Merry Christmas and a Happy New Year
Hij loopt vereenzaamd door de avondlijke straten. Straten die met hun schreeuwerige reclameborden 50 to 75% solden, de mensen de laatste centen uit hun door de crisis geteisterde portemonnee, willen aanzetten tot het kopen van nog meer nutteloze kerstkadootjes. Die dan ergens in een kast terechtkomen. Of in het beste geval aan iemand anders kado gedaan worden. Hij proeft de sfeer. De kerstsfeer met dezelfde liedjes, altijd maar weer. Overdag en zelfs ’s nachts. Sneeuwklokjes klingelen? M’n gat, denkt hij, ’t enige dat klingelt zijn die paar centen in dat bekertje van McDonald. Af en toe steekt hij z’n bekertje uit in de stille hoop op een liefdadig gebaar. Maar de mensen zijn plots gehaast, geen tijd, moeten nog massa’s aankopen doen. Want Kerstmis is een feest, een familiefeest. Da’s traditie, al eeuwenlang. Kerstdag, de dag van de verzoening, de dag van de vrede.
’t Is druk op de Grote Markt, de metershoge kerstboom buigt bijna door, behangen als hij is met al die lichtjes. Hier geen tekenen van bescheidenheid. Als het Vaticaan een grote kerstboom heeft, waarom dan Antwerpen ook niet? ’t Kost stukken van een mens, maar ’t mag de pret niet drukken. We leven maar één keer, zeggen we alle jaren. De ijspiste trekt aardig wat volk, met een beetje goede wil is het bijna een Breugeliaans tafereeltje. Nu nog wat sneeuw en het is compleet. Misschien eens beroep doen op de Chinezen? Die kunnen dat met een vingerknip in een handomdraai. Met de vingers in de kleine neus, om maar iets te zeggen hé?
Hij ruikt de geur van gloeiwijn vermengd met oliebollen en frieten. Heeft het koud, bibbert in z’n dun regenjasje. Kijkt de lachende gezichten met hun rode kaakjes meelijwekkend aan. Mannen en vrouwen met een kerstmuts op. Hun zotskap staat meer en meer scheef naarmate de drank door hun lijf en leden stroomt. Kindeke Jezus pist in zijne pamper en heeft krampen van ’t ingehouden lachen. Een dronken vader loopt met z’n roodaangelopen gezicht tegen een lantaarnpaal. Voilà, die weet waar de sterre bleef stille staan. Meerdere sterren zelfs. Voelt zich een ogenblik het befaamde sterrenmeisje, die ook al in de vergetelheid gesukkeld is. Een dode Michael Jackson zingt alsof hij nog onder de mensen vertoeft, gevolgd door ene John Lennnon. En Elvis mag ook niet ontbreken. En als toetje White Christmas. Bing Crosby mag nog eens buiten. Aan de jenevertoog zingen ze duchtig mee. De politie is ook aanwezig. Kunnen niet anders want hun grote baas kijkt vanop ’t balkon van ’t Stadhuis naar z’n kudde.
Op de ijspiste breekt een gevecht uit omdat er ene een verkeerde blik wierp op ’t lief van een ander. Een misverstand, zo zou later blijken. Ze hoeft helemaal geen hoofddoek te dragen, ze is wel bruin maar dat komt door de zonnebank. De politie komt tussenbeide, maar krijgt zelf de volle laag. In een sfeer van wederzijds begrip krijgen ze de mooiste vredeswensen toegesnauwd. Kunnen niet anders dan versterking oproepen want ze zijn omringd door zo’n vijftig mannen en vrouwen die de broederlijkheid en gelijkheid hoog in ’t vaandel dragen. Als dat geen staaltje van samenhorigheid is, weet ik het ook niet meer. Twee politiemannen of vrouwen te paard rijden over de Grote Markt. Hoog op hun paarden gezeten. Dat ene paard lijkt verdomd veel op de schimmel van Sinterklaas. Zou Sinterklaas een nevenberoep zijn van een lid van de politionele macht? Waar blijft die kerstman toch met z’n bel en z’n “ Hohoho’s?”
Maar ’t is een storm in een glas water zo diep als de Schelde. De aanstokers zijn verdwenen in de zijstraten. En de rust op deze beroemde kerstmarkt keert weer, alsof er niets gebeurd is. ’t Is alle jaren ’t zelfde liedje, daar hoeft het geen kerstmarkt voor te zijn.
Hij gaat aan de kathedraal staan, hier komen de gelovigen met bosjes naar toe. Om zich te vergapen aan de pracht en praal van lang vervlogen tijden. Met de opbrengst van één schilderij kan men vele hongerigen spijzen. Maar ’t is ons patrimonium en daar blijven we af hé? Die schilderijen van Rubens en andere Bekende Vlamingen ( ja, toen ook al ) hangen er voor de toeristen. Japanse en Chineze mini-mensjes met hun eeuwige cameraatjes rond hun schriele nekjes. Cameraatjes die zij krijgen bij aankoop van twee pakken Amerikaanse cornflakes en waarvoor wij een pak geld moeten neerleggen. ’t Verwondert me geenszins dat die altijd lachen.
Niemand keurt hem een blik waardig. Z’n gerammel met z’n bekertje werkt zelfs op de zenuwen van een violist die denkt dat hij in Carnegie Hall staat. “ Sodemieter op man, ik stond hier eerst…”bijt hij de man toe. Met Hollands accent. In Nederland hebben ze waarschijnlijk geen kathedralen. Dat heb je met die protestanten. De politie, nu te voet met tweewieler aan de hand, stevent recht op de man af. Die is zich van geen kwaad bewust. Ik sluip mee in hun zog, wel van het kwaad bewust. Heeft meneer een vergunning om hier te staan? Hoor ik hen vragen. De violist schijnbaar wel, want die plakt in z’n zwarte vioolkist. ’t Is verboden om op de openbare weg te bedelen. We gaan u niet aanhouden, want ’t is kerstfeest voor iedereen. Maar ga naar het station, daar krijgt ge warme soep en een lekker broodje. Nog een prettig kerstfeest en als we terugkomen, willen we je hier niet meer zien. De arme man heeft de helft niet verstaan, maar kent ondertussen de arm der wet. En het station ook. De violist is tevreden, geen concurentie op zo’n heuglijke dag. Ha, daar is z’n vriend met z’n gitaar. Ze kennen elkaar al jaren, gaan van de ene kerstmarkt naar de andere. En verdomd, ‘k mag doodvallen als het niet waar is, ze spelen nog mooi ook.
De bedelaar kijkt me doordringend aan, ‘k krijg schuldgevoelens omdat ik sta te genieten van het gratis concert. Ik tast in m’n zakken, vind geen kleingeld, voel alleen een briefje van 10 €. In een vlaag van sociale medelevendheid en ondergevig aan de kerstsfeer geef ik hem het verkreukelde briefje. Er blinkt een traan in z’n linkeroog, z’n rechteroog is van glas, dat zie ik nu pas. Ik wens hem een prettig kerstfeest, maar ’t klinkt een beetje hopeloos. Hij bedankt me met overdreven vriendelijkheid, dat hoeft niet, ik doe wat ik moet doen. Als ik elke dag een boterham minder eet, heb ik die 10€ zo terug verdiend, ’t is de prijs van één gedichtenbundel hé?
Ik voel me goed in m’n vel, zing zelfs de kerstliedjes mee. ’t Moest alle dagen kerstfeest zijn, bedenk ik mij…
©GoNo
’t Is druk op de Grote Markt, de metershoge kerstboom buigt bijna door, behangen als hij is met al die lichtjes. Hier geen tekenen van bescheidenheid. Als het Vaticaan een grote kerstboom heeft, waarom dan Antwerpen ook niet? ’t Kost stukken van een mens, maar ’t mag de pret niet drukken. We leven maar één keer, zeggen we alle jaren. De ijspiste trekt aardig wat volk, met een beetje goede wil is het bijna een Breugeliaans tafereeltje. Nu nog wat sneeuw en het is compleet. Misschien eens beroep doen op de Chinezen? Die kunnen dat met een vingerknip in een handomdraai. Met de vingers in de kleine neus, om maar iets te zeggen hé?
Hij ruikt de geur van gloeiwijn vermengd met oliebollen en frieten. Heeft het koud, bibbert in z’n dun regenjasje. Kijkt de lachende gezichten met hun rode kaakjes meelijwekkend aan. Mannen en vrouwen met een kerstmuts op. Hun zotskap staat meer en meer scheef naarmate de drank door hun lijf en leden stroomt. Kindeke Jezus pist in zijne pamper en heeft krampen van ’t ingehouden lachen. Een dronken vader loopt met z’n roodaangelopen gezicht tegen een lantaarnpaal. Voilà, die weet waar de sterre bleef stille staan. Meerdere sterren zelfs. Voelt zich een ogenblik het befaamde sterrenmeisje, die ook al in de vergetelheid gesukkeld is. Een dode Michael Jackson zingt alsof hij nog onder de mensen vertoeft, gevolgd door ene John Lennnon. En Elvis mag ook niet ontbreken. En als toetje White Christmas. Bing Crosby mag nog eens buiten. Aan de jenevertoog zingen ze duchtig mee. De politie is ook aanwezig. Kunnen niet anders want hun grote baas kijkt vanop ’t balkon van ’t Stadhuis naar z’n kudde.
Op de ijspiste breekt een gevecht uit omdat er ene een verkeerde blik wierp op ’t lief van een ander. Een misverstand, zo zou later blijken. Ze hoeft helemaal geen hoofddoek te dragen, ze is wel bruin maar dat komt door de zonnebank. De politie komt tussenbeide, maar krijgt zelf de volle laag. In een sfeer van wederzijds begrip krijgen ze de mooiste vredeswensen toegesnauwd. Kunnen niet anders dan versterking oproepen want ze zijn omringd door zo’n vijftig mannen en vrouwen die de broederlijkheid en gelijkheid hoog in ’t vaandel dragen. Als dat geen staaltje van samenhorigheid is, weet ik het ook niet meer. Twee politiemannen of vrouwen te paard rijden over de Grote Markt. Hoog op hun paarden gezeten. Dat ene paard lijkt verdomd veel op de schimmel van Sinterklaas. Zou Sinterklaas een nevenberoep zijn van een lid van de politionele macht? Waar blijft die kerstman toch met z’n bel en z’n “ Hohoho’s?”
Maar ’t is een storm in een glas water zo diep als de Schelde. De aanstokers zijn verdwenen in de zijstraten. En de rust op deze beroemde kerstmarkt keert weer, alsof er niets gebeurd is. ’t Is alle jaren ’t zelfde liedje, daar hoeft het geen kerstmarkt voor te zijn.
Hij gaat aan de kathedraal staan, hier komen de gelovigen met bosjes naar toe. Om zich te vergapen aan de pracht en praal van lang vervlogen tijden. Met de opbrengst van één schilderij kan men vele hongerigen spijzen. Maar ’t is ons patrimonium en daar blijven we af hé? Die schilderijen van Rubens en andere Bekende Vlamingen ( ja, toen ook al ) hangen er voor de toeristen. Japanse en Chineze mini-mensjes met hun eeuwige cameraatjes rond hun schriele nekjes. Cameraatjes die zij krijgen bij aankoop van twee pakken Amerikaanse cornflakes en waarvoor wij een pak geld moeten neerleggen. ’t Verwondert me geenszins dat die altijd lachen.
Niemand keurt hem een blik waardig. Z’n gerammel met z’n bekertje werkt zelfs op de zenuwen van een violist die denkt dat hij in Carnegie Hall staat. “ Sodemieter op man, ik stond hier eerst…”bijt hij de man toe. Met Hollands accent. In Nederland hebben ze waarschijnlijk geen kathedralen. Dat heb je met die protestanten. De politie, nu te voet met tweewieler aan de hand, stevent recht op de man af. Die is zich van geen kwaad bewust. Ik sluip mee in hun zog, wel van het kwaad bewust. Heeft meneer een vergunning om hier te staan? Hoor ik hen vragen. De violist schijnbaar wel, want die plakt in z’n zwarte vioolkist. ’t Is verboden om op de openbare weg te bedelen. We gaan u niet aanhouden, want ’t is kerstfeest voor iedereen. Maar ga naar het station, daar krijgt ge warme soep en een lekker broodje. Nog een prettig kerstfeest en als we terugkomen, willen we je hier niet meer zien. De arme man heeft de helft niet verstaan, maar kent ondertussen de arm der wet. En het station ook. De violist is tevreden, geen concurentie op zo’n heuglijke dag. Ha, daar is z’n vriend met z’n gitaar. Ze kennen elkaar al jaren, gaan van de ene kerstmarkt naar de andere. En verdomd, ‘k mag doodvallen als het niet waar is, ze spelen nog mooi ook.
De bedelaar kijkt me doordringend aan, ‘k krijg schuldgevoelens omdat ik sta te genieten van het gratis concert. Ik tast in m’n zakken, vind geen kleingeld, voel alleen een briefje van 10 €. In een vlaag van sociale medelevendheid en ondergevig aan de kerstsfeer geef ik hem het verkreukelde briefje. Er blinkt een traan in z’n linkeroog, z’n rechteroog is van glas, dat zie ik nu pas. Ik wens hem een prettig kerstfeest, maar ’t klinkt een beetje hopeloos. Hij bedankt me met overdreven vriendelijkheid, dat hoeft niet, ik doe wat ik moet doen. Als ik elke dag een boterham minder eet, heb ik die 10€ zo terug verdiend, ’t is de prijs van één gedichtenbundel hé?
Ik voel me goed in m’n vel, zing zelfs de kerstliedjes mee. ’t Moest alle dagen kerstfeest zijn, bedenk ik mij…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage