GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

dinsdag 12 maart 2013

Maagdelijk witte sneeuw…





Ik dacht dat de winter voorbij was, maar het lijkt hier meer en meer op een sneeuwstorm in Alaska. De normale gang van zaken, koning Winter doet nog geen troonsafstand. Kroonprinses Lente zal nog even moeten wachten. Tot na de begrotingscontrole, zo rond 21 maart. Of tot er een nieuwe paus verkozen is. Dan zal de zon terug schijnen, als de witte rook om hun hoofd is verdwenen. Kunnen ze , als een verdronken vlinder van papier, op de Tigris meekabbelen. Boudewijn de Groot zou het niet beter kunnen verwoorden…
Dat ze nu maar eens een paus kiezen die meegaat met z’n tijd. Ene die niet blijven steken is in de middeleeuwen, toen de kerk nog oppermachtig was. Iemand die de corruptie in zijn kerk en kindermishandeling stevig aanpakt. Iemand die er niet voor terugdeinst om het Kwaad met wortel en al uit te roeien. Gezien de duivel alom aanwezig is, moet dat z’n eerste prioriteit zijn. Volgens z’n eigen bijbel dan toch hé?
Honderdvijftien kardinalen moeten beslissen over de toekomst van hun kerk. Ze hebben zwijgplicht, mogen geen gebruik maken van de digitale verworvenheden van deze decadente maatschappij. Hoewel ik zo m’n bedenkingen heb, bij het zien van al die grijsaards. Ze lijken meer op een clubke van carnavalzotten, die bijeenkomen om de jaarlijkse stoet voor te bereiden. Bij hun noemen ze dat een processie…
’t Is een beetje zoals die gek, die ieder jaar z’n opwachting maakt om de kindjes die braaf zijn geweest allerlei lekkers te brengen. Hoe heet die vent ook alweer? Sinterklaas? Juist, ge moet er maar opkomen. Weet die jurkvent wel wat er leeft bij de kinderen? Mijn geloof in die halve gare is verdwenen toen ik hem van z’n wit paard zag tuimelen. Z’n baard ging plots in z’n nek en z’n pruik lag broederlijk met z’n mijter in de goot. Ik kwam tot de conclussie dat die goeie Sint verdacht veel weg had van de koster van de Onze –Lieve- Vrouwekerk, die het moge gezegd, geweldig goed orgel kon spelen. En tevens geweldig goed aan de miswijn kon zitten. De voorproever van de kerk. Zoals in de tijd van de Romeinen en andere dictators. Toen ik hem vroeg of hij wel degelijk de koster was, kreeg ik een stamp van zijne Zwarte Piet. Een Zwarte Piet die stampt naar een blanke, als dat geen racisme avant la lettre was, weet ik het ook niet meer. Wat mij nog meer in m’n overtuiging sterkte dat de goeie Sint niemand minder was dan de koster. Ze konden er niet mee lachen in dat katholieke gesticht. Als straf om zoveel onbeschaamdheid, werd ik uitgesloten van alle feestgedruis. Ik moest, moederziel alleen, de keuken schrobben en alles klaarzetten voor het avondmaal. Broeder Jean-Baptist zou een oogje in ’t zeil houden. Maar de man had een beetje last van z’n ogen, want ze vielen altijd maar dicht. Wat zou je willen, als je om vier uur ’s morgens je bed uit moet om de vespers te lezen in een onverwarmde kapel? Zuster Mathilda kwam ook af en toe eens kijken. Met haar bril van bokaalglazen. Ze probeerde er streng uit te zien, maar we moesten op onze tanden bijten om het niet uit te gieren van het lachen. ’t Was ook geen zicht, een ineengestompte non met zo’n carnavalbril op haar neus. En toch had ik haar graag, gezien ze enige moederlijke gevoelens voor mij had. Als men verstoken is van moederliefde, zou men zelfs bij de duivel te biechte gaan, zeg ik altijd…
Ik ben daar zes maanden geweest. Ze gingen van mij een gedwee en luisterend kind maken. Om dat te bereiken schuwden ze niet om ver te gaan tot lijfstraffen. Gaande van met je knieën in klompen te zitten tot het slaan met de roede op je handen. Vandaar wie braaf is krijgt lekkers, wie stout is de roede. Volkswijsheid hé? Ik ben er buiten gekomen met een deftige haat tegen al wat gezag was. Machtsmisbruik is van alle tijden. Kijk maar rondom u, ik ben sterker, dus ik beslis. Thuis, op school en later op je werk. Een individu die twijfelt of hij wel sterk genoeg is, zal zich aansluiten bij een groep. Samen zijn we sterker. De enige manier, anders wordt hij zelf een slachtoffer. In mijn geval lag het ietske anders. Ik liet mijn vuisten spreken. Zelfs al verloor ik soms de strijd, nadien lieten ze me meestal wel met rust. Overleven in een gesticht is een strijd die je alle dagen moet leveren. De paters en nonnen trokken zich weinig aan van onze dagdagelijkse zorgen. Rust in vrede, was hun leuze. Er zullen daar ook wel pedofielen tussen gelopen hebben. Ik had er geen last van, laat staan dat ik ooit op een pater z’n schoot ben gaan zitten. Eén keer ben ik op de kamer van een pater geweest, maar die vent liet me z’n kunstencyclopedie zien. Die pater leerde me de liefde voor het geschreven woord kennen. Hij leerde me de eerste kneepjes van de schilderkunst. Spijtig dat ik mij er niet op toegelegd heb, misschien was ik uitgegroeid tot een gewaardeerd schilderkunstenaar. Voorbije zaken nemen geen keer…
Er is niets veranderd, vroeger sneeuwde het ook en waren er ook barre winters. Toen moesten we in het gesticht ook de sneeuw opruimen en gangpaden maken. Het brak de sleur van het alledaagse. En we mochten met sneeuwballen gooien, de paters deden lustig mee. Behalve de nonnen, die vervloekten ons binnensmonds. En Jezus, getooid met een wit pak sneeuw, zag dat het goed was. Vanop z’n kruis aan de binnenmuur. Z’n moeder, de H.Maagd zag er stralend uit. Ze zag nog witter dan wit. Waarschijnlijk gewassen met Dreft of Persil. Maagdelijk wit, zoals onze zieltjes toen nog waren. Kinderzieltjes die ze naar de kloten en de verdoemenis zouden helpen…

©GoNo

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage