Ik ben papa en ze zullen het geweten hebben… ( 2/3 ).
Maar ik spring van de hak op de tak en dwaal lichtjes af. Dus m’n toenmalige bijna aanstaande moeder stond de horlepiep te dansen. Ik moet eerlijk toegeven dat ik bijna de neiging had om mee te dansen, ware het niet dat haar gezicht een beetje teveel grimassen vertoonde, die compleet niet bij dat dansje thuishoorden. Zou die boer dan toch gelijk hebben? En hoorde ik daar op de achtergrond geen geloei van de koeien? Of was het m’n verbeelding?
“ Wat scheelt er Leentje ( zo heette ze en nu nog )?”
“ Ik denk dat het zover is, ik denk dat m’n water gaat breken…”
“ Oei, ze hadden toch niet gesproken van regen?”probeerde ik met een kwinkslag, die de mist inging.
“ Verdomme Noël, ik zeg je dat m’n water gaat breken en gij staat hier de onnozelaar uit te hangen.”
“ Ja, Leentje wat moet ik anders doen, een paraplu d’er onder houden?”
“ Nee, maar ge kunt misschien m’n ouders gaan wakker maken, ik geraak zover niet meer.”
“ Awel, dat was ik nu juist van plan zie, ik ga die direct uit hun bed zetten, niet weglopen hé?”
“ Onnozele debiel, als ik moest kunnen weglopen, ik deed het…maar dan ik ze evengoed zelf wakker maken. Ai, oei, ai…”
“ Niet opwinden schatje, subiet valt diene baby op de grond, misschien moet je bevallen lijk de negerinnen in de brousse, die gaan achter een boom zitten en komen na een kwartier met een kleine terug…”
“ Gaat ge nu eindelijk ons pa en ma wakker maken?”
Iets in haar blik zei me dat ik beter kon gaan. Dus overbrugde ik die 20 meter in recordtijd. Ik trok de deur van de caravan open en…..werd gebeten door één van die loebassen, die ik volslagen vergeten was door de commotie en emotie en nog wat van die dingen. Heel de caravan in rep en roer. Help, ons Leen moet bevallen en haar water is gebroken en diene kleine haar voetjes steken er al uit. Als de voetjes eerst komen is er een probleem hé? Bij de dieren niet, bij ons wel. Eigenaardig.
Haar oude heer, nog wat onder invloed van te weinig te drinken de avond voordien, schoot z’n broek aan, ging met z’n vingers door z’n haar en begon z’n autosleutels te zoeken. Die hij natuurlijk niet onmiddellijk kon vinden, da’s meestal zo. Ik hoorde intussen Leentje kreunen tot in de caravan. Bomma was al klaar en zette zich met haar 120 kilo als een slagschip in gang. Haar motor sputterde even, bij gebrek aan adem, maar ‘k moet zeggen dat ze na een kwartiertje tot bij Leentje geraakt is. Ik was doodkalm, waarom mij druk maken? Bomma had er negen op de wereld gezet, die zou er wel iets van kennen zeker?
“ Maria, waar zijn die verdomde sleutels, ’t is altijd hetzelfde, ‘k moet altijd alles zoeken hier…”bulderde onze toekomstige bompa. Hij moest niet alleen hier alles zoeken, thuis was het nog erger.
“ In m’n saccoche, waar anders?”riep onze eveneens toekomstige bomma even luid terug.
“ En waar is uw saccoche?”
“ In m’n handen, ziet ge dat niet?”
“ Hoe kan ik dat nu zien, ik sta binnen en gij buiten?”
“ Zeg pa, gaat dat hier nog lang duren?”
“ Moeit u niet, ge zoudt beter in de kolenkit geschoten hebben, konden we het nog verkopen voor anthraciet…”
“ Zal ik de volgende keer doen, maar niet komen reclameren als het een zwartje is hé?”zei ik expres omdat hij een Vlaams Blokaanhanger was.
We rijden op de autostrade, richting Borgerhout. In een Volkswagen Combi aan 130 km/ per uur, meer kon dat beestje niet halen. M’n toekomstige schoonvader neemt risico’s om toch nog op tijd in ’t moederhuis te geraken. Ik zit te fantaseren wat er zou gebeuren moest ons Leentje bevallen hier ter plekke. En geloof me vrij, ik kwam er uit als de held. Maar voorlopig was m’n enige bijdrage haar handje vasthouden. Ik wist niet dat een vrouw zoveel kracht in haar hand had, als ze op het puntje staan te bevallen. We zijn er heelhuids geraakt, maar de lijdensweg moest nog beginnen. Ook voor mij. De vroedvrouw probeerde haar gerust te stellen en iedereen vloog met z’n klieken en klakken buiten. Ik wachtte buiten op de gang, ijsberend van de gang naar het wachtlokaal, want daar kon ik koffie drinken en een sigaret roken. Waarom duurde dat toch zo lang? Was er iets mis met onze nog ongeborene baby? Tja, als ik de stem van m’n toekomstige vader zou horen, zou ik ook twijfelen om er uit te komen. Ge kunt dat diene baby niet kwalijk nemen.
Eindelijk verscheen een verpleegster, die me wenkte.
“ Meneer, u bent de man van Leentje?”
“ Euh, ’t is te zeggen, we zijn niet getrouwd, maar ik ben wel de biologische vader, hoop ik toch?”
“ Meneer, dat moet ik allemaal niet weten, maar uw vrouw of wat ze dan ook mag zijn, heeft nog maar één centimeter opening, dus kan het nog wel even duren…”
“ Wat moet ik me voorstellen bij één cm opening?”
Ze toonde me het tussen duim en wijsvinger, met een blik in haar ogen van: “ waar is diene paljas naar school geweest..”
Ja zeg, ik had wel andere dingen aan m’n hoofd dan een herhaling van wiskunde afdeling metriek stelsel. Ik voelde dat ik een rooie kop kreeg en besloot wijselijk niets meer te zeggen. Zwijgen kan soms niet verbeterd worden hé?
“ Mag ik erbij ?” vroeg ik heel bedeesd.
“ Ja hoor, en ge moet zo beteuterd niet kijken, straks valt ge nog flauw, want ge ziet nu al wittekes rond uwen neus!”
Dat ziet ge van hier dat ik ging flauwvallen. Nog liever sprong ik door het raam van ’t gelijkvloers….
©GoNo
“ Wat scheelt er Leentje ( zo heette ze en nu nog )?”
“ Ik denk dat het zover is, ik denk dat m’n water gaat breken…”
“ Oei, ze hadden toch niet gesproken van regen?”probeerde ik met een kwinkslag, die de mist inging.
“ Verdomme Noël, ik zeg je dat m’n water gaat breken en gij staat hier de onnozelaar uit te hangen.”
“ Ja, Leentje wat moet ik anders doen, een paraplu d’er onder houden?”
“ Nee, maar ge kunt misschien m’n ouders gaan wakker maken, ik geraak zover niet meer.”
“ Awel, dat was ik nu juist van plan zie, ik ga die direct uit hun bed zetten, niet weglopen hé?”
“ Onnozele debiel, als ik moest kunnen weglopen, ik deed het…maar dan ik ze evengoed zelf wakker maken. Ai, oei, ai…”
“ Niet opwinden schatje, subiet valt diene baby op de grond, misschien moet je bevallen lijk de negerinnen in de brousse, die gaan achter een boom zitten en komen na een kwartier met een kleine terug…”
“ Gaat ge nu eindelijk ons pa en ma wakker maken?”
Iets in haar blik zei me dat ik beter kon gaan. Dus overbrugde ik die 20 meter in recordtijd. Ik trok de deur van de caravan open en…..werd gebeten door één van die loebassen, die ik volslagen vergeten was door de commotie en emotie en nog wat van die dingen. Heel de caravan in rep en roer. Help, ons Leen moet bevallen en haar water is gebroken en diene kleine haar voetjes steken er al uit. Als de voetjes eerst komen is er een probleem hé? Bij de dieren niet, bij ons wel. Eigenaardig.
Haar oude heer, nog wat onder invloed van te weinig te drinken de avond voordien, schoot z’n broek aan, ging met z’n vingers door z’n haar en begon z’n autosleutels te zoeken. Die hij natuurlijk niet onmiddellijk kon vinden, da’s meestal zo. Ik hoorde intussen Leentje kreunen tot in de caravan. Bomma was al klaar en zette zich met haar 120 kilo als een slagschip in gang. Haar motor sputterde even, bij gebrek aan adem, maar ‘k moet zeggen dat ze na een kwartiertje tot bij Leentje geraakt is. Ik was doodkalm, waarom mij druk maken? Bomma had er negen op de wereld gezet, die zou er wel iets van kennen zeker?
“ Maria, waar zijn die verdomde sleutels, ’t is altijd hetzelfde, ‘k moet altijd alles zoeken hier…”bulderde onze toekomstige bompa. Hij moest niet alleen hier alles zoeken, thuis was het nog erger.
“ In m’n saccoche, waar anders?”riep onze eveneens toekomstige bomma even luid terug.
“ En waar is uw saccoche?”
“ In m’n handen, ziet ge dat niet?”
“ Hoe kan ik dat nu zien, ik sta binnen en gij buiten?”
“ Zeg pa, gaat dat hier nog lang duren?”
“ Moeit u niet, ge zoudt beter in de kolenkit geschoten hebben, konden we het nog verkopen voor anthraciet…”
“ Zal ik de volgende keer doen, maar niet komen reclameren als het een zwartje is hé?”zei ik expres omdat hij een Vlaams Blokaanhanger was.
We rijden op de autostrade, richting Borgerhout. In een Volkswagen Combi aan 130 km/ per uur, meer kon dat beestje niet halen. M’n toekomstige schoonvader neemt risico’s om toch nog op tijd in ’t moederhuis te geraken. Ik zit te fantaseren wat er zou gebeuren moest ons Leentje bevallen hier ter plekke. En geloof me vrij, ik kwam er uit als de held. Maar voorlopig was m’n enige bijdrage haar handje vasthouden. Ik wist niet dat een vrouw zoveel kracht in haar hand had, als ze op het puntje staan te bevallen. We zijn er heelhuids geraakt, maar de lijdensweg moest nog beginnen. Ook voor mij. De vroedvrouw probeerde haar gerust te stellen en iedereen vloog met z’n klieken en klakken buiten. Ik wachtte buiten op de gang, ijsberend van de gang naar het wachtlokaal, want daar kon ik koffie drinken en een sigaret roken. Waarom duurde dat toch zo lang? Was er iets mis met onze nog ongeborene baby? Tja, als ik de stem van m’n toekomstige vader zou horen, zou ik ook twijfelen om er uit te komen. Ge kunt dat diene baby niet kwalijk nemen.
Eindelijk verscheen een verpleegster, die me wenkte.
“ Meneer, u bent de man van Leentje?”
“ Euh, ’t is te zeggen, we zijn niet getrouwd, maar ik ben wel de biologische vader, hoop ik toch?”
“ Meneer, dat moet ik allemaal niet weten, maar uw vrouw of wat ze dan ook mag zijn, heeft nog maar één centimeter opening, dus kan het nog wel even duren…”
“ Wat moet ik me voorstellen bij één cm opening?”
Ze toonde me het tussen duim en wijsvinger, met een blik in haar ogen van: “ waar is diene paljas naar school geweest..”
Ja zeg, ik had wel andere dingen aan m’n hoofd dan een herhaling van wiskunde afdeling metriek stelsel. Ik voelde dat ik een rooie kop kreeg en besloot wijselijk niets meer te zeggen. Zwijgen kan soms niet verbeterd worden hé?
“ Mag ik erbij ?” vroeg ik heel bedeesd.
“ Ja hoor, en ge moet zo beteuterd niet kijken, straks valt ge nog flauw, want ge ziet nu al wittekes rond uwen neus!”
Dat ziet ge van hier dat ik ging flauwvallen. Nog liever sprong ik door het raam van ’t gelijkvloers….
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage