Bruisende poetsenergie…
Ik zit me af te vragen wie er ooit op het idee gekomen is om vrijdag uit te roepen tot poetsdag. Dat men geen vlees mag eten op een vrijdag, daar kan ik nog inkomen. Hoewel, de meesten onder ons zullen zich al lang niet meer houden aan deze voorbijgestreefde maatregel van een even voorbijgestreefd instituut dat zich Kerk noemt.
Maar poetsen op een vrijdag, hoe komen ze er op? Ergens moet er toch iemand gezegd hebben, vrijdag visdag, vrijdag poetsdag? Het lijkt wel een collectieve dwangmaatregel. Een regel waarop vroeger de doodstraf stond. Het eigenaardige is dat ik hier ook aan meedoe. Dagelijks neem ik de stofzuiger ter hand, dagelijks doe ik het stof af. Geen beginnen aan. Een uurtje later ligt het stof mij al terug uit te dagen. Wie heeft feitelijk dat stof uitgevonden? De enige troost dat ik heb, is dat ik later deel zal uitmaken van de stofgemeenschap. Weet ge hoe stof aan seks doet? Nee, ik ook niet. Maar ik veronderstel dat het wel kort van stof zal wezen. Ik begin er nu al aan te denken wie ik zal verblijden met een dikke laag stof. Ik heb al een paar namen in gedachten…
De zon schijnt en ik voel de energie door m’n goddelijk rimpellijf bruisen. Emmertje water met Ajax klaargezet. Ajax met lavendelgeur. Zodat m’n kot ruikt naar de lavendel en ik me, voor eventjes toch, in Frankrijk waan. Als ik dan straks op m’n balkonnetje zit, met een heerlijk kopje koffie, zal ik wegdromen denkende aan vroeger, toen ik als jonge gast Frankrijk doorkruiste. Met m’n baas, God hebbe z’n ziel, Armando. In een Fiat Sport 124, decapotable. Daar pas begreep wat het betekende te leven als God in Frankrijk. We volgden de uitgestippelde route op een kaart van Michelin. Maar Armando leed aan hetzelfde syndroom als ik. Het “ Verlorenrijdensyndroom…” maar we spraken beiden vloeiend Frans, zeker na het drinken van vloeiende Franse wijn. De ene fles al wat beter dan de andere. Armando hield niet van Franse wijnen. Z’n voorliefde ging naar Italiaanse wijnen. Ergens in een ver verleden waren z’n voorouders nog wijnboeren geweest. In de tijd van Julius Caesar. Dezelfde die nog gevochten heeft tegen de Oude Belgen. Toen hadden onze voorouders nog haar op hun tanden. Er bestond nog geen tandpasta, denk ik. Alhoewel ik me altijd afvraag hoe ze er in slaagden om zo’n schitterend gebit te behouden. Kijk maar naar een film over de Romeinen of een ander volkske. Het doet pijn aan je ogen als je die hun gebit ziet…
M’n emmertje staat klaar. Zou ik de ruiten ook niet oppoetsen? Want er hangt weer een gratis logo van één of andere schijduif tegen m’n raam geplakt. Al goed dat ik draairamen heb. Baja, waarom niet, de dag is nog lang en er wacht nergens iemand op mij. Nog een emmertje bijhalen. Probleempje, ik heb maar ene emmer. Een teil zal de oplossing brengen. Bloempotten aan de kant, recht de douche in. Sproeier erop en ze blinken van contentement, ook een beetje van plezier en genot. ’t Is lente voor iedereen hé? De postbode, ook wel facteur genoemd in de volksmond, doet me teken dat hij een aangetekende brief voor me heeft. Ik haat aangetekende brieven, ze voorspellen meestal niets goed. En meestal is het om te betalen. En ik haat betalen, wie niet hé?
Ik roep naar hem dat ik niet naar beneden kan komen, dat ik m’n houten been niet vind. Ik zie de verbazing op z’n gezicht. Een houten been? Nog nooit van gehoord. Wat moet ik doen? Vraagt hij. Naar boven komen, misschien? Ijdele hoop, postbodes die ook facteur zijn, komen niet naar boven. Behalve bij de uitbetaling van pensioenen. Krijgen ze nog een fooi op de koop toe hé…
Steek het maar in de bus, ik zal het wel komen halen op het postkantoor. De halve Vietnamees, in de tijd geadopteerd door een Vlaamse familie, doet wat hij normaal ook zou gedaan hebben. Ik vraag me af hoe een postbode in Vietnam de brieven besteld. Rijdt die dan met z’n fietske door de rijstvelden? Een praatje makende met de rijstboeren over het weer? Zo van: “ Het water is weer geweldig nat vandaag…”
Of: “ Het water staat tot aan m’n kin, wilt ge aub eens tekenen?”
Er wordt op de deur geklopt, ik schrik. Door het schrikken, m’n geweten zal niet zo zuiver zijn, duw ik per ongeluk ( expres doe je zoiets niet ) de teil met water van de vensterbank. Klingelklangel, stroom, stroom, proficiat, ik heb een kleine tsunami gecreëerd. De helft van m’n kot onder water, de andere helft kan ik gebruiken als vluchteilandje. Moet ik nu huilen of lachen. Ik opteer voor het tweede. ’t Is maar water met zeepsop. Hé, ik kan misschien luchtbellen blazen, da’s geleden van in m’n kindertijd. ’t Is een meneer en mevrouw die vragen of het appartement van m’n buur nog te koop staat. Er hangt toch nog altijd “ Te Koop” aan z’n venster. Zodus…
Ze komen het bezichtigen, ze zijn gestuurd door het immokantoor. Zal mij worst wezen.Zou m’n onderbuur momenteel aan het genieten zijn van een gratis douche? ’t Is te hopen van niet. Neem me niet kwalijk, zeg ik fijntjes, maar ik ben aan het poetsen en m’n appartement is aan het onderlopen want de kraan is afgebroken. ’t Is dus dweilen met de kraan open. Ik ben blij dat ze me geloven en terug afdalen naar het gelijkvloers. Kunnen ook niet anders, willen ze buiten geraken hé? Ik overschouw de ravage, ’t valt al bij al nog mee. Ik begin spontaan het liedje van ‘twee emmertjes water dragen’ te zingen. Gevolgd door ‘alle eendjes zwemmen in het water’. Geheel toepasselijk. De ramen heb ik gelaten voor wat ze waren. Kijkvensters, niet meer en niet minder. Windows…
Er is water onder m’n laminaat gelopen, ik voorzie nu al problemen. Maar de zon schijnt en m’n lijf bruist van de energie. M’n darmen ook, maar da’s van een geheel andere orde…
©GoNo
Maar poetsen op een vrijdag, hoe komen ze er op? Ergens moet er toch iemand gezegd hebben, vrijdag visdag, vrijdag poetsdag? Het lijkt wel een collectieve dwangmaatregel. Een regel waarop vroeger de doodstraf stond. Het eigenaardige is dat ik hier ook aan meedoe. Dagelijks neem ik de stofzuiger ter hand, dagelijks doe ik het stof af. Geen beginnen aan. Een uurtje later ligt het stof mij al terug uit te dagen. Wie heeft feitelijk dat stof uitgevonden? De enige troost dat ik heb, is dat ik later deel zal uitmaken van de stofgemeenschap. Weet ge hoe stof aan seks doet? Nee, ik ook niet. Maar ik veronderstel dat het wel kort van stof zal wezen. Ik begin er nu al aan te denken wie ik zal verblijden met een dikke laag stof. Ik heb al een paar namen in gedachten…
De zon schijnt en ik voel de energie door m’n goddelijk rimpellijf bruisen. Emmertje water met Ajax klaargezet. Ajax met lavendelgeur. Zodat m’n kot ruikt naar de lavendel en ik me, voor eventjes toch, in Frankrijk waan. Als ik dan straks op m’n balkonnetje zit, met een heerlijk kopje koffie, zal ik wegdromen denkende aan vroeger, toen ik als jonge gast Frankrijk doorkruiste. Met m’n baas, God hebbe z’n ziel, Armando. In een Fiat Sport 124, decapotable. Daar pas begreep wat het betekende te leven als God in Frankrijk. We volgden de uitgestippelde route op een kaart van Michelin. Maar Armando leed aan hetzelfde syndroom als ik. Het “ Verlorenrijdensyndroom…” maar we spraken beiden vloeiend Frans, zeker na het drinken van vloeiende Franse wijn. De ene fles al wat beter dan de andere. Armando hield niet van Franse wijnen. Z’n voorliefde ging naar Italiaanse wijnen. Ergens in een ver verleden waren z’n voorouders nog wijnboeren geweest. In de tijd van Julius Caesar. Dezelfde die nog gevochten heeft tegen de Oude Belgen. Toen hadden onze voorouders nog haar op hun tanden. Er bestond nog geen tandpasta, denk ik. Alhoewel ik me altijd afvraag hoe ze er in slaagden om zo’n schitterend gebit te behouden. Kijk maar naar een film over de Romeinen of een ander volkske. Het doet pijn aan je ogen als je die hun gebit ziet…
M’n emmertje staat klaar. Zou ik de ruiten ook niet oppoetsen? Want er hangt weer een gratis logo van één of andere schijduif tegen m’n raam geplakt. Al goed dat ik draairamen heb. Baja, waarom niet, de dag is nog lang en er wacht nergens iemand op mij. Nog een emmertje bijhalen. Probleempje, ik heb maar ene emmer. Een teil zal de oplossing brengen. Bloempotten aan de kant, recht de douche in. Sproeier erop en ze blinken van contentement, ook een beetje van plezier en genot. ’t Is lente voor iedereen hé? De postbode, ook wel facteur genoemd in de volksmond, doet me teken dat hij een aangetekende brief voor me heeft. Ik haat aangetekende brieven, ze voorspellen meestal niets goed. En meestal is het om te betalen. En ik haat betalen, wie niet hé?
Ik roep naar hem dat ik niet naar beneden kan komen, dat ik m’n houten been niet vind. Ik zie de verbazing op z’n gezicht. Een houten been? Nog nooit van gehoord. Wat moet ik doen? Vraagt hij. Naar boven komen, misschien? Ijdele hoop, postbodes die ook facteur zijn, komen niet naar boven. Behalve bij de uitbetaling van pensioenen. Krijgen ze nog een fooi op de koop toe hé…
Steek het maar in de bus, ik zal het wel komen halen op het postkantoor. De halve Vietnamees, in de tijd geadopteerd door een Vlaamse familie, doet wat hij normaal ook zou gedaan hebben. Ik vraag me af hoe een postbode in Vietnam de brieven besteld. Rijdt die dan met z’n fietske door de rijstvelden? Een praatje makende met de rijstboeren over het weer? Zo van: “ Het water is weer geweldig nat vandaag…”
Of: “ Het water staat tot aan m’n kin, wilt ge aub eens tekenen?”
Er wordt op de deur geklopt, ik schrik. Door het schrikken, m’n geweten zal niet zo zuiver zijn, duw ik per ongeluk ( expres doe je zoiets niet ) de teil met water van de vensterbank. Klingelklangel, stroom, stroom, proficiat, ik heb een kleine tsunami gecreëerd. De helft van m’n kot onder water, de andere helft kan ik gebruiken als vluchteilandje. Moet ik nu huilen of lachen. Ik opteer voor het tweede. ’t Is maar water met zeepsop. Hé, ik kan misschien luchtbellen blazen, da’s geleden van in m’n kindertijd. ’t Is een meneer en mevrouw die vragen of het appartement van m’n buur nog te koop staat. Er hangt toch nog altijd “ Te Koop” aan z’n venster. Zodus…
Ze komen het bezichtigen, ze zijn gestuurd door het immokantoor. Zal mij worst wezen.Zou m’n onderbuur momenteel aan het genieten zijn van een gratis douche? ’t Is te hopen van niet. Neem me niet kwalijk, zeg ik fijntjes, maar ik ben aan het poetsen en m’n appartement is aan het onderlopen want de kraan is afgebroken. ’t Is dus dweilen met de kraan open. Ik ben blij dat ze me geloven en terug afdalen naar het gelijkvloers. Kunnen ook niet anders, willen ze buiten geraken hé? Ik overschouw de ravage, ’t valt al bij al nog mee. Ik begin spontaan het liedje van ‘twee emmertjes water dragen’ te zingen. Gevolgd door ‘alle eendjes zwemmen in het water’. Geheel toepasselijk. De ramen heb ik gelaten voor wat ze waren. Kijkvensters, niet meer en niet minder. Windows…
Er is water onder m’n laminaat gelopen, ik voorzie nu al problemen. Maar de zon schijnt en m’n lijf bruist van de energie. M’n darmen ook, maar da’s van een geheel andere orde…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage