GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

woensdag 23 februari 2011

De Zwarte Ridder

De Zwarte Ridder en de Witte Ridder staan met getrokken zwaarden tegenover elkaar. De bevolking is duidelijk in twee kampen verdeeld. De Zwarte Ridder, ’t is alom geweten, is de verdediger van de zwakkeren in de middeleeuwse maatschappij. De arme keuterboertjes dragen hem op de handen. Wachten op een teken van hem om de revolutie te beginnen. De Witte Ridder daarentegen wil alles bij het oude laten, is zo conservatief als de paus in Rome, wil de bevolking blijven onderdrukken…

Wat voorafging…

De Zwarte Ridder trekt van stede naar stede om het onrecht te bestrijden. Deze edele taak is hem opgelegd door z’n vader op z’n sterfbed. En belofte maakt schuld, nietwaar? Na voldoende ervaring opgedaan te hebben tijdens de kruistocht naar Jeruzalem, is de Zwarte Ridder er klaar voor. Het scheelde geen haar of hij was ook klaar met z’n leven hier op aarde. Een Arabier stak z’n kromzwaard in z’n linkeroog. Vandaar dat hij er nu uitziet als een piraat met dat zwart lapje voor z’n oog. De reden ook dat hij mindervaliden en rolstoelgebruikers in bescherming neemt. Er is als het ware een soort van innige band ontstaan.
De Witte Ridder is de zoon van z’n vader, wat me vrij logisch lijkt. Z’n vader, ridder en tevens graaf van Steenokkerszele, regeert met ijzeren hand over de arme bevolking. Maar de oude graaf is het regeren en het onderdukken moe. Wil, als het eventjes kan, genieten van een rustige oude dag. Heeft daarom een klein kasteeltje laten bouwen op enkele hectaren heidegrond in de Kempen. Maar het bouwwerkje wil maar niet opschieten door de vele sabotage van de plaatselijke bevolking, die hem liever niet zien komen. Gezien z’n reputatie van vredelievende vorst, die iedere oppositie tegen z’n bewind in bloed smoort. Hij wil niet liever dan de fakkel doorgeven aan z’n zoon. De Witte Ridder, z’n zoon dus, is opgevoed in de beste traditie van een goed adelijk geslacht. Blinkt uit in de edele kunst van het nietsdoen. Denkt dat hij alom geliefd is. Sluit zich af van de realiteit, hoort de knorrende magen niet en ziet nog minder de armoede om hem heen. Heeft een buitenechtelijke relatie met de dochter van de plaatselijke smid, een blonde deerne met blauwe ogen. Ze delen af en toe het bed en hun zelve. Gertrude, want zo heet het kind, hoopt ooit de plaats in te nemen van Reinhilde, z’n wettelijke eega. Maar het mag en het kan niet, want ze is niet van adel. De Witte Ridder laat haar in het ongewisse en treurt niet om een bastaardkind meer of minder. Dat was, in die tijd, de normale gang van zaken. Nu ook nog…
’t Is nog vroeg in de morgen als de Zwarte Ridder aan de horizon verschijnt. Een boertje, die patatten aan het uitsteken is, verschiet zich een bult ( heeft nu ineens twee bulten ) als hij de verschijning plots naast zich ziet. Hij slaat een kruisteken. Murmelt een schietgebedje.
“ Vrees niet, arme keutelboer, ik ben de Zwarte Ridder, beschermer van wezen en weduwen, mindervaliden en op krukkenlopende arme mensen zoals jij. Doe er ook maar de rolstoelgebruikers bij…”zegt de Zwarte Ridder op vriendelijke barse toon.
De arme boer weet niet wat hij hoort, maar dat kan verklaard worden door de hoge graad van analfabetisme en tevens een beetje doofheid. Niet iedereen kan lezen en schrijven hé?
“ Zeg eens, beste vriend, welke heerlijkheid zie ik ginds in de onmetelijke verte? Welke edellieden wonen er daar? Ik ben dringend toe aan enige versnapering alsmede enige dorstlessende drank. M’n paard heeft nieuwe hoefijzers nodig want ik kom rechtstreeks van Jeruzalem, het Heilige Land…”
“ Euh, weledele hoogheid en ridderlijke heer, het landgoed dat u daar ziet is van de graaf van Steenokkerszele, onze alom geliefde vorst…”zegt het arme boertje, het zeker voor het onzekere nemend. Je weet maar nooit en hij heeft geen zin om geradbraakt, gevierendeeld en een beetje gekookt te worden in olijfolie. ’t Is soms kwaad kersen eten met die heren ridders.
“ Zozo, boertje, hoor ik daar niet in uw stem enige kommer en kwel? Of is het maar een gedacht, mijn gedacht? Spreek onbevangen en onbeschroomd. Ik ben uw vriend, boertje…”
Dat laatste moet men met een korreltje zout nemen. Of beter, een kilo zout. Later geschiedkundig onderzoek zou uitwijzen dat hij helemaal de vriend niet was van het arme volk. En zich schaamteloos liet betalen om op te komen voor hen…

©GoNo

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage