GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

dinsdag 15 december 2009

Het historisch waargebeurde verhaal van ene Kindeke Jezus.

“ Vadertje…”fluistert ‘t kindje Jezus heel zacht, terwijl hij met volle devotie naar ‘t plafond van z’n armtierig stalletje kijkt. Maria, toen nog allesbehalve heilig, bukt zich over de kribbe en kijkt haar pasgeboren kadeeke aan.
“ Jozef, Jozef, hebt ge dat gehoord? Jezus Christus, die kleine spreekt al, zou het dan toch de zoon van God zijn?”
“ Marie, ‘k heb zo den indruk dat ge weer aan de wijn zit hé? Straks komen de herdertjes zingen, bij nachte, en dat vaatje wijn dient voor ’t bezoek en niet alleen voor jou..”
“ Zeg hartvreter, ’t is maar ene keer kerstfeest of denkt ge dat we dit alle jaren gaan vieren?”
“ ‘k Zou ’t niet weten Marie, ‘k zou ’t niet weten, ‘k heb gene glazen bol, alleen God weet de toekomst en binnenkort zijne zoon ook. Mag ik je vragen wat diene lamskotelet, verkleed als duif, negen maanden geleden in mijne atelier kwam doen? Iedereen zei wel dat het de Heilige Geest was, maar volgens mij had hij veel weg van een Geestige Geilige.”
“ Jozef, hoe kunt ge zo iets zeggen en dat in het bijzijn van de zoon van God?”

Jezus hoort met verbazing z’n pleegvader bezig. Jozef is nog niet zo’n uil als hij er uitziet, kan z’n Vader niet ingrijpen en hem een beetje Alzheimer bezorgen, want anders zou z’n mama de rest van haar bestaan wel eens schele koppijn kunnen hebben van dat gezaag van Jozef. Jezus ziet de spinnenwebben tussen de balken van ’t plafond. Hij had van z’n geboorteplaats feitelijk meer verwacht. Is dit de eerste les in bescheidenheid vanwege God? De eerste stenen van een nieuwe religie bestaan uit wat vermolmde planken bijééngehouden door roestige spijkers. En zeggen dat z’n pleegvader een schrijnwerker met een diploma van timmerman is. Wat een armoedige bedoening. En wat doen die os en die ezel naast z’n kribbeke? Die schepselen Gods schijten hier gans de boel vol en de stank is niet te harden. Om maar te zwijgen van die vervelende strontvliegen die hier in massa hun brommend lied ten gehore brengen. Halleluja, moet er nog zand zijn?
“ Vadertje…”fluistert hij opnieuw.
“ Hij heeft weer gesproken, Jozef, ‘k heb het duidelijk verstaan, hij zei ‘vedertje’.”
“ Jaja, ’t zal wel, er zal nog een vedertje van diene Geestige Geilige aan z’n poepke plakken?”
“ Heilige Maria, moeder Gods, ik zei ‘ vadertje’ en niet ‘ vedertje’, ge weet toch van wat ge doof wordt hé?”

Maria bekijkt haren pasgeborene alsof hij het achtste wereldwonder is, houdt haar gemanicuurde handje voor haar bloedrode gelippenstifde of is het gelippenstifte mond en bedenkt dat de wonderen de wereld nog niet uit zijn. Die lippenstift is nog een overblijfsel van de vlucht uit Egypte. In plaats van Tupperware-avonden doen ze daar schmink-avonden. Daar hebben de mannen niets over in de pap te brokken. Toen ook al niet. Dit om maar te zeggen dat we het verhaal in z’n historische context moeten zien en niet alles met een korreltje zout moeten nemen. Want zout was verschrikkelijk duur. Toen was er nog geen sprake van een pekelzonde. Of juist wel, want teveel pekelen was een zonde he?
Maar dit geheel buiten beschouwing, totaal terzijde en naast de kwestie.
Jezus lacht naar z’n mama en steekt z’n handjes met bijbehorende armpjes naar haar uit. Marie ziet dit als een bewijs van liefde van haar kind. Jezus ziet het enigszins anders en vraagt zich af wanneer z’n toekomstige heilige moeder hem eindelijk eten gaat geven. Nog nooit van borstvoeding gehoord zeker? Of is ze aan ’t wachten op de herderkes met hun kudde schapen? Er loopt hier wel een geit rond maar geitemelk is niet zo lekker hé? En een os en twee ezels, maar die ene is Jozef den timmerman. Hij grinnikt, vindt het goed gevonden. Kan ik later gebruiken in een parabel, denkt hij.
Marie neemt haar kindeke Jezus uit z’n kribbeke en ruikt de goddelijke uitwerpselen van haar pasgeborene. ’t Ruikt een beetje naar wierook, als dat geen teken aan de wand is. En toen was de kogel nog niet eens door de kerk. Laat staan dat ze de kerk toen al in ’t midden hielden.
“ Heeft m’n klein boeleke kakskes gedaan?”vraagt Marie op een moederlijke toon die van alle tijden is.
“ Zal ’t gaan ja?”fluistert Jezuuke, een beetje verbolgen. “ Ik ben de zoon van God hé?”
“ Kan zijn, maar ‘k ben je mama en zolang je niet meerderjarig bent, heb ik het voor ’t zeggen. Waar gaan we naar toe als pasgeboren baby’s hun moeder al tegenspreken? Quo Vadis? Quo Vadis?”
Dat laatste om te bewijzen dat ze ook een aardig mondje Latijn kent. Jezus verschiet ter plaatse, heeft plots de neiging om z’n keel en longen open te zetten, maar een toekomstige koning der Joden mag niet huilen. Later zal dit liedje over een man die niet mag huilen nog hoge toppen scheren.
De avond valt als een baksteen naar beneden, een baksteen die naar boven valt is totaal geen zicht. Van verre hoort men de herderkes al zingen, hun schaapjes hebben ze blijkbaar al op ’t droge. Ze gaan hun schaapjes pas tellen als ze aan ’t stalletje zijn. Logisch, anders vallen ze in slaap. Kijk nu! Een sterre blijft stille staan, pal boven het inééngezakte stalletje. Weer een teken dat daar de zoon van God geboren is. De ster verlicht heel de omgeving, gratis voor niks. Waarom heeft God dat zo niet gelaten? Nu betalen we ons blauw voor een beetje licht. Maar dit geheel buiten….jaja.

Ergens ver weg in het oosten zijn er drie koningen die zich opmaken om naar Betlehem te vertrekken. Caspar, Melchior en Balthasar bijgenaamd de drie Wijzen ( toen nog niet werkende voor de Vlaamse TV ) gaan hun Goddelijke Koning begroeten. Ze moeten geen moeite doen want de ster gaat hen leiden naar ’t stalleke. Een soort van voorloper van de gps. En ’t werkte nog ook. De drie koningen zijn aan het inpakken, maar weten nog niet wat ze mee gaan nemen als cadeautjes voor dat koningskindeke. Ze hebben een beetje ruzie, want de ene wil een driewieler meenemen, maar die is nog niet uitgevonden. De andere wil dan weer Romeinse legoblokjes en de zwartste wijst hen er op dat Sint-Nicolaas eeuwen later van de partij zal zijn. Ze roepen er hun dienstmaagden die tevens hun vrouwen zijn, bij. Die zijn druk in de weer hun kamelen een poetsbeurt te geven. Kwestie van geen kemels te schieten hé? Je weet maar nooit met de zoon van God, een ongelukje is gauw gebeurd. En Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. ’t Zou de eerste en ook de laatste keer niet zijn dat Hij in een Vlaamse (?) koleire schiet en de helft van ’t mensdom de vernieling in sodemietert. Een beetje regen kan geen kwaad, maar veertig dagen aan een stuk is trop. En trop is teveel van ’t goeie. Zei de bijbelse boer met zwemvliezen aan…
©GoNo

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage