God speelt graag spelletjes…
Je ziet ze regelmatig wandelen, hij altijd gekleed als een gentleman, zij ietsje frivoler. Hij doet ook denken aan een Engelsman, het enige dat ontbreekt is en bolhoed en een krant onder z’n arm. De paraplu heeft hij altijd bij. Goed of slecht weer. Het is ook een beetje z’n steun want hij is moeilijk te been. Hij leunt op haar arm en op z’n paraplu. Z’n rug is nog kaarsrecht, met z’n 1m80 valt hij direct op. Zij is amper 1m60, mijn grootte dus. En toch passen ze bij elkaar. ’t Is aangenaam vertoeven in hun gezelschap. Als het markt is, zitten ze aan een tafeltje op ’t terras. Ze hebben geen naam, maar dat hoeft ook niet. Ik zeg gewoon meneer en madame. Zij zeggen GoNo, hoe het komt weet ik al lang niet meer. Waarschijnlijk zal ik in een zotte bui mij voorgesteld hebben als GoNo. ’t Kan ook zijn dat de cafébaas, die ooit een boekje van mij gekocht heeft, m’n naam zo doorgegeven heeft. Een boekje waarvan hij zei dat het zelfs te dun was om z’n gat mee af te kuisen. En voor die prijs kon hij gemakkelijk een vat bier laten steken…
Maar zaterdag klopte er iets niet op het terrasje. Ze zit er moederziel alleen, haar kopje thee staat onaangeroerd op ’t tafeltje. Geen blonde Leffe, geen paraplu die aan de rugleuning van de stoel hangt. Ik weet niet goed wat ik moet doen, kan ik zomaar bijschuiven, vraag ik me af. Haar ogen zijn verborgen achter de donkere glazen van haar zonnebril. Ik zet mij achter haar, de enige plek die nog vrij is. Bestel een Kriek. Ze draait zich om, doet teken dat er nog plaats is aan haar tafeltje. Ik verhuis naar haar, plof mij neer.
“ Hallo..madame..”’
‘t Klinkt onnozel, nu haren man er niet bij is. Ik wil vragen hoe het komt dat meneer niet aanwezig is. Maar ik vraag niets. De cafébaas brengt m’n Kriek, zegt uit gewoonte “ Smakelijk..”Ik antwoord, ook uit gewoonte, of hij soms een stukske moet proeven. Waarop hij antwoord dat Kriek voor jeanetten is. Ook zoals gewoonlijk. Maar deze keer wordt er niet gelachen.
“ Tweeënvijftig jaar samen…”zegt ze met een snik in haar stem.
“ Da’s een hele tijd…”zeg ik om toch maar iets te zeggen.
“ Da’s inderdaad een hele tijd, maar wat is tijd?”spreekt ze meer tegen zichzelf dan tegen mij.
“ Tijd is relatief hé?”probeer ik m’n intelligentie te laten blijken.
“ Tijd? GoNo, tijd is niets, bestaat helemaal niet, hoeveel tijd steekt een mens in onbenullige dingen? Hoeveel keren maken we ruzie om een bagatel? Hoeveel energie steken we achteraf niet om het terug bij te leggen? “
Ik weet niet goed wat ik moet antwoorden, stof om over na te denken.
“ GoNo, neem me niet kwalijk, maar onze Paul is dood.”
Ik zit met m’n mond vol resterende tanden. Hoe kan dat nu? Verleden week zat hij hier gezellig z’n Leffe te drinken. Stikte bijna omdat ik voor de zoveelste keer flauwe kul aan ’t verkopen was.
“ Zeg dat het niet waar is hé?”
“ ’t Is wel waar, hij voelde zich ’s nachts niet goed. Dacht dat hij iets verkeerd gegeten had. Moest overgeven. Klaagde van pijn in z’n borst. De ambulance heeft hem meegenomen, maar toen ze aankwamen was hij al overleden. Hij hield m’n hand vast, keek dwars door me heen, kneep nog eens in m’n hand en dat was het…”
De tranen lopen nu over haar wangen. Ik weet me totaal geen raad. Wat moet een mens zeggen? Wat kan een mens zeggen op zulk moment? Ik wil haar troosten, maar de woorden komen niet. Een schrijvertje die geen woorden vindt.
“ Een hartinfarct, zeggen de dokters. Maar onzen Paul was zo gezond als een vis. Ik snap het niet. We hadden nog zoveel plannen. Waarom blijven al die criminelen leven tot ze doodgaan van ouderdom? Onzen Paul heeft nooit iemand kwaad gedaan, hielp overal waar hij kon, zou z’n laatste cent gegeven hebben om iemand uit de nood te helpen. Waarom juist hij? “
Ik heb er geen antwoord op.
Haar dochter komt aangelopen.
“ Kom Mams, we moeten naar meneer pastoor, hij verwacht ons om de begrafenis te regelen..”
Ze staat op, murmelt iets van een doodsbrief die ik zal krijgen en gaat, ondersteund door haar dochter, op weg naar haar afspraak. Eén brok ellende.
De cafébaas komt aangelopen.
“ Ze heeft verdomme niet betaald…”zegt hij kwaad.
“ Laat maar” zeg ik “ ik betaal wel, haar man is gisterennacht overleden…zomaar…”
“ Sorry, dat wist ik niet…”zegt de baas.
“ Ik ook niet, ik ook niet…”is m’n snikkend antwoord.
De begrafenis is zaterdag, ’t belooft een mooie lentedag te worden. Maar voor mij en haar familie zal het bewolkt zijn. Misschien moet ik in de kerk eens aan God vragen wanneer Hij gaat stoppen met z’n spelletjes te spelen?
©GoNo
Maar zaterdag klopte er iets niet op het terrasje. Ze zit er moederziel alleen, haar kopje thee staat onaangeroerd op ’t tafeltje. Geen blonde Leffe, geen paraplu die aan de rugleuning van de stoel hangt. Ik weet niet goed wat ik moet doen, kan ik zomaar bijschuiven, vraag ik me af. Haar ogen zijn verborgen achter de donkere glazen van haar zonnebril. Ik zet mij achter haar, de enige plek die nog vrij is. Bestel een Kriek. Ze draait zich om, doet teken dat er nog plaats is aan haar tafeltje. Ik verhuis naar haar, plof mij neer.
“ Hallo..madame..”’
‘t Klinkt onnozel, nu haren man er niet bij is. Ik wil vragen hoe het komt dat meneer niet aanwezig is. Maar ik vraag niets. De cafébaas brengt m’n Kriek, zegt uit gewoonte “ Smakelijk..”Ik antwoord, ook uit gewoonte, of hij soms een stukske moet proeven. Waarop hij antwoord dat Kriek voor jeanetten is. Ook zoals gewoonlijk. Maar deze keer wordt er niet gelachen.
“ Tweeënvijftig jaar samen…”zegt ze met een snik in haar stem.
“ Da’s een hele tijd…”zeg ik om toch maar iets te zeggen.
“ Da’s inderdaad een hele tijd, maar wat is tijd?”spreekt ze meer tegen zichzelf dan tegen mij.
“ Tijd is relatief hé?”probeer ik m’n intelligentie te laten blijken.
“ Tijd? GoNo, tijd is niets, bestaat helemaal niet, hoeveel tijd steekt een mens in onbenullige dingen? Hoeveel keren maken we ruzie om een bagatel? Hoeveel energie steken we achteraf niet om het terug bij te leggen? “
Ik weet niet goed wat ik moet antwoorden, stof om over na te denken.
“ GoNo, neem me niet kwalijk, maar onze Paul is dood.”
Ik zit met m’n mond vol resterende tanden. Hoe kan dat nu? Verleden week zat hij hier gezellig z’n Leffe te drinken. Stikte bijna omdat ik voor de zoveelste keer flauwe kul aan ’t verkopen was.
“ Zeg dat het niet waar is hé?”
“ ’t Is wel waar, hij voelde zich ’s nachts niet goed. Dacht dat hij iets verkeerd gegeten had. Moest overgeven. Klaagde van pijn in z’n borst. De ambulance heeft hem meegenomen, maar toen ze aankwamen was hij al overleden. Hij hield m’n hand vast, keek dwars door me heen, kneep nog eens in m’n hand en dat was het…”
De tranen lopen nu over haar wangen. Ik weet me totaal geen raad. Wat moet een mens zeggen? Wat kan een mens zeggen op zulk moment? Ik wil haar troosten, maar de woorden komen niet. Een schrijvertje die geen woorden vindt.
“ Een hartinfarct, zeggen de dokters. Maar onzen Paul was zo gezond als een vis. Ik snap het niet. We hadden nog zoveel plannen. Waarom blijven al die criminelen leven tot ze doodgaan van ouderdom? Onzen Paul heeft nooit iemand kwaad gedaan, hielp overal waar hij kon, zou z’n laatste cent gegeven hebben om iemand uit de nood te helpen. Waarom juist hij? “
Ik heb er geen antwoord op.
Haar dochter komt aangelopen.
“ Kom Mams, we moeten naar meneer pastoor, hij verwacht ons om de begrafenis te regelen..”
Ze staat op, murmelt iets van een doodsbrief die ik zal krijgen en gaat, ondersteund door haar dochter, op weg naar haar afspraak. Eén brok ellende.
De cafébaas komt aangelopen.
“ Ze heeft verdomme niet betaald…”zegt hij kwaad.
“ Laat maar” zeg ik “ ik betaal wel, haar man is gisterennacht overleden…zomaar…”
“ Sorry, dat wist ik niet…”zegt de baas.
“ Ik ook niet, ik ook niet…”is m’n snikkend antwoord.
De begrafenis is zaterdag, ’t belooft een mooie lentedag te worden. Maar voor mij en haar familie zal het bewolkt zijn. Misschien moet ik in de kerk eens aan God vragen wanneer Hij gaat stoppen met z’n spelletjes te spelen?
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage