijken nog steeds eindeloos, vandaar m’n fascinatie voor alles wat met de tweede wereldoorlog te maken heeft. Ik kan me perfect voorstellen hoe het moet zijn om, ontdaan van alle menselijke waardigheid, niet meer dan een nummer te zijn.
In ons roemrijke Krijgsmacht was ik ook een nummer, maar daar had ik het gevoel dat ik iets betekende. Als er een oorlog met de Russen zou uitbreken, zou ik het Vaderland verdedigen. M’n peloton, merendeel samengesteld uit gerechtskinderen, zou bewijzen dat ze evenveel waard waren als die kliek van burgerskindjes, die bij het minste op hun papa en mama riepen. Wij waren van een ander kaliber. Reeds gehard door de maatschappij. Alom geroemd in de kazerne om onze discipline en het aanvaarden van nutteloze bevelen. Fier dat we onze eerste strepen kregen op het paradeplein, fier onze namen te horen afroepen door een kolonel met Frans accent. Bij ons peloton geen ouders die hun zonen kwamen feliciteren, dat hadden wij niet nodig. Da’s voor kleine kindjes, pamperbroekventjes. In de beslotenheid van onze kamers spraken we anders, lieten we ons gemoed de vrije loop. Eventjes toch. Nadien waren we nog meer vastberaden ons te bewijzen. We zwierven uit naar de verschillende kazernes waar wij de bleu-kes zouden drillen tot echte soldaten. We zworen dure eden van onderlinge trouw, wisselden adressen uit en zouden elkaar vlug terug zien. We hadden een band gesmeed, kenden elkaar al zo lang, hadden dezelfde gestichten gedaan. Maar er vloeit veel water naar de zee. De zee slokte ons op, zo ook de maatschappij. We werden soldaten van de gemeenschap, een nummer op een dossier. Een nummer bij de beenhouwer, het loket en allerhande instanties waar men een volgnummerke moet nemen voor de goede gang van zaken.
Binnenkort moet ik gaan kiezen, op nummer. Een verkiezing die niet grondwettelijk en derhalve illegaal is. Ik zal niet gaan stemmen, ik mag zelfs niet gaan stemmen, gezien de eed die ik toendertijd gezworen heb.

"Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk".

Tot nader order heeft de koning mij nog niet ontslagen van deze eed.

©GoNo

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage